Uitscheidingsstelsel

Uitscheidingsstelsel

Welkom!

Je vindt hier een wikiwijs omtrent het uitscheidingsstelsel. Deze wikiwijs is ontworpen voor onze medestudenten van de ‘Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn (LGW)’ aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN).

In deze wikiwijs nemen we je mee naar de nieren, urinewegen en de blaas, ook wel het urinewegstelsel genoemd. Je zult verdieping vinden in de anatomie, fysiologie en pathologie omtrent verschillende ziektebeelden van het urinewegstelsel.

Na het doornemen van deze wikiwijs heb je kennis van de onderdelen, ligging en functie van het urinewegstelsel. Verder ben je op de hoogte van de oorzaken, symptomen en gevolgen van de ziektebeelden nierinsufficiëntie, nierbekkenontsteking en blaasontsteking. Daarnaast heb je kennis van de verschillende onderzoeksmethoden, behandelingen en medicatie bij het urinewegstelsel.

Aan het einde van ieder hoofdstuk vind je een tool om je kennis omtrent het doorgenomen onderdeel te testen. Als je de hele wikiwijs hebt doorgenomen kom je bij de eindtoets om je algehele kennis omtrent het urinewegstelsel te toetsen.

We hopen dat onze wikiwijs een bijdrage levert om je kennistoets "Gezondheid en ziekte" te maken. We willen je graag vragen om na het maken van de eindtoets het feedbackformulier op deze pagina in te vullen, zodat we de verbeterpunten mee kunnen nemen en onze wikiwijs zo nodig kunnen aanpassen.

Dan rest ons nu alleen nog te zeggen, heel veel plezier en succes met het doornemen van onze wikiwijs en je kennistoets!

Groetjes,
Emy & Tinka

Handleiding docent

Deze Wikiwijs is ontworpen om individueel te doorlopen. Dit kan op ieder moment van de dag en op elke plek die prettig wordt bevonden. Het enige wat nodig is, is een laptop met internetverbinding.

Aan de linkerkant vindt je de menubalk met de verschillende hoofdstukken waar je op kunt klikken. Iedere hoofdstuk begint met een kort overzicht over de onderwerpen die aan bod komen in het desbetreffende hoofdstuk.

Iedere hoofdstuk wordt afgesloten met een korte tool waarin de kennis getest wordt over de onderwerpen die behandeld zijn. De tools die je tegenkomt zijn; nearpod, quizlet en puzzel.org.

Na het bestuderen van alle hoofdstukken kan er bij hoofdstuk 7 ‘toets’  de kennis getest worden over de gehele Wikiwijs.

Als laatste staat er in de menukolom nog een feedbackformulier waarin feedback gegeven kan worden op de deze Wikiwijs.

De studiebelasting van deze Wikiwijs bedraagt circa 90 minuten.

Inleiding

In deze wikiwijs krijg je informatie over het urinewegstelsel, dit is ingedeeld in de volgende hoofdstukken:

  • Anatomie
  • Fysiologie
  • Pathologie
  • Onderzoeksmethoden
  • Behandeling
  • Medicatie
  • Toets


Na het doornemen van deze Wikiwijs:

  • Weet je welke organen tot het urinewegstelsel behoren.
  • Kun je de ligging, functie en werking benoemen van het urinewegstelsel.
  • Heb je inzicht in  de oorzaken, symptomen en gevolgen van de ziektebeelden nierinsufficiëntie, nierbekkenontsteking en blaasontsteking.
  • Heb je kennis opgedaan omtrent verschillende onderzoeksmethoden, behandelingen en de meest voorkomende medicatie bij het urinewegstelsel.

1. Anatomie

Na het bestuderen van dit hoofdstuk heb je kennis van:

  • Ligging urinewegstelsel
  • Anatomie urinewegstelsel

1.1 Ligging

Ligging nieren (renes)
Ieder mens heeft twee nieren (renes). Een volwassen nier is ongeveer tien tot twaalf centimeter lang, zes cm breed en vier cm diep. Je nieren liggen achter in je rug, net onder je onderste rib. Ze zien eruit als een bruine boon. De bolle kant wijst naar buiten en de holle kant naar binnen. Ter bescherming ligt er een dubbellaags kapsel rond de nier, met ertussen wat vet (als stootkussen).

Nierkanaaltje (Nefron)
Het nierweefsel is opgebouwd uit nierkanaaltjes (nefrone). Elke nier bevat ongeveer 1 miljoen nierkanaaltjes. Dit noemen we ook wel filtereenheden. Elke filtereenheid bestaat uit twee delen, namelijk de filter van de nier (glomerulus) en een nierbuisje (tubulus).
De nierschors (cortex) bevat zowel filter als nierbuisje. Terwijl het niermerg (medulla) alleen nierbuisjes bevat.

 

 

 

 

 

 

Ligging blaas (Vesica urinaria)
De blaas is het reservoir of de opslagplaats voor urine en bevindt zich in de bekkenholte. De grootte en precieze ligging van de blaas hangen af van de hoeveelheid urine die erin zit. Als de blaas veel urine bevat, zet hij uit en komt gedeeltelijk in de buikholte te liggen.

De blaas heeft min of meer de vorm van een peer. Drie openingen in de blaaswand bakenen een driehoekig gebied af, het trigonum vesicae. De bovenste twee openingen aan de achterkant van de blaas zijn de uitmondingen van de urineleiders, waardoor urine van de nieren naar de blaas stroomt. Bij de onderste opening begint de urinebuis, die urine vanuit de blaas uit het lichaam afvoert.

1.2 Anatomie nieren (Renes)

 

 

Nierkanaaltje met bijbehorende bloedvaatjes

1: Aanvoerend slagadertje (Vas afferens)
2: Afvoerend slagadertje (Vas efferens)
3: Filter (Glomerulus)
4: Kapsel van Bowman
5: Afdalend nierkanaaltje (Proximale tubulus)
6: Lus van Henle
7: Afvoerend adertje
8: Opstijgend nierkanaaltje (Distale tubulus)
9: Verzamelkanaaltje
10: Naar het nierbekken

 

 

In elke nierkanaaltje vinden de volgende processen plaats:

  • Ultrafiltratie (in de filter)
  • Terugresorptie (in de nierbuisjes en verzamelbuizen)
  • Excretie (in de verzamelbuizen)

 

 

Filter (Glomerulus) en nierbuisje (Tubulus)
De filter is opgebouwd uit een kluwen van haarvaten. Om deze kluwen van haarvaten bevindt zich het kapsel van Bowman. De kluwen haarvaten en het kapsel van Bowman worden gezamenlijk het lichaampje van Malphigi genoemd.

Bij het kapsel van Bowman bevindt zich een kleine slagader die bloed aanvoert (vas afferens). Dit bloedvat vertakt zich in een kluwen van haarvaten, de filter (glomerulus). Hierna komt de kluwen van haarvaten weer samen tot een groter bloedvat, het afvoerende bloedvat (vas efferens). Het is dan nog steeds een bloedvat met zuurstofrijk bloed.

Wanneer het bloedvat het kapsel van Bowman heeft verlaten, vertakt het zich weer in haarvaten. De haarvaten bevinden zich om het nierbuisjes (tubulus) systeem heen (zie afbeelding hieronder). Hier wordt zuurstof afgegeven. Uiteindelijk ontstaat er vanuit de haarvaten een groter bloedvat, de nierader.

Het nierbuisjes (tubulus) systeem ontspringt vanuit het kapsel van Bowman. Hier ontstaat het zogenaamde voorste kronkelbuisje. Het voorste kronkelbuisje wordt het afdalend nierkanaaltje (proximale tubulus) genoemd. Van daaruit ontspringt de lus van Henle met een afdalend en een opstijgend deel. Van daaruit ontspringt het achterste kronkelbuisje, het opstijgend nierkanaaltje (distale tubulus). Het opstijgend nierkanaaltje (distale tubulus) mondt uit in een verzamelbuisje.

 

 

1.3 Anatomie blaas (Vesica urinaria)

Je blaas bevindt zich onderin je buik, achter het schaambeen. Het is een min of meer bolvormig orgaantje. Aan de zijkanten monden twee urineleiders uit, die urine van de nieren naar de blaas vervoeren. Een lege, schone blaas is maar klein, een volle blaas heeft een inhoud van 400 ml. Terugvloeien van urine naar je nieren is niet mogelijk. Onderaan de blaas bevindt zich de plasbuis.

Je blaas heeft een uitgebreide bloed- en zenuwtoevoer. Hierdoor kan dit orgaan ook na kleine ongevallen nog goed werken. Er zijn zelfs een aantal zenuwcellen aanwezig in je blaas die de besturing van je blaas plaatselijk kunnen reguleren. De wand van je blaas beschikt over een spierlaag, waardoor je blaas zich in kan spannen en kan ontspannen. Om ervoor te zorgen dat urine niet direct je blaas verlaat, is er een zogenaamde sluitspier aanwezig. Deze sluit de uitgang af zolang urineverlies nog niet gewenst is.

1.4 Test anatomie

Hier kun je via onderstaande knop je kennis testen over de ligging en anatomie van de blaas en nieren. Zoek de 2 juiste kaartjes bij elkaar.

2. Fysiologie

Na het bestuderen van dit hoofdstuk heb je kennis van:

  • Fysiologie urinewegstelsel

2.1 Fysiologie nieren (Renes)

In onderstaande video wordt de werking van de nieren uitgelegd. Probeer de volgende 3 vragen mee te nemen bij het kijken van de video:

  1. Uit welke verschillende fasen bestaat het proces in een nefron?
  2. Wat is het verschil tussen reabsorptie en secretie?
  3. Waar staat ADH voor? Welke werking heeft ADH in een Nefron?

 

2.2 Fysiologie blaas (Vesica urinaria)

Je blaas heeft een heel duidelijke functie. Urine die in je nieren wordt geproduceerd, komt via de urineleiders naar de blaas en wordt daar tijdelijk opgeslagen. Hierdoor is het mogelijk dat wij niet de hele dag urine verliezen. We hoeven maar enkele keren per dag naar het toilet. Een gezond persoon die voldoende drinkt moet ongeveer zes tot acht keer per dag plassen.

Tussen de urineleiders en de plasbuis bevindt zich een driehoekig gebiedje dat gevoelig is. Als je blaas zich met urine vult, zal uiteindelijk ook dit driehoekje gaan uitrekken. Als gevolg hiervan krijg je aandrang om te gaan plassen. Als je vervolgens niet zelf naar het toilet gaat, zal het regelcentrum van je blaas deze taak van je overnemen en ervoor zorgen dat je gaat plassen. Vanaf het moment dat je zindelijk wordt, hoeft dit regelcentrum meestal niet in te grijpen, maar ga je zelf naar het toilet. Eenmaal op het toilet zal de sluitspier van je blaas automatisch ontspannen. Door vervolgens de spierlaag om je blaas heen aan te trekken kan de urine naar buiten. De buikspieren aanspannen is niet nodig tijdens het plassen. Hoewel de druk op de blaas dan groter wordt, wordt de plasbuis afgeknepen waardoor urine minder makkelijk wegvloeit.

2.3 Test fysiologie

Via onderstaande knop kun je je kennis testen over de fysiologie van het urinewegstelsel. Na het openen van de link kun jezelf kiezen op welke manier je de termen/ begrippen wilt bestuderen. Aan de linkerkant klik je de voor jouw gewenste manier.

3. Pathologie

Na het bestuderen van dit hoofdstuk heb je kennis van de volgende ziektebeelden:

  • Acute nierinsufficiëntie
  • Chronische nierinsufficiëntie
  • Urineweginfectie; blaasonsteking + nierbekkenontsteking

 

Per onderwerp krijg je kennis omtrent:

  • Oorzaken
  • Symptomen
  • Gevolgen

3.1 Nierinsufficiëntie

Nierinsufficiëntie is er in meerdere vormen. In dit hoofdstuk komen acute nierinsufficiëntie en chronische nierinsufficiëntie aan bod.

3.1.1 Acute nierinsufficiëntie

Acute nierinsufficiëntie wil zeggen dat de nierfunctie snel (in enkele dagen tot weken) achteruitgegaan is. Vaak is er dan nog kans op (gedeeltelijk) herstel. Acute nierinsufficiëntie kan onderscheiden worden in drie vormen:

 

  1. Prerenale nierinsufficiëntie -- de oorzaak ligt voor de nier
  2. Renale nierinsufficiëntie -- de oorzaak in de nier
  3. Postrenale nierinsufficiëntie --  de oorzaak ligt na de nier

 

 

 

 

 

 

 

1. Prerenale acute nierinsufficiëntie
De oorzaak is vóór de nier gelegen, er is sprake van een verminderde doorbloeding van de nieren.
Oorzaken hiervan kunnen zijn:

  • Dehydratie
  • Alvleesklierontsteking (Pancreatitis)
  • Hartinfarct, bypassoperatie
  • Sepsis
  • Nefrotisch Syndroom
  • Longembolie
  • Levercirrose


2. Renale acute nierinsufficiëntie
De oorzaken is in de nier gelegen, er is sprake van een ontsteking of chemische beschadiging (bijvoorbeeld door röntgencontrast of een bepaald soort antibiotica (gentamycine).
De oorzaken hiervan kunnen zijn:

  • Ziekte van Wegener (Vasvculitis)
  • Nierfilterontsteking (Glomerulonefritis)
  • Maligne hypertensie
  • Diabetes nefropathie
  • Infecties

 

3. Postrenale acute nierinsufficiëntie
De oorzaak is na de nier gelegen, er is sprake van obstructie van de urinewegen. Oorzaken hiervan kunnen zijn:

  • Blaascarcinoom
  • Vergrote prostaat
  • Nierstenen

3.1.2 Chronische nierinsufficiëntie

Wanneer de nierinsufficiëntie over langere tijd optreedt, wordt er gesproken over chronische nierinsufficiëntie. Met het bereken van de kreatinine uit het bloed kan er bepaald worden in welke fase de chronische nierinsufficiëntie zich bevindt. Voorbeelden van ziektenbeelden met chronische nierinsufficiëntie als gevolg:

  • Chronische nierfilterontsteking (Glomerulonefritis)
  • Diabetische nefropathie
  • Amyloïdose
  • Erfelijke cystenieren

3.1.3 Symptomen

  • Jeuk
  • Misselijkheid
  • Minimale eetlust
  • Hoofdpijn
  • Benauwdheidsklachten
  • Oedeemvorming
  • Moeheid
  • Krampen/ restless legs

3.1.4 Gevolgen

  • Uremische klachten (misselijkheid, braken, slechte eetlust, jeuk, slecht slapen)
  • Ontregeling van de vochthuishouding (oedemen, kortademigheid, hoge bloeddruk)
  • Elektrolytenontregeling (met name een te hoog kalium waardoor er een groot risico op hartritmestoornissen is)
  • Ontstoken hartzakje (pericarditis)
  • Anemie (door verminderde productie van rodebloedcellen)
  • Neuropathieën (afvalproducten kunnen zenuwschade geven)
  • Ontregeling calcium/fosfaat huishouding
  • Jicht (ophoping van urinezuur)
  • Metabole acidose
  • Stoornissen in de hormonale balans ( bij mannen impotentie, bij vrouwen uitblijven van de normale cyclus, onvruchtbaarheid

-----------------------------------------------------

3.2 Urineweginfectie

Urineweginfecties behoren tot de meest voorkomende infecties in het menselijk lichaam. De urinewegen bestaan uit: de nieren, urineleiders, de blaas en de urinebuis (plasbuis). De nieren filteren afvalstoffen uit het bloed en maken daar urine van. Vanuit iedere nier loopt een urineleider (ureter) naar de blaas. In de blaas wordt de urine tijdelijk opgeslagen totdat je naar het toilet gaat. De blaas mondt uit in de urinebuis (urethra), die de urine naar buiten brengt.

De urinewegen zijn aan de binnenkant bedekt met een laagje slijmvlies. Bij een urineweginfectie is dit laagje ontstoken. Een infectie van de lagere urinewegen heet een blaasontsteking. Een infectie van de hogere urinewegen begint vaak in de blaas en heeft vervolgens de kans gekregen om op te stijgen. Dit leidt tot een nierbekkenonsteking. Een nierbekkenontsteking is ernstiger dan een blaasontsteking en kan nierschade veroorzaken.

Urineweginfectie, blaasontsteking of nierbekkenontsteking worden in de regel nogal eens door elkaar gebruikt. Een urineweginfectie is eigenlijk een verzamelnaam voor zowel een blaasontsteking als een nierbekkenontsteking.

3.2.1 Blaasontsteking (Cystitis)

Bij een blaasontsteking (cystitis) is het slijmvlies van de blaaswand ontstoken. Dit wordt veroorzaakt door bacteriën. Een blaasontsteking komt vooral voor bij vrouwen tussen de 15 en 24 jaar en bij vrouwen ouder dan 65 jaar. Vrouwen hebben een kortere plasbuis dan mannen, die bovendien dichter bij de anus ligt. Bacteriën hoeven dus een minder lange weg af te leggen en kunnen zo gemakkelijker in de blaas erechtkomen. Daarom komt een blaasontsteking vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Ongeveer één op de vijftig mensen heeft wel eens een blaasontsteking gehad.

Een blaasontsteking wordt veroorzaakt door bacteriën. In veel gevallen is de bacterie Escherichia coli (E. coli) de boosdoener. Deze bacterie leeft in de darmen en rond de plasbuis. In de darmen kan deze bacterie geen kwaad, maar wanneer deze in de plasbuis terechtkomt, kan er een blaasontsteking ontstaan. Er zijn een aantal factoren die de kans op een blaasontsteking verhogen. Je loopt meer kans op een blaasontsteking wanneer:

  • Je je blaas niet volledig leeg kunt plassen.
  • Je verkeerd afveegt (van achter naar voren) na het doen van een grote boodschap.
  • Je in de overgang bent.
  • Je zwanger bent.
  • Je een spiraaltje hebt laten plaatsen.
  • Je blaasstenen of nierstenen hebt.
  • Je weerstand minder goed is (bijvoorbeeld door een aandoening of medicijngebruik).
  • Je een urinekatheter hebt.
  • Je bepaalde geneesmiddelen gebruikt.
  • Je gebruikmaakt van zaaddodend glijmiddel.
  • Je niet plast na het vrijen.

3.2.2 Nierbekkenontsteking (Pyelonefritis)

Bij een nierbekkenontsteking (pyelonefritis) is de wand van je nierbekken ontstoken. Het nierbekken bevindt zich aan de binnenkant van je nier en is een plek voor de opvang van je urine. Vanuit hier loopt er een buisje, de urineleider, naar je blaas.

Een ontsteking van het nierbekken wordt meestal door bacterien veroorzaakt. Deze bacteriën komen via de plasbuis de blaas binnen. Vanuit de blaas komen ze, via de urineleider, in het nierbekken terecht. De oorzaak van een nierbekkenontsteking kan een niet, of onvoldoende behandelde blaasontsteking zijn.

3.2.3 Symptomen

Symptomen blaasontsteking (Cystitis)

  • Pijn bij plassen
  • Vaak plassen
  • Troebele urine
  • Loze aandrang
  • Hematurie
  • Pijn in de onderbuik


Symptomen nierbekkenontseking (Pyelonefritis)

  • Koorts
  • Pijn in de flanken
  • Pijn bij plassen
  • Koude rillingen
  • Soms pijn bij kloppen in de flank (slagpijn)

3.2.4 Gevolgen

Blaasonsteking
Wanneer je te lang door blijft lopen met een blaasontsteking, dan kunnen de bacteriën zich voor lange tijd in de blaas nestelen, en op regelmatige tijdstippen weer een ontsteking veroorzaken. Een terugkerende blaasontsteking veroorzaakt dezelfde symptomen als een gewone.

Nierbekkenontsteking
Ook al lijkt een blaasontsteking relatief onschuldig, het kan gevaarlijk zijn als het uitmondt in een nierbekkenontsteking. Je kunt een nierbekkenontsteking krijgen wanneer je te lang blijft doorlopen met een blaasontsteking. Een nierbekkenontsteking is pijnlijker en vele malen moeilijker om te behandelen. Wanneer de bacteriën die in de blaas zitten, via de ureters naar boven klimmen, kunnen ze de nieren infecteren. Op dat moment praten we van een nierbekkenontsteking. In eerste instantie zijn de symptomen hetzelfde als bij een blaasontsteking. Daarna kunnen koorts (hoger dan 38 °C), rillingen en pijn in de lenden optreden. Doordat een nierbekkenontsteking veel lastiger is om te behandelen, duurt deze behandeling ook veel langer.

Urosepsis
Een urosepsis is het gevolg van een urineweginfectie met uitbreiding naar de bloedbaan. In het bloed kunnen bacteriën gevonden worden (bloedkweek). Deze bacteriën kunnen andere orgaansystemen ernstig ontregelen.
Veel voorkomende verschijnselen hierbij zijn onder andere ziektegevoel, koorts en koude rillingen. Ook kunnen bloeddrukdaling en shock optreden en in zeer ernstige gevallen kan men er aan overlijden.

-----------------------------------------------------

3.3 Test pathologie

Via onderstaande knop kun je je kennis testen over de pathologie omtrent nierinsufficiëntie en urineweginfecties door het maken van de kruiswoordpuzzel.

4. Onderzoeksmethoden

Na het bestuderen van dit hoofdstuk heb je kennis van de volgende onderzoeksmethoden:

  • Bloedonderzoek
  • Urineonderzoek
  • Echografie
  • CT-scan
  • Nierbiopsie
  • Angiografie

4.1 Bloedonderzoek

Het prikken van de nierfuncties geeft een goede indicatie van de werking van de nieren. Wanneer de nierfilters hun werk niet goed doen, hopen zich afvalstoffen op in het bloed. Bij laboratoriumonderzoek van het bloed zijn dan onder andere het creatinine en het ureum verhoogd. In het algemeen geldt: hoe hoger het creatinine en ureum in het bloed, hoe slechter de nierfunctie. Maar het bloedonderzoek zegt meestal niets over de oorzaak van de nierschade.

Kreatinine (50 - 110 mmol/l)
Kreatinine is een afvalstof afkomstig uit de spieren. De nieren halen kreatinine uit het bloed en zorgen ervoor dat het met de urine wordt uitgeplast. Eén van de manieren om te zien of de nieren goed werken, is de bepaling van de concentratie kreatinine in het bloed. Is deze concentratie te hoog, dan werken de nieren niet goed.


Ureum (2,5 - 7,5 mmol/l)
Ureum is een afbraakproduct van de eiwithuishouding. Als het lichaam eiwit verteert, zet de lever de overblijvende stikstof om in ureum. De nieren halen het ureum weer uit het bloed en zorgen dat het uitgeplast wordt. Bij nierziekten gebeurt dit niet of onvoldoende.
Stapeling van ureum, het uremisch syndroom, geeft vroeg of laat veel verschijnselen, zoals polyneuropathie, pericarditis, hypertensie en hartfalen. Niet-specifieke symptomen zoals braken, misselijkheid en vermoeidheid kunnen ontstaan.

Kalium (3,5 - 5,0 mmol/l)
Het lichaam heeft kalium nodig om zenuwprikkels over te kunnen brengen. Bovendien speelt het een rol in de waterhuishouding van ons lichaam. De nieren halen het teveel aan kalium uit het bloed en zorgen dat het wordt uitgeplast. Bij nierpatiënten werkt dat systeem niet goed. Daardoor blijft er te veel kalium in het bloed achter. Een te hoog of te laag kaliumgehalte kan hartritmestoornissen geven.

GFR (100-120 ml/minuut)
Afkorting van Glomerular Filtration Rate. Maat voor de snelheid waarmee de nieren het bloed zuiveren. De GFR waarde geeft aan hoe goed de nieren (nog) functioneren. Ofwel, in welk stadium de nierziekte zich bevindt.

Daarnaast wordt er bloed geprikt op Calcium, Fosfaat en PTH om de bothuishouding te controleren.
HB, ferritine en transferrine worden geprikt om te bepalen of er sprake is van bloedarmoede.

Om te helpen bij het vinden van de oorzaak van de nierziekte worden de volgende bepalingen gedaan:

  • Auto-immuunserologie: ANF (SLE), ANCA (Wegener)
  • Virus-serologie
  • Eiwitspectrum (bijvoorbeeld amyloïdose)

4.2 Urineonderzoek

Met behulp van teststrookjes kan worden onderzocht of er eiwitten, suiker of bloed in de urine zit. Normaal horen deze stoffen niet in de urine aanwezig te zijn. Dit onderzoek wordt ook wel urinesediment genoemd. In het laboratorium kan de urine ook worden onderzocht met een microscoop, bijvoorbeeld om te kijken of er bepaalde cellen of kristallen in zitten. Kristallen kunnen wijzen op nierstenen. Bij urineweginfecties wordt urine gekweekt om er achter te komen welke bacterie de oorzaak is.

Soms is het nodig om gedurende 24 uur urine te ‘sparen’. Dan kan heel nauwkeurig de nierfunctie worden bepaald en de hoeveelheid eiwitten die door de nierfilters ‘lekt’ en met de urine verloren gaat.

Daarnaast is de hoeveelheid die iemand nog plast een belangrijke observatie:

  • Anurie: geen urineproductie
  • Oligurie: verminderde urineproduktie
  • Polyurie: vermeerderde urineproduktie
  • Dysurie: pijnlijke/moeilijke urineproduktie

4.3 Echografie

Met behulp van geluidsgolven kunnen de nieren zichtbaar gemaakt worden. De geluidsgolven veroorzaken echo's van de verschillende structuren in het lichaam. Met behulp van echografie kunnen de volgende zaken zichtbaar gemaakt worden:

  • Niergrootte
  • Obstructie
  • Cysten
  • Tumoren
  • Blaasvuling

4.4 Ct-scan

Computertomografie (CT) is een speciale röntgentechniek. Hierbij worden met behulp van een computer opnamen gemaakt. De opnamen zien er uit als dwarsdoorsneden van het lichaam. Een CT-scan kan worden gemaakt van verschillende delen van het lichaam zoals het hoofd, hals, longen, buik, enzovoort.

De CT-scanner is een apparaat met in het midden een grote ring. Deze ring heeft een doorsnede van ongeveer 70 centimeter. In de CT-scanner zit een röntgenbuis die tijdens het onderzoek ronddraait. De tafel waarop de patiënt ligt schuift hier doorheen.

De CT-scan wordt uitgevoerd om abnormaliteiten zoals abcesvorming, tumoren en cystenieren aan het licht te brengen wat een oorzaak kan zijn voor de nierfunctiestoornissen. Tijdens het onderzoek wordt er vaak een intraveneus contrastmiddel toegediend om zo duidelijk mogelijke beelden te krijgen. In veel gevallen krijgt de patiënt ook orale contrastmiddellen. Het contrastmiddel kan schadelijk zijn voor de nieren. Bij patiënten met nierfunctiestoornissen is het belangrijk om met de arts te overleggen wat de voorbereiding is voor het onderzoek. Hierbij kunt u denken aan pre- en posthydreren van de patiënt of het achterwege laten van het orale contrastmiddel.

4.5 Nierbiopsie

Een nierbiopsie is het onderzoeken van de nier, door een klein stukje van het nierweefsel met een naald weg te nemen. Tijdens het onderzoek wordt met behulp van een echoapparaat de precieze plek van de biopsie bepaald. De arts verdooft deze plek en zal vervolgens één van de nieren 2 tot 4 keer aanprikken, totdat er genoeg weefsel verzameld is voor nader onderzoek. Dit stukje nierweefsel wordt door de patholoog anatoom verder onderzocht. Indicaties voor een nierbiopsie zijn:

  • Onbegrepen acute nierinsufficiëntie
  • Onbegrepen (chronische) nierinsufficiëntie met proteïnurie
  • Nefrotisch syndroom
  • Systeemziekte met actief sediment
  • Transplantaat dysfunctie

4.6 Angiografie

Het doel van de angiografie is het zichtbaar maken van bepaalde bloedvaten (slagaders) in het lichaam met behulp van röntgenstraling. Het röntgenapparaat is aangesloten op een monitor en een computer, waarop het röntgenbeeld van de bloedvaten goed te zien is.
Het onderzoek vindt plaats op de röntgenafdeling. De radioloog prikt de liesslagaders of de slagaders in de arm aan en brengt een katheter in. Om de bloedvaten goed zichtbaar te maken op de röntgenfoto's, wordt er contrastmiddel toegediend. Dit contrastmiddel wordt via een katheter in de bloedbaan gespoten.

Het onderzoek wordt soms aangevraagd bij patiënten met hypertensie en een nierfunctiestoornis. Dit alles om de bloedvaten in de nier goed zichtbaar te maken, om zo de oorzaak van nierinsufficiëntie te verklaren. Hierbij valt te denken aan een nierarteriestenose.

4.7 Test onderzoeksmethoden

Via onderstaande knop kun je jezelf testen op je kennis omtrent de onderzoeksmethoden. Vul op de lege plekken de ontbrekende woorden in.

5. Behandeling

Na het bestuderen van dit hoofdstuk heb je kennis van de volgende behandelingen:

  • Infusie
  • Antibiotica
  • Bloedtransfusie
  • Dieet
  • Dialyseren
  • Transplantatie

5.1 Infusie

Bij infusie wordt bedoelt dat patiënten tijdens hun opname een infuus krijgen met zoutoplossing. Dit wordt voorgeschreven door de arts en deze bepaalt ook de hoeveelheid infusie de patiënt krijgt en voor hoelang. Het komt voor dat patiënten uitdrogingsverschijnselen hebben als ze opgenomen worden dan is vocht toedienen via het infuus de snelste en makkelijkste manier.

5.2 Antibiotica

Het kan zijn dat er een ontsteking is waarvoor antibiotica gegeven moet worden. Dit kan op 2 manieren. Dit kan oraal (via de mond) en intraveneus (via het infuus).

5.3 Bloedtransfusie

Bij een bloeding in de nier of ergens anders, kan het zijn dat je nieren minder goed werken omdat ze van te weinig bloed worden voorzien. Dan wordt er een bloedtransfusie gegeven. Dit zie je bijvoorbeeld bij een acute nierinsufficiëntie.

5.4 Dieet

De nieren zorgen voor het verwijderen van afvalstoffen uit het lichaam; deze worden met de urine uitgeplast. Als de nieren minder goed werken blijven deze afvalstoffen in het bloed achter. Dit kan tot klachten leiden. Door het aanpassen van de voeding kan de aanmaak van de afvalstoffen en daarmee de klachten beperkt worden. Bovendien kan een dieet de achteruitgang van de werking van de nieren vertragen.


Bij een nieraandoening is een aantal voedingsstoffen belangrijk; eiwit, natrium, kalium, fosfaat en water. Mensen met een nierziekte hebben vaak een hoge bloeddruk en een verhoogd cholesterol. Ook zijn er veel mensen met diabetes. Hierbij is de kans op hart- en vaatziekten groter dan bij andere mensen. Daarom wordt geadviseerd in het dieet ook te letten op de soort en de hoeveelheid vet.

5.5 Dialyseren en transplantatie

Voor patienten die al verder zitten in het proces van nierinsufficiëntie kan worden gestart met dialyseren. Wanneer dit niet meer voldoende is komen patiënten in aanmerkingen voor een niertransplantatie. Dit beide zeer ingrijpend voor de patiënt. Het dialyseren moet vaak meerdere malen in de week waardoor het een groot deel van je dagelijks leven in beslag neemt. Een transplantie is daarvoor wel een goede oplossing maar hier zijn erg strenge richtlijnen voor en niet iedereen komt in aanmerking. Ook een transplantie is een ingrijpende gebeurtenis en ook hierbij moet de patiënt ingrijpende veranderingen in zijn leven toepassen.

6. Medicatie

Na het bestuderen van dit hoofdstuk heb je kennis van de volgende medicatie:

  • ACE-remmers
  • Diuretica (plasmedicatie)
  • NSAID's

6.1 Medicatie bij nierpatiënten

Er zijn veel soorten medicatie die schadelijk zijn voor de nieren en dan met name bij de patiënten met nierinsufficiëntie. Hier moet goed naar gekeken worden, het kan zijn dat de dosering van de medicatie aangepast wordt waardoor het wel gebruikt kan worden.

Ook als men dialyseert moet er goed naar het medicatie gebruik gekeken worden. Bij dialyseren wordt je bloed gefilterd waardoor medicatie eigenlijk uit je bloed gefilterd wordt. Dit is dus een wankel evewicht waar rekening mee gehouden moet worden.

6.2 ACE (Angiotensine Converting Enzyme) remmers

Bij behandeling van hypertensie worden vaak ACE-remmers en Angiotensine 2-antagonisten voor geschreven. Dit zijn middelen die het RAAS systeem beïnvloeden. Een voorbeeld van een ACE-remmer is Perindopril (Coversyl) of Enalapril (Renitec). Een voorbeeld van een angiotensine 2 antagonisten is losertyn.

De werking bij een ACE-remmer is als volgt; de fase dat anginotensine 1 verandert naar anginotensine 2 wordt geblokkeerd door de ACE-remmer. Dit komt omdat de ACE-remmer de longen remt om angio converting enzyme aan te maken.
Hierdoor kan angiotensine 1 niet veranderen in angiotensine 2, en zal de bloeddruk niet hypertensief worden.

6.3 Diuretica

Diuretica werken vochtafdrijvend, in de volksmond worden dit plaspillen genoemd. Ze zorgen ervoor dat er meer vocht wordt afgegeven via de nieren. Hierdoor vermindert de vochtstapeling in het lichaam en neemt de zwelling van bijvoorbeeld voeten af en kan kortademigheid verbeteren. Veel patiënten met een te hoge bloeddruk krijgen ook vaak diurectica voorgeschreven.

6.4 NSAIDS (Non Steriodal Anti-Inflammatory Drug)

Dit zijn medicatie die werken ontstekkingremmend, dat pijn en zwelling van onder andere gewrichten en pezen tegengaat. Deze medicatie kan schadelijk zijn voor je nieren. Overmatig gebruik kan leiden tot acute nierschade waardoor nierinsufficiëntie kan ontstaan.

7. Toets

Bijna klaar!

Je bent aan het einde gekomen van de wikiwijs over het uitscheidingsstelsel. Je bent nu in het bezit van de kennis omtrent het urinewegstelsel.

Je bent nu in staat om de eindtoets te maken over het uitscheidingsstelsel. Na het maken van deze toets weet je of je kennis voldoende is of dat je je nog opnieuw moet verdiepen in bepaalde hoofdstukken.

Heel veel succes met de eindtoets!

Test: Eindtoets Wikiwijs uitscheidingsstelsel

Start

8. Feedback

Via onderstaande knop feedback kan er feedback gegeven worden op deze Wiki. We zouden het fijn vinden als er kritische feedback en feedforward wordt gegeven zodat wij dit mee kunnen nemen in het aanpassen van deze Wiki en onze ontwikkeling als docent.

Bronnenlijst

Boeken
Kirchman, L. - L. (2018). Anatomie en fysiologie van de mens: Inclusief veelvoorkomende pathologie (19e herziene druk). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Gregoire, L., Van Straaten-Huygen, A., & Trompert, R. (2017). Anatomie en fysiologie: Studieboek en naslagwerk voor Gezondheidszorg en Sport (4e druk). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.


Internet
Cyberpoli. (z.d.). Nieraandoeningen. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://www.cyberpoli.nl/nieren/

Gezondheidsplein. (z.d.). Nieren en urinewegen. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://www.gezondheidsplein.nl/menselijk-lichaam/nieren-en-urinewegen/item4507

Hartcentrum Hasselt. (2022). Diuretica. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://www.hartcentrumhasselt.be/patient/behandelingen/medicatie/diuretica#:~:text=Diuretica%20werken%20vochtafdrijvend.,af%20en%20kan%20kortademigheid%20verbeteren

InfoNu. (2022). Nieren: functie, ligging, anatomie en werking van de nieren. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/115555-nieren-functie-ligging-anatomie-en-werking-van-de-nieren.html

JufDanielle. (z.d.). Nefron [Videobestand]. Geraadpleegd op 30 november 2021, van https://www.youtube.com/watch?v=KCGZ6xLjBOM

Medicijnen. (2020, 9 november). Plastabletten onschuldig of misschien toch niet helemaal?. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://www.medicijnen.nl/plastabletten-onschuldig-of-misschien-toch-niet-helemaal

Nierpatiënten Vereniging Nederland. (z.d.). Als uw nieren niet goed meer werken. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://www.nieren.nl/bibliotheek/1-als-uw-nieren-niet-goed-meer-werken

Nierstichting. (z.d.). Over nieren. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://nierstichting.nl/over-nieren/

Thuis in gezondheid. (2021, 30 november). Ik gebruik een pijnstiller zoals ibuprofen, naproxen of diclofenac (NSAID). Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://www.thuisarts.nl/pijn-en-pijnstillers/ik-gebruik-pijnstiller-zoals-ibuprofen-naproxen-of-diclofenac-nsaid#:~:text=ibuprofen-,Ibuprofen%20is%20een%20ontstekingsremmende%20pijnstiller.,ziekte%20van%20Bechterew%20en%20jicht

Zorginstituut Nederland. (z.d.). Farmaceutisch kompas. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/


Intranet
Renders, M. (z.d.). Nefrologie [Manual]. Geraadpleegd op 30 november 2022, van https://www.jbzleerplein.nl/Search?searchText=nefrologie

Koning Willem 1 College. (2021). Nieren en urinewegen [PowerPoint]. Geraadpleegd op 30 november 2021, van ELO KW1C


Tools
Google. (z.d.). [Google Forms formulier maken feedback Wikiwijs]. Geraadpleegd op 21 december 2021, van https://www.google.com/forms/about/

Nearpod. (z.d.). Nearpod library. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://nearpod.com/library/

PuzzelOrg. (2020, 3 april). Features. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://puzzel.org/nl/features

Quizlet. (z.d.). Een nieuwe studieset aanmaken. Geraadpleegd op 8 januari 2022, van https://quizlet.com/create-set

  • Het arrangement Uitscheidingsstelsel is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2022-01-17 16:01:28
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    .
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    https://youtu.be/KCGZ6xLjBOM
    https://youtu.be/KCGZ6xLjBOM
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Eindtoets Wikiwijs uitscheidingsstelsel

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.