Werkwoordspelling: in 1-2-3 naar het A-diploma!

Werkwoordspelling: in 1-2-3 naar het A-diploma!

Leer zwemmen in Wikiwijs

Plons!

Welkom in deze Wikiwijs over werkwoordspelling!

Voor sommige leerlingen is werkwoordspelling een koud kunstje, anderen vinden het lastig. Het is belangrijk dat je dit goed leert! Als je over een paar jaar wil solliciteren voor een baantje bij een supermarkt, moet je een sollicitatiebrief schrijven en daarin mag je echt geen werkwoordfouten maken! Het klinkt misschien vreemd, maar fouten tegen de werkwoordspelling kunnen er voor zorgen dat je niet aangenomen wordt...

Maar niet getreurd, deze Wikiwijs gaat jou helpen om werkwoordspelling onder de knie te krijgen.

Aan het einde van deze Wikiwijs kan jij:

- de persoonsvorm in een zin vinden

- de persoonsvorm correct vervoegen in de TT en in de VT

- het voltooid deelwoord in een zin vinden en correct vervoegen

- het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord correct vervoegen

Als je dát allemaal kan, dan is het einddoel in zicht: het behalen van je A-diploma voor werkwoordspelling. Om dit diploma te halen, moet je een eindtoets maken met allerlei werkwoordsvormen in korte en langere zinnen (PV en VD door elkaar). Dat klinkt lastig maar ik weet zeker dat  jou dat gaat lukken met de hulp van deze Wikiwijs én eventueel met extra hulp van je docent en medeleerlingen.

Enkele leerlingen zijn echte werkwoordkenners en zullen snel mogen 'afzwemmen' voor hun A-diploma, maar de meeste leerlingen zullen eerst een aantal 'badjes' door moeten voor ze "in het diepe" mogen.

Deze Wikiwijs mag jij helemaal in je eigen tempo en je moet alleen de badjes door die  jij nog lastig vindt. De zwemroute is zoveel mogelijk voor jou op maat gemaakt, zodat ook jij straks precies weet hoe de werkwoordspelling werkt. Onderweg krijg je voldoende oefeningen en trucjes die jou hierbij gaan helpen. Volg het menu aan de linkerkant van boven naar onder en begin met "Leer zwemmen in Wikiwijs". Plons! Daar gaan we! Veel succes!!!

Wat weet en kan je al?

Werkwoordspelling op de basisschool

Hoeveel moet je oefenen?

Zoek de fout!

Vul de juiste werkwoordsvorm in.

Persoonsvorm?

Leg uit!

Instaptoets

Score

  • Als je max. 2 fouten hebt gemaakt, ga je door naar Route Groen. Hier moet je dan alleen nog de theorie van de werkwoordspelling doornemen. Daarna mag je meteen op voor diploma A!
  • Als je max. 5 fouten hebt gemaakt, ga je door naar Route Oranje, hier ga je de theorie van de werkwoordspelling bestuderen en ermee oefenen.
  • Als je meer dan 5 fouten hebt gemaakt, ga je door naar Route Rood, hier krijg je de theorie stap voor stap aangeboden en kan je veel oefenen en herhalen.

Om de juiste route te kunnen kiezen, moet je terug naar het menu aan de linkerkant van deze pagina. Klik vervolgens de juiste route aan.

Route Groen

Welkom!

Welkom in Route Groen. Jij bent al sterk in werkwoordspelling! Je moet alleen de theorie van de werkwoordspelling nog even doornemen. Daarna mag je meteen op voor diploma A! Lees de tekst hieronder goed door.

Je hebt twee vaardigheden nodig voor het correct spellen van de werkwoorden:

  1. Je moet de verschillende werkwoorden kunnen vervoegen. Je moet dus weten hoe je de verschillende soorten werkwoorden schrijft. Daarbij helpen de rijtjes die je ook op de basisschool hebt gemaakt.

         Voorbeeld: besteden

         TT: Ik besteed, hij besteedt, wij besteden,

         VT: Ik besteedde, hij besteedde, wij besteedden

         VD: Ik (heb) besteed

2. Je moet de functie van werkwoorden in de zin herkennen. Is het werkwoord een:

  1. persoonsvorm tegenwoordige tijd (PV, TT):   ik besteed, hij besteedt, wij besteden
  2. persoonsvorm verleden tijd (PV, VT):   ik besteedde, hij besteedde, wij besteedden
  3. voltooid deelwoord (VD):  ik heb besteed
  4. bijvoeglijk gebruikt werkwoord (ww als bn):   het bestede geld

De combinatie van deze twee vaardigheden zorgt voor de correcte spelling van de werkwoorden. Het is belangrijk dat je bij een oefening de werkwoorden niet te snel invult. Je moet immers twee vaardigheden gebruiken en ze ook nog combineren.

In het menu vind je de theorie hierover en 4 kennisclips. Ik raad je aan de theorie goed door te lezen maar je mag er ook voor kiezen om alleen de kennisclips te bekijken.

Na het bekijken van de kennisclips, mag je meteen afzwemmen voor diploma A!

PV of VD?

De persoonsvorm

De persoonsvorm is altijd een WERKWOORD! Om de persoonsvorm te vinden, zet je de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld:

Gisteren liep ik met mijn hond in het park ---> Vandaag loop ik met mijn hond in het park.

Dus: “liep” is de persoonsvorm.

Er is iets ernstigs gebeurd op school ---> Er was iets ernstigs gebeurd op school.

Dus: “was” is de persoonsvorm en “gebeurd” is het voltooid deelwoord.

Elke normale zin heeft precies één persoonsvorm. Toch kun je zinnen tegenkomen met twee of zelfs nog meer persoonsvormen. Als dat gebeurt, dan bestaat die zin dus eigenlijk uit twee of meer kleinere zinnen.

De langere zin ‘Ik ga naar huis omdat het al laat geworden is’  bevat twee persoonsvormen: de werkwoorden ga en is. Deze lange zin bestaat namelijk uit twee korte zinnen die ‘aan elkaar gevoegd zijn’.

Voltooid deelwoord

Sterke werkwoorden:

Worden -  ik ben geworden

Lopen - ik heb gelopen

Kopen -  ik heb gekocht (verlengproef: kochten)

Zwakke werkwoorden:

Spelen -  ik heb gespeeld (verlengproef: gespeelde)

Redden -  ik heb gered (verlengproef: geredde)

--> om te weten of het voltooid deelwoord hier eindigt op een ‘d’ of een ‘t’, pas je de verlengproef toe. Dan hoor je vanzelf een 'd' of een 't'!

TRUCJE: ’t ex-kofschip: alleen bij twijfel en alleen in de verleden tijd!

Als je twijfelt over de verlengproef, dan kan je een ‘trucje’ gebruiken bij PV (VT) en VD, om te weten te komen of je een -d of een -t schrijft.

Let op : alleen de medeklinkers doen mee in ’t ex-kofschip: T, X, K, F, S, C, H, P !

Stap 1: Doe  het werkwoord min -en.

Stap 2: Wat is de laatste medeklinker van het werkwoord min -en?

Stap 3: Als deze medeklinker in ‘t-ex-kofschip zit, dan schrijf je een ‘T’ in de persoonsvorm verleden tijd (PV, VT) of bij het voltooid deelwoord (VD).

VOORBEELD: werkwoord ‘redden’ --> geret of gered?

Stap 1: redd-

Stap 2: d

Stap 3: ‘d’ zit NIET in ’t ex-kofschip, dus je schrijft een ‘d’: gered

PV (TT) en PV (VT)

Stap 1

Bepaal de ik-vorm van het werkwoord.

Spelen - ik speel - 'speel’ is de ik-vorm

Redden - ik red - 'red’ is de ik-vorm

Worden - ik word - ‘word’ is de ik-vorm

Kopen - ik koop - ‘koop’ is de ik-vorm

Stap 2

Wat is het onderwerp? Het onderwerp is diegene die iets doet (wie/wat + persoonsvorm). De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp, maar niet altijd!

Stap 3

In welke tijd staat de zin: tegenwoordige tijd (=nu) of verleden tijd (=vroeger)?

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

PV, TT

Ik = ik-vorm

Jij = ik-vorm + t

Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + t

Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + -en

VOORBEELD:

Ik speel + niks = ik speel

Jij speel + t = jij speelt

Hij/zij (v.)/het speel + t = hij/zij (v.)/het speelt

Wij/jullie/zij (mv.) speel + en = wij/jullie/zij (mv.) spelen

Persoonsvorm verleden tijd (zwakke werkwoorden):

Zwakke werkwoorden veranderen NIET van vorm in de verleden tijd.

PV, VT (zwak)

Ik = ik-vorm + de

Jij = ik-vorm + de

Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + de

Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + -den

VOORBEELD:

Ik speel + de = ik speelde

Jij speel + de = jij speelde

Hij/zij (v.)/het speel + de = hij/zij/het speelde

Wij/jullie/zij (mv.) speel + den = wij/jullie/zij speelden

Persoonsvorm verleden tijd (sterke werkwoorden):

Sterke werkwoorden veranderen WEL van vorm in de verleden tijd.

PV, VT (sterk)

Pas bij ik-vormen die eindigen op een -d of -t de verlengproef toe als je twijfelt of het werkwoord eindigt op een -d of -t. Een sterk werkwoord kan nooit op -dt eindigen! Het is óf een -d, óf een -t.

VOORBEELD

Ik word - ik wer(verlengproef: werden)

Jij wordt - jij werd (verlengproef: werden)

Hij/zij (v.)/het wordt -  hij/zij (v.)/het werd (verlengproef: werden)

Wij/jullie/zij (mv.) worden -  wij/jullie/zij (mv.) werden

VD als BN

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Een voltooid deelwoord kan gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord, bijvoorbeeld:

de gekleurde tekening

de verrotte appel

de geverfde muur

de uitvergrote foto (en niet: uitvergroote of uitvergrootte)

het uitgebrande huis (en niet: uitgebrandde)

Hoe? Schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.

Kennisclips

Wie zoekt, die vindt ... de persoonsvorm!

PV (TT) en PV (VT): de regels

VD: de regels

Samenvatting: Zoek de PV + PV (TT) en PV (VT) + VD

Route Oranje

Welkom!

Welkom in Route Oranje.

Jij hebt de werkwoordspelling al redelijk onder de knie. Het is wel nodig dat je jezelf nog wat extra gaat trainen en je moet ook de theorie van de werkwoordspelling nog even goed bestuderen. Lees de tekst hieronder aandachtig door.

Je hebt twee vaardigheden nodig voor het correct spellen van de werkwoorden:

  1. Je moet de verschillende werkwoorden kunnen vervoegen. Je moet dus weten hoe je de verschillende soorten werkwoorden schrijft. Daarbij helpen de rijtjes die je ook op de basisschool hebt gemaakt.

     2. Je moet de functie van werkwoorden in de zin herkennen. Is het werkwoord een:

  1. persoonsvorm tegenwoordige tijd (PV, TT)
  2. persoonsvorm verleden tijd (PV, VT)
  3. voltooid deelwoord (VD)
  4. bijvoeglijk gebruikt werkwoord (ww als bn)

De combinatie van deze twee vaardigheden zorgt voor de correcte spelling van de werkwoorden. Het is belangrijk dat je bij een oefening de werkwoorden niet te snel invult. Je moet immers twee vaardigheden gebruiken en ze ook nog combineren.

In het menu vind je de theorie over werkwoordspelling.

De theorie is verdeeld over badje 1, 2 en 3. Ik raad je aan de theorie goed door te lezen maar je mag er ook voor kiezen om alleen de kennisclips te bekijken. Badje 1 is verplicht, daarna maak je opnieuw een toets. Na het maken van deze toets, kom je te weten waar je heen moet.

Badje 1: theorie

De persoonsvorm is altijd een WERKWOORD! Om de persoonsvorm te vinden, zet je de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld:

Gisteren liep ik met mijn hond in het park ---> Vandaag loop ik met mijn hond in het park.

Dus: “liep” is de persoonsvorm.

Er is iets ernstigs gebeurd op school ---> Er was iets ernstigs gebeurd op school.

Dus: “was” is de persoonsvorm en “gebeurd” is het voltooid deelwoord.

Soms moet je nog een ander woord veranderen als je het werkwoord van tijd wilt veranderen. Het gaat daarbij om woorden die een bepaald moment in de tijd aangeven.

Voorbeeld:      

Morgen ga ik naar school.

Gisteren ging ik naar school.

Elke normale zin heeft precies één persoonsvorm.

Toch kun je zinnen tegenkomen met twee of zelfs nog meer persoonsvormen. Als dat gebeurt, dan bestaat die zin dus eigenlijk uit twee of meer kleinere zinnen.

De langere zin ‘Ik ga naar huis omdat het al laat geworden is’ bevat twee persoonsvormen: de werkwoorden ga en is. Deze lange zin bestaat namelijk uit twee korte zinnen die ‘aan elkaar gevoegd zijn’. Voor het correct spellen van werkwoorden is het van belang dat je alle persoonsvormen uit zo'n lange zin kan halen!

Wie zoekt, die vindt ... de persoonsvorm!

Trainen in badje 1

Hieronder vind je 2 korte invul-opdrachten. Je mag zelf kiezen of je de 'gemiddelde' en 'moeilijke' opdracht allebei je maakt. Maar: als je meer dan 1 fout maakt bij de moeilijke opdracht, raad ik je aan om ook de opdracht op gemiddeld niveau te maken.

In de volgende opdracht moet je zelf zinnen maken met een persoonsvorm erin. 

Het is ook belangrijk dat je weet of je te maken hebt met een persoonsvorm of een voltooid deelwoord, dan pas weet je  welke regel je moet gaan toepassen. Maak daarom de volgende opdracht.

Toets!

  • Als je vraag 2a, 2b, 3a, 4, 5, 6, 7a, 7b, 8, 9,10, 13a en 14 foutloos hebt gemaakt, mag je badje 2 overslaan.
  • Als je vraag 1, 3b, 7c, 11, 12, 13a en 13b foutloos hebt gemaakt, mag je badje 3 overslaan.
  • Als je fouten in beide reeksen hebt gemaakt, moet je nog even badje 2 én 3 doorzwemmen.

Succes met oefenen! 

Badje 2: theorie

Hoe vervoeg je de persoonsvorm tegenwoordige tijd?

Stap 1

Bepaal de ik-vorm van het werkwoord.

Spelen - ik speel - 'speel’ is de ik-vorm

Worden - ik word - ‘word’ is de ik-vorm

Stap 2

Wat is het onderwerp? Het onderwerp is diegene die iets doet (wie/wat + persoonsvorm). De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp, maar niet altijd!

Stap 3

Bepaal in welke tijd de zin staat: tegenwoordige tijd (=nu) of verleden tijd (=vroeger)?

Ik = ik-vorm

Jij = ik-vorm + t

Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + t

Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + -en

VOORBEELD:

Ik word + niks = ik word

Jij word + t = jij wordt

Hij/zij (v.)/het word + t = hij/zij (v.)/het wordt

Wij/jullie/zij (mv.) word + en = wij/jullie/zij (mv.) worden

Hoe vervoeg je de persoonsvorm verleden tijd (zwakke werkwoorden)?

Zwakke werkwoorden veranderen NIET van vorm in de verleden tijd.

Stap 1

Bepaal de ik-vorm van het werkwoord.

Spelen - ik speel - 'speel’ is de ik-vorm

Redden - ik red - ‘red’ is de ik-vorm

Stap 2

Wat is het onderwerp? Het onderwerp is diegene die iets doet (wie/wat + persoonsvorm). De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp, maar niet altijd!

Stap 3

Ik = ik-vorm + de/te

Jij = ik-vorm + de/te

Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + de/te

Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + den/ten

VOORBEELD:

Ik red + de = ik redde

Jij red + t = jij redt

Hij/zij (v.)/het red + t = hij/zij (v.)/het redt

Wij/jullie/zij (mv.) red + en = wij/jullie/zij (mv.) redden

Hoe vervoeg je de persoonsvorm verleden tijd (sterke werkwoorden):

Sterke werkwoorden veranderen WEL van vorm in de verleden tijd.

Pas bij ik-vormen die eindigen op een -d of -t de verlengproef toe als je twijfelt of het werkwoord eindigt op een -d of -t. Een sterk werkwoord kan nooit op -dt eindigen! Het is óf een -d, óf een -t.

VOORBEELD

Ik word - ik wer(verlengproef: werden)

Jij wordt - jij werd (verlengproef: werden)

Hij/zij (v.)/het wordt -  hij/zij (v.)/het werd (verlengproef: werden)

Wij/jullie/zij (mv.) worden -  wij/jullie/zij (mv.) werden

PV (TT) en PV (VT): de regels

Trainen in badje 2

Je hebt nu de theorie doorgenomen en/of de kennisclip bekeken. We gaan nu oefenen.

Badje 3: theorie

Hoe vervoeg je het voltooid deelwoord?

Om te weten of het voltooid deelwoord eindigt op een ‘d’ of een ‘t’, pas dan de verlengproef toe.

Spelen -  ik heb gespeeld (verlengproef: gespeelde)

Redden -  ik heb gered (verlengproef: geredde)

Worden -  ik ben geworden

Kopen -  ik heb gekocht (verlengproef: kochten)

TRUCJE: ’t ex-kofschip: alleen bij twijfel!

Als je twijfelt over de verlengproef, dan kan je een ‘trucje’ gebruiken bij PV (VT) en VD, om te weten te komen of je een -d of een -t schrijft.

Let op : alleen de medeklinkers doen mee in ’t ex-kofschip: T, X, K, F, S, C, H, P !

Stap 1: Doe  het werkwoord min -en.

Stap 2: Wat is de laatste medeklinker van het werkwoord min -en?

Stap 3: Als deze medeklinker in ‘t-ex-kofschip zit, dan schrijf je een ‘T’ in de persoonsvorm verleden tijd (PV, VT) of bij het voltooid deelwoord (VD).

VOORBEELD: werkwoord ‘redden’ --> geret of gered?

Stap 1: redd-

Stap 2: d

Stap 3: ‘d’ zit NIET in ’t ex-kofschip, dus je schrijft een ‘d’: gered

Hoe vervoeg je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord? 

Voorbeelden:

de gekleurde tekening

de verrotte appel

de geverfde muur

de uitvergrote foto (en niet: uitvergroote of uitvergrootte)

het uitgebrande huis (en niet: uitgebrandde)

Regel: Schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.

VD: de regels

Trainen in badje 3

Je hebt nu de regels over het voltooid deelwoord goed doorgenomen. We gaan oefenen!

Je hebt nu alle badjes die nodig waren doorgezwommen, goed gedaan! Je bent er nu echt bijna! Voor je gaat proefzwemmen kijk je nog 1 keer de samenvattende kennisclip. Hierin wordt alles wat je nodig hebt om te mogen proefzwemmen nog een keer kort uitgelegd.

Kennisclip: 1-2-3

Je hebt nu alle oefeningen gemaakt. Ik denk dat je er klaar voor bent om te gaan proefzwemmen. Tip: bekijk hieronder eerst nog even de samenvattende kennisclip Badje 1-2-3. 

Samenvatting: Zoek de PV + PV (TT) en PV (VT) + VD

Proefzwemmen

Heel veel succes met de proefzwemtoets, je kan het! Als je deze toets haalt, mag je gaan afzwemmen voor Diploma A! Als je toch nog iets teveel foutjes hebt gemaakt, stuur je docent dan een mail, hij/zij zal jou in de klas verder op weg helpen. Kennelijk heb je nog wat extra oefening en persoonlijke uitleg nodig voordat je kan gaan afzwemmen. Geeft niks, je komt er wel!

Test: Proefzwemmen

Start

Route Rood

Welkom!

Welkom in Route Rood.

In deze route krijg je de theorie stap voor stap aangeboden. Je gaat per badje trainen en langzaamaan zal je merken dat je steeds beter wordt in het spellen van werkwoorden. Lees de tekst hieronder aandachtig door.

Je hebt twee vaardigheden nodig voor het correct spellen van de werkwoorden:

  1. Je moet de verschillende werkwoorden kunnen vervoegen. Je moet dus weten hoe je de verschillende soorten werkwoorden schrijft. Daarbij helpen de rijtjes die je ook op de basisschool hebt gemaakt.

     2. Je moet de functie van werkwoorden in de zin herkennen. Is het werkwoord een:

  1. persoonsvorm tegenwoordige tijd (PV, TT)
  2. persoonsvorm verleden tijd (PV, VT)
  3. voltooid deelwoord (VD)
  4. bijvoeglijk gebruikt werkwoord (ww als bn)

De combinatie van deze twee vaardigheden zorgt voor de correcte spelling van de werkwoorden. Het is belangrijk dat je bij een oefening de werkwoorden niet te snel invult. Je moet immers twee vaardigheden gebruiken en ze ook nog combineren.

In badje 1 krijg je uitleg over hoe je de persoonsvorm (PV) kan vinden en hoe je deze kan onderscheiden van het voltooid deelwoord (VD). Vervolgens ga je daarmee oefenen.

In badje 2 krijg je uitleg over de spelling van PV (TT) en PV (VT), daarna maak je oefeningen.

In badje 3 krijg je uitleg over de spelling van het voltooid deelwoord (VD), daarna maak je oefeningen.

In badje 4 krijg je uitleg over het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord en ook hier ga je weer mee oefenen.

Ik raad je aan om per badje de theorie goed door te lezen én de kennisclip te bekijken.

Als je alle badjes doorgezwommen hebt, mag je proefzwemmen en als je dat haalt mag je afzwemmen voor je A-Diploma!

Badje 1: theorie

De persoonsvorm is altijd een WERKWOORD! Om de persoonsvorm te vinden, zet je de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld:

Gisteren liep ik met mijn hond in het park ---> Vandaag loop ik met mijn hond in het park.

Dus: “liep” is de persoonsvorm.

Er is iets ernstigs gebeurd op school ---> Er was iets ernstigs gebeurd op school.

Dus: “was” is de persoonsvorm en “gebeurd” is het voltooid deelwoord.

Soms moet je nog een ander woord veranderen als je het werkwoord van tijd wilt veranderen. Het gaat daarbij om woorden die een bepaald moment in de tijd aangeven.

Voorbeeld:      

Morgen ga ik naar school.

Gisteren ging ik naar school.

Elke normale zin heeft precies één persoonsvorm.

Toch kun je zinnen tegenkomen met twee of zelfs nog meer persoonsvormen. Als dat gebeurt, dan bestaat die zin dus eigenlijk uit twee of meer kleinere zinnen.

De langere zin ‘Ik ga naar huis omdat het al laat geworden is’ bevat twee persoonsvormen:       de werkwoorden ga en is. Deze lange zin bestaat namelijk uit twee korte zinnen die ‘aan elkaar gevoegd zijn’. Voor het correct spellen van werkwoorden is het van belang dat je alle persoonsvormen uit samengestelde zinnen kunt halen. Anders ga je veel fouten maken.

Wie zoekt, die vindt ... de persoonsvorm!

Trainen in badje 1

Hieronder vind je 3 korte opdrachten, van makkelijk naar moeilijk. Je mag zelf kiezen welke oefeningen je maakt. Als je nog veel foutjes maakt, raad ik je aan om ook de opdracht op een makkelijker niveau te gaan maken.

Goed bezig!  Je moet nog even verder oefenen om een kampioen persoonsvorm vinden te worden. Hieronder vind je nog een aantal opdrachten. Als je alle oefeningen doorlopen hebt en de persoonsvorm nu goed weet te vinden, maak je een klein testje. Als je alles goed hebt, mag je over naar Badje 2!

Het is ook belangrijk dat je weet of je te maken hebt met een persoonsvorm of een voltooid deelwoord, dan pas weet je  welke regel je moet gaan toepassen. Maak daarom de volgende opdracht.

Is het gelukt? Weet je nu makkelijk de persoonsvorm te vinden? Als je je nog niet helemaal zeker voelt kan je aan de slag met onderstaande oefenlinkjes:

https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-persoonsvorm/

https://www.taal-oefenen.nl/taal-groep-8/zinsontleding/persoonsvorm

https://ikschrijfbeter.nl/wp-content/uploads/2012/10/persoonsvorm.htm

https://ikschrijfbeter.nl/wp-content/uploads/2012/10/persoonsvorm21.htm

https://ikschrijfbeter.nl/wp-content/uploads/2012/10/persoonsvorm3.htm

Als je geen problemen meer ervaart met het vinden van de persoonsvorm in een zin, dan mag je over naar badje 2.

Badje 2: duik in de PV (TT) en PV (VT)!

Stap 1

Bepaal de ik-vorm van het werkwoord.

Spelen - ik speel - 'speel’ is de ik-vorm

Redden - ik red - 'red’ is de ik-vorm

Worden - ik word - ‘word’ is de ik-vorm

Kopen - ik koop - ‘koop’ is de ik-vorm

Stap 2

Wat is het onderwerp? Het onderwerp is diegene die iets doet (wie/wat + persoonsvorm). De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp, maar niet altijd!

Stap 3

In welke tijd staat de zin: tegenwoordige tijd (=nu) of verleden tijd (=vroeger)?

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

PV, TT

Ik = ik-vorm

Jij = ik-vorm + t

Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + t

Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + -en

 

VOORBEELDEN:

Ik speel + niks = ik speel

Jij speel + t = jij speelt

Hij/zij (v.)/het speel + t = hij/zij (v.)/het speelt

Wij/jullie/zij (mv.) speel + en = wij/jullie/zij (mv.) spelen

OF:

Ik word + niks = ik word

Jij word + t = jij wordt

Hij/zij (v.)/het word + t = hij/zij (v.)/het wordt

Wij/jullie/zij (mv.) word + en = wij/jullie/zij (mv.) worden

 

Persoonsvorm verleden tijd (zwakke werkwoorden):

Zwakke werkwoorden veranderen NIET van vorm in de verleden tijd.

 

PV, VT (zwak)

Ik = ik-vorm + de/te

Jij = ik-vorm + de/te

Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + de/te

Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + den/ten

 

VOORBEELDEN:

Ik speel + de = ik speelde

Jij speel + de = jij speelde

Hij/zij (v.)/het speel + de = hij/zij/het speelde

Wij/jullie/zij (mv.) speel + den = wij/jullie/zij speelden

 

Ik red + de = ik redde

Jij red + t = jij redt

Hij/zij (v.)/het red + t = hij/zij (v.)/het redt

Wij/jullie/zij (mv.) red + en = wij/jullie/zij (mv.) redden

 

Persoonsvorm verleden tijd (sterke werkwoorden):

Sterke werkwoorden veranderen WEL van vorm in de verleden tijd.

 

PV, VT (sterk)

Schrijf deze werkwoorden zo kort mogelijk en pas de verlengproef toe als je twijfelt of het werkwoord eindigt op een -d of -t.

 

VOORBEELDEN

Ik word - ik wer(verlengproef: werden)

Jij wordt - jij werd (verlengproef: werden)

Hij/zij (v.)/het wordt -  hij/zij (v.)/het werd (verlengproef: werden)

Wij/jullie/zij (mv.) worden -  wij/jullie/zij (mv.) werden

 

Ik koop - ik kocht (verlengproef: kochten)

Jij koopt - jij kocht (verlengproef: kochten)

Hij/zij/het koopt - hij/zij/ het kocht (verlengproef: kochten)

Wij/jullie/zij (mv.) kopen - wij/ jullie/zij (mv.) kochten

PV (TT) en PV (VT): de regels

Trainen in badje 2

Je hebt nu de theorie doorgenomen en/of de kennisclip over de PV (TT) en de PV (VT) bekeken. We gaan nu oefenen.

Badje 3: theorie

Voltooid deelwoord

Sterke werkwoorden:

Worden -  ik ben geworden

Lopen - ik heb gelopen

Kopen -  ik heb gekocht (verlengproef: kochten)

Zwakke werkwoorden:

Spelen -  ik heb gespeeld (verlengproef: gespeelde)

Redden -  ik heb gered (verlengproef: geredde)

--> om te weten of het voltooid deelwoord hier eindigt op een ‘d’ of een ‘t’, pas je de verlengproef toe. Dan hoor je vanzelf een 'd' of een 't'!

 

’t ex-kofschip: alleen bij twijfel

Als je twijfelt over de verlengproef, dan kan je een ‘ezelsbruggetje’ gebruiken bij PV (VT) en VD, om te weten te komen of je een -d of een -t schrijft.

Let op : alleen de medeklinkers doen mee in ’t ex-kofschip: T, X, K, F, S, C, H, P !

Stap 1: Doe  het werkwoord min -en.

Stap 2: Wat is de laatste medeklinker van het werkwoord min -en?

Stap 3: Als deze medeklinker in ‘t-ex-kofschip zit, dan schrijf je een ‘T’ in de persoonsvorm verleden tijd (PV, VT) of bij het voltooid deelwoord (VD).

VOORBEELD: werkwoord ‘redden’ --> geret of gered?

Stap 1: redd-

Stap 2: d

Stap 3: ‘d’ zit NIET in ’t ex-kofschip, dus je schrijft een ‘d’: gered

Een voltooid deelwoord kan gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord, bijvoorbeeld:

de gekleurde tekening

de verrotte appel

de geverfde muur

de uitvergrote foto (en niet: uitvergroote of uitvergrootte)

het uitgebrande huis (en niet: uitgebrandde)

 

Regel VD als bn:

Schrijf het voltooid deelwoord zo kort mogelijk.

VD: de regels

Trainen in badje 3

Je hebt nu de theorie doorgenomen en/of de kennisclip bekeken over het VD. We gaan nu oefenen. 

Bonusbadje

Je hebt nu badje 1, 2 en 3 doorgezwommen, goed gedaan! Je bent er nu echt bijna!

Bekijk hieronder de samenvattende kennisclip Badje 1-2-3.  Je kan natuurlijk ook nog de andere kennisclips even opnieuw bekijken, dan hoor je nog een de volledige uitleg.

Daarna ga je nog even flink trainen in het Bonusbadje: je gaat hier oefenen met gemengde werkwoordsvormen in zinnen, dus PV(TT), PV(VT), VD en VD als BN door elkaar heen.

Samenvatting: Zoek de PV + PV (TT) en PV (VT) + VD

Wie zoekt, die vindt ... de persoonsvorm!

PV (TT) en PV (VT): de regels

VD: de regels

Trainen in het bonusbadje

Volg de link naar de LessonUp. Klik op de eerste slide, vervolgens start de slideshow. Je krijgt na het geven van je antwoord meteen feedback (goed/fout)! Succes!

Als je klaar bent met de LessonUp, klik dan op het kruisje rechtsboven, dan kom je vanzelf weer terug naar Wikiwijs.

Werkwoordspelling 1-2-3 (LessonUp)

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Volg nu de link naar Quizizz! Ook hier krijg je meteen feedback (goed/fout) op je antwoord!

Als je klaar bent met de Quizizz, klik dan op het kruisje rechtsboven, dan kom je vanzelf weer terug naar Wikiwijs.

Werkwoordspelling 1-2-3 (Quizizz)

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Tot slot speel je een Kahoot. Je hebt 20 seconden bedenktijd per vraag, ruim voldoende dus. Veel plezier en zet 'm op!

Als je klaar bent met de Kahoot, klik dan op het kruisje rechtsboven, dan kom je vanzelf weer terug naar Wikiwijs.

Kahoot werkwoordspelling 1-2-3

 

Je bent klaar met oefenen het Bonusbadje. Je mag nu door naar 'Proefzwemmen', daar vind je nog een laatste training en dan ben je er hopelijk helemaal klaar voor!

Proefzwemmen

Je mag gaan proefzwemmen! Heel veel succes met de proefzwemtoets! Als je deze toets haalt, mag je gaan afzwemmen voor Diploma A!

Als je toch nog iets teveel foutjes hebt gemaakt, stuur je docent dan een mail, hij/zij zal jou in de klas verder op weg helpen. Kennelijk heb je nog wat extra oefening en persoonlijke uitleg nodig voordat je kan gaan afzwemmen. Geeft niks, je komt er wel!!

Test: Proefzwemmen

Start

Afzwemmen A-diploma

Ja! Goed gedaan! Je mag afzwemmen voor je A-diploma!

Als opwarmertje kan je nog even oefenen. Vink alle groene en rode bolletjes op deze website aan. Je krijgt dan alle soorten werkwoordsvormen door elkaar aangeboden, een goede laatste training om straks flitsend over de finish te zwemmen! :-) Als je vindt dat je genoeg geoefend hebt, klik je op het kruisje rechtsboven, dan kom je vanzelf weer in Wikiwijs terecht. Hier komt de oefenlink:

https://www.spellingoefenen.nl/werkwoorden-oefenen.html

 

LET OP: Je mag daarna de eindtoets maar 1x maken!

Klik nadat je de eindtoets gemaakt hebt op 'bewijs van deelname', print het en laat het zien aan je docent.

Toets: Eindtoets voor het A-diploma

Start

Het kan zijn dat je toch nog nét iets teveel foutjes gemaakt hebt in deze eindtoets. Geeft niks, je bent al een heel eind gekomen! Laat het resultaat van de eindtoets aan je docent zien of stuur je docent een mail, hij/zij zal je verder helpen in de klas zodat jij alsnog binnenkort je A-diploma kan behalen!

A-diploma behaald!

Kanjer! Het is je gelukt! Vanaf nu zie ik jou als een echte werkwoordkenner en verwacht ik van jou dat je in schrijfopdrachten geen (of bijna geen) werkwoordfouten meer gaat maken. De beloning voor dit harde werken is dat je de rest van dit schooljaar geen werkwoordoefeningen meer hoeft te maken. De lestijd die hierdoor vrij komt mag je besteden aan lekker lezen of aan het verder werken aan je fictiedossier in de les.

Het A-diploma mag je bij mij afhalen, geef het een ere-plaatsje in je map voor Nederlands :-) En wees vooral heel trots op jezelf!

 

Evaluatie

Volg de link om deze Wikiwijs-lessenserie over werkwoordspelling te evalueren:

Evaluatie Wikiwijs

Bronnen

De oefenzinnen en didactiek in deze Wikiwijs zijn geïnspireerd op en deels overgenomen uit: "Nederlands Anders. Een andere aanpak van lessen Nederlands in de onderbouw." (J. Steenbakkers en D. Ebbers): https://www.slo.nl/thema/vakspecifieke-thema/nederlands/basistaal/spellen/lesvoorbeelden/