Voor sommige leerlingen is werkwoordspelling een koud kunstje, anderen vinden het lastig. Het is belangrijk dat je dit goed leert! Als je over een paar jaar wil solliciteren voor een baantje bij een supermarkt, moet je een sollicitatiebrief schrijven en daarin mag je echt geen werkwoordfouten maken! Het klinkt misschien vreemd, maar fouten tegen de werkwoordspelling kunnen er voor zorgen dat je niet aangenomen wordt...
Maar niet getreurd, deze Wikiwijs gaat jou helpen om werkwoordspelling onder de knie te krijgen.
Aan het einde van deze Wikiwijs kan jij:
- de persoonsvorm in een zin vinden
- de persoonsvorm correct vervoegen in de TT en in de VT
- het voltooid deelwoord in een zin vinden en correct vervoegen
- het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord correct vervoegen
Als je dát allemaal kan, dan is het einddoel in zicht: het behalen van je A-diploma voor werkwoordspelling. Om dit diploma te halen, moet je een eindtoets maken met allerlei werkwoordsvormen in korte en langere zinnen (PV en VD door elkaar). Dat klinkt lastig maar ik weet zeker dat jou dat gaat lukken met de hulp van deze Wikiwijs én eventueel met extra hulp van je docent en medeleerlingen.
Enkele leerlingen zijn echte werkwoordkenners en zullen snel mogen 'afzwemmen' voor hun A-diploma, maar de meeste leerlingen zullen eerst een aantal 'badjes' door moeten voor ze "in het diepe" mogen.
Deze Wikiwijs mag jij helemaal in je eigen tempo en je moet alleen de badjes door die jij nog lastig vindt. De zwemroute is zoveel mogelijk voor jou op maat gemaakt, zodat ook jij straks precies weet hoe de werkwoordspelling werkt. Onderweg krijg je voldoende oefeningen en trucjes die jou hierbij gaan helpen. Volg het menu aan de linkerkant van boven naar onder en begin met "Leer zwemmen in Wikiwijs". Plons! Daar gaan we! Veel succes!!!
Wat weet en kan je al?
Werkwoordspelling op de basisschool
Hoeveel moet je oefenen?
Zoek de fout!
Vul de juiste werkwoordsvorm in.
Persoonsvorm?
Leg uit!
Instaptoets
Score
Als je max. 2 fouten hebt gemaakt, ga je door naar Route Groen. Hier moet je dan alleen nog de theorie van de werkwoordspelling doornemen. Daarna mag je meteen op voor diploma A!
Als je max. 5 fouten hebt gemaakt, ga je door naar Route Oranje, hier ga je de theorie van de werkwoordspelling bestuderen en ermee oefenen.
Als je meer dan 5 fouten hebt gemaakt, ga je door naar Route Rood, hier krijg je de theorie stap voor stap aangeboden en kan je veel oefenen en herhalen.
Om de juiste route te kunnen kiezen, moet je terug naar het menu aan de linkerkant van deze pagina. Klik vervolgens de juiste route aan.
Route Groen
Welkom!
Welkom in Route Groen. Jij bent al sterk in werkwoordspelling! Je moet alleen de theorie van de werkwoordspelling nog even doornemen. Daarna mag je meteen op voor diploma A! Lees de tekst hieronder goed door.
Je hebt twee vaardigheden nodig voor het correct spellen van de werkwoorden:
Je moet de verschillende werkwoorden kunnen vervoegen. Je moet dus weten hoe je de verschillende soorten werkwoorden schrijft. Daarbij helpen de rijtjes die je ook op de basisschool hebt gemaakt.
Voorbeeld: besteden
TT: Ik besteed, hij besteedt, wij besteden,
VT: Ik besteedde, hij besteedde, wij besteedden
VD: Ik (heb) besteed
2. Je moet de functie van werkwoorden in de zin herkennen. Is het werkwoord een:
persoonsvorm tegenwoordige tijd (PV, TT): ik besteed, hij besteedt, wij besteden
persoonsvorm verleden tijd (PV, VT): ik besteedde, hij besteedde, wij besteedden
voltooid deelwoord (VD): ik heb besteed
bijvoeglijk gebruikt werkwoord (ww als bn): het bestede geld
De combinatie van deze twee vaardigheden zorgt voor de correcte spelling van de werkwoorden. Het is belangrijk dat je bij een oefening de werkwoorden niet te snel invult. Je moet immers twee vaardigheden gebruiken en ze ook nog combineren.
In het menu vind je de theorie hierover en 4 kennisclips. Ik raad je aan de theorie goed door te lezen maar je mag er ook voor kiezen om alleen de kennisclips te bekijken.
Na het bekijken van de kennisclips, mag je meteen afzwemmen voor diploma A!
PV of VD?
De persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een WERKWOORD! Om de persoonsvorm te vinden, zet je de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Voorbeeld:
Gisteren liep ik met mijn hond in het park ---> Vandaag loop ik met mijn hond in het park.
Dus: “liep” is de persoonsvorm.
Er is iets ernstigs gebeurd op school ---> Er was iets ernstigs gebeurd op school.
Dus: “was” is de persoonsvorm en “gebeurd” is het voltooid deelwoord.
Elke normale zin heeft precies één persoonsvorm. Toch kun je zinnen tegenkomen met twee of zelfs nog meer persoonsvormen. Als dat gebeurt, dan bestaat die zin dus eigenlijk uit twee of meer kleinere zinnen.
De langere zin ‘Ik ga naar huis omdat het al laat geworden is’ bevat twee persoonsvormen: de werkwoorden ga en is. Deze lange zin bestaat namelijk uit twee korte zinnen die ‘aan elkaar gevoegd zijn’.
Voltooid deelwoord
Sterke werkwoorden:
Worden - ik ben geworden
Lopen - ik heb gelopen
Kopen - ik heb gekocht (verlengproef: kochten)
Zwakke werkwoorden:
Spelen - ik heb gespeeld (verlengproef: gespeelde)
Redden - ik heb gered (verlengproef: geredde)
--> om te weten of het voltooid deelwoord hier eindigt op een ‘d’ of een ‘t’, pas je de verlengproef toe. Dan hoor je vanzelf een 'd' of een 't'!
TRUCJE: ’t ex-kofschip: alleen bij twijfel en alleen in de verleden tijd!
Als je twijfelt over de verlengproef, dan kan je een ‘trucje’ gebruiken bij PV (VT) en VD, om te weten te komen of je een -d of een -t schrijft.
Let op : alleen de medeklinkers doen mee in ’t ex-kofschip: T, X, K, F, S, C, H, P !
Stap 1: Doe het werkwoord min -en.
Stap 2: Wat is de laatste medeklinker van het werkwoord min -en?
Stap 3: Als deze medeklinker in ‘t-ex-kofschip zit, dan schrijf je een ‘T’ in de persoonsvorm verleden tijd (PV, VT) of bij het voltooid deelwoord (VD).
VOORBEELD: werkwoord ‘redden’ --> geret of gered?
Stap 1: redd-
Stap 2: d
Stap 3: ‘d’ zit NIET in ’t ex-kofschip, dus je schrijft een ‘d’: gered
PV (TT) en PV (VT)
Stap 1
Bepaal de ik-vorm van het werkwoord.
Spelen - ik speel - 'speel’ is de ik-vorm
Redden - ik red - 'red’ is de ik-vorm
Worden - ik word - ‘word’ is de ik-vorm
Kopen - ik koop - ‘koop’ is de ik-vorm
Stap 2
Wat is het onderwerp? Het onderwerp is diegene die iets doet (wie/wat + persoonsvorm). De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp, maar niet altijd!
Stap 3
In welke tijd staat de zin: tegenwoordige tijd (=nu) of verleden tijd (=vroeger)?
Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
PV, TT
Ik = ik-vorm
Jij = ik-vorm + t
Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + t
Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + -en
VOORBEELD:
Ik speel + niks = ik speel
Jij speel + t = jij speelt
Hij/zij (v.)/het speel + t = hij/zij (v.)/het speelt
Wij/jullie/zij (mv.) speel + en = wij/jullie/zij (mv.) spelen
Persoonsvorm verleden tijd (zwakke werkwoorden):
Zwakke werkwoorden veranderen NIET van vorm in de verleden tijd.
PV, VT (zwak)
Ik = ik-vorm + de
Jij = ik-vorm + de
Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + de
Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + -den
VOORBEELD:
Ik speel + de = ik speelde
Jij speel + de = jij speelde
Hij/zij (v.)/het speel + de = hij/zij/het speelde
Wij/jullie/zij (mv.) speel + den = wij/jullie/zij speelden
Persoonsvorm verleden tijd (sterke werkwoorden):
Sterke werkwoorden veranderen WEL van vorm in de verleden tijd.
PV, VT (sterk)
Pas bij ik-vormen die eindigen op een -d of -t de verlengproef toe als je twijfelt of het werkwoord eindigt op een -d of -t. Een sterk werkwoord kan nooit op -dt eindigen! Het is óf een -d, óf een -t.
VOORBEELD
Ik word - ik werd (verlengproef: werden)
Jij wordt - jij werd (verlengproef: werden)
Hij/zij (v.)/het wordt - hij/zij (v.)/het werd (verlengproef: werden)
Wij/jullie/zij (mv.) worden - wij/jullie/zij (mv.) werden
VD als BN
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Een voltooid deelwoord kan gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord, bijvoorbeeld:
de gekleurde tekening
de verrotte appel
de geverfde muur
de uitvergrote foto (en niet: uitvergroote of uitvergrootte)
het uitgebrande huis (en niet: uitgebrandde)
Hoe? Schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
Kennisclips
Wie zoekt, die vindt ... de persoonsvorm!
PV (TT) en PV (VT): de regels
VD: de regels
Samenvatting: Zoek de PV + PV (TT) en PV (VT) + VD
Route Oranje
Welkom!
Welkom in Route Oranje.
Jij hebt de werkwoordspelling al redelijk onder de knie. Het is wel nodig dat je jezelf nog wat extra gaat trainen en je moet ook de theorie van de werkwoordspelling nog even goed bestuderen. Lees de tekst hieronder aandachtig door.
Je hebt twee vaardigheden nodig voor het correct spellen van de werkwoorden:
Je moet de verschillende werkwoorden kunnen vervoegen. Je moet dus weten hoe je de verschillende soorten werkwoorden schrijft. Daarbij helpen de rijtjes die je ook op de basisschool hebt gemaakt.
2. Je moet de functie van werkwoorden in de zin herkennen. Is het werkwoord een:
persoonsvorm tegenwoordige tijd (PV, TT)
persoonsvorm verleden tijd (PV, VT)
voltooid deelwoord (VD)
bijvoeglijk gebruikt werkwoord (ww als bn)
De combinatie van deze twee vaardigheden zorgt voor de correcte spelling van de werkwoorden. Het is belangrijk dat je bij een oefening de werkwoorden niet te snel invult. Je moet immers twee vaardigheden gebruiken en ze ook nog combineren.
In het menu vind je de theorie over werkwoordspelling.
De theorie is verdeeld over badje 1, 2 en 3. Ik raad je aan de theorie goed door te lezen maar je mag er ook voor kiezen om alleen de kennisclips te bekijken. Badje 1 is verplicht, daarna maak je opnieuw een toets. Na het maken van deze toets, kom je te weten waar je heen moet.
Badje 1: theorie
De persoonsvorm is altijd een WERKWOORD! Om de persoonsvorm te vinden, zet je de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Voorbeeld:
Gisteren liep ik met mijn hond in het park ---> Vandaag loop ik met mijn hond in het park.
Dus: “liep” is de persoonsvorm.
Er is iets ernstigs gebeurd op school ---> Er was iets ernstigs gebeurd op school.
Dus: “was” is de persoonsvorm en “gebeurd” is het voltooid deelwoord.
Soms moet je nog een ander woord veranderen als je het werkwoord van tijd wilt veranderen. Het gaat daarbij om woorden die een bepaald moment in de tijd aangeven.
Voorbeeld:
Morgen ga ik naar school.
Gisteren ging ik naar school.
Elke normale zin heeft precies één persoonsvorm.
Toch kun je zinnen tegenkomen met twee of zelfs nog meer persoonsvormen. Als dat gebeurt, dan bestaat die zin dus eigenlijk uit twee of meer kleinere zinnen.
De langere zin ‘Ik ga naar huis omdat het al laat geworden is’ bevat twee persoonsvormen: de werkwoorden ga en is. Deze lange zin bestaat namelijk uit twee korte zinnen die ‘aan elkaar gevoegd zijn’. Voor het correct spellen van werkwoorden is het van belang dat je alle persoonsvormen uit zo'n lange zin kan halen!
Wie zoekt, die vindt ... de persoonsvorm!
Trainen in badje 1
Hieronder vind je 2 korte invul-opdrachten. Je mag zelf kiezen of je de 'gemiddelde' en 'moeilijke' opdracht allebei je maakt. Maar: als je meer dan 1 fout maakt bij de moeilijke opdracht, raad ik je aan om ook de opdracht op gemiddeld niveau te maken.
In de volgende opdracht moet je zelf zinnen maken met een persoonsvorm erin.
Het is ook belangrijk dat je weet of je te maken hebt met een persoonsvorm of een voltooid deelwoord, dan pas weet je welke regel je moet gaan toepassen. Maak daarom de volgende opdracht.
Toets!
Als je vraag 2a, 2b, 3a, 4, 5, 6, 7a, 7b, 8, 9,10, 13a en 14 foutloos hebt gemaakt, mag je badje 2overslaan.
Als je vraag 1, 3b, 7c, 11, 12, 13a en 13b foutlooshebt gemaakt, mag je badje 3overslaan.
Als je fouten in beide reeksen hebt gemaakt, moet je nog even badje 2 én 3 doorzwemmen.
Succes met oefenen!
Badje 2: theorie
Hoe vervoeg je de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
Stap 1
Bepaal de ik-vorm van het werkwoord.
Spelen - ik speel - 'speel’ is de ik-vorm
Worden - ik word - ‘word’ is de ik-vorm
Stap 2
Wat is het onderwerp? Het onderwerp is diegene die iets doet (wie/wat + persoonsvorm). De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp, maar niet altijd!
Stap 3
Bepaal in welke tijd de zin staat: tegenwoordige tijd (=nu) of verleden tijd (=vroeger)?
Ik = ik-vorm
Jij = ik-vorm + t
Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + t
Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + -en
VOORBEELD:
Ik word + niks = ik word
Jij word + t = jij wordt
Hij/zij (v.)/het word + t = hij/zij (v.)/het wordt
Wij/jullie/zij (mv.) word + en = wij/jullie/zij (mv.) worden
Hoe vervoeg je de persoonsvorm verleden tijd (zwakke werkwoorden)?
Zwakke werkwoorden veranderen NIET van vorm in de verleden tijd.
Stap 1
Bepaal de ik-vorm van het werkwoord.
Spelen - ik speel - 'speel’ is de ik-vorm
Redden - ik red - ‘red’ is de ik-vorm
Stap 2
Wat is het onderwerp? Het onderwerp is diegene die iets doet (wie/wat + persoonsvorm). De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp, maar niet altijd!
Stap 3
Ik = ik-vorm + de/te
Jij = ik-vorm + de/te
Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + de/te
Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + den/ten
VOORBEELD:
Ik red + de = ik redde
Jij red + t = jij redt
Hij/zij (v.)/het red + t = hij/zij (v.)/het redt
Wij/jullie/zij (mv.) red + en = wij/jullie/zij (mv.) redden
Hoe vervoeg je de persoonsvorm verleden tijd (sterke werkwoorden):
Sterke werkwoorden veranderen WEL van vorm in de verleden tijd.
Pas bij ik-vormen die eindigen op een -d of -t de verlengproef toe als je twijfelt of het werkwoord eindigt op een -d of -t. Een sterk werkwoord kan nooit op -dt eindigen! Het is óf een -d, óf een -t.
VOORBEELD
Ik word - ik werd (verlengproef: werden)
Jij wordt - jij werd (verlengproef: werden)
Hij/zij (v.)/het wordt - hij/zij (v.)/het werd (verlengproef: werden)
Wij/jullie/zij (mv.) worden - wij/jullie/zij (mv.) werden
PV (TT) en PV (VT): de regels
Trainen in badje 2
Je hebt nu de theorie doorgenomen en/of de kennisclip bekeken. We gaan nu oefenen.
Om te weten of het voltooid deelwoord eindigt op een ‘d’ of een ‘t’, pas dan de verlengproef toe.
Spelen - ik heb gespeeld (verlengproef: gespeelde)
Redden - ik heb gered (verlengproef: geredde)
Worden - ik ben geworden
Kopen - ik heb gekocht (verlengproef: kochten)
TRUCJE: ’t ex-kofschip: alleen bij twijfel!
Als je twijfelt over de verlengproef, dan kan je een ‘trucje’ gebruiken bij PV (VT) en VD, om te weten te komen of je een -d of een -t schrijft.
Let op : alleen de medeklinkers doen mee in ’t ex-kofschip: T, X, K, F, S, C, H, P !
Stap 1: Doe het werkwoord min -en.
Stap 2: Wat is de laatste medeklinker van het werkwoord min -en?
Stap 3: Als deze medeklinker in ‘t-ex-kofschip zit, dan schrijf je een ‘T’ in de persoonsvorm verleden tijd (PV, VT) of bij het voltooid deelwoord (VD).
VOORBEELD: werkwoord ‘redden’ --> geret of gered?
Stap 1: redd-
Stap 2: d
Stap 3: ‘d’ zit NIET in ’t ex-kofschip, dus je schrijft een ‘d’: gered
Hoe vervoeg je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
Voorbeelden:
de gekleurde tekening
de verrotte appel
de geverfde muur
de uitvergrote foto (en niet: uitvergroote of uitvergrootte)
het uitgebrande huis (en niet: uitgebrandde)
Regel:Schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
VD: de regels
Trainen in badje 3
Je hebt nu de regels over het voltooid deelwoord goed doorgenomen. We gaan oefenen!
Je hebt nu alle badjes die nodig waren doorgezwommen, goed gedaan! Je bent er nu echt bijna! Voor je gaat proefzwemmen kijk je nog 1 keer de samenvattende kennisclip. Hierin wordt alles wat je nodig hebt om te mogen proefzwemmen nog een keer kort uitgelegd.
Kennisclip: 1-2-3
Je hebt nu alle oefeningen gemaakt. Ik denk dat je er klaar voor bent om te gaan proefzwemmen. Tip: bekijk hieronder eerst nog even de samenvattende kennisclip Badje 1-2-3.
Samenvatting: Zoek de PV + PV (TT) en PV (VT) + VD
Proefzwemmen
Heel veel succes met de proefzwemtoets, je kan het! Als je deze toets haalt, mag je gaan afzwemmen voor Diploma A! Als je toch nog iets teveel foutjes hebt gemaakt, stuur je docent dan een mail, hij/zij zal jou in de klas verder op weg helpen. Kennelijk heb je nog wat extra oefening en persoonlijke uitleg nodig voordat je kan gaan afzwemmen. Geeft niks, je komt er wel!
In deze route krijg je de theorie stap voor stap aangeboden. Je gaat per badje trainen en langzaamaan zal je merken dat je steeds beter wordt in het spellen van werkwoorden. Lees de tekst hieronder aandachtig door.
Je hebt twee vaardigheden nodig voor het correct spellen van de werkwoorden:
Je moet de verschillende werkwoorden kunnen vervoegen. Je moet dus weten hoe je de verschillende soorten werkwoorden schrijft. Daarbij helpen de rijtjes die je ook op de basisschool hebt gemaakt.
2. Je moet de functie van werkwoorden in de zin herkennen. Is het werkwoord een:
persoonsvorm tegenwoordige tijd (PV, TT)
persoonsvorm verleden tijd (PV, VT)
voltooid deelwoord (VD)
bijvoeglijk gebruikt werkwoord (ww als bn)
De combinatie van deze twee vaardigheden zorgt voor de correcte spelling van de werkwoorden. Het is belangrijk dat je bij een oefening de werkwoorden niet te snel invult. Je moet immers twee vaardigheden gebruiken en ze ook nog combineren.
In badje 1 krijg je uitleg over hoe je de persoonsvorm (PV) kan vinden en hoe je deze kan onderscheiden van het voltooid deelwoord (VD). Vervolgens ga je daarmee oefenen.
In badje 2 krijg je uitleg over de spelling van PV (TT) en PV (VT), daarna maak je oefeningen.
In badje 3 krijg je uitleg over de spelling van het voltooid deelwoord (VD), daarna maak je oefeningen.
In badje 4 krijg je uitleg over het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord en ook hier ga je weer mee oefenen.
Ik raad je aan om per badje de theorie goed door te lezen én de kennisclip te bekijken.
Als je alle badjes doorgezwommen hebt, mag je proefzwemmen en als je dat haalt mag je afzwemmen voor je A-Diploma!
Badje 1: theorie
De persoonsvorm is altijd een WERKWOORD! Om de persoonsvorm te vinden, zet je de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Voorbeeld:
Gisteren liep ik met mijn hond in het park ---> Vandaag loop ik met mijn hond in het park.
Dus: “liep” is de persoonsvorm.
Er is iets ernstigs gebeurd op school ---> Er was iets ernstigs gebeurd op school.
Dus: “was” is de persoonsvorm en “gebeurd” is het voltooid deelwoord.
Soms moet je nog een ander woord veranderen als je het werkwoord van tijd wilt veranderen. Het gaat daarbij om woorden die een bepaald moment in de tijd aangeven.
Voorbeeld:
Morgen ga ik naar school.
Gisteren ging ik naar school.
Elke normale zin heeft precies één persoonsvorm.
Toch kun je zinnen tegenkomen met twee of zelfs nog meer persoonsvormen. Als dat gebeurt, dan bestaat die zin dus eigenlijk uit twee of meer kleinere zinnen.
De langere zin ‘Ik ga naar huis omdat het al laat geworden is’ bevat twee persoonsvormen: de werkwoorden ga en is. Deze lange zin bestaat namelijk uit twee korte zinnen die ‘aan elkaar gevoegd zijn’. Voor het correct spellen van werkwoorden is het van belang dat je alle persoonsvormen uit samengestelde zinnen kunt halen. Anders ga je veel fouten maken.
Wie zoekt, die vindt ... de persoonsvorm!
Trainen in badje 1
Hieronder vind je 3 korte opdrachten, van makkelijk naar moeilijk. Je mag zelf kiezen welke oefeningen je maakt. Als je nog veel foutjes maakt, raad ik je aan om ook de opdracht op een makkelijker niveau te gaan maken.
Goed bezig! Je moet nog even verder oefenen om een kampioen persoonsvorm vinden te worden. Hieronder vind je nog een aantal opdrachten. Als je alle oefeningen doorlopen hebt en de persoonsvorm nu goed weet te vinden, maak je een klein testje. Als je alles goed hebt, mag je over naar Badje 2!
Het is ook belangrijk dat je weet of je te maken hebt met een persoonsvorm of een voltooid deelwoord, dan pas weet je welke regel je moet gaan toepassen. Maak daarom de volgende opdracht.
Is het gelukt? Weet je nu makkelijk de persoonsvorm te vinden? Als je je nog niet helemaal zeker voelt kan je aan de slag met onderstaande oefenlinkjes:
Als je geen problemen meer ervaart met het vinden van de persoonsvorm in een zin, dan mag je over naar badje 2.
Badje 2: duik in de PV (TT) en PV (VT)!
Stap 1
Bepaal de ik-vorm van het werkwoord.
Spelen - ik speel - 'speel’ is de ik-vorm
Redden - ik red - 'red’ is de ik-vorm
Worden - ik word - ‘word’ is de ik-vorm
Kopen - ik koop - ‘koop’ is de ik-vorm
Stap 2
Wat is het onderwerp? Het onderwerp is diegene die iets doet (wie/wat + persoonsvorm). De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp, maar niet altijd!
Stap 3
In welke tijd staat de zin: tegenwoordige tijd (=nu) of verleden tijd (=vroeger)?
Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
PV, TT
Ik = ik-vorm
Jij = ik-vorm + t
Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + t
Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + -en
VOORBEELDEN:
Ik speel + niks = ik speel
Jij speel + t = jij speelt
Hij/zij (v.)/het speel + t = hij/zij (v.)/het speelt
Wij/jullie/zij (mv.) speel + en = wij/jullie/zij (mv.) spelen
OF:
Ik word + niks = ik word
Jij word + t = jij wordt
Hij/zij (v.)/het word + t = hij/zij (v.)/het wordt
Wij/jullie/zij (mv.) word + en = wij/jullie/zij (mv.) worden
Persoonsvorm verleden tijd (zwakke werkwoorden):
Zwakke werkwoorden veranderen NIET van vorm in de verleden tijd.
PV, VT (zwak)
Ik = ik-vorm + de/te
Jij = ik-vorm + de/te
Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + de/te
Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + den/ten
VOORBEELDEN:
Ik speel + de = ik speelde
Jij speel + de = jij speelde
Hij/zij (v.)/het speel + de = hij/zij/het speelde
Wij/jullie/zij (mv.) speel + den = wij/jullie/zij speelden
Ik red + de = ik redde
Jij red + t = jij redt
Hij/zij (v.)/het red + t = hij/zij (v.)/het redt
Wij/jullie/zij (mv.) red + en = wij/jullie/zij (mv.) redden
Persoonsvorm verleden tijd (sterke werkwoorden):
Sterke werkwoorden veranderen WEL van vorm in de verleden tijd.
PV, VT (sterk)
Schrijf deze werkwoorden zo kort mogelijk en pas de verlengproef toe als je twijfelt of het werkwoord eindigt op een -d of -t.
VOORBEELDEN
Ik word - ik werd (verlengproef: werden)
Jij wordt - jij werd (verlengproef: werden)
Hij/zij (v.)/het wordt - hij/zij (v.)/het werd (verlengproef: werden)
Wij/jullie/zij (mv.) worden - wij/jullie/zij (mv.) werden
Ik koop - ik kocht (verlengproef: kochten)
Jij koopt - jij kocht (verlengproef: kochten)
Hij/zij/het koopt - hij/zij/ het kocht (verlengproef: kochten)
Spelen - ik heb gespeeld (verlengproef: gespeelde)
Redden - ik heb gered (verlengproef: geredde)
--> om te weten of het voltooid deelwoord hier eindigt op een ‘d’ of een ‘t’, pas je de verlengproef toe. Dan hoor je vanzelf een 'd' of een 't'!
’t ex-kofschip: alleen bij twijfel
Als je twijfelt over de verlengproef, dan kan je een ‘ezelsbruggetje’ gebruiken bij PV (VT) en VD, om te weten te komen of je een -d of een -t schrijft.
Let op : alleen de medeklinkers doen mee in ’t ex-kofschip: T, X, K, F, S, C, H, P !
Stap 1: Doe het werkwoord min -en.
Stap 2: Wat is de laatste medeklinker van het werkwoord min -en?
Stap 3: Als deze medeklinker in ‘t-ex-kofschip zit, dan schrijf je een ‘T’ in de persoonsvorm verleden tijd (PV, VT) of bij het voltooid deelwoord (VD).
VOORBEELD: werkwoord ‘redden’ --> geret of gered?
Stap 1: redd-
Stap 2: d
Stap 3: ‘d’ zit NIET in ’t ex-kofschip, dus je schrijft een ‘d’: gered
Een voltooid deelwoord kan gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord, bijvoorbeeld:
de gekleurde tekening
de verrotte appel
de geverfde muur
de uitvergrote foto (en niet: uitvergroote of uitvergrootte)
het uitgebrande huis (en niet: uitgebrandde)
Regel VD als bn:
Schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.
VD: de regels
Trainen in badje 3
Je hebt nu de theorie doorgenomen en/of de kennisclip bekeken over het VD. We gaan nu oefenen.
Bonusbadje
Je hebt nu badje 1, 2 en 3 doorgezwommen, goed gedaan! Je bent er nu echt bijna!
Bekijk hieronder de samenvattende kennisclip Badje 1-2-3. Je kan natuurlijk ook nog de andere kennisclips even opnieuw bekijken, dan hoor je nog een de volledige uitleg.
Daarna ga je nog even flink trainen in het Bonusbadje: je gaat hier oefenen met gemengde werkwoordsvormen in zinnen, dus PV(TT), PV(VT), VD en VD als BN door elkaar heen.
Samenvatting: Zoek de PV + PV (TT) en PV (VT) + VD
Wie zoekt, die vindt ... de persoonsvorm!
PV (TT) en PV (VT): de regels
VD: de regels
Trainen in het bonusbadje
Volg de link naar de LessonUp. Klik op de eerste slide, vervolgens start de slideshow. Je krijgt na het geven van je antwoord meteen feedback (goed/fout)! Succes!
Als je klaar bent met de LessonUp, klik dan op het kruisje rechtsboven, dan kom je vanzelf weer terug naar Wikiwijs.
Je bent klaar met oefenen het Bonusbadje. Je mag nu door naar 'Proefzwemmen', daar vind je nog een laatste training en dan ben je er hopelijk helemaal klaar voor!
Proefzwemmen
Je mag gaan proefzwemmen! Heel veel succes met de proefzwemtoets! Als je deze toets haalt, mag je gaan afzwemmen voor Diploma A!
Als je toch nog iets teveel foutjes hebt gemaakt, stuur je docent dan een mail, hij/zij zal jou in de klas verder op weg helpen. Kennelijk heb je nog wat extra oefening en persoonlijke uitleg nodig voordat je kan gaan afzwemmen. Geeft niks, je komt er wel!!
Ja! Goed gedaan! Je mag afzwemmen voor je A-diploma!
Als opwarmertje kan je nog even oefenen. Vink alle groene en rode bolletjes op deze website aan. Je krijgt dan alle soorten werkwoordsvormen door elkaar aangeboden, een goede laatste training om straks flitsend over de finish te zwemmen! :-) Als je vindt dat je genoeg geoefend hebt, klik je op het kruisje rechtsboven, dan kom je vanzelf weer in Wikiwijs terecht. Hier komt de oefenlink:
Het kan zijn dat je toch nog nét iets teveel foutjes gemaakt hebt in deze eindtoets. Geeft niks, je bent al een heel eind gekomen! Laat het resultaat van de eindtoets aan je docent zien of stuur je docent een mail, hij/zij zal je verder helpen in de klas zodat jij alsnog binnenkort je A-diploma kan behalen!
A-diploma behaald!
Kanjer! Het is je gelukt! Vanaf nu zie ik jou als een echte werkwoordkenner en verwacht ik van jou dat je in schrijfopdrachten geen (of bijna geen) werkwoordfouten meer gaat maken. De beloning voor dit harde werken is dat je de rest van dit schooljaar geen werkwoordoefeningen meer hoeft te maken. De lestijd die hierdoor vrij komt mag je besteden aan lekker lezen of aan het verder werken aan je fictiedossier in de les.
Het A-diploma mag je bij mij afhalen, geef het een ere-plaatsje in je map voor Nederlands :-) En wees vooral heel trots op jezelf!
Evaluatie
Volg de link om deze Wikiwijs-lessenserie over werkwoordspelling te evalueren:
Het arrangement Werkwoordspelling: in 1-2-3 naar het A-diploma! is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Truike Maertens
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-11-08 21:40:02
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Dit leerarrangement is bedoeld voor leerlingen uit de brugklas. Het doel is dat leerlingen stapsgewijs gaan oefenen met werkwoordspelling, op de onderdelen die zij persoonlijk lastig vinden. Er wordt gedifferentieerd naar meerdere leerroutes, deze worden aangegeven met kleuren (leerroute groen-oranje-rood). Iedere leerroute wordt afgesloten met een proeftoets, het leerarrangement zelf wordt afgesloten met een eindtoets, waarbij leerlingen het A-diploma behalen als de toets voor 80% correct gemaakt wordt.
Dit leerarrangement is bedoeld voor leerlingen uit de brugklas. Het doel is dat leerlingen stapsgewijs gaan oefenen met werkwoordspelling, op de onderdelen die zij persoonlijk lastig vinden. Er wordt gedifferentieerd naar meerdere leerroutes, deze worden aangegeven met kleuren (leerroute groen-oranje-rood). Iedere leerroute wordt afgesloten met een proeftoets, het leerarrangement zelf wordt afgesloten met een eindtoets, waarbij leerlingen het A-diploma behalen als de toets voor 80% correct gemaakt wordt.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Vul de juiste werkwoordvorm in (PV, TT)
Maak zinnen met een PV, TT
Vervoeg het werkwoord in de PV,VT
Proefzwemmen
Vul de juiste werkwoordvorm in (PV, TT)
Maak zinnen met een PV, TT
Vervoeg het werkwoord in de PV,VT
Proefzwemmen
Eindtoets voor het A-diploma
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.