Badje 2: duik in de PV (TT) en PV (VT)!

Stap 1

Bepaal de ik-vorm van het werkwoord.

Spelen - ik speel - 'speel’ is de ik-vorm

Redden - ik red - 'red’ is de ik-vorm

Worden - ik word - ‘word’ is de ik-vorm

Kopen - ik koop - ‘koop’ is de ik-vorm

Stap 2

Wat is het onderwerp? Het onderwerp is diegene die iets doet (wie/wat + persoonsvorm). De persoonsvorm staat vaak naast het onderwerp, maar niet altijd!

Stap 3

In welke tijd staat de zin: tegenwoordige tijd (=nu) of verleden tijd (=vroeger)?

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

PV, TT

Ik = ik-vorm

Jij = ik-vorm + t

Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + t

Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + -en

 

VOORBEELDEN:

Ik speel + niks = ik speel

Jij speel + t = jij speelt

Hij/zij (v.)/het speel + t = hij/zij (v.)/het speelt

Wij/jullie/zij (mv.) speel + en = wij/jullie/zij (mv.) spelen

OF:

Ik word + niks = ik word

Jij word + t = jij wordt

Hij/zij (v.)/het word + t = hij/zij (v.)/het wordt

Wij/jullie/zij (mv.) word + en = wij/jullie/zij (mv.) worden

 

Persoonsvorm verleden tijd (zwakke werkwoorden):

Zwakke werkwoorden veranderen NIET van vorm in de verleden tijd.

 

PV, VT (zwak)

Ik = ik-vorm + de/te

Jij = ik-vorm + de/te

Hij/zij (v.)/het = ik-vorm + de/te

Wij/jullie/zij (mv.) = ik-vorm + den/ten

 

VOORBEELDEN:

Ik speel + de = ik speelde

Jij speel + de = jij speelde

Hij/zij (v.)/het speel + de = hij/zij/het speelde

Wij/jullie/zij (mv.) speel + den = wij/jullie/zij speelden

 

Ik red + de = ik redde

Jij red + t = jij redt

Hij/zij (v.)/het red + t = hij/zij (v.)/het redt

Wij/jullie/zij (mv.) red + en = wij/jullie/zij (mv.) redden

 

Persoonsvorm verleden tijd (sterke werkwoorden):

Sterke werkwoorden veranderen WEL van vorm in de verleden tijd.

 

PV, VT (sterk)

Schrijf deze werkwoorden zo kort mogelijk en pas de verlengproef toe als je twijfelt of het werkwoord eindigt op een -d of -t.

 

VOORBEELDEN

Ik word - ik wer (verlengproef: werden)

Jij wordt - jij werd (verlengproef: werden)

Hij/zij (v.)/het wordt -  hij/zij (v.)/het werd (verlengproef: werden)

Wij/jullie/zij (mv.) worden -  wij/jullie/zij (mv.) werden

 

Ik koop - ik kocht (verlengproef: kochten)

Jij koopt - jij kocht (verlengproef: kochten)

Hij/zij/het koopt - hij/zij/ het kocht (verlengproef: kochten)

Wij/jullie/zij (mv.) kopen - wij/ jullie/zij (mv.) kochten

PV (TT) en PV (VT): de regels https://youtu.be/aaEbOMJnuJc