M&N - Seks, drugs & alcohol

M&N - Seks, drugs & alcohol

0. Info startweek

  • Inleiding in twee zinnen, vooral gericht op inhoud: Deze Quest bestaat uit 2 delen. In het eerste deel gaan we in op de invloed van alcohol en drugs op het zenuwstelsel en hormoonstelsel, en in het tweede deel gaan we in op hoe voortplanting werkt bij de mens en hoe je veilig seks hebt.
  • Aantal XM: 15XM.
  • Coaches die de quest begeleiden: Mevrouw Schollaardt
  • Begeleiding met Blox, aantal en start: 1 speciale voorlichtingsBloX die meermalen zal worden gegeven. Hierin oefen je oa. hoe je op de juiste manier een condoom omdoet.
  • Building Learning Power: doorzettingsvermogen. Er komen veel verschillende onderwerpen in deze Quest te pas, zoals het zenuwstelsel, hormoonstelsel, etc.
  • Belangrijkste opbrengsten: opdrachten en short stories.

 

Inhoud en eXplore miles

Waarom zou je voor deze quest willen kiezen?

Omdat je meer wil weten over jouw lichaam.

  • Deel 1: Over hoe het met zichzelf communiceert en hoe het effect dat bepaalde middelen daarop hebben.
  • Deel 2: Over hoe mensen zich voortplanten: wat gebeurt er en hoe doe je het veilig?

Waar gaat deze quest over?

Deze quest gaat over de invloed van alcohol en drugs op het zenuwstelsel en hormoonstelsel, en over de voortplanting van mensen.

Hij hoort bij het domein Mens en Natuur.

Je leert hoe je lichaam het zenuwstelsel en hormoonstelsle gebruikt om processen in je lichaam aan te sturen, hoe je van geslachtscel tot mens komt en hoe je veilig seks hebt.

 

Welke producten moet je leveren?

Voor deze quest moet je de volgende producten leveren:

  • Opdrachten (grijze vakken)
  • Eindproduct: Short stories-> uit te breiden met extra Nederlands

 

VERWACHTING VOORDAT JE BEGINT

Deze quest wordt ondersteund met een bloX en een chatgroep via Teams.

  • Zorg dat je jezelf inschrijft voor de speciale voortlichtingsbloX (gaat over SOA's en geboorteregeling)

  • Stuur aan het begin van de periode dat je deze Quest hebt gekozen naar de vakcoach. Deze coach nodigt jou dan uit voor de chatgroep in Teams.

 

 

eXplore miles

 

Deze quest levert jou 15-20 eXplore miles op als je hem helemaal doorloopt, alle stappen zet en alle deliverables op tijd levert.

 

1. Jij begint

Motivatiemotor

➜ Maak een tegel aan in Egodact. Beschrijf daarin waarom je deze quest tot een goed einde zou willen brengen.

 

2. De Quest

2a. Deel 1: Drugs en alcohol (ca. 6h)

Stap 1 Drugs & alcohol

Introductie

Met deze stap ben je ca. 6h bezig:

  • 2,5h zenuwstelsel
  • 1h hormonen
  • 2,5h alcohol & drugs

 

Bij deze stap horen de volgende leerdoelen:

  • Kunnen uitleggen wat er in je lichaam gebeurt om te kunnen reageren op een prikkel
  • De functies van verschillende hersenonderdelen kunnen toelichten
    • Hersenstam
    • Grote hersenen
    • Kleine hersenen
  • Kunnen uitleggen hoe hormonen processen in je lichaam regelen
  • Kunnen beschrijven welke invloeden alcohol heeft op je lichaam
  • Kunnen beschrijven welke invloeden drugs hebben op je lichaam

 

Laten we bij het begin beginnen. Om te snappen hoe alcohol en drugs je dronken, lam en high kunnen maken, moet je eerst snappen hoe processen worden geregeld in je lichaam. 2 belangrijke manieren zijn:

  • Zenuwstelsel
  • Hormonen

 

1.1 Het zenuwstelsel

Reageren op prikkels

Tijdens veel feesten worden lekkere dingen gegeten, zoals oliebollen bij oud en nieuw, taart bij een verjaardag of een spookachtige snacks bij Halloween. Om al dat lekkers op te eten moet je lichaam met zichzelf communiceren: je moet het eten waarnemen (ruiken, proeven, zien, etc.), je moet het oppakken, je moet erop kauwen, je moet slikken, etc. Een van de manieren waarop je lichaam dit doet is met behulp van het zenuwstelsel.

 

Eerst ruik je het eten. De geur is een prikkel. Een prikkel is informatie uit je inwendige milieu (vanuit je lichaam) of uitwendige milieu (vanuit je omgeving)). Deze kunnen worden waargenomen door zintuigen, zoals je neus.

 

Meestal reageer je op een prikkel. Dat komt, omdat je neus de prikkel geur omzet in impulsen. Dat zijn elektrische signaaltjes die zich verplaatsen via je zenuwcellen. Deze impulsen komen vervolgens aan in je hersenen. Daar worden ze verwerkt en ontstaan er nieuwe, andere impulsen. Deze gaan via zenuwcellen naar een spier of een klier, waardoor er iets gebeurt: je reageert op de prikkel.

 

Je kan op deze manier bijvoorbeeld een frietje pakken (zie plaatje hieronder).

 

 

Opdracht 1: Beantwoord vraag 1a t/m 1f. Vragen 1d en 1e zijn alleen voor HAVO- en VWO-leerlingen.

a) In het plaatje zie je 2 pijlen lopen tussen het frietje en het meisje. Ze wijzen naar 2 verschillende zintuigen. Welke?

b) Welke prikkels horen bij die zintuigen?

c) Welke zintuigen ken je nog meer? Noem er minstens 2.

d) HV-vraag: Zoek eens de zintuigen in je huid op. Kende je ze al? Zo nee, welke kende je nog niet?

e) HV-vraag: Dit zijn nog lange niet alle zintuigen die er bestaan. De mense heeft er nog veel meer en dit aantal wordt zelfs nog hoger als je de zintuigen van dieren meetelt die mensen niet hebben. Noem er 1 (dierenplaatjes zijn welkom :) ).

f) Op een mooie maandagochtend na een leuk weekend ligt Jacques nog in zijn bed. Ineens gaat zijn wekker, welke hij vervolgens uitzet. Hij is klaar voor een nieuwe schooldag. Beschrijf wat er gebeurt met impulsen, prikkels, etc. in dit verhaaltje in maximaal 5 stappen.

 

Zenuwstelsel

Het zenuwstelsel kun je op verschillende manieren indelen. Een bekende is een indeling op basis van locatie in het lichaam: centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel.

 

 

Opdracht 2: Beantwoord de volgende vragen.

a) Benoem de onderdelen A, B en C. Kies uit ‘hersenen’, ‘ruggenmerg’ en ‘zenuwen’.

b) Welke onderdelen horen/welk onderdeel hoort bij het centrale zenuwstelsel? Kies uit A, B en C.

c) Welke onderdelen horen/welk onderdeel hoort bij het perifere zenuwstelsel? Kies uit A, B en C.

d) Je hebt verschillende zenuwcellen die impulsen in verschillende richtingen geleiden. Combineer hieronder de juiste zenuwcellen (I, II of III) met de juiste richting (A, B of C). Gebruik hiervoor je eigen kennis en het internet.
I)   Gevoelszenuwcellen      A. Binnen het centrale zenuwstelsel
II)  Bewegingszenuwcellen    B. Van het centrale zenuwstelsel naar spieren/klieren
III) Schakelcellen           C. Van zintuigen naar het centrale zenuwstelsel

 

Hersenen en geheugen

Je hersenen bestaan uit 3 delen: de grote hersenen, kleine hersenen en hersenstam.

  • Grote hersenen: hier wordt je je bewust van dingen en ontstaan impulsen voor bewuste bewegingen. De buitenkant, de hersenschors, is sterkt geplooid (het heeft veel vouwen). Hier bevinden zich de hersencentra:
    • Sommige hercencentra zijn verbonden zijn met zintuigen. Bijvoorbeeld je gehoorcentrum, waarin impulsen van je oor (het gehoorzintuig) worden verwerkt.
    • Ook bestaan er hersencentra voor beweging. Hier ontstaan impulsen die naar spieren/klieren gaan. Bijvoorbeeld je schrijfcentrum dat je spieren in je arm aanstuurt, zodat je kan schrijven.
  • Kleine hersenen: door je kleine hersenen kun je gecoördineerd bewegen. Dat betekent dat je bewegingen op elkaar afgestemd worden. Zo loop je bijvoorbeeld soepel in plaats van dat je waggelt of omvalt.
  • Hersenstam: dit regelt onbewuste dingen, zoals je hartslag, je temperatuur en je ademhaling. Ook gaan impulsen voor reflexen (snelle, onbewuste reacties) van je hoofd en hals via je hersenstam, zoals het zuigreflex bij baby’s of je niesreflex.

 

Om iets te onthouden worden er zogenaamde geheugensporen gevormd, welke je activeert om je iets te herinneren. Deze ontstaan doordat zenuwcellen in de hersenschors verbonden worden tot een patroon. Je hebt 2 soorten geheugen:

  • Kortetermijngeheugen: onthoud je kort.
  • Langetermijngeheugen: onthoud je lang.

 

Opdracht 3: Beantwoord de volgende vragen. De vragen 3e en 3f zijn alleen voor HAVO- en VWO-leerlingen.

a) Noem een voorbeeld van iets dat je typisch opslaat in je kortetermijngeheugen en iets dat je typisch opslaat in je langetermijngeheugen.

b) Kies de juiste dikgedrukte zinsdelen in het volgende stukje:
Een geheugenspoor is makkelijker te activeren als je deze vaker/eenmalig gebruikt. Daarom kun je een geheugenspoor versterken door informatie te herhalen/een keer door te lezen.

c) In welk van de 3 genoemde hersendelen worden geheugensporen gevormd?

d) Waarom kun je fietsen zonder continu te slingeren of per ongeluk om te vallen? Betrek in je antwoord de kleine hersenen.

e) HV-vraag: In de tekst staat dat reflexen onbewust zijn. Leg uit waarom dat zo is, gebruik in je antwoord de begrippen ‘grote hersenen’ en ‘hersenstam’.

f) HV-vraag: Niet alle reflexen gaan via je hersenstam, dat doen alleen reflexen van je hoofd en je hals. Als je goed tegen iemands knie tikt met de zijkant van je hand, etc. zal hij/zij onbewust zijn been strekken. Dit heet het kniepeesreflex (leuk om eens te proberen-> zie internet). Je knie ligt niet echt in de buurt van je hoofd en hals. Zoek uit via welk onderdeel van het centrale zenuwstelsel de impulsen van deze reflex gaan.


1.2 Hormonen

Je lichaam communiceert niet alleen met zichzelf door middel van het zenuwstelsel, maar kan dat ook doen door middel van hormonen. Dat zijn stofjes die cellen en weefsels beïnvloeden.

 

Hormoonklieren hebben hormoonproducerende cellen. Deze cellen maken hormonen, welke door de klier afgegeven worden aan het bloed. Via je bloed reist zo’n hormoon vervolgens door heel je lichaam, waar het uiteindelijk cellen tegenkomt die het kan beïnvloeden.

 

Hormonen werken alleen waar ze dat horen te doen. Dat komt door een soort sleutel-slotprincipe, zoals ik dat graag noem. De cellen waar het hormoon voor bedoelt is, de doelcellen, hebben receptoren in/op de cel, waarmee ze het hormoon kunnen waarnemen (zie plaatje hieronder). Cellen waar het hormoon niet voor bedoelt is, hebben deze receptoren niet en kunnen dus niet reageren op dat specifieke hormoon.

 

Bron afbeelding: https://simply.fit/artikel/krachtig-spul-die-hormonen

 

Opdracht 4: Maak de volgende vragen. De vraag 4e is alleen voor HAVO- en VWO-leerlingen.

a) Waarom zal een hormoon dat bestemd is voor je lever wel daar cellen beïnvloeden, maar niet de cellen van je hart?

b) Hormonen regelen over het algemeen trage en langdurige processen in je lichaam. Noem 2 van zulke processen.

c) Het enige echt snelle proces dat geregeld wordt door een hormoon is als je in paniek raakt of ineens heel bang en/of boos wordt. Door dit hormoon nemen oa. je hartslag en bloedsuikerspiegel toe. Zo ben je klaar om te vechten of om te vluchten. Hoe heet dit hormoon?

d) Vul je zinnen aan. Neem hiervoor de nummers 1 t/m 7 over en zet daarachter de juiste optie. Kies uit: elektrische signalen, het bloed, hormonen, informatie, sneller, impulsen en het zenuwstelsel.
Hormonen reizen via …1… naar hun bestemming, in tegenstelling tot …2… die reizen via zenuwcellen. Er zijn natuurlijk nog meer verschillen. Zo zijn …3… moleculen, terwijl impulsen …4… zijn. Er zijn echter ook overeenkomsten. Ze zijn beide namelijk belangrijk voor het doorgeven van …5… binnen je lichaam, al is …6… over het algemeen wel …7… dan het hormoonstelsel.


e) HV-vraag: De hypofyse (ligt net onder de hersenen) wordt ook wel de centrale hormoonklier genoemd. Leg uit waarom dit zo is. Tip: kijk naar de organen die door de hormonen van de hypofyse worden aangestuurd. Valt je iets op aan sommige?


Bron afbeelding: https://spreekuurthuis.nl/themas/hypofyseziekten/informatie/ligging%2C_bouw_en_functie_van_de_hypofyse

 

1.3 Alcohol & drugs

Wat is alcohol?

Alcohol is een stofje dat ontstaat tijdens alcoholgisting, een vorm van fermentatie. Zo ontstaan dranken als wijn, bier en mede.

Als je dergelijke dranken drinkt, komt de alcohol die daarin zit via je mond en slokdarm in je maag. Een klein deel wordt daar afgebroken, maar de rest gaat door naar je darmen, waar het wordt opgenomen in je lichaam. Na ongeveer 10 minuutjes bereikt een deel van die alcohol je hersenen en dat is nu net waar het veel drinkers om gaat: de reactie van de hersenen op alcohol.

 

Als de politie denkt dat je teveel alcohol hebt gedronken, kunnen ze je vragen om een blaastest te doen. Hiermee kunnen ze uitrekenen hoeveel milligram alcohol er per milliliter bloed aanwezig is. Een bloedtest werkt ook, maar dat is niet zo praktisch op straat.

 

Opdracht 5: Beantwoord de volgende vragen.

a) Welke effecten van alcohol ken je al? Bijvoorbeeld uit films, uit series, via kennissen, etc.?

b) Waarom wordt er eigenlijk gekeken naar de hoeveelheid alcohol in je bloed en niet gewoon naar het aantal glazen dat je op hebt? Noem 2 redenen. Ga bij je antwoord in op zowel de tijdspanne waarin je hebt gedronken als op je lichaamsgewicht.

c) Mogen mannen meer of minder drinken dan vrouwen om nog deel te mogen nemen aan het verkeer? Leg je antwoord uit.

 

 

Wat doet alcohol nu precies met je hersenen?

Impulsen kunnen niet zomaar van de ene zenuwcel naar de andere overspringen. Hiervoor zijn speciale stofjes nodig, genaamd neurotransmitters. Op de plek waar de zenuwcellen bij elkaar komen, geeft de ene cel neurotransmitters af. Deze kunnen het ontstaan van een impuls in de andere zenuwcel remmen of stimuleren.

  • Remmende neurotransmitters maken het moeilijker om een impuls te laten ontstaan.
  • Stimulerende neurotransmitters maken het makkelijker om een impuls te laten ontstaan.

 

Iedere zenuwcel is verbonden met meerdere andere zenuwcellen. Sommige zullen het moeilijker maken om een impuls te laten ontstaan, andere juist makkelijker, afhankelijk van hun afgegeven neurotransmitters. Nu komt er een rekensom: als er na het aftrekken van de remmende neurotransmitters nog genoeg stimulerende neurotransmitters overblijven, ontstaat er een impuls.

 

Alcohol verstoort de communicatie tussen zenuwcellen, waaronder die in je hersenen. Het verstoort namelijk de balans tussen remmende en stimulerende neurotransmitters. Bijvoorbeeld:

  • Remming van de belangrijkste stimulerende neurotransmitter in de hersenen, glutamaat.
  • Stimulering van de belangrijkste remmende neurotransmitter in de hersenen, GABA.

 

Bron afbeelding: https://prikkeljegezond.nl/neurotransmitters/

 

Als je jong bent is alcohol drinken extra gevaarlijk. Ten eerste zijn je hersenen nog volop in ontwikkeling, maar ook zorgt dezelfde hoeveelheid alcohol voor een hoger alcoholgehalte in je bloed en is je lever kleiner, waardoor alcohol langzamer wordt afgebroken dan bij een volwassene. Ook zijn je hersenen naar verhouding groter dan bij een volwassene, waardoor er relatief meer alcohol in je hersenen terecht komt.

 

Opdracht 6: Beantwoord de volgende vragen. De vraag 6g is alleen voor HAVO- en VWO-leerlingen.

a) Waarom kan een impuls minder goed van de ene naar de andere zenuwcel als er meer GABA (remmende neurotransmitter) wordt afgegeven?

b) Waarom kan een impuls minder goed van de ene naar de andere zenuwcel als er minder glutamaat (stimulerende neurotransmitter) wordt afgegeven?

c) Er zijn veel GABA-receptoren in je kleine hersenen, deze kunnen de neurotransmitter GABA waarnemen. Stel dat je dronken bent, kun je dan nog normaal naar huis lopen? Leg je antwoord kort uit.

d) Bij een zeer hoog alcoholgehalte in je bloed kan de hersenstam verdoofd raken. Leg uit waarom dat kan leiden tot een coma of zelfs de dood.

e) Niet alleen op korte termijn door ineens heel veel te drinken, maar ook op lange termijn bij langdurig en overmatig gebruik kan alcohol nare gevolgen hebben. Noem minimaal 2 van zulke gevolgen. Tip: https://www.gezondheidenwetenschap.be/richtlijnen/hersenaantasting-door-alcohol

f) Alcohol heeft niet alleen een effect op je zenuwstelsel. Door alcohol krijg je namelijk ook dorst en dat komt door de verstoring van de werking van een hormoon. Leg uit waarom je dorst krijgt van alcohol drinken. Tip: https://www.quest.nl/mens/gezondheid/a25653200/alcohol-dorst-drinken/

Tekst bij HV-vraag 6g: dopamine is een belangrijke neurotransmitter in het beloningscentrum (meer dopemine = belonend gevoel). Door alcohol wordt er tijdelijk extra dopamine afgegeven. Echter, bij veel en voortdurend alcoholgebruik neemt het aantal dopaminereceptoren af. Daarbij wordt het beloningscentrum ook minder gevoelig voor alcohol, waardoor dezelfde hoeveelheid alcohol minder dopamine oplevert. Dit fenomeen heet alcoholtolerantie.

g) HV-vraag: Leg aan de hand van de tekst hierboven uit of er meer of minder alcohol nodig is om hetzelfde belonende gevoel te krijgen als de eerste keer dat je alcohol dronk. Noem in je uitleg 2 redenen waarom dat zo is.

 

Drugs

Afhankelijk van de drug kan de werking van een synaps op verschillende manieren verstoord worden:

  • Verstoring in de afgifte van een neurotransmitter.
  • Verstoring van heropname van de neurotransmitter. Na afgifte worden neurotransmitters normaal of afgebroken of opgenomen in de zenuwcel waar ze uit afgegeven werden om hergebruikt te worden.
  • Verstoring van de werking van de receptor op de andere zenuwcel.

 

Van drugs kun je lichamelijk en/of geestelijk afhankelijk raken:

  • Lichamelijk: je ervaart ontwenningsverschijnselen als je stopt met de drug.
  • Geestelijk: je hebt het gevoel dat je niet meer zonder de drug kan.

 

Opdracht 7. Beantwoord de volgende vragen. De vraag 7c is een HV-vraag.

a) Bekijk de vormen van een molecuul cocaïne en een molecuul dopamine in de afbeelding hieronder. Dopamine is een belangrijke stimulerende neurotransmitter in het beloningscentrum in je hersenen. Als je kijkt naar de vormen van dopamine en cocaïne, waarom zou de drug cocaïne de werking van het beloningscentrum kunnen verstoren?



b) Leg uit hoe cocaïne je een gelukkig gevoel kan geven. Tip: neurotransmitters blijven werken als ze achterblijven tussen de zenuwcellen tot ze worden afgebroken of weer worden opgenomen in de zenuwcel waar ze vandaan kwamen (bonustip: zie je in de tekst over hoe drugs de werking van synapsen verstoren misschien een manier die op de vorige tip leek? En zie je in het plaatje hierboven ook hoe cocaïne dat zou kunnen doen?).

c) HV-vraag: Sommige drugs werken als imitatieneurotransmitters (ze doen dus alsof). Bij gebruik denkt je lichaam dat er veel meer van die neurotransmitter is dan er eigenlijk is. In reactie gaat je lichaam meer receptoren maken om deze neurotransmitter waar te kunnen nemen. Leg uit hoe hierdoor lichamelijk afhankelijk kan raken.

d) Zijn de mensen in de volgende scenario’s lichamelijk of geestelijk afhankelijk geraakt? Geef dit per scenario aan.
I. Telkens als Johnny probeert te stoppen met alcohol drinken krijgt hij last van hevige trillingen door zijn hele lichaam.
II. Nikita is 3 weken geleden gestopt met roken, maar heeft sindsdien last van slaap- en concentratieproblemen.
III. Klaas-Jan voelt zich eenzaam sinds hij niet meer gaat blowen met zijn vrienden en komt daardoor nauwelijks zijn bed nog uit.
IV. Nur heeft zich ingecheckt bij een afkickkliniek om te stoppen met heroïne. Hij ervaart enkele dagen veel pijn en het lijkt bijna alsof hij een zware griep heeft.

2b. Deel 2: Seks (ca. 6h)

Stap 2 Seks

Inleiding

Met deze stap ben je ca. 6h bezig

  • 3h gender, geslacht en seksualiteit
  • 3h SOA’s en geboorteregeling

 

Bij deze stap horen de volgende leerdoelen:

  • Je kan mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen benoemen
  • Je kan de functies van mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen beschrijven
  • Je kan een gesprek voeren over seksualiteit, geslacht en gender
  • Je kan diverse SOA’s beschrijven en benoemen, en toelichten hoe je ze kan voorkomen
  • Je kan diverse anticonceptiemiddelen beschrijven en benoemen

 

2.1 Voortplantingsorganen

Voordat we ingaan op onderwerpen als zaadlozing, seksualiteit, soa’s of anticonceptie, moeten we eerst beginnen bij de basis: namelijk dat wat er gebruikt kan worden bij seks/seksuele handelingen. We gaan in op 2 soorten: het mannelijke en het vrouwelijke voorplantingssysteem.

 

Deze voortplantingsorganen maken de cellen die nodig zijn om een baby te maken, namelijk een zaadcel (mannelijke voortplantingsorganen) en een eicel (vrouwelijke voortplantingsorganen). Deze cellen worden in de puberteit voor het eerst gemaakt door jongens en meisjes onder invloed van hormonen uit de hypofyse (hormoonklier onder de hersenen). Vanaf dat moment zijn ze vruchtbaar: ze kunnen samen baby’s maken.

 

Natuurlijk draait seks niet alleen maar om baby’s maken, maar daar gaan we bij 2.2 verder op in.

 

Mannelijke voortplantingsorganen

Hoe ontstaat een mannelijk orgasme:

  1. Een man wordt seksueel geprikkeld. Vooral de eikel (bovenste stukje van de penis) is erg gevoelig. Door erover te wrijven, etc. raakt de man opgewonden.
  2. Zijn penis wordt dan stijf doordat de zwellichamen in de penis zich vullen met bloed. Dit heet een erectie.
  3. Bij verdere prikkeling kan hij uiteindelijk een hoogtepunt, een orgasme, bereiken. Bij een orgasme komt het sperma uit de penis: de zaadlozing.

 

Zaadlozing:

  1. In de balzak zitten 2 teelballen met daarop 2 bijballen. De zaadcellen worden gemaakt in de teelballen.
  2. Vervolgens worden de zaadcellen opgeslagen in de bijballen tot de volgende zaadlozing (anders na 4-6 weken worden afgebroken).
  3. Bij een zaadlozing gaan de zaadcellen vanuit de bijballen de zaadleiders in.
  4. In de zaadleider wordt er vocht toegevoegd door de zaadblaasjes en de prostaat. Je noemt de zaadcellen samen met het vocht uit deze organen sperma.
    1. In het vocht van de zaadblaasjes zitten voedingsstoffen, zodat de zaadcellen naar de eicel kunnen zwemmen.
    2. Het voch van de prostaat beschermt de zaadcellen tegen de zure vagina van de vrouw.
  5. De zaadleider komt uit in de urinebuis. Via de urinebuis gaat het sperma door de penis en vervolgens naar buiten.

 

Opdracht 8: beantwoord de volgende vragen. De vraag 8d is alleen voor HAVO- en VWO-leerlingen.

a) Benoem de onderdelen 1 t/m 10 in de afbeelding hieronder.


Bron afbeelding: https://maken.wikiwijs.nl/p/questionnaire/standalone/1302074

b) Door welke onderdelen gaan de zaadcellen heen? Noem de nummers.

c) In welk onderdeel/welke onderdelen mogen we het sperma noemen? Noem het nummer/de nummers.

d) HV-vraag: Voor de echte zaadlozing komt er al wat voorvocht uit de penis. Wat is de functie van dit voorvocht? Kies uit A, B, C of D.
A. De urinebuis zuurder maken, want dat vinden zaadcellen fijn.
B. De urinebuis neutraliseren, want achtergebleven urine is wat zuur en dat vinden zaadcellen niet fijn.
C. Voorvocht bestaat niet, het is gewoon een beetje urine.
D. Geen van de bovenstaande antwoorden is correct.

 

Vrouwelijke voortplantingsorganen

Meisjes worden geboren met in hun eierstokken +/-400.000 onrijpe eicellen. Deze onrijpe eicellen zitten in een soort blaasje, de follikel. Per maand zullen enkele hiervan vocht en voedingsstoffen gaan opnemen, dat noem je rijpen.

Uiteindelijk rijpt er maar 1 follikel volledig: het blaasje barst dan open en de eicel gaan vanuit de eierstok de eileider in. De eicel kan nu bevrucht worden door een zaadcel. Dat moet echter wel binnen 12-24h duren, want dan begint de eicel al af te breken.

 

Zo ziet de gemiddelde menstruatiecyclus er ongeveer uit:

  • Dag 1-5: menstruatie (ongesteld)-> het slijmvlies van de baarmoeder wordt deels afgestoten. Dit komt samen met wat bloed uit de vagina. Het meisje is dan ongesteld.
  • Dag 6-14: Onder invloed van hormonen wordt het baarmoederslijmvlies dikker, de baarmoeder maakt zich klaar voor een baby om in te groeien.
  • Dag 14: ovulatie (eisprong)-> de eicel komt vrij uit het blaasje. Het meisje is nu vruchtbaar.
  • Dag 14-28: de cellen van het blaasje nemen stoffen op en worden een beetje geel, je noemt het nu het gele lichaam. Dit maakt een hormoon aan waardoor het baarmoederslijmvlies nog dikker wordt. Gedurende deze periode wordt het gele lichaam langzaam kleiner totdat het helemaal verdwijnt. Zonder het gele lichaam wordt het meisje ongesteld en begint de menstruatiecyclus opnieuw.

 

Zaadcellen komen bij de vrouw binnen via de vagina en gaan daarna via de baarmoederhals naar de baarmoeder. Eenmaal door de baarmoeder heen komen ze in de eileider terecht, waar ze een eicel kunnen bevruchten.

 

Opdracht 9: Beantwoord de volgende vragen.

a) Benoem de nummers 1 t/m 5 in het plaatje hieronder.




Bron afbeelding: http://www.wimsallerlei.nl/Voortplantings%20organen%20van%20Vrouw.htm


b) Bekijk het plaatje hierboven. In welk nummer kan een eicel bevrucht worden? Leg je antwoord uit.

c) Bekijk het plaatje hierboven. In welk onderdeel zal de baby gaan groeien als de eicel wordt bevrucht? Noem het nummer.

d) Bekijk het plaatje hierboven. In welk onderdeel rijpt de eicel voor de eisprong? Noem het nummer.

e) Bekijk het plaatje hierboven. Wat is de volgorde van nummers waar zaadcellen doorheen gaan tot het moment dat ze een eicel bevruchten?

f) Bekijk nu het plaatje hieronder. Ook vrouwen kunnen een orgasme krijgen door seksuele stimulatie. Welk van deze onderdelen is het gevoeligste plekje voor vrouwen? Geef de naam van dat onderdeel (de naam staat ergens in de afbeeldding).

g) Bekijk het plaatje hieronder. Zie je een verschil met het mannelijke voortplantingsorgaan als je kijkt naar de urinebuis en de geslachtsopening?


Bron afbeelding: https://gynaecologie.slingeland.nl/kenniscentrum/Algemene-gynaecologie/Anatomie/449/455

 

2.2 Genderidentiteit, genderexpressie, geslacht en seksualiteit

Zoals eerder gezegd draaien seks en seksuele handelingen niet alleen om baby’s maken. Je kan bijvoorbeeld ook seks hebben voor je eigen genot, voor het versterken van je relatie, etc. Dit hoeft dus niet altijd tussen een man en een vrouw te zijn.

 

Ook je biologische geslacht zegt niet altijd alles over wie je bent of op wie je valt, dus laten we beginnen met deze zaken op een rij te zetten. Hiervoor gebruik ik graag de genderkoekman (zie plaatje hieronder).

 

Bron afbeelding: http://www.vrouwenmaatschappij.be/gender

  • Genderidentiteit: wie jij bent in je hoofd. Voel je je een man, een vrouw of misschien wel ergens daartussenin? Komt jouw genderidentiteit helemaal niet overeen met je biologische geslacht, dan ben je transgender. Komt het dat het wel, dan ben je cisgender.
  • Genderexpressie: hoe jij je gedraagt, kleedt, etc. Dit is gebaseerd op klassieke genderrollen. Gedraag/kleed jij je meer als man of als vrouw? Of als geen van beide of ergens daartussenin?
  • Biologische geslacht: welke geslachtsorganen heb jij? Mannelijke, vrouwelijke of interseksueel (kenmerken van mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen).
  • Seksuele voorkeur: waar voel jij je emotioneel en lichamelijk tot aangetrokken? Val je op het ander geslacht (heteroseksueel), hetzelfde geslacht (homoseksueel), zowel hetzelfde als op het andere geslacht (biseksueel), etc.?

 

In Nederland worden mensen vaak geaccepteerd voor wie ze zijn, op wie ze vallen en hoe ze zich willen kleden/gedragen. Hier mogen mannen bijvoorbeeld met elkaar trouwen en kinderen adopteren. Dit is echter niet overal ter wereld zo en zelfs binnen Nederland zijn er verschillen in acceptatie.

 

Opdracht 10: Beantwoord de volgende vragen.

a) Wat is in jouw eigen woorden het verschil tussen genderidentiteit en je biologische geslacht?

b) Kun je van buitenaf altijd zien wat de genderidentiteit van een persoon is?

c) Kun je van buitenaf altijd zien wat het biologische geslacht van een persoon is?

d) Kun je van buitenaf altijd zien wat de seksuele voorkeur van een persoon is?

e) Er staat dat genderexpressie vaak gebaseerd is op klassieke genderrollen. Noem 2 dingen die mensen over het algemeen typisch vrouwelijk vinden en 2 dingen die mensen over het algemeen typisch mannelijk vinden.

f) Stel dat een jongen liever met poppen speelt dan met auto’s, is hij dan homoseksueel? Leg je antwoord uit.

g) En als een meisje graag jurken draagt en haar grootste hobby zichzelf opmaken is? Kan zij homoseksueel (lesbisch) zijn? Leg je antwoord uit.

h) Wat zou een reden kunnen zijn dat sommige mensen zaken als het homohuwelijk niet erkennen of zelfs willen verbieden/hebben verboden?

i) In de tekst staat dat koppels met hetzelfde biologische geslacht kinderen kunnen krijgen door ze te adopteren. Wat zou een andere manier kunnen zijn voor homoseksuele koppels om kinderen te krijgen?

 

2.4 SOA’s

Deze opdrachten kun je zowel voor als nadat je de speciale voorlichtingsBloX gevolgd hebt. Het zal waarschijnlijk wel iets sneller gaan als je de BloX al gevolgd hebt.

 

SOA is een afkorting voor Seksueel Overdraagbare Aandoening. Het zijn dus ziektes die je kan oplopen als je seksueel contact hebt, zoals bij vaginale, anale of orale seks (respectievelijk met vagina, met anus of met mond). Hierbij komen namelijk slijmvliezen, vocht (bv. sperma, vaginaal vocht of slijm) en/of bloed (in)direct met elkaar in contact, waardoor de SOA van de ene partner op de andere kan over worden gedragen.

 

Er zijn ook een paar uitzonderingen op die regel. Zo kun je ook schaamluis (luizen in je schaamhaar, wimpers, baard en/of okselhaar) oplopen door de handdoeken/het beddengoed van een besmet persoon te gebruiken als die niet goed zijn gereinigd.

Ook kan een SOA soms door de moeder op het kind worden overgedragen, zoals Hepatitis B tijdens de bevalling. Fun fact: google eens chlamydia en koala’s (plaatjes worden dan weer niet aangeraden).

 

Opdracht 11: Beantwoord de volgende vragen (websites die je zouden kunnen helpen staan onder de vragen).

a) Leg uit waarom Seksueel Overdraagbare Aandoening eigenlijk een misleidende naam is.

b) Zoek op internet een voorbehoedsmiddel op dat je beschermt tegen SOA’s.

c) Na een nachtje stappen hebben 2 lesbische vrouwen een onenightstand. Een van hen heeft een dildo meegenomen die ze beide gaan gebruiken (zie plaatje). Hebben zij een voorbehoedsmiddel nodig? Zo ja, welke zou het geschikts zijn?

d) Noem een manier om bij het vrijen geen voorbehoedsmiddel met je partner te gebruiken en toch veilig seks te hebben (het risico op zwangerschap mag je achterwege laten bij deze vraag).

Helpende websites bij opdracht 13:
- https://sense.info/nl/condoom-pil-en-meer
- https://sense.info/nl/soas/soa-test
- https://sense.info/nl/soas

 

Opdracht 12: Vul de tabel hieronder verder in (websites die je zouden kunnen helpen staan onder dit tekstvak). Je kan de nummers1 t/m 9 overnemen en daarachter de missende onderdelen schrijven.

Helpende websites bij opdracht 14:
- https://sense.info/nl/soas/soorten-soas

 

Num mer

Naam SOA

Veroorzaakt door

Meest voorkomende symptomen

Geneesbaar?

Mogelijke gevolgen bij te laat behandelen

1

Schaamluis/ platjes

Parasiet,

Pediculosis pubis

Jeuk, wondjes/gevoelige huid door krabben, grijsblauwe plekjes (luizenbeten), rode/bruine plekjes (luizenpoep)

 

Geen

2

Chlamydia

Bacterie,

Chlamydia trachomatis

 

 

Ja, onvruchtbaarheid

3

Gonorroe

Bacterie,

Neisseria gonorrhoeae

Meer/afwijkende afscheiding uit penis, vagina of anus; branderig gevoel bij plassen

 

 

4

Herpes genitalis

Virus,

herpes simplex virus type 1 of 2 (HSV-1 of HSV-2)

 

 

Nee, maar medicijnen kunnen een aanval onderdrukken

Geen.

5

Hepatitis B

Virus, hepatitis B-virus

 

 

 

Nee, geneest soms vanzelf en soms helemaal niet

Levercirrose (verschrompelen van de lever)

6

HIV/Aids

Virus, bij mensen meestal HIV-1

 

 

Geen specifieke kenmerken

Nee, maar virusremmers kunnen de voorkomen dat de ziekte zich verder ontwikkelt

 

7

Genitale wratten

Virus, Humaan Papilloma Virus (HPV). Genitale wratten worden meestal veroorzaakt door HPV-6 en HPV-11

Wratjes op en rond vagina, anus of penis, meestal huidskleurig, maar soms iets donkerder

 

 

8

Syfilis

Bacterie, Treponema pallidum

Zweertjes of plekjes op mond, vagina, penis of anus

Ja, met antibiotica

 

9

Candida (technisch gezien geen soa, maar kun je wel krijgen via seksueel contact)

Gist, gist uit geslacht Candida, zoals Candida albicans of Candida glabrata

 

 

Jeuk; brokkelige, kwarkachtige of stinkende afscheiding; gezwollen schaamlippen met witte aanslag; pijn tijdens het plassen

 

 

 

2.5 Geboorteregeling

Deze opdrachten kun je zowel voor als nadat je de BloX gevolgd hebt. Het zal dan waarschijnlijk wel iets sneller gaan als je de BloX al gevolgd hebt.

 

Zoals al eerder werd gezegd draait seks niet alleen om baby’s maken. Dus gelukkig zijn er tegenwoordig vele methodes om seks te hebben zonder zwanger te worden. Deze paragraaf zal zich om deze reden dan ook focussen op heterokoppels, aangezien het risico op ongewenste zwangerschap bij 2 mensen met hetzelfde biologische geslacht 0% is.

 

Sommige anticonceptiemiddelen (middelen tegen zwangerschap) werken op basis van hormonen en zorgen er zo voor dat er geen eisprong plaatsvindt. Andere zorgen er weer voor dat de zaadcellen niet (levend) bij de eicel aan kunnen komen. En weer andere voorkomen innesteling van een bevruchte eicel.

 

Opdracht 13: Vul de tabel in (websites die je zouden kunnen helpen staan onder dit tekstvak). Je mag de nummers overnemen en daarachter de ontbrekende onderdelen uit de tabel invullen. Dit zijn natuurlijk niet alle anticonceptiemiddelen, maar wel enkele van de meest gebruikte.


Helpende websites (en aanvullende anticonceptiemiddelen) bij opdracht 15:
- https://sense.info/nl/condoom-pil-en-meer

 

Num mer

Naam

Anticon ceptie middel

Werking

Betrouwbaar bij juist gebruik

Mogelijke zaken om te overwegen bij gebruik

1

Condoom

Ja

Voorkomt dat zaadcellen bij eicellen kunnen komen

Ja

 

2

Pil

Ja

 

 

Moet je iedere dag op dezelfde tijd slikken om op zijn betrouwbaarst te zijn

3

Prikpil

 

 

 

Kan een paar maanden duren voordat je weer vruchtbaar bent

4

Sterilisatie

 

Man: zaadcellen komen niet meer in sperma

Vrouw: zaadcellen komen niet meer bij eicel

Ja

 

5

Hormoonspiraaltje

Ja

 

 

Moet een dokter plaatsen

6

Coïtus interruptus

Nee

 

 

Vergt goede timing van de man om de penis op tijd uit de vagina te halen

8

Periodieke onthouding

 

Geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode van de vrouw (+/- dag 9-15 van de menstruatiecyclus)

 

Beperkte mogelijkheden per maand om geslachtsgemeenschap te hebben

 

Ook als je een anticonceptiemiddel goed gebruikt is er een hele kleine kans op zwangerschap. Wat kun je doen als je toch ongewenst zwanger bent geworden en de zwangerschap niet voort wil zetten?

  • Binnen 72h na de seks kun je een morning-afterpil nemen. Deze kun je zonder recept gewoon bij een drogist halen, zoals de Kruidvat. Deze pil voorkomt innesteling in het baarmoederslijmvlies.
  • Na 72h is het te laat voor een morning-afterpil, maar nog niet voor een abortus. Deze gaat in samenspraak met een arts.
    • Tot en met 8 weken kun je een abortuspil nemen.
    • Tot en met 13 weken is een zuigcurettage voldoende. Hiermee wordt het embryo weggezogen uit de baarmoeder.
    • Tot en met 23 weken kan nog een late abortus worden uitgevoerd, maar dit is een heftigere ingreep dan de opties hierboven.

 

Opdracht 14: Beantwoord de volgende vragen.

a) Waarom mag je vanaf de 24e week geen abortus meer plegen? Tip: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/abortus/vraag-en-antwoord/abortus-hoeveel-weken

b) Wat zouden dingen zijn om in overweging te nemen bij een beslissing over het voortzetten of stopzetten van een (on)gewenste zwangerschap? Noem er minstens 3.

2c. Deel 3: Eindproduct (ca.3h)

Omschrijving:

Voor de eindopdracht kun je niet samenwerken. Iedereen schrijft zijn eigen verhalen. Je mag elkaar natuurlijk wel helpen als iemand er niet uitkomt.

Jullie schrijven 4-6 short stories-> 30-45 minuten per verhaal. Het aantal is afhankelijk van je ambitieniveau

  • KADER/MAVO: 4, HAVO: 5 en VWO: 6 short stories
  • 30-45 minuten is haalbaar als je stap 1 en 2 succesvol hebt doorlopen. Tip: lever deze eerst in en vraag om feedback. Maak vervolgens deze stap als je zeker weet dat je stap 1 en 2 helemaal snapt. Dat scheelt achteraf onnodig verbeterwerk (en dus tijd).

 

Er zijn voor biologie geen extra leerdoelen voor deze stap.

 

 

Biologieopdracht

Je bent een arts en op een dag zie jij 4-6 verschillende patiënten (zie de scenario's onder dit tekstvak). Zij hebben allemaal een ander probleem/klachten. Jij gaat hun:
1) diagnosticeren,
2) vertellen wat ze kunnen/moeten doen en
3) voorlichten om dit in de toekomst te voorkomen.

Je schrijft dus een aantal short stories. De eisen vanuit biologie zijn:
- Minimaal 4-6 verschillende patiënten met verschillende problemen/klachten-> ZIE SCENARIO'S HIERONDER
     - KADER/MAVO: 4 short stories
     - HAVO: 5 short stories
     - VWO: 6 short stories
- Minimaal 150 woorden per verhaal
- Nederlands of Engels
- Biologisch correcte tekst-> als je iets niet (meer) weet/snapt of gewoon moeilijk vindt, zoek mij dan op of stuur me een berichtje. Dat is sneller dan achteraf veel moeten verbeteren.
- Benoem vooraf welk scenario je hebt gekozen.
- Optioneel: titels/illustraties om je short stories te ondersteunen.

 

Een voorbeeld voor de layout kun je onder de scenario's vinden.

 

Je kan kiezen uit de volgende scenario’s:

  1. Een jonge vrouw die regelmatig misselijk is en al 2x haar menstruatie heeft gemist
  2. Een patiënt is vaak erg moe en misselijk. Ook heeft hij regelmatig buikpijn.
  3. Een patiënt heeft bultjes op zijn/haar geslachtsorganen. Sommige lijken net op kleine bloemkooltjes. De meeste zijn zijn eigen huidskleur, maar enkele zijn iets donkerder.
  4. Een patient wordt waggelend naar binnenbegeleid door een vriend. Hij ondersteund zijn linkerarm met zijn rechterhand. In de linkerarm zit een lelijke knak die er niet hoort te zitten en ook ruiken beide personen naar alcohol.
  5. Een patient heeft een grieperig gevoel en last van haaruitval. Eerder had de patient last van zweertjes rond zijn/haar geslachtsorganen, maar die verdwenen vanzelf, dus hij/zij dacht er niet teveel van. Nu begint hij/zij toch te twijfelen of het misschien om een soa kan gaan.
  6. Een patient heeft een branderig gevoel bij het plassen. Ook zit komt er een pusachtige afscheiding uit zijn penis.
  7. Een patient is na een nachtje stappen wakker geworden met een flinke hoofdpijn. Ook is hij/zij misselijk en overgevoelig voor prikkels, waaronder licht en geuren.
  8. Een patiënt heeft sinds kort last van een ernstige jeuk in zijn/haar schaamhaar en okselhaar.
  9. Vrije keuze (deze optie mag 2x gekozen worden): bedenk zelf een scenario.

 

Layout voorbeeld (niet verplicht, wel handig):

Naam leerling                                                                                                            
Coachgroep leerling                                                                                                                        
Datum                                                                                                        
Gekozen scenario (letter overnemen)                                                                                                      
Diagnose: waar heeft deze patiënt last van?                                                                                                                                                              
Behandeling: is er iets dat deze patiënt kan doen? Zo ja, wat dan?                                                                                                                                                              
Voor een volgende keer: hoe kan de patiënt dit de volgende keer voorkomen?                                                      
Mijn short story (verwerk de info uit je diagnose, behandeling en voorlichting voor de volgende keer)                                                                                                        

3. Afronding

3a. Assessment

  In de eXpoweek lever je bewijs door je gemaakte opdrachten, je eindproduct en je reflective journal te koppelen aan egodact. Vergeet om beide vakdocenten een berichtje te sturen (bio-gedeelte: mevr. Schollaardt & Nl-gedeelte: mevr. Hoogendoorn).

 

Rubric biologiegedeelte:

  • Biologisch correcte antwoorden op de vragen
  • Biologisch correcte short stories die voldoen aan de gestelde eisen (eindproduct)

3b. Terugkijker

Reflective journal

➜ Werk je reflective journal bij door in je logboek in Egodact antwoord te geven op de volgende vragen:
  • Vraag 1. Schat jezelf in. Hoeveel procent van de stof was nieuw voor je? En als je nu een toets zou krijgen over de stof, hoeveel procent zou je dan nog weten?
  • Vraag 2. Heeft deze quest invloed gehad op de keuzes die je zou maken (zou je hetzelfde doen als wanneer je niets had geweten over alcohol, drugs en/of seks)? Leg uit waarom wel/niet?
  • Het arrangement M&N - Seks, drugs & alcohol is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2021-12-15 15:28:19
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De 15XM zijn te verdienen voor het biologiegedeelte. Het eindproduct van deze Quest zijn short stories.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Herbert Vissers eXplore. (z.d.).

    Template quest met cyclus eXplore miles - feest

    https://maken.wikiwijs.nl/180031/Template_quest_met_cyclus_eXplore_miles___feest