Oefenen met kloppend maken van reactievergelijkingen - kopie 1
Oefenen met kloppend maken van reactievergelijkingen - kopie 1
Inleiding
In deze les gaan we nog een keer de formules en reactievergelijkingen herhalen.
Leerdoelen van deze les:
Je kent de symbolen van een aantal atoomsoorten.
Je kunt de naam van een molecuul geven als je de formule hebt en andersom. Daarbij kun je gebruik maken van de telwoorden voor 1 t/m 5.
Je kent de 7 atoomsoorten die altijd als 2-atomige moleculen voorkomen.
Je kunt een reactievergelijking opstellen met de juiste molecuulformules.
Je kunt een reactievergelijking kloppend maken.
Molecuulformules
Atoomsymbolen
Elk atoom (element) heeft zijn eigen symbool. Deze symbolen worden overal ter wereld op dezelfde manier gebruikt. Het symbool bestaat altijd uit een hoofdletter of een hoofdletter en een kleine letter.
Van een aantal atomen moet je de symbolen uit je hoofd kennen:
Oefenen: Ken je de atoomsymbolen?
Oefening: Oefenen: ken je de atoomsymbolen?
0%
Hier kun je testen of je de atoomsymbolen al kent. Deze test werkt het beste als je je boek er niet bij houdt, maar juist probeert in te vullen wat je uit je hoofd al weet.
Aan de naam van een molecuul kun je altijd zien welke atoomsoorten erin zitten en hoeveel. Het eerste atoom zie je als de naam die je kent. Achter het tweede atoom staat altijd -ide. Sommige atomen krijgen daardoor ook een iets andere naam. Let op: dit geldt dus alleen als dat atoom als 2e in de formule staat!
Symbool
Naam
Voorbeeld
F
.. fluoride
natriumfluoride
Cl
.. chloride
stikstofchloride
Br
.. bromide
waterstofbromide
O
.. oxide
koolstofdioxide
S
.. sulfide
diwaterstofsulfide
In de naam van een molecuul gebruiken we telwoorden om aan te geven hoeveel atomen er van elke soort in zitten. Daarvoor gebruiken we de volgende telwoorden:
mono
1
di
2
tri
3
tetra
4
penta
5
In de naam staat het telwoord voor de stof, in de molecuulformule staat datzelfde getal achter het symbool van die stof. Een voorbeeld:
Di - fosfor - penta - oxide
P2O5
In dit voorbeeld kun je aan de kleur zien welk deel van de naam bij welke afkorting hoort. Het telwoord di (2) komt achter het symbool van fosfor (P), en het telwoord penta (5) komt achter het symbool van oxide (zuurstof, O). Het getal dat je erachter zet noemen we een index.
Een uitzondering is het telwoord mono. Als er maar 1 atoom van dat soort in het molecuul zit dan hoef je het getal 1 niet in de molecuulformule te zetten. Als er dus niets achter het symbool staat dan betekent dat dat er van die soort 1 atoom in het molecuul zit. Voor het eerste atoom hoef je in de naam ook nooit het telwoord mono te gebruiken. Zit er meer dan 1 van het eerste atoom in? Dan moet er wel een telwoord voor staan.
Een voorbeeld:
koolstof - mono - oxide
CO
Hier zie je aan de formule dat er achter beide hoofdletters (C en O) geen index (aantal) staat. Dat betekent dat er van allebei maar 1 in de formule zit. Als je naar de naam kijkt zie je dat er voor koolstof geen mono staat, maar voor oxide wel. Dat komt omdat koolstof het eerste atoom is, daar hoeft geen mono voor te staan als het er maar 1 is.
Met een getal voor de formule kun je aangeven hoeveel moleculen je van de stof hebt. Dit noemen we de coëfficiënt.
2 moleculen koolstofdioxide kun je dan opschrijven als 2 CO2.
Twee-atomige moleculen
Er zijn zeven atoomsoorten die zich een beetje bijzonder gedragen. Zodra ze als los atoom voorkomen (dus niet aan een andere soort atomen verbonden zoals in een molecuul) dan kunnen ze niet alleen zitten. Dat lossen ze op door per 2 atomen aan elkaar te gaan zitten. Je moet weten welke soorten dit zijn en wat de afkorting daarvan is. Het gaat om deze stoffen:
Naam
Symbool
Waterstof
H2
Zuurstof
O2
Stikstof
N2
Chloor
Cl2
Jood
I2
Broom
Br2
Fluor
F2
Er zijn meerdere ezelsbruggetjes om dit rijtje te onthouden. Die kun je gebruiken, je kunt natuurlijk ook je eigen ezelsbruggetje bedenken.
Twee mogelijke ezelsbruggetjes:
Het rijtje van H. BrINClOF (spreek uit: Ha-brink-lof). Door de kleuren kun je het verschil zien tussen de afkortingen in het rijtje. Let ook hier goed op de hoofdletters en kleine letters!
Maak met de afkortingen een zin, bijvoorbeeld: Claartje Fietst In Haar Onderbroek Naar Brabant.
Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen en ontstaat er nieuwe stoffen. Als je kijkt wat er met de atomen gebeurt dan is het niet zo dat stoffen verdwijnen. De atomen komen los van de andere atomen waar ze aan vast zitten en gaan in andere combinaties weer aan elkaar zitten. Er verdwijnen of verschijnen geen atomen bij een reactie.
Eerder dit schooljaar hebben we geoefend met het opstellen van een reactieschema. Daarin staat eerst de beginstoffen genoemd, dan een pijl, en daarna de reactieproducten. Als je hierin de namen van de stoffen te vervangen door de formules van die stoffen dan zul je zien dat er voor en na de pijl dezelfde atoomsoorten staan.
Bijvoorbeeld de ontleding van water:
Water → waterstof + zuurstof
H2O → H2 + O2
Er staan voor en na de pijl H-atomen en O-atomen.
Er zit alleen nog wel iets dat we moeten oplossen als we kijken naar het aantal atomen van elke soort. De atomen verdelen zich alleen anders, maar er verdwijnen of verschijnen geen atomen bij een reactie.
Voor de pijl zijn er 2 H-atomen en 1 O-atoom. Na de pijl zijn er 2 H-atomen en 2 O-atomen. Er is na de pijl dus een O-atoom bij gekomen. Dat kan niet, dus we moeten ervoor zorgen dat we voor de pijl ook 2 O-atomen hebben. We kunnen de molecuulformule van water niet aanpassen, we kunnen alleen meer watermoleculen gebruiken. Dan gebeurt er dit:
2 H2O → H2 + O2
Nu hebben we voor en na de pijl 2 O-atomen. Maar nu is er een ander probleem. We hebben nu voor de pijl 4 H-atomen (tel maar na) en na de pijl 2 H-atomen. Ook daar kunnen we dit alleen oplossen door meer waterstof-moleculen te gebruiken. Om uit te komen op 4 H-atomen hebben we 2 moleculen waterstof nodig. De vergelijking ziet er dan zo uit:
2 H2O → 2 H2 + O2
We hebben nu voor en na de pijl 4 H-atomen en voor en na de pijl 2 O-atomen (tel maar na). We zeggen dan dat de reactievergelijking kloppend is.
Voor O2 staat geen getal. Dat betekent dat er maar 1 molecuul van is, de coëfficiënt 1 hoef je niet in te vullen.
Wil je hier nog meer uitleg over of kijk je liever een filmpje in plaats van dat je leest? Gebruik dan dit filmpje:
Oefenen met kloppend maken
Oefening: Oefenen met kloppend maken van een reactievergelijking
0%
In de vragen hierna staan een aantal reactievergelijkingen die je kloppend moet maken. Je kunt alleen het aantal moleculen veranderen (de coëfficiënt), niet de molecuulformules.
Algemene Informatie
Titel
Oefenen met kloppend maken van een reactievergelijking
Het arrangement Oefenen met kloppend maken van reactievergelijkingen - kopie 1 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
j
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-09-26 18:53:07
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Oefenen: ken je de atoomsymbolen?
Oefenen met molecuulformules
Oefenen met kloppend maken van een reactievergelijking
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.