Planning voor aanstaand blok:
04-11-2021: Geen les.
SO:
4.1 T/M 4.3
MAANDAG 8 NOVEMBER
Repetitie:
4.1 t/m 4.5
Donderdag 25 november
De lesdoelen
Paragraaf 4.1: De Nederlanden komen in verzet tegen Filips II
•Uitleggen hoe Karel V zijn rijk regeerde via de Gewestelijke staten, stadhouders en centralisatie.
•Benoemen waarom de sociale standen ontevreden waren over het bestuur.
•Uitleggen hoe het Smeekschrift tot de Beeldenstorm heeft geleid.
Paragraaf 4.2: De Tachtigjarige Oorlog
•Oorzaken en gevolgen kunnen onderscheiden.
•Een tijdlijn kunnen maken van de gebeurtenissen 1500-1576.
•De standpunten van de Opstand benoemen.
•De verschillen en overeenkomsten tussen de noordelijke en zuidelijke gewesten benoemen.
Paragraaf 4.3: Gevolgen van de Tachtigjarige Oorlog
•Benoemen wat de Vrede van Münster inhield en de gevolgen daarvan.
•Het bestuur van de Republiek uitleggen met diens functionarissen.
Paragraaf 4.4: Macht en mensen in de Republiek
•De verschillende bevolkingslagen in de Republiek kunnen onderscheiden.
•Kenmerken van de Gouden Eeuw kunnen benoemen.
- Kunstenaars uit de Gouden Eeuw kunnen benoemen.
De controlevragen (huiswerk)
Na elke les zullen jullie als huiswerk de controlevragen van die paragraaf moeten beantwoorden. Schrijf de controlevragen over in je schrift en beantwoord de vragen. Neem dit mee naar de les voor controle en nabespreking.
Paragraaf 4.1: De Nederlanden komen in verzet tegen Filips II
- Waarom waren de gewesten Vlaanderen, Brabant en Holland vanuit de Middeleeuwen al de belangrijkste gewesten van de Nederlanden?
- Hoe was de landheer, Karel V, afhankelijk van de gewesten?
- Welke huidige landen vielen onder Karel V’s rijk?
- Wat houdt centralisatie in en welke functie had de stadhouder hierin?
- Hoe stond Karel V tegenover het protestantisme?
- Waarom waren de sociale standen ontevreden over het beleid van Karel V en later Filips II?
- Wat was het doel van Het Smeekschrift der edelen en wat was het gevolg van dit document? Gebruik in je antwoord het begrip hagenpreken.
- Leg uit hoe de beeldenstorm het gevolg is van het Smeekschrift der edelen.
- Waarom werd de hertog van Alva naar de Nederlanden gestuurd?
Paragraaf 4.2: De Tachtigjarige Oorlog
- Noem twee standpunten van Willem van Oranje en geef per standpunt aan welke bevolkingslaag het met hem eens was.
- Leg uit waarom de inname van Den Briel zo belangrijk was voor de Opstand.
- Waarom bleven de zuidelijke gewesten de Spanjaarden eerst trouw?
- Waarom braken de zuidelijke gewesten hun trouw in 1576?
- Welke drie punten werden er besproken bij de Pacificatie van Gent?
- Hoe gebruikte Willem van Oranje nationalisme om meer steun te krijgen voor de Opstand?
- Leg uit waarom de Tachtigjarige Oorlog een godsdienstoorlog was en waarom de noordelijke en zuidelijke gewesten niet samenbleven.
- Wat hielden de Unie van Atrecht en de Unie van Utrecht in?
- Waarom was de Republiek zo uniek voor die tijd?
- Wat hield het Twaalfjarig bestand in?
Paragraaf 4.3: Gevolgen van de Tachtigjarige Oorlog
1. Wat waren de afspraken uit de Vrede van Münster (1648)?
2. Waarom zouden de Nederlanders de Schelde gesloten willen houden?
3. Leg in je eigen woorden de drie politieke kenmerken van de Republiek uit.
4. Vergelijk de behandeling van protestanten voor de Opstand met de behandeling van katholieken in de Republiek.
5. Op welke politieke gebieden werkten de gewesten nationaal samen?
6. Noem twee verschillen tussen de raadpensionaris en de stadhouder.
Paragraaf 4.4: Macht en mensen in de Republiek
1. Op welke drie gebieden bloeide de Republiek in de Gouden Eeuw?
2. Wie had de besturende macht in de Republiek en hoe zorgden zij dat die macht binnen die groep bleef?
3. Welke vijf bevolkingslagen kende de Republiek?
4. Hoe kon men een hogere bevolkingslaag binnenkomen?
5. Leg in je eigen woorden de positie van vrouwen uit.
6. Noem minimaal 3 bekende schilders uit de Gouden Eeuw.
Paragraaf 4.5: De Gouden Eeuw
1. Noem vier veranderingen die plaatsvonden in de landbouw binnen de Republiek.
2. Hoe werd de Republiek het handelscentrum van de wereld? Geef hiervoor vier redenen.
3. Wat houden de begrippen moedernegotie, inpoldering en stapelmarkten in?
4. Wat waren de doelen van de VOC en WIC en welke speciale privileges genoot de VOC?
5. Noem minimaal drie gevolgen van de economische bloei en werkgelegenheid voor de Republiek.
6. Hoe oppereerde de VOC onder Jan Pieterszoon Coen in Indië en wat was een gevolg daarvan?
7. Leg uit waarom de Sont zo belangrijk was voor de Nederlandse handel en wat de Nederlanders voor de tol hadden uitgevonden.
8. Geef drie redenen waarom Engeland en Frankrijk uiteindelijk welvarender werden dan de Republiek.
Filmpjes
Samenvatting oorzaken van en de Nederlandse Opstand zelf