Badje 1: theorie

De persoonsvorm is altijd een WERKWOORD! Om de persoonsvorm te vinden, zet je de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld:

Gisteren liep ik met mijn hond in het park ---> Vandaag loop ik met mijn hond in het park.

Dus: “liep” is de persoonsvorm.

Er is iets ernstigs gebeurd op school ---> Er was iets ernstigs gebeurd op school.

Dus: “was” is de persoonsvorm en “gebeurd” is het voltooid deelwoord.

Soms moet je nog een ander woord veranderen als je het werkwoord van tijd wilt veranderen. Het gaat daarbij om woorden die een bepaald moment in de tijd aangeven.

Voorbeeld:      

Morgen ga ik naar school.

Gisteren ging ik naar school.

Elke normale zin heeft precies één persoonsvorm.

Toch kun je zinnen tegenkomen met twee of zelfs nog meer persoonsvormen. Als dat gebeurt, dan bestaat die zin dus eigenlijk uit twee of meer kleinere zinnen.

De langere zin ‘Ik ga naar huis omdat het al laat geworden is’ bevat twee persoonsvormen:       de werkwoorden ga en is. Deze lange zin bestaat namelijk uit twee korte zinnen die ‘aan elkaar gevoegd zijn’. Voor het correct spellen van werkwoorden is het van belang dat je alle persoonsvormen uit samengestelde zinnen kunt halen. Anders ga je veel fouten maken.

Wie zoekt, die vindt ... de persoonsvorm! https://youtu.be/_u9y2wjqPiM