PV of VD?

De persoonsvorm

De persoonsvorm is altijd een WERKWOORD! Om de persoonsvorm te vinden, zet je de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Voorbeeld:

Gisteren liep ik met mijn hond in het park ---> Vandaag loop ik met mijn hond in het park.

Dus: “liep” is de persoonsvorm.

Er is iets ernstigs gebeurd op school ---> Er was iets ernstigs gebeurd op school.

Dus: “was” is de persoonsvorm en “gebeurd” is het voltooid deelwoord.

Elke normale zin heeft precies één persoonsvorm. Toch kun je zinnen tegenkomen met twee of zelfs nog meer persoonsvormen. Als dat gebeurt, dan bestaat die zin dus eigenlijk uit twee of meer kleinere zinnen.

De langere zin ‘Ik ga naar huis omdat het al laat geworden is’  bevat twee persoonsvormen: de werkwoorden ga en is. Deze lange zin bestaat namelijk uit twee korte zinnen die ‘aan elkaar gevoegd zijn’.

Voltooid deelwoord

Sterke werkwoorden:

Worden -  ik ben geworden

Lopen - ik heb gelopen

Kopen -  ik heb gekocht (verlengproef: kochten)

Zwakke werkwoorden:

Spelen -  ik heb gespeeld (verlengproef: gespeelde)

Redden -  ik heb gered (verlengproef: geredde)

--> om te weten of het voltooid deelwoord hier eindigt op een ‘d’ of een ‘t’, pas je de verlengproef toe. Dan hoor je vanzelf een 'd' of een 't'!

TRUCJE: ’t ex-kofschip: alleen bij twijfel en alleen in de verleden tijd!

Als je twijfelt over de verlengproef, dan kan je een ‘trucje’ gebruiken bij PV (VT) en VD, om te weten te komen of je een -d of een -t schrijft.

Let op : alleen de medeklinkers doen mee in ’t ex-kofschip: T, X, K, F, S, C, H, P !

Stap 1: Doe  het werkwoord min -en.

Stap 2: Wat is de laatste medeklinker van het werkwoord min -en?

Stap 3: Als deze medeklinker in ‘t-ex-kofschip zit, dan schrijf je een ‘T’ in de persoonsvorm verleden tijd (PV, VT) of bij het voltooid deelwoord (VD).

VOORBEELD: werkwoord ‘redden’ --> geret of gered?

Stap 1: redd-

Stap 2: d

Stap 3: ‘d’ zit NIET in ’t ex-kofschip, dus je schrijft een ‘d’: gered