Na elke les zullen jullie als huiswerk de controlevragen van die paragraaf moeten beantwoorden. Schrijf de controlevragen over in je schrift en beantwoord de vragen. Neem dit mee naar de les voor controle en nabespreking.
Paragraaf 4.1: De Nederlanden komen in verzet tegen Filips II
Paragraaf 4.2: De Tachtigjarige Oorlog
Paragraaf 4.3: Gevolgen van de Tachtigjarige Oorlog
1. Wat waren de afspraken uit de Vrede van Münster (1648)?
2. Waarom zouden de Nederlanders de Schelde gesloten willen houden?
3. Leg in je eigen woorden de drie politieke kenmerken van de Republiek uit.
4. Vergelijk de behandeling van protestanten voor de Opstand met de behandeling van katholieken in de Republiek.
5. Op welke politieke gebieden werkten de gewesten nationaal samen?
6. Noem twee verschillen tussen de raadpensionaris en de stadhouder.
Paragraaf 4.4: Macht en mensen in de Republiek
1. Op welke drie gebieden bloeide de Republiek in de Gouden Eeuw?
2. Wie had de besturende macht in de Republiek en hoe zorgden zij dat die macht binnen die groep bleef?
3. Welke vijf bevolkingslagen kende de Republiek?
4. Hoe kon men een hogere bevolkingslaag binnenkomen?
5. Leg in je eigen woorden de positie van vrouwen uit.
6. Noem minimaal 3 bekende schilders uit de Gouden Eeuw.
Paragraaf 4.5: De Gouden Eeuw
1. Noem vier veranderingen die plaatsvonden in de landbouw binnen de Republiek.
2. Hoe werd de Republiek het handelscentrum van de wereld? Geef hiervoor vier redenen.
3. Wat houden de begrippen moedernegotie, inpoldering en stapelmarkten in?
4. Wat waren de doelen van de VOC en WIC en welke speciale privileges genoot de VOC?
5. Noem minimaal drie gevolgen van de economische bloei en werkgelegenheid voor de Republiek.
6. Hoe oppereerde de VOC onder Jan Pieterszoon Coen in Indië en wat was een gevolg daarvan?
7. Leg uit waarom de Sont zo belangrijk was voor de Nederlandse handel en wat de Nederlanders voor de tol hadden uitgevonden.
8. Geef drie redenen waarom Engeland en Frankrijk uiteindelijk welvarender werden dan de Republiek.