QGIS Toegepaste Biologie Leerjaar 1

QGIS Toegepaste Biologie Leerjaar 1

Introductie

Stel je voor...

Je loopt door de stad, je mobiel in je hand. Plots trilt het apparaat en verschijnt een melding op je scherm:

“Welkom! We zien dat je in de buurt bent van onze winkel. Gebruik de routekaart hieronder om de kortste weg naar je aanbieding te vinden.”

Op je scherm zie je een puntje: dat ben jij. En een pijl: dat is de winkel. De route verschijnt en jij wordt begeleid naar je bestemming, direct via je smartphone.

Google Maps AR Mode Can Be More Precise, More Useful Than GPS - SlashGear

Of...

Je speelt een augmented reality-game en plotseling geeft je mobiel aan dat je een belangrijke locatie hebt bereikt. “Actie vereist!” een waarschuwing verschijnt. Je hebt een missie te voltooien!

Dit klinkt als toekomstmuziek, maar het gebeurt al! De technologie die dit mogelijk maakt, is gebaseerd op twee krachtige systemen: GPS (Global Positioning System) en GIS (Geografisch Informatie Systeem).

In Pokémon GO bijvoorbeeld, helpt GPS je te bepalen waar je bent, terwijl GIS je vertelt wat je ziet op de kaart, en Augmented Reality (AR) maakt alles interactief. Je mobiel wordt je navigator, gids, en gamecontroller in één!

Location-based Augmented Reality (AR) Using GPS | AR Tutorials for  Beginners | Unity

Maar hoe werkt dit allemaal?
In de komende weken duik je in de wereld van GIS-systemen en ontdek je wat er achter de schermen van dit soort technologieën gebeurt. Je leert over GPS en GIS: Wat zijn ze precies? Hoe werken ze samen? En wat voor toepassingen heeft deze technologie in de echte wereld? Het is tijd om de virtuele en fysieke wereld te verbinden en jouw avontuur in geografische data en kaarttechnologie te beginnen!

Toetsing, leerdoelen, planning

Wat moet je op het einde van de periode kunnen met QGIS?

  1. Studenten begrijpen de werking en het belang van GPS en GIS in diverse toepassingen.
  2. Studenten kunnen de verschillen en verbanden tussen GPS en GIS uitleggen.
  3. Studenten begrijpen wat ruimtelijke data is en kunnen voorbeelden geven van hoe data aan locaties gekoppeld wordt.
  4. Studenten kunnen uitleggen wat coördinatensystemen (CRS) zijn, de rol van EPSG-codes en het belang van kaartprojecties.
  5. Studenten kunnen de drie families van kaartprojecties onderscheiden en de voor- en nadelen van elk beschrijven.
  6. Studenten begrijpen hoe breedte- en lengtegraad werken en kunnen coördinaten interpreteren in verschillende notaties
  7. Studenten kunnen realistische scenario's beschrijven waarin GPS en GIS worden toegepast.
  8. Studenten begrijpen het belang van satellieten in locatiebepaling en de invloed van obstakels op nauwkeurigheid.
  9. Studenten kunnen uitleggen wat GPS en GIS zijn en de belangrijkste verschillen benoemen.
  10. Studenten kunnen uitleggen hoe coördinaten, CRS'en en kaartprojecties de weergave van locaties beïnvloeden.
  11. Studenten kunnen coördinaten herkennen en omzetten tussen verschillende notaties.
  12. Studenten kunnen de juiste kaartprojectie kiezen afhankelijk van het doel.
  13. Studenten kunnen verbanden leggen tussen ruimtelijke data, coördinatensystemen en praktische toepassingen in GIS.
  14. Studenten kunnen beoordelen welke projecties of systemen geschikt zijn voor een specifieke geografische toepassing.
  15. Studenten kunnen de interface van QGIS navigeren en basisfuncties identificeren.
  16. Studenten begrijpen hoe lagen (layers) werken en hoe ze vector- en rasterdata kunnen gebruiken.
  17. Studenten kunnen eigen gegevens toevoegen aan QGIS in de vorm van punten, lijnen en polygonen.
  18. Studenten kunnen externe datasets (bijvoorbeeld uit Excel) koppelen aan een QGIS-project.
  19. Studenten kunnen lagen aanpassen met behulp van symbologie om kaarten visueel aantrekkelijk en informatief te maken.
  20. Studenten begrijpen het concept van kaartlagen en kunnen meerdere lagen combineren.
  21. Studenten kunnen een bruikbare kaart creëren met een afdruklay-out, inclusief legenda, schaal en titel.
  22. Studenten kennen de basisfunctionaliteiten van QGIS en weten wat vector- en rasterlagen zijn.
  23. Studenten begrijpen hoe symbologie en lagen samenhangen in de visualisatie van geografische data.
  24. Studenten kunnen gegevens importeren, bewerken en opslaan in QGIS.
  25. Studenten kunnen een professioneel ogende kaart ontwerpen en exporteren voor verschillende toepassingen.
  26. Studenten kunnen beslissingen nemen over data- en kaartpresentatie gebaseerd op projectdoelen.

 

Hoe word je straks getoetst?

Je rondt QGIS straks af door middel van onderdelen (twee cijfers);

 

Planning:

 

Week # Onderwerp
1 Introductie GIS/GPS, downloaden QGIS, lesopdracht 1 + presentatie!
2 Oriëntatie QGIS (introductie Wikiwijs), lagen creëren, polygonen/inverted polygonen toevoegen + symbologie, Lesopdracht 2
3 Externe data vanuit Excel + lesopdracht 3
4 Afdruklayout! Bruikbare kaart creëren + lesopdracht 4
5 Oefenopdracht in 60 minuten, tijd voor persoonlijk uitleg en hulp
6 Schriftelijke toets en oefenen!
7 Eindopdracht; kaart in 60 minuten

Lesstof (theorie)

GPS

Heb je wel eens moeite gehad om de parkeerplaats van de auto terug te vinden? Of heb je wel eens in de mist de weg proberen te zoeken? In dit soort gevallen kan een gps-apparaat je een hoop gezoek besparen. GPS is een afkorting van Global Positioning System.

eTrex 10 | Garmin

Global Positioning System (GPS) is een satellietgebaseerd navigatiesysteem dat wereldwijd wordt gebruikt om exacte locaties te bepalen.

  • Hoe werkt GPS?
    1. GPS maakt gebruik van een netwerk van minimaal 24 satellieten, die in zes banen rond de aarde draaien.
    2. Elke satelliet zendt continu signalen uit met informatie over:
      • De tijd waarop het signaal werd verstuurd.
      • De locatie van de satelliet op dat moment.
    3. GPS-ontvangers (bijv. in smartphones of auto’s) ontvangen deze signalen van ten minste vier satellieten.
    4. Door de tijdsverschillen tussen de ontvangst van de signalen en de positie van de satellieten te berekenen, wordt de locatie van de ontvanger bepaald via trilateratie.

1.2 GPS-componenten

  1. Ruimtegedeelte: De satellieten in de ruimte (momenteel 31 actieve GPS-satellieten).
  2. Grondstations: Installaties op aarde die satellieten monitoren en bijsturen.
  3. Gebruikers: Apparaten en software die GPS-signalen verwerken en locaties berekenen.

1.3 Toepassingen van GPS

  • Navigatie: In voertuigen, schepen en vliegtuigen.
  • Landmeten: Voor het in kaart brengen van grenzen en infrastructuur.
  • Tracking: Voor logistiek en persoonlijke apparaten (bijv. stappentellers).

Andere systemen

GNSS (Global Navigation Satellite Systems) omvat verschillende systemen die wereldwijd of regionaal werken. Naast de bekende wereldwijde systemen zoals GPS, Galileo, GLONASS en BeiDou, zijn er ook regionale ondersteuningssystemen die de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van GNSS verbeteren. Hier zijn de belangrijkste systemen:


1. GPS/NAVSTAR (Global Positioning System)

  • Ontwikkeld door: Verenigde Staten.
  • Volledige naam: NAVSTAR GPS (Navigation Satellite Timing and Ranging Global Positioning System).
  • Werking:
    • Het oudste en meest gebruikte GNSS, operationeel sinds de jaren '90.
    • Wereldwijde dekking met minimaal 24 operationele satellieten in zes banen om de aarde.
    • Verzorgt positionering, navigatie en tijdsynchronisatie.
  • Nauwkeurigheid: Meestal tussen 3-10 meter, afhankelijk van omgevingsfactoren. 

2. WAAS (Wide Area Augmentation System)

  • Ontwikkeld door: Verenigde Staten, specifiek voor Noord-Amerika.
  • Doel: Verhoogt de nauwkeurigheid, integriteit en betrouwbaarheid van GPS-signalen, vooral voor luchtvaart.
  • Werking:
    • Grondstations monitoren GPS-signalen en corrigeren fouten, zoals atmosferische verstoringen.
    • Correcties worden doorgestuurd naar geostationaire satellieten, die deze informatie naar gebruikers op aarde sturen.
    • Zorgt voor nauwkeurigheid tot ongeveer 1-2 meter.
  • Toepassing: Luchtvaart (voor precisielandingen), maritiem gebruik en landmeten.

3. EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service)

  • Ontwikkeld door: Europese Unie.
  • Doel: Verbetering van GNSS-signalen, met name Galileo en GPS, in Europa.
  • Werking:
    • Vergelijkbaar met WAAS, maar specifiek gericht op Europa.
    • Grondstations controleren GNSS-signalen en corrigeren fouten.
    • Correcties worden via drie geostationaire satellieten naar gebruikers gestuurd.
    • Nauwkeurigheid tot minder dan 1 meter.
  • Toepassing:
    • Luchtvaart: Gebruik voor instrumentlandingssystemen.
    • Landbouw: Precisielandbouw (bijv. gps-gestuurde tractoren).
    • Maritiem gebruik: Navigatie in havens en smalle vaarwegen.

4. Andere GNSS-systemen ter vergelijking

Naast GPS en de augmentatiesystemen WAAS en EGNOS bestaan ook andere wereldwijde systemen:

  • GLONASS (Rusland): Wereldwijde dekking, operationeel sinds 1996.
  • Galileo (EU): Nauwkeuriger systeem, ontworpen voor civiel gebruik.
  • BeiDou (China): Vooral gericht op Azië, maar uitbreidend naar mondiale dekking.

GIS en coordinaten

Wat is GIS?

2.1 Definitie van GIS

Een Geografisch Informatiesysteem (GIS) is een technologie die wordt gebruikt om geografische (ruimtelijke) gegevens te verzamelen, beheren, analyseren, en visualiseren. Het maakt het mogelijk om locaties en bijbehorende gegevens te combineren en verbanden tussen objecten en processen te begrijpen. GIS is essentieel voor ruimtelijke besluitvorming in een breed scala aan sectoren.

2.2 Belangrijke Componenten van GIS

GIS bestaat uit een combinatie van technologieën en processen. De belangrijkste onderdelen zijn:

  1. Geografische Data (Input):
    GIS begint met het verzamelen van gegevens, zoals kaarten, satellietbeelden of veldmetingen. Deze gegevens kunnen ruimtelijk (locatiegegevens) of niet-ruimtelijk (attributen) zijn.

  2. Software:
    GIS-software wordt gebruikt om de gegevens te beheren, analyseren en visualiseren.

    • Voorbeelden:
      • QGIS (open source, gratis en populair in onderwijs).
      • ArcGIS (commercieel, krachtig voor bedrijven).
      • Google Earth Pro (voor eenvoudige 3D-kaarten).
      • GRASS GIS (specialistisch, voor geavanceerde analyses).
  3. Hardware:

    • Computers of servers om grote datasets te verwerken.
    • GPS-ontvangers of drones om gegevens te verzamelen.
  4. Gebruiker:
    De rol van de gebruiker is cruciaal. GIS-specialisten combineren technische vaardigheden met analytisch denken om problemen op te lossen.

2.3 Hoe werkt GIS?

GIS voert meerdere stappen uit om data om te zetten in bruikbare informatie:

Stap 1: Gegevensverzameling

Geografische gegevens kunnen worden verzameld uit:

  • Veldmetingen: GPS-apparatuur of total stations.
  • Satellietbeelden: Bijvoorbeeld Landsat- of Sentinel-missies.
  • Luchtfoto’s: Via drones of vliegtuigen.
  • Openbare datasets: Zoals topografische kaarten of klimaatdata.

Stap 2: Gegevensbeheer

  • Gegevens worden opgeslagen in een GIS-database (ook wel geodatabase genoemd).
  • Gegevens kunnen afkomstig zijn uit verschillende bronnen en moeten vaak worden geconverteerd naar hetzelfde formaat of coördinatenreferentiesysteem (CRS).

Stap 3: Analyse

GIS biedt krachtige analysetools om ruimtelijke patronen, relaties of trends te identificeren:

  • Bufferanalyse: Bereken de afstand rondom een object (bijv. alle gebouwen binnen 500 meter van een rivier).
  • Overlay-analyse: Combineer lagen (bijv. gebieden met een hoge kans op overstroming overlappen met bevolkingsdichtheid).
  • Hotspot-analyse: Identificeer locaties met hoge intensiteit van een bepaalde eigenschap (bijv. misdaaddichtheid).

Stap 4: Visualisatie

GIS zet de resultaten van analyses om in begrijpelijke kaarten, grafieken en rapporten.

  • Thema’s of lagen: Elk type informatie wordt weergegeven als een aparte laag, zoals wegen, gebouwen, rivieren, enz.
  • Interactiviteit: Moderne GIS-kaarten zijn vaak interactief en bieden mogelijkheden voor zoom, filters en 3D-weergave.

2.4 Soorten Data in GIS

  1. Ruimtelijke Data:
    Beschrijft de locatie en vorm van objecten in de ruimte. Er zijn twee hoofdtypen:

    • Vector Data:
      • Objecten worden beschreven met geometrieën:
        • Punten: Locaties van bomen, bushaltes.
        • Lijnen: Wegen, rivieren, hoogspanningslijnen.
        • Polygonen: Gebieden zoals provincies, meren of bossen.
      • Vector data is geschikt voor discrete objecten (bijv. een gebouw of weg).
    • Raster Data:
      • Gegevens worden weergegeven als een raster van cellen (pixels), elk met een waarde.
      • Voorbeelden:
        • Satellietbeelden (elk pixel vertegenwoordigt een gebied op aarde).
        • Hoogtekaarten (elk pixel vertegenwoordigt een hoogtewaarde).
      • Raster data is geschikt voor continue variabelen, zoals temperatuur of luchtkwaliteit.
  2. Attribuutdata:

    • Dit zijn beschrijvende gegevens over objecten.
    • Voorbeeld: Een weg (lijn) in een vectorbestand kan attribuutdata hebben zoals:
      • Naam: "A2".
      • Lengte: 50 km.
      • Maximumsnelheid: 130 km/u.

2.6 Toepassingen van GIS

GIS wordt in een breed scala aan sectoren gebruikt. Enkele voorbeelden:

  1. Milieu en Natuurbeheer:

    • Monitoren van ontbossing met satellietbeelden.
    • Analyseren van klimaatverandering (bijv. stijging van de zeespiegel).
    • Modellen van overstromingsrisico’s.
  2. Stadsplanning:

    • Ontwerpen van nieuwe infrastructuur (bijv. wegen, waterleidingen).
    • Identificeren van geschikte locaties voor scholen, ziekenhuizen of windmolens.
  3. Transport en Logistiek:

    • Optimaliseren van transportnetwerken.
    • Routeplanning voor logistieke bedrijven.
  4. Luchtvaart:

    • Gebruik van GIS om vluchtroutes te plannen.
    • Obstakelvrije zones rondom vliegvelden in kaart brengen.
  5. Gezondheidszorg:

    • Verspreiding van ziektes in kaart brengen (bijv. COVID-19).
    • Locaties van zorgcentra optimaliseren op basis van bevolkingsdichtheid.
  6. Landbouw:

    • Precisielandbouw: Bodemvocht, gewasgroei en irrigatiebehoeften monitoren.
    • Geschikte landbouwgronden identificeren op basis van bodemdata en neerslagpatronen.
  7. Rampmanagement:

    • Evacuatieplannen ontwerpen bij natuurrampen (bijv. overstromingen, vulkaanuitbarstingen).
    • Risicoanalyses uitvoeren voor aardbevingen of overstromingen.

 

Coordinaten uitgelegd

Coördinaten en Referentiesystemen (CRS)

Om locaties op aarde nauwkeurig vast te leggen en weer te geven, maken we gebruik van coördinaten. Coördinaten geven een specifieke positie aan door middel van twee waarden: een X-coördinaat en een Y-coördinaat. Deze waarden worden bepaald met behulp van een coördinatenstelsel, dat op kaarten en in GIS wordt weergegeven als een raster.

Een coördinatenstelsel heeft:

  • Een X-as: Deze geeft de oost-westpositie aan.
  • Een Y-as: Deze geeft de noord-zuidpositie aan.

Het coördinatenstelsel kan op verschillende manieren worden ingericht, afhankelijk van het type kaart en het doel van de analyse. De belangrijkste indeling is tussen:

  1. Geografische coördinatenstelsels
  2. Rechthoekige coördinatenstelsels

Geografische coördinatenstelsels (GCS)

Een geografisch coördinatenstelsel omspant de hele aarde en maakt gebruik van:

  • Parallellen: Lijnen die horizontaal om de aarde lopen en evenwijdig zijn aan de evenaar (breedtegraden).
  • Meridianen: Lijnen die van pool tot pool lopen en elkaar kruisen bij de polen (lengtegraden).

Coördinaten in een geografisch stelsel worden uitgedrukt in graden:

  • Breedtegraad (latitude): De noord-zuidpositie ten opzichte van de evenaar.
    • Positieve waarden bevinden zich op het noordelijk halfrond (bijv. 52°N voor Nederland).
    • Negatieve waarden bevinden zich op het zuidelijk halfrond (bijv. -25° voor Zuid-Afrika).
  • Lengtegraad (longitude): De oost-westpositie ten opzichte van de nulmeridiaan (Greenwich, 0°).
    • Positieve waarden bevinden zich ten oosten van Greenwich (bijv. 5°E voor Nederland).
    • Negatieve waarden bevinden zich ten westen van Greenwich (bijv. -74°W voor New York).

Een voorbeeld van een veelgebruikte geografische CRS is WGS 84, dat ook wordt gebruikt door GPS-systemen.

Een geografische coördinatenstelsels omspant de hele aarde.


Rechthoekige coördinatenstelsels (PCS)

Een rechthoekig coördinatenstelsel wordt vaak gebruikt voor kleinere gebieden, omdat het moeilijk is om de kromming van de aarde nauwkeurig te verwerken in een plat vlak. Bij dit type stelsel bestaat het raster uit vierkante hokken, waardoor afstanden en oppervlakten veel gemakkelijker te berekenen zijn dan in een geografisch stelsel.

Een bekend voorbeeld is het Rijksdriehoeksstelsel (RD), dat specifiek voor Nederland is ontworpen.

  • RD gebruikt meters in plaats van graden om locaties aan te geven.
  • Het wordt gebruikt bij topografische kaarten van het Kadaster en voor nauwkeurige lokale analyses.

Vergelijking:

  • Geografische coördinatenstelsels zijn geschikt voor wereldwijde kaarten en navigatie.
  • Rechthoekige coördinatenstelsels zijn handiger voor regionale projecten en lokale precisie.

Coördinaten in GIS en GPS

Bij het werken met coördinaten in GIS-software zoals QGIS of in GPS-systemen is het essentieel dat de instellingen correct zijn. Dit betekent:

  1. Kaartdata: De referentie waarmee de locatie op de aarde wordt berekend. Verschillende coördinatenstelsels kunnen gebruikmaken van verschillende kaartdata (bijvoorbeeld WGS 84 voor GPS of RD voor Nederlandse kaarten).
  2. Positieformaat: Het formaat waarin coördinaten worden weergegeven. Bijvoorbeeld graden-minuten-seconden (DMS) of decimale graden (DD).

Als deze instellingen niet overeenkomen tussen je GPS, kaart of GIS-software, kunnen locaties verkeerd worden weergegeven. Zorg er dus altijd voor dat je de instellingen aanpast aan de dataset waarmee je werkt.


Praktisch voorbeeld

De coördinaten van een locatie worden vaak geschreven als een combinatie van X en Y. Bijvoorbeeld:

  • Rechthoekig: In het RD-stelsel kan een locatie worden weergegeven als (155000, 463000), wat respectievelijk de afstand tot de X-as en Y-as in meters aangeeft.
  • Geografisch: In WGS 84 kan dezelfde locatie worden weergegeven als 52.0917°N, 5.1172°E (breedte- en lengtegraad).

Als je bijvoorbeeld een natuurgebied in Nederland analyseert, gebruik je vaak RD voor de nauwkeurigheid op lokaal niveau. Voor een wereldwijde analyse of als je GPS-data importeert, werk je meestal met WGS 84.

 

Er zijn verschillende manieren waarop GPS-coördinaten kunnen worden weergegeven. De meest gebruikte notaties zijn breedte- en lengtegraden, Rijksdriehoekcoördinaten (RD), UTM (Universeel Transversaal Mercator), UPS (Universal Polar Stereographic), MGRS (Military Grid Reference System) en Maidenhead. GPS-apparatuur voor autonavigatie werkt voornamelijk met het formaat van lengte- en breedtegraad (longitude en latitude). Binnen dit formaat zijn er drie gangbare positieformaten:

  1. Decimale notatie (DDD.dddddd°)
  2. Graden, minuten en decimale minuten (DDD° MM.mmm')
  3. Graden, minuten, seconden en tienden van seconden (DDD° MM' SS.s")

Op veel GPS-apparaten is het mogelijk om het formaat van coördinaten aan te passen, afhankelijk van de voorkeur of de vereiste precisie.

Wat betekenen deze coördinaten?

Breedtegraad

Breedtegraad meet de afstand van een locatie tot de evenaar, de referentielijn die de aarde in het noorden en zuiden verdeelt. Breedtegraden lopen van -90° tot +90°:

  • Positieve breedtegraden (0° tot 90°) bevinden zich op het noorderlijk halfrond (bijvoorbeeld 52° N voor Nederland).
  • Negatieve breedtegraden (0° tot -90°) bevinden zich op het zuidelijk halfrond (bijvoorbeeld -23° voor een locatie in Brazilië).

De evenaar is de referentie van 0° breedtegraad.

Dus:

  • Breedtegraden (latitude):

    • Lijnen die horizontaal om de aarde lopen en de noord-zuidpositie beschrijven.
    • De evenaar is de referentielijn (0°).
    • In de noordelijke hemisfeer lopen breedtegraden van 0° (evenaar) tot 90° (Noordpool).
    • In de zuidelijke hemisfeer lopen breedtegraden van 0° (evenaar) tot -90° (Zuidpool).

Lengtegraad

Lengtegraad meet de afstand ten opzichte van de nulmeridiaan, die door Greenwich, Engeland loopt. Deze meridiaan is het referentiepunt voor lengtegraad. Lengtegraden lopen van 0° tot 180° naar het oosten en van 0° tot -180° naar het westen:

  • Positieve lengtegraden (0° tot 180°) liggen oostelijk van de nulmeridiaan.
  • Negatieve lengtegraden (0° tot -180°) liggen westelijk van de nulmeridiaan.

Dus: 

  • Lengtegraden (longitude):

    • Lijnen die verticaal van pool tot pool lopen en de oost-westpositie beschrijven.
    • De nulmeridiaan (0°) loopt door Greenwich, Engeland.
    • Lengtegraden lopen van 0° tot 180° oosterlengte (E) en van 0° tot 180° westerlengte (W).

 

Derde component: hoogte

Naast breedte- en lengtegraden, is hoogte (de derde coördinaat) ook een belangrijke component om de precieze locatie op aarde te bepalen. In veel gevallen is hoogte niet nodig voor het vaststellen van de locatie op het aardoppervlak, maar om een volledige en exacte GPS-locatie te krijgen, moet de hoogte vaak ook worden meegeteld.

Met een combinatie van breedte- en lengtegraden kun je elke plek op aarde nauwkeurig vastleggen.

CRS

 

Wat is CRS?

Als je in QGIS werkt of informatie over coördinaten opzoekt, zul je regelmatig de term CRS tegenkomen. Dit staat voor Coördinaten ReferentieSysteem en vormt de basis van hoe geografische data wordt weergegeven en geanalyseerd. Maar wat betekent dit precies, en waarom is het zo belangrijk?


De uitdaging van een ronde aarde op een plat vlak

De aarde is bolvormig, maar kaarten worden meestal tweedimensionaal weergegeven, bijvoorbeeld op papier of een scherm. Om de driedimensionale vorm van de aarde naar een plat vlak te vertalen, gebruiken we kaartprojecties.

Dit proces is vergelijkbaar met het proberen afpellen van een sinaasappelschil en deze plat te maken. Hoe je dat doet, bepaalt hoe bepaalde eigenschappen van de aarde – zoals afstanden, hoeken of oppervlakten – worden vervormd. Omdat het onmogelijk is om alles tegelijk perfect weer te geven, kies je een specifieke projectie die past bij wat je nodig hebt.


Wat doet een CRS?

Een Coördinaten ReferentieSysteem (CRS) beschrijft hoe een kaartprojectie wordt toegepast en hoe coördinaten op een kaart (zoals X, Y) overeenkomen met echte locaties op aarde. Simpel gezegd: een CRS vertelt het GIS-systeem hoe de kaart gerelateerd is aan de werkelijkheid.

Zonder een CRS zou de software niet weten hoe coördinaten te interpreteren, en zou bijvoorbeeld een locatie in Nederland verkeerd worden weergegeven, ergens in de Stille Oceaan of op een andere planeet!

De keuze voor een CRS hangt af van verschillende factoren:

  1. Het gebied waarmee je werkt: Voor lokale projecten kies je vaak een CRS dat specifiek geschikt is voor dat gebied (bijv. RD New voor Nederland).
  2. Het doel van je project: Wil je vooral nauwkeurige metingen, of heb je een algemene weergave nodig?
  3. De beschikbaarheid van data: Bestaande datasets zijn vaak al gekoppeld aan een CRS, en je moet dat volgen om consistent te blijven.

Soorten CRS’en

Er zijn twee hoofdcategorieën binnen CRS’en:

  1. Geografische coördinatensystemen (GCS):

    • Gebruiken breedte- en lengtegraden om locaties te beschrijven.
    • Bijvoorbeeld:
      • WGS 84: Het wereldwijde standaardsysteem dat door GPS wordt gebruikt.
      • Amersfoort RD New: Specifiek voor Nederland, optimaal voor nauwkeurigheid binnen onze grenzen.
    • Voorbeelden van toepassingen: GPS-systemen, wereldwijde kaarten en navigatie.
  2. Geprojecteerde coördinatensystemen (PCS):

    • Gebruiken een plat coördinatenstelsel (bijv. meters of kilometers) om locaties te beschrijven.
    • Worden vaak gebruikt voor gedetailleerde regionale kaarten en analyses, omdat ze nauwkeuriger zijn binnen een kleiner gebied.
    • Voorbeeld: RD New (Rijksdriehoekscoördinaten).

Hoe kies je een CRS in QGIS?

In QGIS en andere GIS-software werk je altijd met een CRS. Bij het importeren van data controleert de software welk CRS eraan gekoppeld is en stemt de kaartweergave daarop af.

  • Als je een nieuw project begint, kun je een CRS kiezen dat het beste past bij jouw doel:

    • Wereldwijde projecten: Kies WGS 84 (standaard GPS).
    • Regionale projecten in Nederland: Kies RD New (Rijksdriehoekscoördinaten).
    • Andere CRS systemen mogelijk afhankelijk van de type coördinaten die gebruikt worden.
  • Bij het combineren van datasets met verschillende CRS’en kan het nodig zijn om de gegevens te herprojecteren. Dit betekent dat de coördinaten worden omgezet naar een ander CRS, zodat alle gegevens correct overlappen.


Waarom is het belangrijk om CRS te begrijpen?

Het kiezen van een geschikt CRS heeft invloed op:

  1. De nauwkeurigheid van metingen: Afstanden en oppervlakten kunnen verschillen afhankelijk van het CRS.
  2. De bruikbaarheid van kaarten: Fouten in het CRS kunnen leiden tot verkeerd gepositioneerde data.
  3. Efficiënte samenwerking: Als iedereen dezelfde standaard gebruikt, kunnen gegevens makkelijker worden uitgewisseld en gecombineerd.

Praktisch voorbeeld

Stel, je werkt in QGIS met een dataset van natuurgebieden in Nederland. Als de data is gekoppeld aan het CRS RD New, en jouw project staat ingesteld op WGS 84, dan worden de natuurgebieden verkeerd gepositioneerd. Door je project in te stellen op RD New, wordt de data correct weergegeven en kun je nauwkeurige analyses uitvoeren.

 

In de volgende lessen ga je zelf met een 'echte' GIS werken: QGIS. Het verschil met Google Earth en/ of Maps is dat je de gegevens (data) met QGIS op die kaart wel zelf kan aanpassen. Niet alleen maar bekijken dus.

EPSG

Wat is EPSG?

EPSG staat voor European Petroleum Survey Group, een organisatie die in de jaren '80 standaardisatie begon rond geografische coördinatensystemen. Tegenwoordig wordt de EPSG-code gebruikt om specifieke coördinatenreferentiesystemen (CRS) wereldwijd te identificeren. Elke CRS heeft een unieke EPSG-code die het systeem beschrijft, zodat het in software zoals QGIS, ArcGIS, en GPS-apparaten kan worden gebruikt.

EPSG-codes worden wereldwijd erkend en bieden een consistente manier om verschillende coördinatensystemen te identificeren en te implementeren. Dit maakt het makkelijker om met geografische gegevens te werken zonder verwarring over welke systemen in gebruik zijn.

Voorbeeld van een EPSG-code

  • EPSG:4326: Dit is de EPSG-code voor het meest gebruikte geografische coördinatensysteem: WGS 84 (World Geodetic System 1984). Het is het systeem dat door de meeste GPS-apparaten en kaarten wereldwijd wordt gebruikt. Dit systeem maakt gebruik van breedte- en lengtegraad coördinaten, die worden uitgedrukt in decimale graden.

  • EPSG:3857: Dit is de EPSG-code voor het Web Mercator projectie, dat veel gebruikt wordt voor online kaarten zoals Google Maps, OpenStreetMap, en andere webtoepassingen. Het is een geprojecteerd coördinatensysteem dat een rechte lijnprojectie van de aarde maakt, waarbij de aarde wordt afgebeeld op een plat vlak.

Hoe werkt een EPSG-code?

Een EPSG-code bestaat altijd uit de letters "EPSG:" gevolgd door een numerieke code, bijvoorbeeld EPSG:4326. Deze code vertegenwoordigt een specifiek coördinatenreferentiesysteem of kaartprojectie.

  1. Geografisch coördinatensysteem (GCS): Dit systeem maakt gebruik van coördinaten zoals breedtegraad en lengtegraad, die de positie van een punt op de aarde beschrijven. WGS 84 (EPSG:4326) is het meest gebruikte voorbeeld.

  2. Geprojecteerd coördinatensysteem (PCS): Dit systeem gebruikt een vlakke projectie van de aarde om de locatie van punten weer te geven. Een veelgebruikt voorbeeld is EPSG:3857 (Web Mercator).

Waarom is EPSG belangrijk?

EPSG-codes helpen om geografische gegevens gemakkelijk te delen en te gebruiken in verschillende softwaretoepassingen zonder misverstanden over welk coördinatensysteem of welke projectie wordt gebruikt. Dit is vooral belangrijk bij het werken met gegevens die afkomstig zijn uit verschillende bronnen of geografische systemen.

Wanneer je bijvoorbeeld werkt met geografische gegevens in QGIS, kun je de EPSG-code gebruiken om het juiste coördinatenreferentiesysteem te kiezen voor de data die je aan het bewerken bent. Dit zorgt ervoor dat de data correct wordt geprojecteerd en geanalyseerd in de context van het gebied waar je mee werkt.


Belangrijke EPSG-codes om te kennen:

  • EPSG:4326 – WGS 84 (geografisch coördinatensysteem)
  • EPSG:3857 – Web Mercator (geprojecteerd coördinatensysteem)
  • EPSG:28992 – RD New (Rijksdriehoekmeting, gebruikt voor Nederland)
  • EPSG:3395 – World Mercator (geprojecteerde coördinaten)

Als je QGIS opent, zie je een opstartscherm (zie onderstaand afbeelding). 

De staat van een QGIS sessie wordt een project genoemd. Je kunt met één project tegelijk werken. Dubbelklik op 'new empty project' om te beginnen aan een nieuw QGIS kaart. 

 

Drie families van kaartprojecties

Er zijn drie hoofdfamilies van kaartprojecties die elk op verschillende manieren de ronde aardbol afbeelden op een plat vlak. Elke familie heeft specifieke kenmerken en wordt toegepast afhankelijk van het doel van de kaart. Hieronder een uitleg van de drie families van kaartprojecties:


1. Conforme (hoekgetrouwe) Projecties

Kenmerken:

  • Doel: Deze projecties behouden de vorm van objecten op de aarde, maar kunnen de afstanden en oppervlakten vervormen.
  • Toepassing: Ze worden vaak gebruikt voor navigatiekaarten, waar het belangrijk is om hoeken en vormen (zoals kustlijnen) correct weer te geven.

Voorbeeld:

  • Mercator Projectie (EPSG:4326): De Mercator-projectie is een van de meest bekende projecties en is een klassieke conforme projectie. Deze projectie behoudt de hoeken en richtingen, waardoor het zeer geschikt is voor zeekaarten en navigatie. Het nadeel is dat de afstanden en oppervlakken sterk vervormd zijn naarmate je verder van de evenaar komt.
  • Mercatorprojectie

Voordelen:

  • Vervormt vormen en hoeken niet (conform).
  • Geschikt voor navigatie.

Nadelen:

  • Vervormt afstanden en oppervlakken, vooral bij de polen.
  • Verkleint de grootte van objecten dicht bij de polen.

2. Equidistante (afstandsgetrouwe) Projecties

Kenmerken:

  • Doel: Deze projecties behouden de afstand van een centraal referentiepunt naar alle andere punten op de kaart. Echter, ze kunnen vormen en oppervlakten vervormen.
  • Toepassing: Ze worden gebruikt wanneer de afstand tussen punten op de kaart belangrijk is, zoals bij bepaalde klimatologische kaarten of kaarten voor lange afstandsnavigatie.

Voorbeeld:

  • Azimutale Equidistante Projectie: Dit is een type van een azimutale projectie die de afstanden tussen een centraal punt en alle andere punten correct behoudt. Dit is handig voor kaarten die bijvoorbeeld de kortste afstand tussen twee punten op aarde willen weergeven.
  • Afstandsgetrouwe azimutale projectie - Wikipedia

Voordelen:

  • Afstanden van het centrale punt blijven behouden.
  • Geschikt voor kaarten van de aarde of bepaalde regio's waar afstandsmetingen cruciaal zijn.

Nadelen:

  • Andere eigenschappen (vormen, hoeken) kunnen worden vervormd.
  • Het effect van de vervorming wordt groter naarmate je verder van het centrale punt af beweegt.

3. Kegel(Oppervlaktegetrouwe) Projecties

Kenmerken:

  • Doel: Deze projecties behouden de oppervlakte van objecten op de aarde, maar kunnen de vormen en afstanden vervormen.
  • Toepassing: Ze worden gebruikt voor kaarten die een goed visueel overzicht willen geven van gebieden met de juiste oppervlakteverhoudingen, zoals kaarten van natuurgebieden of kaarten die landgebruik en bevolkingsdichtheid weergeven.

Voorbeeld:

  • Albers Conische Equal Area Projectie: Deze projectie behoudt de oppervlakte van gebieden en is veel gebruikt voor kaarten van grote landmassa's, zoals continentkaarten. De vervorming wordt verspreid over de hele kaart, maar de verhoudingen tussen gebieden blijven correct.
  • Oppervlaktegetrouwe kegelprojectie

Voordelen:

  • Geschikt voor kaarten die verhoudingen in oppervlakte moeten behouden.
  • Ideaal voor kaarten die gebruikt worden voor landbeheer en het analyseren van gebieden.

Nadelen:

  • Kan de vorm en afstanden tussen objecten vervormen.
  • Niet geschikt voor kaarten waar nauwkeurige vormen of afstanden belangrijk zijn.

Samenvatting van de drie families van kaartprojecties:

Familie Eigenschap Voorbeeld Voordelen Nadelen
Conforme (hoekgetrouwe) Projecties Behoudt vormen (hoeken) Mercator Projectie (EPSG:4326) Behoudt hoeken en vormen. Vervormt afstanden en oppervlakken.

Equidistante (Afstandgetrouwe)

Projecties

Behoudt afstanden Azimutale Equidistante Projectie Behoudt afstanden vanaf centraal punt. Vervormt andere kenmerken zoals vormen.
Kegel (Oppervlaktegetrouwe) Projecties Behoudt oppervlakten Albers Conische Equal Area Behoudt oppervlakteverhoudingen. Vervormt vormen en afstanden.

Keuze van de Projectie

De keuze voor een specifieke projectie is afhankelijk van het doel van de kaart en wat je wilt behouden. Als je bijvoorbeeld nauwkeurige afstanden wilt meten, kies je voor een equidistante projectie. Als de nadruk ligt op het behouden van de vormen van landen, kies je voor een conforme projectie. Als je de juiste verhoudingen in oppervlakte wilt weergeven, kies je voor een oppervlakte projectie.

Ruimtelijke data

Inleiding op Ruimtelijke Data

Ruimtelijke data, ook wel geospatiale data genoemd, zijn gegevens die betrekking hebben op posities of locaties op de aarde en de relaties tussen deze locaties. Deze data zijn van cruciaal belang voor een breed scala aan toepassingen, zoals geografische informatiesystemen (GIS), navigatie, planning en diverse wetenschappelijke disciplines, waaronder geografie, geologie, ecologie en stedelijke planning.

Ruimtelijke data kunnen verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de aard van de informatie en het doel van de toepassing. Deze data zijn vaak gekoppeld aan specifieke geografische coördinaten, zoals breedte- en lengtegraad, en beschrijven kenmerken van de locatie. Bijvoorbeeld, de temperatuur op een bepaalde plek, de hoogte van een gebouw, of de bevolkingsdichtheid van een wijk kunnen als ruimtelijke data worden vastgelegd. Door dergelijke gegevens aan exacte locaties te koppelen, kunnen we nauwkeurig vaststellen waar iets zich bevindt en welke eigenschappen het heeft.

 

Soorten Ruimtelijke Data

In GIS worden ruimtelijke data opgeslagen en geanalyseerd in twee hoofdtypen formaten: vector data en raster data. Deze vormen van data worden gebruikt in GIS-software om kaarten te maken, analyses uit te voeren en geografische informatie te verwerken.


1. Vector Data

Vector data vertegenwoordigt geografische kenmerken door gebruik te maken van geometrische objecten zoals punten, lijnen en polygonen. Elk object in vector data heeft een specifieke locatie en kan extra informatie bevatten, zoals naam, type of andere attributen.

Kenmerken:

  • Punten (Points): Gebruikt voor objecten die geen afmetingen hebben maar wel een specifieke locatie, zoals een stad of een boei in de oceaan.
  • Lijnen (Lines): Gebruikt voor objecten die één dimensie hebben, zoals rivieren, wegen of spoorlijnen.
  • Polygonen (Polygons): Gebruikt voor objecten die een oppervlakte of gebied vertegenwoordigen, zoals landen, steden of meren.

Voorbeeld:

  • Rijksdriehoekstelsel (RD) in Nederland gebruikt vector data om het nationale coördinatensysteem weer te geven, waarbij punten, lijnen en polygonen worden gebruikt voor de representatie van geografische objecten.

Voordelen van Vector Data:

  • Nauwkeurigheid: Het is erg geschikt voor gedetailleerde kaarten waar precieze grenzen en objecten belangrijk zijn.
  • Gegevensopslag: Vector data zijn vaak compacter dan rasterdata.
  • Attributen: Elk object kan worden gekoppeld aan extra informatie zoals namen, lengtes, oppervlakken, populaties, etc.

Nadelen van Vector Data:

  • Complexiteit: Het beheren van grote hoeveelheden vector data kan complex zijn, vooral wanneer het gaat om gedetailleerde netwerken of ingewikkelde geografische vormen.
  • Beperkingen bij rasters: Vector data is vaak minder geschikt voor het weergeven van doorlopende gegevens zoals temperatuur of hoogte.

2. Raster Data

Raster data bestaat uit een grid van cellen, oftewel pixels, die elke cel een waarde toewijzen. Deze waarde kan verschillende soorten informatie bevatten, zoals hoogte, temperatuur, kleur of intensiteit. Raster data wordt vaak gebruikt voor het representeren van continue geografische fenomenen en wordt veel toegepast in analyses van beelden en sensordata (zoals satellietbeelden).

Kenmerken:

  • Cellen (Pixels): De rasterdata bestaat uit een raster van vierkante cellen. Elke cel heeft een waarde die de eigenschap van een gebied of object weergeeft.
  • Continuïteit: Rasterdata wordt vaak gebruikt voor continue variabelen, zoals hoogte, temperatuur, neerslag of luchtkwaliteit.

Voorbeeld:

  • Satellietbeelden: Rasterdata wordt gebruikt om beelden van de aarde vast te leggen, waarbij elke pixel de kleur of intensiteit van een bepaald gebied op het aardoppervlak vertegenwoordigt.
  • Digitale Hoogte Modellen (DHM): Deze modellen gebruiken rasterdata om de hoogte van de aarde weer te geven. Elke pixel vertegenwoordigt een hoogtewaarde.

Voordelen van Raster Data:

  • Geschikt voor doorlopende gegevens: Ideaal voor het visualiseren van gegevens zoals temperatuur, neerslag en hoogte.
  • Eenvoudige analyse: Het uitvoeren van ruimtelijke analyses is vaak eenvoudiger, omdat elke cel in het raster kan worden geanalyseerd.
  • Compatibiliteit met beelden: Rasterdata is ideaal voor het verwerken van satellietbeelden en andere digitale afbeeldingen.

Nadelen van Raster Data:

  • Grootte van bestanden: Rasterdata kan zeer grote bestanden opleveren, vooral bij hoge resolutie.
  • Nauwkeurigheid: De nauwkeurigheid is afhankelijk van de resolutie van de raster, dus hoe lager de resolutie, hoe groter de vervorming van de gegevens.

3. Gecombineerde Data (Vector en Raster)

In veel gevallen worden zowel vector- als rastergegevens gecombineerd voor specifieke analyses. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een vectorgegevenslaag wordt gebruikt om gebieden te definiëren, en een rasterlaag wordt gebruikt voor het analyseren van kenmerken binnen die gebieden. GIS-software biedt tools waarmee je deze verschillende datatypes kunt combineren en verwerken.

Voorbeeld:

  • Het combineren van een vectorlaag met rivieren (lijnobjecten) met een rasterlaag voor neerslag kan helpen bij het analyseren van overstromingsrisico's door de neerslag in verschillende stroomgebieden te berekenen.

Attributen en Metadata in Ruimtelijke Data

Ruimtelijke data kunnen niet alleen geografische informatie bevatten, maar ook attributen en metadata die extra context bieden.

Attributen:

Dit zijn eigenschappen die aan elk geografisch object in de dataset worden gekoppeld. Voor een stad kunnen de attributen bijvoorbeeld de naam, het aantal inwoners, de oppervlakte en andere kenmerken zijn. In vector data kunnen attributen worden opgeslagen in een tabel, waarbij elke rij overeenkomt met een geografisch object (punt, lijn of polygoon).

Metadata:

Metadata beschrijft de data zelf: wie de data heeft verzameld, wanneer deze is verzameld, welke methoden zijn gebruikt, en welke beperkingen er aan de data kleven. Metadata is essentieel voor het begrijpen van de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en beperkingen van de ruimtelijke data.


Toepassingen van Ruimtelijke Data

Ruimtelijke data worden gebruikt in veel verschillende gebieden, waaronder:

  • Stedelijke planning: Voor het ontwerpen en beheren van steden en infrastructuur.
  • Milieu-analyse: Voor het bestuderen van veranderingen in het milieu, zoals ontbossing, luchtvervuiling of klimaatverandering.
  • Landgebruik en landbouw: Om te begrijpen hoe land wordt gebruikt en te ondersteunen bij landbouwbeheer.
  • Verkeersmanagement: Voor het plannen van netwerken van wegen en het beheren van verkeersstromen.
  • Gezondheidszorg: Voor het analyseren van ziekterisico's, bijvoorbeeld door de verspreiding van ziekten in geografische gebieden te onderzoeken.

Conclusie

Ruimtelijke data zijn de kern van veel moderne technologieën en wetenschappen. Of je nu werkt met GPS-systemen, kaarten maakt, satellietbeelden analyseert of gewoon geïnteresseerd bent in het visualiseren van geografische informatie, het begrijpen van de verschillende soorten ruimtelijke data is essentieel voor het correct gebruiken van geografische informatiesystemen (GIS). De keuze tussen vector en raster data, en hoe je deze combineert, hangt af van het doel van je analyse en de soorten vragen die je wilt beantwoorden.

 

Kenmerk Vector Data Raster Data
Definitie Gegevens als punten, lijnen, en polygonen. Gegevens als een raster van cellen (pixels).
Geschikt voor Discrete objecten (wegen, grenzen, gebouwen). Doorlopende fenomenen (hoogte, temperatuur, beelden).
Gegevensopslag Compacter, alleen geometrie en attributen. Groter, vooral bij hoge resolutie.

Nauwkeurig

heid

Zeer nauwkeurig voor objecten. Nauwkeurigheid hangt af van resolutie.
Analyse Complexe analyses (netwerken, topologie). Eenvoudige analyses (gemiddelden, verdelingen).
Visualisatie Geschikt voor discrete objecten en netwerken. Geschikt voor continue gegevens zoals klimaat- of hoogte.
Voordelen - Hoge nauwkeurigheid voor objecten. - Geschikt voor grote hoeveelheden data zoals satellietbeelden.
  - Compacte opslag. - Eenvoudige ruimtelijke analyse.
Nadelen - Minder geschikt voor doorlopende gegevens. - Slechter voor gedetailleerde objecten.
  - Complexer bij grote gebieden. - Grotere bestandsgroottes.

 

GIS is een geografisch systeem: er wordt gebruik gemaakt van ruimtelijke data.

Met een GIS kun je verschillende lagen ('layers') van ruimtelijke data op elkaar leggen. Zo kun je gemakkelijk samenhang tussen ruimtelijke data ontdekken en verklaren. Kijk maar in het onderstaande plaatje: 'losse' straten, bodems en landschap vormen toch één geheel.

 

Oorspronkelijke BRON: http://www.co.ontario.ny.us/

QGIS Opstarten

Voordat je gebruik kunt maken van QGIS, moet er eerst het e.a. gebeuren. Je moet het programma bijvoorbeeld installeren, en daarna is het handig om je eerst eens te orienteren in de wereld van plugins. Daar moet jij namelijk ook gebruik van maken straks. De komende hoofdstukken zullen uitleggen hoe je het gebruik van QGIS op kunt starten.

 

QGis installeren

Stap 1: QGIS Downloaden en Installeren

Om kaarten te kunnen maken in QGIS, moet het programma eerst gedownload en geïnstalleerd worden. Dit is een eenvoudig proces.

Let op: QGIS werkt alleen goed op Windows en macOS. Het programma is niet geschikt voor Chromebooks.

Downloaden van QGIS:

  1. Ga naar de volgende website: https://www.qgis.org/download/.
  2. Selecteer de 'Long Term Version' (LTS) (groene knop). Deze versie is stabieler en heeft minder vaak problemen met bugs.
  3. Als je een Mac gebruikt, scroll dan naar beneden op de pagina om de juiste versie voor macOS te vinden.

Installeren van QGIS:

  1. Zodra je op de juiste versie hebt geklikt, begint het installatiepakket van QGIS met downloaden.
  2. In sommige browsers zal een pop-up verschijnen die vraagt of je het bestand wilt opslaan. Het bestand wordt meestal automatisch opgeslagen in de 'Downloads' map op je computer.
  3. Open het bestand door in de 'Downloads' map op het bestand te dubbelklikken, of klik op de onlangs gedownloade items in je browser.
  4. Volg de stappen in de installatiewizard door telkens op 'Volgende', 'Akkoord', 'Installeren' en 'Voltooien' te klikken.

Let op: Er zijn twee stappen! Eerst moet je het installatiepakket downloaden, en daarna moet je het bestand installeren op je computer. Pas daarna kun je beginnen met werken in QGIS.

Na installatie:

Na de installatie van QGIS verschijnt er een snelkoppeling (indien gewenst) op je bureaublad. Je kunt nu het programma openen en beginnen met het maken van kaarten!

QGIS starten

QGIS Programma Starten:

Er zijn twee manieren om QGIS te starten:

  1. Dubbelklik op het QGIS-icoon op je bureaublad.

    • Dit opent direct de QGIS applicatie.
  2. Zoek via het Windows Startmenu:

    • Open het Startmenu en typ 'QGIS' in de zoekbalk (zie de afbeelding hieronder).
    • Er verschijnen verschillende applicatie-opties voor QGIS.
    • Kies QGIS Desktop 3.28.x (de versie kan variëren) en klik erop.
    • De QGIS applicatie wordt nu geopend.

Let op: De andere opties die in het Startmenu verschijnen zijn voor specifieke toepassingen binnen QGIS. Voor nu hoef je je alleen te richten op QGIS Desktop 3.34.x. (of andere versienummer)

QGIS is geopend, en nu?

Plug-ins gebruiken

Plug-ins in QGIS:

Plug-ins voegen extra functionaliteit toe aan QGIS en maken de software veelzijdiger. Ze worden ontwikkeld door QGIS-ontwikkelaars en onafhankelijke ontwikkelaars die de mogelijkheden van de software willen uitbreiden. Nadat een plug-in is ontwikkeld, wordt deze geüpload naar de QGIS Plug-in-opslagplaats, waar de gemeenschap de plug-in kan beoordelen. Daarna is de plug-in voor alle QGIS-gebruikers beschikbaar.

Procedure voor het gebruiken van Plug-ins:

Bron Plug-ins:

Bron plug-ins worden standaard meegeleverd met de installatie van QGIS. Je hoeft ze alleen in te schakelen om ze te gebruiken.

  1. Open QGIS.
  2. Klik op Plug-ins in de menubalk en selecteer 'Plug-ins beheren en installeren'. Hierdoor wordt het dialoogvenster voor Plug-ins geopend.
  3. Zelfs als je QGIS voor het eerst gebruikt, zul je al veel plug-ins zien onder de tab 'Geïnstalleerd'. Dit komt omdat de bron plug-ins al tijdens de installatie van QGIS zijn geïnstalleerd.
  4. Om een plug-in in te schakelen, vink je het vakje aan naast de naam van de plug-in. Zodra je dit hebt gedaan, is de plug-in actief en kun je deze gebruiken in QGIS.

 

Plug-in voor Extra Symbolen in QGIS

  1. Open het Plug-ins-menu in QGIS en zoek naar de plug-in 'QGIS Resource Sharing'. Installeer deze plug-in.

  2. Na installatie zou je onder het tabblad Plug-ins de nieuwe plug-in moeten zien. Klik op 'QGIS Resource Sharing'.

  3. Binnen de plug-in kun je zoeken naar 'symbol'. Hier vind je een breed scala aan extra SVG-symbolen die je aan QGIS kunt toevoegen.
    Voor meer informatie over hoe je deze symbolen kunt vinden en gebruiken, raadpleeg de instructies bij Symbologie.

Plug-in: AUSMAP: je topografische kaarten!

Naast de standaard plug-ins kun je altijd extra plug-ins toevoegen in QGIS. In dit geval richten we ons op de AUSMAP plug-in.

Waar Kunnen We AUSMAP Voor Gebruiken?

Een belangrijk gebruik van AUSMAP is het toevoegen van topografische kaarten als achtergrond voor je projecten.

Bijvoorbeeld, als je een kaart wilt maken waarin je datapunten van waargenomen otters wilt tonen, is het handig om een topografische kaart als achtergrond te hebben. Dit is altijd je basis in QGIS! Dit maakt het voor jou en anderen makkelijker om de locaties van de otters in de juiste context te plaatsen. De AUSMAP plug-in biedt verschillende kaarten, waaronder topografische kaarten, die al het nodige (coördinatensysteem, zoommogelijkheden, enz.) bevatten.

AUSMAP Plug-in Toevoegen:

  1. Open QGIS en ga naar Plug-ins > Plug-ins beheren/installeren. Zorg dat je op tabblad 'alles' staat. 

  2. Zoek naar AUSMAP in het zoekveld en klik op Plug-in Installeren.

    • De plug-in bevat voornamelijk Australische kaarten en gegevens, maar biedt ook basis Google Maps.
  3. Na installatie verschijnt de AUSMAP plug-in niet in het menu voor plug-ins, maar in de taakbalk (taskbar). Let hierop!

  4. Klik op AUSMAP in de taakbalk en selecteer een kaartoptie onder Google Basemaps.

    • Je kunt kiezen uit satellietkaarten of basis topografische kaarten. Een goede keuze is de Grey topografische kaart.
  5. Zorg ervoor dat je het coördinatenstelsel onderaan QGIS aanpast naar RD New (EPSG 28992) wanneer je de topografische kaart inlaadt. Dit is belangrijk, anders kun je geen punten of polygonen toevoegen, op basis van ervaring.

 

Andere manieren van kaarten toevoegen in QGIS

Andere Manieren van Kaarten Toevoegen in QGIS

Sinds eind december 2022 is de veelgebruikte ‘Opentopo’ van PDOK uitgeschakeld. Als vervanging gebruiken we nu de AUSMAP plug-in, maar er zijn nog veel meer manieren om kaarten toe te voegen aan QGIS. Eén van die manieren is via ArcGIS.com, waar je verschillende kaarten kunt vinden die je kunt toevoegen in QGIS.

Kaarten Toevoegen via ArcGIS.com:

Via de website www.arcgis.com kan gezocht worden naar kaarten die toegevoegd kunnen worden in QGIS. Zie helemaal onderaan document voor uitleg hoe daarnaar gezocht moet worden. Er kan bijvoorbeeld gezocht worden naar topografiekaarten van Nederland (via zoekbalk). Hieronder heb ik er een geselecteerd die ik zelf ook graag gebruik.
URL van ArcGIS toevoegen in QGIS.
1. Ga naar databronnen beheren. Zorg dat je op ’t tabblad (links) ArcGIS REST server (figuur 1) komt te staan. Hier selecteer je new/nieuw (figuur 1)


Figuur 1 - databronnen beheren #1


a. Voer een naam in voor je kaartlaag. Topo/topografie is prima.

Figuur 2 - new restserver toevoegen


b. Voer de URL in zoals hieronder gegeven https://basisregistraties.arcgisonline.nl/arcgis/rest/services/BRT/BRT_TOP10NL/MapServer
c. Klik op ‘ok’. Je komt dan weer in de vorige venster terecht.


2. Klik nu op connect. Er komt dan een hele reeks aan onderdelen tevoorschijn. Dit zijn de onderdelen die in ’t kaart zitten (en ook in je legenda komen).
a. Klik op ‘(all layers)/(alle lagen) en selecteer vervolgens onderaan ‘add/toevoegen’. Als het goed is, is je topokaart nu toegevoegd aan QGIS.


Figuur 3 - connecten aan nieuwe server


b. Databronnen beheren kun je nu wegklikken, en als het goed is heb je een topografiekaart in QGIS staan.
i. In je lagenvenster staan nu veel onderdelen gekoepeld onder ‘all layers/alle lagen’. Klik op ’t pijltje om dit te verbergen of te tonen.
ii. Als je een kaart maakt in de afdruklayout, kan het zijn dat alle bovengenoemde lagen in de eerste instantie in je legenda komen te staan. Dit kun je, zoals geleerd, verwijderen uit je legenda als het niet van belang is voor je opdracht.

 


Andere kaarten uit ArcGIS.com gebruiken
Het kan natuurlijk zijn dat ooit, een ander soort kaart nodig is in QGIS, of handig kan zijn. Of misschien wil je een ander soort topografiekaart vinden. Gebruik daarvoor dezelfde methode als hierboven benoemd, maar met een URL van een ander kaart.
1. Ga naar www.ArcGIS.com
2. Zoek in de zoekbalk een soort kaart/onderwerp die jij zou willen toevoegen in QGIS. Je krijgt dan een vergelijkbaar scherm met opties (zie figuur 4).
v
Figuur 4 - www.arcgis.com + zoeken naar kaart
3. Niet alle kaarten kunnen gebruikt worden in QGIS. Om te bekijken of een kaart wel gebruikt kan worden, doe je het volgende.
a. Klik op de kaart die je wilt gebruiken (op de titel, niet op de kaart zelf). Een nieuw pagina opent.
b. Scroll naar beneden en kijk of je rechts een URL optie ziet, zoals hieronder aangegeven in figuur 5.
i. Staat er wel een URL: deze kun je toevoegen in de ArcGIS REST Server (databronnen beheren) zoals hierboven uitgelegd.
ii. Staat er geen URL: deze kun je helaas (nog) niet gebruiken in QGIS.


Figuur 5 - URL die nodig is om in te kunnen voeren in QGIS

CRS systeem in QGIS

Coördinatensystemen in QGIS: Hoe Werkt Dit?

We hebben het eerder gehad over de kaartweergave in QGIS en de AUSMAP topo kaarten. Het is belangrijk om te begrijpen dat de topografische kaarten in AUSMAP werken met coördinaten, en wanneer je punten (zoals waarnemingen van bevers) wilt invoeren, de coördinatensystemen van je data en je kaartweergave op elkaar moeten aansluiten.

Toepassing in QGIS

Wanneer je een laag toevoegt in QGIS, zoekt QGIS automatisch naar het Coördinaten Referentiesysteem (CRS) van die laag. Als er voor je project een ander CRS is ingesteld, wordt de laag automatisch omgezet naar dat systeem. Dit betekent dat de kaartweergave automatisch wordt aangepast zodat de data goed in het project past.

  • Als je begint met een blanco project in QGIS, wordt de kaartweergave zo ingezoomd dat de data in het juiste coördinatenstelsel wordt weergegeven.
  • Als er al lagen in het project staan, wordt de kaartweergave niet aangepast, en zie je alleen de objecten die binnen het huidige bereik van je kaartvenster vallen.

Coördinaten en Externe Data

Wanneer je een nieuwe laag toevoegt, zoals een shapefile of datapunten uit een extern bestand, zal QGIS altijd vragen naar het CRS van de laag. Vaak staat hier al een standaardinstelling, maar het is belangrijk om te controleren of dit overeenkomt met het CRS van je kaartweergave.

  • Waarom is dit belangrijk? Als de coördinatensystemen niet overeenkomen, zullen je nieuwe data niet goed passen bij de topo kaart die je hebt geladen. Dit kan leiden tot verkeerde plaatsing van je datapunten of lagen.

Het Juiste Coördinatensysteem Kiezen

In QGIS werken we over het algemeen met twee veelgebruikte CRS-systemen:

  1. WGS 84 – Dit systeem wordt vaak gebruikt voor geografische data, zoals GPS-coördinaten.
  2. Amersfoort RD New (EPSG 28992) – Dit systeem wordt vaak gebruikt voor Nederlandse topografische kaarten en lokale coördinaten.

Het is dus belangrijk om ervoor te zorgen dat het CRS van je kaartweergave en het CRS van je nieuwe data overeenkomen.

Wat Te Controleren:

  • Controleer altijd of het geselecteerde CRS in je kaartweergave overeenkomt met het CRS van de data die je toevoegt (bijvoorbeeld, bij het importeren van externe data).
  • Als je later datapunten aan je QGIS-kaart wilt toevoegen, zullen we dieper ingaan op hoe je dit kunt controleren en aanpassen.

Door ervoor te zorgen dat je coördinatensystemen op elkaar zijn afgestemd, voorkomt je dat je data verkeerd wordt geplaatst op je kaart en zorgt ervoor dat je analyses correct zijn.

Aan de slag in QGIS

Gebruikersinterface

QGIS Interface: Waar Vinden We Wat?

Om effectief met QGIS te werken, is het belangrijk om te begrijpen wanneer je welke knop moet gebruiken en waar je deze kunt vinden in de interface. De QGIS-interface is onderverdeeld in vijf belangrijke componenten:

  1. Menubalk
  2. Werkbalken
  3. Panelen
  4. Kaartvenster
  5. Statusbalk
  6. Lagenvenster

1. Menubalk

De menubalk bevindt zich bovenaan en geeft je toegang tot de belangrijkste functies van QGIS via een standaard drop-down menu. Je hebt hier al eerder mee gewerkt, bijvoorbeeld toen je de plug-ins bekeek. In het menu vind je verschillende opties voor je project, kaartweergave, lagen, plug-ins en nog veel meer.

Wil je meer weten over de verschillende menu-opties, de bijbehorende pictogrammen en sneltoetsen voor je toetsenbord? Klik dan op de onderstaande link voor een uitgebreide uitleg:

https://docs.qgis.org/3.16/nl/docs/user_manual/introduction/qgis_gui.html

2. en 3. Panelen en werkbalken

In het menu Beeld kun je zowel panelen als werkbalken in- en uitschakelen. Klik gewoon op de naam van een werkbalk of paneel om deze te activeren of deactiveren.

Werkbalken

Werkbalken bieden snel toegang tot de meeste functies die je ook in de menu’s vindt. Ze bevatten extra gereedschappen om met de kaart te werken, zoals inzoomen, het toevoegen van lagen of het bewerken van objecten.

  • Verplaatsen van werkbalken: Je kunt werkbalken verplaatsen door op een werkbalk te klikken en deze ingedrukt te houden terwijl je de werkbalk naar een andere locatie op het scherm versleept.

Panelen

Panelen zijn speciale widgets die je helpen om complexere taken uit te voeren, zoals het beheren van gegevens of het uitvoeren van analyses.

Als je ineens een werkbalk of paneel niet kunt vinden, controleer dan of het paneel of de werkbalk is ingeschakeld in het menu Beeld.

Ben je ineens wat kwijt in je werkbalk of panelen? Kijk dan eerst hier, of je het hebt aangevinkt of niet.

4. Kaartvenster

Het kaartvenster is het belangrijkste deel van je QGIS-scherm, waar je kaart in 2D wordt weergegeven. Dit is het gebied waar je werkt en je data visueel kunt verkennen.

5. Statusbalk

De statusbalk bevindt zich onderaan en biedt algemene informatie over de kaartweergave. Hier krijg je feedback over verwerkte acties, beschikbare gereedschappen en de status van de kaartweergave. Het helpt je om je kaartweergave te beheren en geeft vaak ook nuttige hints over de lopende bewerkingen.

6. Lagenvenster

In het lagenvenster zie je alle lagen die aan je project zijn toegevoegd. Hier kun je de lagen hernoemen als dat nodig is. Aangezien je veel vanuit het lagenvenster zult werken, is het belangrijk om te weten waar dit venster zich bevindt en of het is ingeschakeld in het overzicht van panelen.

  • Tip: De volgorde van lagen in het lagenvenster is belangrijk. Lagen die bovenaan staan, worden bovenop de kaart weergegeven. Kun je je toegevoegde punten niet vinden? Controleer dan of deze niet onder je topografische kaartlaag staan, maar erboven!

 

De kaartweergave verkennen

Interactie met je Kaart in QGIS

Nu gaan we aan de slag met je kaartweergave in QGIS. Je moet in staat zijn om interactief met je kaart te werken en verschillende acties uit te voeren. Volg de onderstaande stappen om te leren hoe je dit doet.

Zorg ervoor dat je een AUSMAP topokaart hebt toegevoegd aan je kaartweergave. Zodra dit is gebeurd, kun je de volgende gereedschappen gebruiken om je kaart te manipuleren:

1. Kaart verschuiven

Je kunt de kaart verschuiven om naar een ander gebied te navigeren. Dit kan op verschillende manieren:

  • Gebruik het gereedschap Kaart verschuivenpan in je werkbalk.
  • Druk op de pijltoetsen op je toetsenbord.
  • Houd de spatiebalk ingedrukt en versleep de muis.
  • Klik de middelste muisknop of gebruik het muiswiel om de kaart te verschuiven.

2. In- en uitzoomen

Je kunt de kaart in- of uitzoomen met de juiste gereedschappen:

  • Gebruik de gereedschappen InzoomenzoomIn en Uitzoomen in je werkbalk.
  • Druk op de Alt-toets om snel van het ene zoomgereedschap naar het andere te schakelen.
  • Je kunt ook het muiswiel gebruiken: draai het naar voren om in te zoomen en naar achteren om uit te zoomen. De zoom wordt gecentreerd op de positie van je muiscursor.

Je kunt de zoomfactor ook aanpassen via het menu Extra ► Opties ► Kaartgereedschap.

3. Specifieke zoomacties

Er zijn verschillende zoomopties in QGIS:

  • Volledig zoomenzoomFullExtent: Zoom naar het volledige bereik van alle geladen lagen.
  • Zoom naar laagzoomToLayer: Zoom naar het bereik van een specifieke laag.
  • Zoom naar selectiezoomToSelected: Zoom naar de geselecteerde objecten op de kaart.

4. Navigeren door de kaartgeschiedenis

Je kunt door de geschiedenis van je kaartweergave navigeren:

  • Gebruik de knoppen Vorig beeldzoomLast en Volgend beeldzoomNext in de werkbalk.
  • Je kunt ook de terug- en vooruitknoppen van je muis gebruiken om door je eerdere kaartweergaven te navigeren.

5. Coördinaten kopiëren

Klik met de rechtermuisknop op een punt op de kaart en je kunt de coördinaten van dat punt kopiëreneditCopy:

  • Je kunt de coördinaten verkrijgen in het kaart-CRS, WGS84 of een aangepast CRS.
  • De gekopieerde coördinaten kun je plakken in een expressie, script, tekstbewerker of werkblad, indien nodig.

6. Meerdere Kaartweergaven

Standaard opent QGIS één kaartweergave (de hoofdkaart), die is verbonden met het lagenpaneel. Alle wijzigingen die je maakt in de lagen worden direct weergegeven in de hoofdkaart. Je kunt echter ook meerdere kaartweergaven openen om verschillende delen van je project te bekijken, zonder invloed op de hoofdkaart.

Nieuwe kaartweergave toevoegen:

  • Ga naar Beeld ► Nieuwe kaartweergave.
  • Een nieuw zwevend widget wordt toegevoegd, dat de weergave van de hoofdkaart nabootst.
  • Je kunt zoveel kaartweergaven toevoegen als je nodig hebt. Ze kunnen naast elkaar of boven elkaar worden geplaatst.
  • Dit stelt je in staat om verschillende gebieden van je project te bekijken of te verkennen zonder dat dit de hoofdkaart beïnvloedt.

Standaard opent QGIS één enkele kaartweergave (“hoofdkaart” genoemd), die strak is verbonden aan het paneel Lagen; de hoofdkaart geeft automatisch de wijzigingen weer die u maakt in het gebied van het paneel Lagen. Maar het is ook mogelijk aanvullend kaartweergaven te openen waarvan de inhoud kan afwijken van de huidige status van het paneel 'Lagen'.

  1. Ga, om een nieuwe kaartweergave toe te voegen, naar Beeld► newMap Nieuwe kaartweergave.
  2. Een nieuw kaart venster komt erbij (rechts of zwevend), dat de rendering van de hoofdkaartweergave nabootst. Deze is wel op zichzelf in- en uitzoombaar. Je mag net zoveel kaartweergaven toevoegen als je nodig hebt. Zij kunnen zwevend worden gehouden, naast elkaar worden geplaatst of op elkaar worden gestapeld.
  3. Nu kun je spelen, zoeken of andere dingen uitvoeren op je (extra) kaart zonder dat dit invloed heeft op je hoofdkaart.
Zoomen en verschuiven; pictogrammen, gebruik
Zoomen en verschuiven; pictogrammen, gebruik

Meten in QGIS

Als je dan toch een topo kaart open hebt staan, misschien ben je wel benieuwd hoe ver het nou eigenlijk is van je school naar het station, of van je woonplaats naar je werk. Natuurlijk kun je dit ook in een programma zoals Google Maps berekenen, maar, daar zijn we nu niet want wij werken met QGIS.

Lengte en gebieden interactief meten

Klik op het pictogram measure op de werkbalk Attributen om het meten te beginnen. De pijl naar beneden nabij het pictogram schakelt tussen gereedschap om measure lengte, measureArea gebied of measureAngle hoek te meten.

 

Laten we ons voor nu even focussen op afstand meten doormiddel van 'measure line'

  • Het gereedschap stelt je in staat om op punten in de kaart te klikken. Elke lengte van een segment, als ook het totaal, wordt weergegeven in het venster Meten. Deze komt automatisch tevoorschijn in je beeld (en kun je ook verschuiven als deze in de weg zit).
  • Met je linkermuisknop kun je een segment selecteren, en kun je daarna meteen een nieuw segment selecteren. Zo zou je een hele route kunnen uitstippelen. Klik met de rechtermuisknop om het meten te stoppen.

Alle meetpunten (segmenten) worden automatisch genoteerd in je venster meten. Hier kun je ook het totaal zien, in dit geval in meters. Door middel van een drop-down menu kun je dit aanpassen, mocht dat nodig zijn. Werk je met meters, zorg er dan ook voor dat je daadwerkelijk meters hebt geselecteerd.

Best nuttig, dat je de afstand van iets zo kan bepalen in QGIS. Maar, we kunnen nog meer leuke dingen opmeten. Bijvoorbeeld een gebied.

Met dezelfde tool kun je, in plaats van 'measure line' selecteren, ook 'measure area' selecteren. Hiermee kun je (o.a.) de vierkante meter van een gebied bepalen. 

measureArea Gebied meten: Gebieden kunnen ook worden gemeten. In het venster Meten verschijnt de geaccumuleerde grootte van het gebied. Klik wederom met rechts om te stoppen met meten. Je hebt ook weer de mogelijkheid om te schakelen tussen de verschillende eenheden voor gebieden (‘Vierkante meters’, ‘Vierkante kilometers’, ‘Vierkante voet’, ‘Vierkante yards’, ‘Vierkante mijlen’, ‘Hectaren’, ‘Acres’, ‘Vierkante centimeters’, ‘Vierkante millimeters’, ‘Vierkante zeemijlen’, ‘Vierkante graden’, ‘Kaarteenheden’). Kies welke het meest relevant is voor jouw onderzoekslocatie. 

 

 

Shapefile laag aanmaken

Nu dat je je een beetje weet te orienteren in QGIS, wordt het tijd dat je daadwerkelijk wat gaat doen met je kaart. De komende hoofdstukken gaan we focussen op het toevoegen van kaartlagen.

Een van de manieren die je het vaakst zal gebruiken, is een nieuwe shapefile-laag maken.

Wat is een shapefile?

De ESRI (Environmental Systems Research Institute) Shapefile is een veelgebruikt uitwisselingsformaat voor geografische informatie.

Shapefiles zijn geschikt voor geometrieën die bestaan uit stuksgewijs rechte lijnen of polygonen van stuksgewijs rechte lijnen. Of punten.

 

Toevoegen van een shapefile

Druk, om een nieuwe laag voor de indeling ESRI Shapefile te maken, op de knop newVectorLayer Nieuwe Shapefile-laag in het menu Kaartlagen ► Laag maken ► of op de werkbalk Databronnen beheren.

Het dialoogvenster Nieuwe Shapefile-laag zal worden weergegeven, zoals hieronder weergegeven.

  1. Voer een bestandnaam in. Hier kun je ook een shapefile bestand met bestaande punten toevoegen (leer je later).
  2. Selecteer je Geometrie-type. Dit geeft aan hoe jij straks data vorm wilt geven. Dit is een drop-down menu waar je kunt kiezen uit:
    1. Punt
    2. Multipunt
    3. Lijn
    4. Polygoon
  3. Je zult in de toekomst het meeste werken met Punt en Polygoon.
  4. Klik op 'ok' en je zult zien dat er nu in je lagen overzicht (links) een nieuwe kaartlaag is toegevoegd.

 

 

Punten invoegen (handmatig)

Nu ga je aan de slag met datapunten toevoegen in je nieuwe shapefile laag. Als eerste bespreken wij punten toevoegen.

Points/punten toevoegen in je shapefile laag

Als je punten wilt toevoegen aan je QGIS kaart, zorg er dan voor dat je in de vorige stap (Shapefile laag aanmaken) als geometrie type 'points' of 'punten' geselecteerd hebt.

Je zult nu een aantal dingen moeten aanklikken in je QGIS interface, wil je daadwerkelijk punten toe gaan voegen.

  1. De eerste stap is om de datase in de bewerkingsmodus te zetten. Selecteer de laag in het deelvenster 'lagen' en klik op 'toggle editing' Dit heeft een potlood symbool ervoor staan. Meerdere lagen kunnen tegelijk bewerkt worden. De laag die geselecteerd is in je lagen overzicht, is degene waarin jij werkt op dat moment.
  2. Als je eenmaal bewerken geactiveerd hebt, kun je een van je werkbalken (je 'digitizing toolbar') gebruiken om functies toe te voegen, te verwijderen of te wijzigen. Editing toolbar in QGIS
  3. Zie bovenstaand afbeelding. Als je een grijze vierkant ziet om je potlood heen, betekent dit dat je in bewerkingsmodus bent.
  4. Om een nieuwe punt toe te voegen in je kaart, selecteer je het icoontje met drie stippen erop, 'add point feature'. Dit kun je ook activeren door (Ctrl + .) te selecteren op je toetsenbord. Let op: bewerkingsmodus MOET dus geactiveerd zijn om punten toe te kunnen voegen.                       
  5. Zodra je dit hebt aangeklikt, kun je op je kaart punten toevoegen. Om dit te doen klik je op een plek in je kaart. Er zal een popup scherm in beeld komen die vraagt om jouw punt te voorzien van een identificerend nummer. Dit hoef je niet perse te doen, simpelweg op 'ok' drukken zal ervoor zorgen dat dit scherm weggaat.
  6. Je kunt zo veel punten toevoegen als dat je zelf wilt. In een later hoofdstuk zullen we ingaan op hoe je de symbolen, kleuren, formaat, etc. kunt veranderen voor je punten.
  7. Ben je klaar met al je punten invoeren; klik dan bewerken (potlood symbool) weer uit. Je bent namelijk klaar met het bewerken van je eerste shapefile laag. Er zal gevraagd worden of je je punten wilt op slaan, doe dit! Anders zullen je punten weer verwijderd worden.

Waarnemingen van meerdere soorten invoeren, kan dat?

Mocht je, bijvoorbeeld zowel huismussen waarnemingen, als beverwaarnemingen willen invoeren als (eigen toegevoegde) punten, dan maak je hier ook TWEE verschillende shapefile lagen voor aan, die je beide voorziet van een eigen titel. Wel selecteer je dan voor beide shapefile lagen 'point' of 'punt' als geometrie type.

 

Symbologie van punten veranderen

De symbologie van een laag is zijn visuele uiterlijk op een kaart. Het visuele uiterlijk van de kaart (die afhankelijk is van de symbologie van de individuele lagen) is ontzettend belangrijk. De eindgebruiker van de kaarten die jij maakt moet in staat zijn om eenvoudig te zien wat de kaart weergeeft. Net zo belangrijk is dat jij in staat moet zijn de gegevens te verkennen, terwijl je ermee werkt, en goede symbologie helpt daar veel bij.

Symbologie personaliseren

De symbologie van een laag wijzigen:

  1. Open zijn laageigenschappen. Dit doe je door met je rechtermuis te klikken op de desbetreffende kaartlaag en eigenschappen(properties) te selecteren.
  2. Je kunt ook bij de eigenschappen komen door te dubbelklikken op het icoontje dat al standaard bij je te veranderen laag staat.
  3. Er komt een nieuwe venster tevoorschijn. Als het goed is, opent deze standaard op het tabblad 'symbologie'. Zo niet, zorg ervoor dat je dit selecteerd.
  4. Je ziet hier een aantal dingen die je kunt veranderen, waaronder: doorzichtigheid, kleur en formaat. Personaliseer je symbool.
  5. Wat daarnaast ook mogelijk is, is een nieuw symbool te gebruiken in plaats van de standaarde 'punt'. Dit zie je in je symbolen overzicht. QGIS bevat al het e.a. aan symbolen, maar het is ook mogelijk om symbolen toe te voegen aan dit overzicht. Dit gebeurt door middel van een plugin.

Plugin voor symbolen

Als het goed is weet uit eerdere informatie hoe je plugins toe kan voegen. Om meer symbolen te krijgen, is een plugin genaamd; resource sharing een goede. Installeer deze plugin, en open deze vervolgens in QGIS.

Dit is een plugin waar veel verschillende dingen gevonden kunnen worden, symbolen zijn hier slechts een onderdeeel van. In de zoekbalk kun je 'symbol' in toetsen, en dan komen automatisch alle bestanden voor symbolen naar voren. Selecteer welke je wilt hebben, en installeer deze (klik op 'install').

Zodra de gewenste pakketten zijn geinstalleerd, zullen deze niet automatisch in je overzicht staan.

  1. Ga weer terug naar de eigenschappen van de laag die je wilt veranderen.
  2. Standaard staat je overzicht geselecteerd op 'marker'
  3. Nu moet je die daaronder selecteren, 'simple marker'
  4. Klik vervolgens op de drop-down menu bij 'symbol layer type'. Kies dan SVG-marker. Het is namelijk zo dat de symbolen die jij zojuist hebt geinstalleerd via de plugin, automatisch worden opgeslagen als SVG-bestanden.
  5. Zodra je dat selecteerd, zie je je geinstalleerde symbool-pakketten uit je nieuwe plugin.
  6. Als je een van de symbolen selecteerd door daar op te klikken, kun je ook hiervan de kleur en formaat aanpassen
  7. Selecteer de gewenste wijzigingen en klik daarna op 'ok'. Je veranderingen worden opgeslagen, en als het goed is zie je je symbool op je kaartweergave veranderen.

 

Zelf Symbolen Toevoegen met Gedownloade Afbeeldingen

  1. Ga naar Symbologie en selecteer, zoals eerder beschreven, Eenvoudige markering.

  2. Kies in plaats van SVG-markering de optie Markering rasterafbeelding.

  3. Klik op het knopje met de drie stippen (...) om te bladeren naar de gewenste afbeeldingen of plaatjes op je computer of laptop.

  4. Pas de grootte van de afbeelding aan naar het gewenste formaat.

  5. Klaar! Je nieuwe symbool wordt nu in QGIS weergegeven.

 

Gefeliciteerd, je kan nu succesvol symboliek aanpassen!!

Polygoon invoegen

Je hebt zojuist geleerd hoe je punten toe kon voegen en kon personaliseren. Nu ga je leren hoe je een polygon in kan voegen.

Polygon toevoegen in je shapefile laag

Als je een polygoon wilt toevoegen aan je QGIS kaart, zorg er dan voor dat je in de vorige stap (Shapefile laag aanmaken) als geometrie type 'polygon'geselecteerd hebt.

Je zult nu een aantal dingen moeten aanklikken in je QGIS interface, wil je daadwerkelijk punten toe gaan voegen. Veel van de onderstaande punten zullen je enigszins bekend voorkomen als je eerder punten toe hebt gevoegd aan je kaart.

  1. De eerste stap nadat je je kaartlaag hebt aangemaakt is wederom om de datase in de bewerkingsmodus te zetten. Selecteer de laag in het deelvenster 'lagen' en klik op 'toggle editing' Dit heeft een potlood symbool ervoor staan. 
  2. Als je eenmaal bewerken geactiveerd hebt, kun je een van je werkbalken (je 'digitizing toolbar') gebruiken om functies toe te voegen, te verwijderen of te wijzigen.
  3. Zie bovenstaand afbeelding. Als je een grijze vierkant ziet om je potlood heen, betekent dit dat je in bewerkingsmodus bent.
  4. Om een nieuwe punt toe te voegen in je kaart, selecteer je dit keer het icoontje een groene ovaal erboven, 'add polygon feature'. Dit kun je ook activeren door (Ctrl + .) te selecteren op je toetsenbord. Let op: bewerkingsmodus MOET dus geactiveerd zijn om punten toe te kunnen voegen.                                        
  5. Zodra je dit hebt aangeklikt, kun je op je kaart beginnen met klikken om je polygon te vormen. Om dit te doen klik je op een plek in je kaart. Je zult merken dat dit iets anders gaat dan punten toevoegen. Je moet namelijk meerdere keren klikken om jouw oppervlakte te voorzien van een polygon, een beetje zoals je hebt gedaan toen je de vierkante meter ging meten in een eerdere hoofdstuk. 
  6. Met je linker muisknop kun je nieuwe punten aanklikken, met je rechter muisknop kun je je polygon stoppen.
  7. Er zal wederom een popup scherm in beeld komen die vraagt om jouw polygon te voorzien van een identificerend nummer. Dit hoef je niet perse te doen, simpelweg op 'ok' drukken zal ervoor zorgen dat dit scherm weggaat.
  8. Ben je klaar met al je punten invoeren; klik dan bewerken (potlood symbool) weer uit. Je bent namelijk klaar met het bewerken van je polygon shapefile laag. Er zal gevraagd worden of je je polygon wilt op slaan, doe dit! Anders zal dit weer verwijderd worden.

Symbologie van polygon veranderen

Ook voor polygonen kun je het e.a. aan symbologie veranderen. Veelal werkt dit hetzelfde als bij de punten, zoals eerder besproken.

Symbologie personaliseren

De symbologie van een laag wijzigen:

  1. Open zijn laageigenschappen. Dit doe je door met je rechtermuis te klikken op de desbetreffende kaartlaag en eigenschappen(properties) te selecteren.             
  2. Je kunt ook bij de eigenschappen komen door te dubbelklikken op het icoontje dat al standaard bij je te veranderen laag staat.
  3. Er komt een nieuwe venster tevoorschijn. Als het goed is, opent deze standaard op het tabblad 'symbologie'. Zo niet, zorg ervoor dat je dit selecteerd.
  4. Je ziet hier een aantal dingen die je kunt veranderen, waaronder: doorzichtigheid en kleur. Personaliseer je polygon. Door de doorzichtigheid aan te passen, maak je het ook mogelijk om de kaartegegevens onder je polygon nog in beeld te hebben.

 

Maar stel, je wilt geen polygon over jouw wijk heen, maar je wilt juist alleen jouw wijk in je kaartweergave zien, niks daaromheen. Ook dat is mogelijk!

Geinverteerde polygonen

Als je in de laag eigenschappen venster zit, zie je bovenaan 'single symbol' staan. Dit wordt standaard weergegeven. Als je daarop klikt, zie je dat dit een drop-down menu is. De een-na-laatste mogelijkheid heet 'geinverteerde polygopn'.

  1. Selecteer Geinverteerde polygopn.
  2. In de eerste instantie verandert er niet veel in je venster. Pas als nodig je kleur (Tip; als je wit gebruikt zal het niet zo gek lijken) of doorzichtigheid aan, en klik op 'ok'.
  3. Nu zie je dat er veel is veranderd! In plaats van dat er een polygoon OVER jouw wijk heen zit, is de rest van Nederland nu bedekt. Dit maakt het mogelijk om bijvoorbeeld een natuurgebied, of jouw wijk af te bakenen en te laten zien in een kaart. Dit is vooral handig als dat het enigste is dat je moet laten zien.

Externe data; wat kun je ermee?

Het komt vaak voor dat er buiten QGIS om datapunten verzameld worden. 

Een voorbeeld is de NDFF. 

Wat is de NDFF? 

De NDFF bundelt, uniformeert en valideert natuurgegevens in Nederland. De gegevens brengen in beeld wat in een bepaald gebied bekend is over het voorkomen van planten- en diersoorten en zijn voor iedereen beschikbaar via een eenmalige levering of een abonnement. De NDFF is de meest complete natuurdatabank van Nederland  en bevat uitsluitend gevalideerde gegevens.

De NDFF is niet zomaar inzichtelijk voor iedereen, daarvoor moet je een abbonnement hebben. Hiermee kun je ook gegevens exporteren naar GIS-systemen of downloaden in Excel bestanden. 

 

Wat heeft dat met jullie te maken? 

Jullie zullen als eindopdracht een QGIS kaart moeten maken met data vanuit NDFF. De docenten zijn in bezit van meerdere Excel bestanden van verschillende waarnemingen van soorten. Jullie zullen hier ook mee oefenen. 

 

Excelbestand converteren naar CSV bestand

De bestanden waarmee jullie zullen werken zijn Excel bestanden (.xlsx). Deze bestanden kunnen niet gelezen worden door QGIS. Als wij die bestanden dus willen verwerken in onze kaartweergave, zal er iets moeten gebeuren. De bestanden moeten geconverteerd worden naar een Comma Separated Values (CSV)-bestand.

CSV bestand

Een CSV-bestand is een tekstbestand dat enkele gegevens bevat. In gewone omstandigheden wordt een CSV-bestand gebruikt om gegevens van de ene applicatie naar de andere over te brengen. Bij wijze van verklaring slaat een CSV-bestand gegevens op, zowel cijfers als tekst in een platte tekst. 

Om je spreadsheet op te slaan als een CSV,

  1. Open je bestand met behulp van de spreadsheetapplicatie
  2. Klik op Bestand en kies Opslaan als
  3. Kies de locatie waar jij jouw bestand wilt opslaan. Daaronder zie je een Save als type optie, kies CSV (door komma's gescheiden) en klik ten slotte op Opslaan knop.
  4. De toepassing kan een bericht weergeven waarin staat dat sommige functies in jouw werkmap mogelijk verloren gaan als je deze opslaat als CSV. Dat wil zeggen dat elke vorm van opmaak van zo'n vetgedrukte tekst niet wordt opgeslagen. Gewoon klikken Ja te gaan.

Nu is jouw bestand klaar om gelezen te kunnen worden door QGIS! Maar.. we zijn er nog niet, want er kan nog genoeg gebeuren.

Invoeren van CSV data

Als je een Excel bestand hebt omgezet naar een CSV bestand, kun je dit invoeren in QGIS. Laten we kijken hoe dat moet.

Om een nieuw laag uit een bestand in je kaartweergave te laden;

  • Ga naar tabblad kaartlagen, en selecteerdDatabronnen beheren, klik op de knop dataSourceManager Databronnen beheren openen (of druk op Ctrl+L). Dit is te vinden in je 'data source manager' toolbar.

Als daarop geklikt word, zie je een popup venster in beeld komen. Zorg dat je onder 't tabblad 'tekengescheiden tekst' zit.

  1. Klik op het knopje met drie puntjes (...) naast bestandsnaam (rechtsboven) om je CSV bestand te zoeken en te selecteren.
  2. Er komt dan automatisch tekst te staan bij bestandsnaam en laag naam. Je kunt je laag naam nog aanpassen, in dit geval bijvoorbeeld 'bruinvis waarnemingen'.
  3. Bij het pijltje genaamd 'bestandsindeling', Selecteer je 'zelfgekozen tekstscheiders' en dan 'tab' en 'puntkomma' te aanvinken.
  4. Bij het kopje 'opties voor record en velden' hoef je niks aan te passen.
  5. Onder het kopje 'geometrie definitie' moet je wel een aantal dingen controleren.
    1. Zorg dat 'punt coordinaten' geselecteerd is.
    2. Controleer of de juiste kolommen uit je Excel bestand bij 'x veld' en 'y veld staan. Kijk hiervoor even terug in je excel bestand hoe de kopjes van de x-coordinaten en y-coordinaten genoemd waren. In dit geval: centrumx (voor X) en centrumy (voor Y)
    3. Controleer of het automatisch goed is ingevoerd in je popup venster. In de meeste gevallen zal dit automatisch gaan.
    4. Controleer vervolgens je 'geometrie CRS'. Dit is je coordinatenstelsel. In veel gevallen zal dit ook automatisch goed gaan, maar controleer voor jezelf of wat hier staat, overeen komt met wat er in je QGIS kaartweergave gebruikt worden. Dit kun je controleren door rechtsonderin te kijken in je kaartweergave (hier kun je ook op klikken). In de meeste gevallen zul je EPSG28992 Amersfoort/RD New selecteren. Zie je de juiste coordinatenstelsel er niet tussen staan? Klik dan op het knopje met een wereldbolletje. Daar kun je dan de juiste vinden.
    5. Komt dit niet overeen, pas dan in je popup venster de Geometrie CRS aan zodat deze overeenkomt met wat er in je kaartweergave staat. Andersom kun je dat ook proberen, dus je kaartweergave aanpassen op wat er in je popupvenster stond.
      1. Mocht dit de eerste keer niet goed gaan, verwijder dan je laag uit je kaartweergave, en voeg je CSV bestand opnieuw toe.
  6. Als dat allemaal gecontroleerd is, klik je op 'add'. Je popup venster zal niet weg gaan, maar je ziet als het goed is wel punten verschijnen op je kaartweergave.
  7. Zodra dit gelukt is, kun je op 'close' klikken op weg te gaan uit je popup venster.

Er zullen in de eerste instantie simpele bolletjes staan als symbool voor je datapunten. Dit kun je aanpassen in de symbologie, zoals eerder uitgelegd.

 

Wat goed van je! Je kunt nu datapunten van externe bronnen toevoegen aan je QGIS kaart!! Topper dat je bent.

very impressive" Sticker by alexmarie1991 | Redbubble

Combineren van je QGIS skills

In alle waarschijnlijkheid zul je in veel gevallen de kennis die je nu hebt opgedaan, moeten combineren. Denk bijvoorbeeld aan een inverted polygoon maken van het onderzoeksgebied, met daarbinnen de externe datapunten die je toe moet voegen.

Printbare kaart maken

Print-layout en kaart toevoegen

Nu je een kaart kunt maken, dien je ook in staat te zijn deze af te drukken of naar een ander document-type te kunnen exporteren. De reden daarvoor is dat de kaartweergave in QGIS zelf, geen afbeelding is. Iemand die geen QGIS heeft, of dezelfde gegevens van jouw computer mist, zal jouw QGIS bestand niet kunnen gebruiken of inzien.

We laten je nu kennis maken met de afdruk layout.

  1. Klik op het menuitem 'project' en ga naar 'nieuwe afdruklayout'. Er wordt eerst gevraagd of je de nieuwe layout een naam wilt geven. Doe je dit niet, dan zal er automatisch een naam gegeven worden. Er zal een blanco dialoogvenster openen. Hoe je dit noemt maakt niet uit, het zal geen onderdeel zijn van wat je inlevert.

Zorg ervoor dat de layout van je kaart in je 'bewerkbare' kaartweergave al is zoals je die ook in je printbare layout wilt hebben.

  1. Klik met rechts op het blad in het centrale deel van het venster voor de lay-out en kies Pagina-eigenschappen in het contextmenu.

  2. Controleer of de waarden op de tab Item-eigenschappen zijn ingesteld op het volgende:

    • Grootte: A4

    • Oriëntatie: Liggend

    Nu is de lay-out van de pagina zoals je die wilt hebben, maar deze pagina is nog steeds blanco. Er ontbreekt duidelijk een kaart. Laten we dat fixen!

  3. Klik op de knop addMap Kaart toevoegen. Deze vind je in de linker verticale balk met knoppen. je kunt dit ook vinden onder het tabblad 'item toevoegen'. Je kunt, met dit gereedschap geactiveerd, een kaart op de pagina plaatsen.

  4. Klik en sleep een vak op de blanco pagina. De kaart zal automatisch verschijnen op de pagina. Je kunt de kaart verplaatsen door erop te klikken en rond te slepen, mocht dat nodig zijn. Ook de grootte kan nog aangepast worden door in de hoeken te klikken en te slepen.

  5. Laat wat ruimte over langs de randen, wat extra ruimte aan de linker- of rechterkant, en wat extra ruimte aan de bovenzijde voor een titel.  Zo loop je geen risico dat je legenda in de weg zit van je kaartdata.

  6. Zoom in en uit op de pagina met behulp van deze knoppen, maar let op; dit zal niet je kaart zelf in of uit zoomen:

    zoomFullExtent zoomIn zoomOut

  7. Om je kaart zelf te vergrootten of te verschuiven, kun je gebruik maken van het gereedschap moveItemContent Inhoud item verschuiven. Klik dan op je kaart. Vergroten of verkleinen kan dan door op je kaart je Ctrl toets in te houden, en met twee vingers op je touchpad naar elkaar toe te bewegen of uit elkaar te bewegen.

  8. Je kunt ook in de hoofdvenster je kaart aanpassen, dit zal dan automatisch in je print-layout aanpassen. Als, om enige reden, de kaartweergave niet juist wordt bijgewerkt, kun je de kaart geforceerd vernieuwen door op de knop refresh Scherm vernieuwen te klikken.

  9. Sla na deze stappen je kaart alvast op.

 

Titel toevoegen en vastzetten van items

Je hebt nu een kaart toegevoegd in de print layout, maar veel meer staat er nog niet, waardoor de lezers/gebruikers nog steeds niet zo goed weten wat gaande is. Zij hebben daarvoor context nodig en die kun jij toevoegen.

Laten we beginnen met een titel toevoegen.

  1. Klik op de knop label Label toevoegen

  2. Klik op de pagina, boven de kaart, accepteer de voorgestelde waarden in het dialoogvenster Nieuw item Eigenschappen en een label zal boven de kaart verschijnen.

    1. Je kunt ook boven je kaart klikken, ingedrukt houden en slepen om een tekstvak te plaatsen.

  3. Pas de grootte aan en plaats het in het midden boven aan de pagina. Het kan op dezelfde manier worden aangepast en verplaatst als waarop je de grootte van de kaart aanpaste en die verplaatste.

    Als je de titel verplaatst, zul je merken dat er hulplijnen verschijnen om jou te helpen de titel in het midden van de pagina te plaatsen (zoals je bijvoorbeeld ook bij Word gewend bent).

  4. Er is overigens ook een gereedschap op de werkbalk Acties om je te helpen de titel relatief aan de kaart (niet de pagina) te plaatsen:alignLeft

  5. Klik op de kaart om het te selecteren. Houdt Shift ingedrukt op je toetsenbord en klik op het label, zodat zowel de kaart als het label zijn geselecteerd.

  6. Zoek naar de knop alignLeft Geselecteerde items links uitlijnen en klik op de pijl voor het keuzemenu ernaast om de opties voor plaatsing weer te geven en klik op alignHCenter Midden uitlijnen (of een andere optie die je wilt):                                          ../../../_images/align_center_dropdown.png

 

Nu is het frame van het label gecentreerd aan de kaart, maar niet de inhoud ervan. De inhoud van het label centreren:

  1. Selecteer het label door er op te klikken.

  2. Klik op de tab Item-eigenschappen in het zijpaneel van het venster Afdruklay-out.

  3. Wijzig de tekst van het label naar iets passends:               

     

  4. Gebruik deze interface om het lettertype en de optie voor uitlijning in te stellen in het gedeelte Uiterlijk: Je kunt hiervoor op 'font' drukken, en dan zie je het volgende:

    1. Kies een groot, maar zinnig, lettertype (het voorbeeld zal het standaard lettertype met een grootte van 36 gebruiken)

    2. Stel Horizontale uitlijning in op Centreren.

    Je kan ook de kleur van het lettertype wijzigen, maar het is waarschijnlijk het beste om die zwart te laten staan, zoals de standaard is.

  5. De standaardinstelling is om geen kader toe te voegen rondom het tekstvak van de titel. Als je echter een kader wilt toevoegen, kun je dat zo doen:

    1. Scroll, op de tab Item-eigenschappen, naar beneden tot je de optie Frame ziet.

    2. Klik op het keuzevak Frame om het kader in te schakelen. Je kan dan ook de kleur en breedte van het kader wijzigen

Als je dat allemaal hebt gedaan, heb je nu het begin van een kaart met context.

 

Er zal in de opdrachten ook van je gevraagd worden om een subtitel te maken, met daarin o.a. je naam, klas en datum. Dit doe je op dezelfde wijze als hierboven. Zorg er alleen voor dat je subtitel iets kleiner is dan je hoofdtitel.

VASTZETTEN

Om er voor te zorgen dat je niet per ongeluk deze elementen verplaatst nu ze uitgelijnd zijn, kun je de items op hun plaats vastzetten:

  1. Selecteer eerst je kaart. In het venster aan de rechterkant ga je naar het tabblad 'item eigenschappen' en dan naar het onderdeel 'lagen'. Hier zorg je dat je 'lagen vergrendelen' en 'stijlen voor lagen vergrendelen' aanvinkt. Dit is cruciaal om ervoor te zorgen dat je kaart blijft zoals die nu is. Later ga je een extra kaartje toevoegen aan je overzicht, waardoor deze kaart zou kunnen veranderen. Vergeet dit dus niet!!!   
  2. Selecteer daarna zowel het label als je kaart.
  3. Klik op de knop lockItems Geselecteerde items vastzetten op de werkbalk (bovenin). Je kunt dit ook vinden door op het tabblad items te klikken, en dan 'geselecteerde items vastzetten' selecteren.

Mocht je er natijd achter komen dat je toch nog iets aan moet passen, dan zul je de items weer los moeten maken. Dit kan door in hetzelfde menu als het vastzetten, 'alle items losmaken' te selecteren. Zorg er daarna wel weer voor dat je alles weer vast zet.

Een legenda toevoegen

De lezer van de kaart moet ook in staat zijn te zien welke verschillende dingen op de kaart eigenlijk betekenen. In sommige gevallen, zoals de plaatsnamen, is dit nogal duidelijk. In andere gevallen is het moeilijker te raden, zoals dat symbooltje die je gebruikt hebt voor je bruinvissen. Laten we een nieuwe legenda toevoegen.

  1. Klik op de knop addLegend Legenda toevoegen

  2. Klik op de pagina om de legenda neer te zetten, accepteer de voorgestelde waarden in het dialoogvenster Nieuw item Eigenschappen.

  3. Een legenda wordt toegevoegd aan de pagina van de lay-out, de symbologie van de lagen weergevend zoals ingesteld in het hoofddialoogvenster.

  4. Zoals gewoonlijk kun je klikken op het item en dat verplaatsen naar waar je dat wilt:

Niet alles op een legenda is noodzakelijk, dus laten we enkele niet gewenste items verwijderen.

  1. Op de tab Item-eigenschappen vind je het paneel Items voor Legenda.

  2. Deselecteer het vak unchecked Automatisch bijwerken, wat je in staat stelt de items voor de legenda direct te bewerken

  3. Selecteer het item met open topo bijvoorbeeld.

  4. Verwijder het uit de legenda door te klikken op de knop signMinus

  5. Zorg dat je alleen overhoudt wat nuttig is voor de lezer/gebruiker om te weten.

  6. Bovenaan kun je ook een titel voor je legenda toevoegen, vaak vul je hier simpelweg "legenda' in. Font, formaat en eventueel kleur kun je aanpassen onder het kopje 'font en text formatting', iets verder naar beneden.                               

  7. Ook hier kun je er weer een border/frame om heen laten zetten. Dit doe je door in hetzelfde venster 'Frame' aan te klikken.

 

Noordpijl en schaalbalk toevoegen

Het is voor de lezer/gebruiker ook fijn om te weten welke richting het Noorden is, voor het geval ze niet bekend zijn met de geselecteerde stukjes topografie, en met wat voor formaten we te maken hebben, hoe ver is het van de ene waarneming naar de ander? Daarvoor voegen we vaak noordpijlen en schaalbalken toe aan onze printbare kaarten.

 

Schaalbalk toevoegen:

  1. Klik op het knopje scaleBar Schaalbalk toevoegen. Ook dit kun je vinden onder 'items toevoegen
  2. Klik dan ergens op je kaart waar je je schaalbalk wilt plaatsen. Ga akkoord met de voorgestelde instellingen.
  3. Je schaalbalk komt nu op je kaart te staan. Je kunt nog kiezen uit een aantal verschillende opmaken, dit doe je rechts in de opties als je op je schaalbalk klikt.
  4. Controleer dat je kilometers geselecteerd hebt. Werk je met een kleiner oppervlakte, dan kan het handig zijn om een andere eenheid te kiezen (bijv. meters).

Noordpijl toevoegen:

  1. Klik op de knop northArrow Noordpijl toevoegen
  2. Klik dan ergens op je kaart waar je je noordpijl wilt plaatsen. Ga akkoord met de voorgestelde instellingen.
  3. Je zult rechts nu wat anders zien staan, namelijk dezelfde symbolen die je eerder hebt gezien. Selecteer hiervoor onder 'app symbols' de 'arrows' folder. Hier komen de verschillende noordpijlen te staan. Selecteer hier eentje uit.
  4. Je kunt de grootte en kleur aanpassen.

Zodra je alle elementen op de juiste plek hebt staan, kun je ook deze elementen weer vastzetten zoals je eerder hebt gedaan bij je kaart en titel. Dit voorkomt ongewilde verschuivingen.

Overzichtskaart Nederland toevoegen

Er zal in de opdrachten van je gevraagd worden dat je ook een overzichtskaart van Nederland toevoegt in je print layout. Dit zorgt ervoor dat de lezer/gebruiker in een oogopslag kan zien waar in Nederland jouw 'ingezoomde' onderzoekslocatie zich bevindt.

Warning: om dit succesvol uit te voeren, zonder je andere kaart helemaal te veranderen, MOET je de onderstaande stap hebben uitgevoerd met je eerste kaart in printlayout. Dit is ook aangegeven in het hoofdstuk over items vastzetten.

Selecteer eerst je kaart. In het venster aan de rechterkant ga je naar het tabblad 'item eigenschappen' en dan naar het onderdeel 'lagen'. Hier zorg je dat je 'lagen vergrendelen' en 'stijlen voor lagen vergrendelen' aanvinkt. Dit is cruciaal om ervoor te zorgen dat je kaart blijft zoals die nu is. Later ga je een extra kaartje toevoegen aan je overzicht, waardoor deze kaart zou kunnen veranderen. Vergeet dit dus niet!!!   

Om goed aan te geven waar in Nederland dit is, Moet je eerst in je hoofdkaart ('normale' kaartweergave, en niet je print layout) een laag gemaakt met daarin of een polygoon (voor bijvoorbeeld Noord-Holland, Friesland, Groningen, Waddenzee eilanden), of een symbool point (formaat: groot!) toegevoegd om een plek aan te geven.

  1. Ga naar je 'normale' kaartomgeving, en zet alle kaartlagen uit behalve je topo laag en de laag waarin je polygoon of punten zitten om je locatie/onderzoekslocatie aan te geven. Zorg dat heel Nederland te zien is op je laptop.
  2. Ga weer terug naar je print layout.
  3. Voeg een kaart toe zoals je dat eerder ook hebt gedaan, met de knop 'add map'.
  4. Maak een kleine rechtshoek aan de zijkant van je overzicht, bij voorkeur boven of onder je legenda.
  5. Er komt hier een kaart in te staan, zoals je die in je hoofdvenster hebt achtergelaten. Deze kun je aanpassen (verplaatsen, in/uit zoomen) op dezelfde manier als hiervoor, met de knop 'move item content'.
  6. Nu heb je een mooi overzichtskaart van Nederland, waarin precies te zien is waar je onderzoekslocatie/locatie zich bevindt.

Kaart exporteren

Tot slot is de kaart klaar om te worden geëxporteerd! Je zult de knoppen voor exporteren zien in de linkerbovenhoek van het venster Afdruklay-out:

  • filePrint Lay-out afdrukken: is verbonden met een printer. Omdat de opties voor de printer zullen verschillen, afhankelijk van het model printer waarmee je werkt, is het waarschijnlijk beter om de handleiding van de printer of een algemene gids over afdrukken te raadplegen voor meer informatie over dit onderwerp.

    De andere knoppen zorgen dat je de kaart kan exporteren naar een bestand.

  • saveMapAsImage Als afbeelding exporteren: geeft je een selectie van verschillende algemene indelingen voor afbeeldingen om uit te kiezen.

  • saveAsSVG Als SVG exporteren: SVG staat voor “Scalable Vector Graphic” en kan worden geïmporteerd in programma’s als Inkscape of andere software voor het bewerken van vector-afbeeldingen. Dit zul je als student niet vaak tegen komen, tenzij bijvoorbeeld een stagebieder hier om vraagt.

  • saveAsPDF Als PDF exporteren: Als je de kaart naar een docent/peppels moet sturen, is het het meest verplicht om een PDF te gebruiken, omdat het eenvoudiger is om afdrukopties voor een PDF in te stellen.

Voor onze doeleinden gaan we een PDF gebruiken.

  1. Klik op de knop saveAsPDF Als PDf exporteren

  2. Kies een locatie om op te slaan en een bestandsnaam, zoals gewoonlijk. Het volgende dialoogvenster zal worden weergegeven.

    ../../../_images/layout_export_pdf.png

  3. Je kan nu veilig de standaardwaarden gebruiken en klikken op Opslaan.

    QGIS zal doorgaan met het exporteren van de kaart en een bericht sturen naar de bovenzijde van het dialoogvenster Afdruklay-out zodra het is voltooid.

  4. Klik op de hyperlink in het bericht om de map waar de PDF is opgeslagen, in het bestandsbeheer van uw systeem, te openen

  5. Open het en bekijk hoe je lay-out er uitziet.

    Is alles OK? Gefeliciteerd met je eerste voltooide kaartproject van QGIS!

  6. Is er iets niet naar je zin? Ga terug naar het venster van QGIS, maak de noodzakelijke aanpassingen en exporteer opnieuw.

  7. Onthoud om je kaart regelmatig op te slaan.

Eindopdracht (oefening)

Nu dat je alle skills bevat om een echte GIS kaart te kunnen produceren, is het tijd om te oefenen met een eindopdracht zoals je die ook in de laatste weken zal ontvangen. Nu heb je tijd om hiermee te oefenen, in de laatste weken zul je dit in een lesuur moeten kunnen maken en afronden.

Dit is eigenlijk niks anders dan wat je hiervoor, stap voor stap, hebt uitgevoerd. Nu doe je het gewoon allemaal in een keer! Easy peasy!

Je opdracht is als volgt:

Maak een kaart als PDF:

Je gaat aan de slag met QGIS, waarbij je een kaart maakt en exporteert/inlevert als PDF.

Je gaat aan de slag met QGIS, waarbij je een kaart maakt en exporteert/inlevert als PDF.

Er wordt vanuit de Waddenvereniging om een kaart te maken voor iin het adviesrapport dat ze aan het maken zijn over de bescherming en voorkomen van de bruinvis in Nederland. Dit moet gemaakt worden op basis van de waarnemingen die in de NDFF staan (zie bijlage).

Maak hiervoor een PDF die ze toe kunnen voegen in hun rapport.

Wat verwachten zij?

-          Topo gegevens (1pnt)*killingpoint

-          De waarnemingen van de bruinvissen. (2pnt) *killingpoint

-          Je geeft aan waar Ecomare ligt. (1pnt)

-          Je geeft aan waar de pond op Texel aankomt/vertrekt, en waar deze op Den Helder aankomt/vertrekt.                 (1pnt)

-          Een vrijgemaakt gebied van de Waddenzee en de eilanden, en de provincies Groningen, Friesland                en Noord-Holland. (1pnt)*killingpoint

-          Legenda, met daarin alle relevante gegevens uit je kaart. (1pnt)

-          Schaalverdeling en compasroos/noordpijl. (1pnt)

-          Logische titel, subtitel, datum en eigen naam. (1pnt)*killingpoint

-          Een overzichtskaart van Nederland, waarin de ligging van de verspreiding van de bruinvissen duidelijk                    wordt. (1pnt)*killingpoint

-          Nette, overzichtelijke opmaak. (bv. kleur, lettertype, vlakverdeling, legende uiterlijk, algehele                             uitstraling)

Lever je opdracht in als PDF en vul de onderstaande vraag nog in.

Lever je opdracht in als PDF.

Lever dit in bij je docent.

PEAK HSC: Physics & Chemistry - Good luck to all our Physics students  today! We are wishing you all the very best. We are proud of you. Enjoy the  last HSC Physics

  • Het arrangement QGIS Toegepaste Biologie Leerjaar 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Devlin Funderburk
    Laatst gewijzigd
    2025-01-15 09:28:36
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    QGIS (basis)cursus voor leerjaar 1 en 2 Toegepaste Biologie op het Aeres MBO Almere.
    Leerniveau
    MBO, Niveau 4: Middenkaderopleiding;
    Leerinhoud en doelen
    Loopbaan; Loopbaansturing; Werkexploratie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    gis, mapping, qqgis, toegepastebiologie
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.