Het eindexamen Nederlands bestaat voor een groot deel uit leesvaardigheid: het begrijpen van teksten en hier vragen over beantwoorden. Je gaat met deze wikiwijspagina heel gericht aan de slag met leesvaardigheid. Hierdoor zal je teksten (nog) beter begrijpen.
De afgelopen jaren heb jij al veel geleerd en geoefend, maar waar sta jij nu eigenlijk, wat kun je al en waar werk jij naar toe? Dit leerarrangement helpt jou om antwoorden op deze vragen te geven. Je zal onder andere goed voorbereid het eindexamen Nederlands in gaan, maar wat nog belangrijker is: je gaat teksten beter begrijpen. Een vaardigheid die je je hele leven nodig hebt!
Ik wens je heel veel plezier.
Mw. A. Riganas
Docent Nederlands
Vooraf
Waarom dit leerarrangement?
Aan het begin van het schooljaar heb ik jullie gevraagd wat je in dit examenjaar graag zou willen leren. 97% gaf aan problemen te hebben met begrijpend lezen. Begrijpend lezen is voor veel leerlingen moeilijk, misschien ook voor jou. Je bent dus niet de enige die tekstbegrip moeilijk vindt. Dit leerarrangement heb ik speciaal voor en met jullie gemaakt, zodat je beter wordt in begrijpend lezen. Begrijpen wat je leest, is de essentie van lezen en leren. Niet alleen voor het vak Nederlands, maar ook voor de andere vakken en voor straks in je vervolgopleiding en je verdere leven.
Wat leer je?
Een tekst bestaat uit letters. Letters samen zijn een woord. Met woorden maken we zinnen. Zinnen samen zorgen dat er een alinea is. Tussen de alinea's zijn er verbanden. Als er geen verbanden zouden zijn, valt de tekst uit elkaar. Een tekst gaat ergens over, het heeft een onderwerp en een hoofdgedachte. Er zijn verschillende soorten teksten met een eigen doel, de schrijver heeft een bedoeling met een tekst. Je leert dus hoe teksten in elkaar zitten en hoe de informatie in een tekst geordend is. Je leert hierdoor grip te krijgen op begrijpend lezen.
Wat kom je tegen in dit leerarrangement?
Het leerarrangement is op een bepaalde manier opgebouwd; volgens een bepaalde route. Aangezien jij in het eindexamenjaar zit, weet en kan jij al veel. De onderwerpen in dit leerarrangement zijn voor jou niet onbekend. Nu is het de bedoeling dat je je kennis en vaardigheden (meer) gaat toepassen dan wel uitbreiden of verdiepen. De onderwerpen, zijn:
Tekstsoorten, tekstdoelen en doelpubliek
Verbanden en siganaalwoorden
Onderwerp, hoofdgedachte en kernzinnen
Hoe ga je aan de slag?
Niets is zo saai om bezig te zijn met leerstof en oefeningen die je al weet en kan. Om te weten waar je staat, maak je eerst een begintoets, ook wel een diagnotische toets genoemd. Aan het einde van de toets zie je jouw score. Wat belangrijk is, is dat je je toets uit moet printen om vervolgens goed naar de vragen en jouw antwoorden te kijken. Hierdoor zie je welke onderwerpen van begrijpend lezen jij al goed beheerst en welke onderwerpen je extra aandacht aan moet geven.
Jouw uitslag van de diagnosische toets bepaalt met welke onderwerpen jij aan de slag gaat. Om te weten of jij op de goede weg zit, maak je bij iedere onderwerp een kleine tussentoets zodat je weet of je door kan gaan naar de volgende stap of dat je naar de extra uitleg en/of oefeningen moet gaan. Denk jij het lesdoel al te beheersen? Dan mag je ook direct naar de tussentijdse toets gaan. De toets toch niet gehaald? Begin dan bij de uitleg en oefeningen en probeer het hierna opnieuw. Je mag dus zelf bepalen welke route jij volgt om je lesdoelen te behalen.
Aan het einde van dit leerarrangement, gaan we kijken of je de deelonderwerpen van begrijpend lezen beheerst. Dit doe je door de eindtoets te maken. Bij een score van 13 punten of hoger, weet je dat je de deelonderwerpen van begrijpend lezen die aan bod zijn gekomen, beheerst. Je hebt dan je leerdoelen behaald.
TIP: LEES ALLES ALTIJD GOED DOOR!
Dit hele leerarrangement is op of in de buurt van het eindexamenniveau. Zoals jullie hebben aangegeven, heb ik ook (toets)vragen uit eerder afgenomen eindexamens gebruikt zodat je weet of je goed voorbereid bent op het eindexamen.
BELANGRIJK: als je klaar bent met alles, vul je de vragenlijst in bij 'evaluatie'. Met jouw antwoorden maken we de wikiwijspagina tot een topproduct!
Ik wens je veel plezier met ons leerarrangement!
Wat weet ik en waar werk ik naar toe
Heel veel weet en kan je al. In dit leerjaar komen al die kennis en vaardigheden samen tot 1 geheel die je gaat toepassen op het eindexamen Nederlands.
In het examenjaar werken we samen aan de module 'Begrijpend lezen' die je van mij uitgereikt hebt gekregen. De module, de vaklessen, dit leerarrangement en jouw inzet zorgen er voor dat jij gaat knallen op het eindexamen! Het arrangement bevat (nog niet) alle leerstof over begrijpend lezen, maar wel een groot gedeelte! Uiteindelijk zal het wél alle leerstof gaan bevatten.
Aan welke leerdoelen ga jij werken?
Na het werken in dit leerrrangement, weet en kun jij:
het tekstdoel herkennen en benoemen
de tekstsoort herkennen en benoemen
tekstverbanden herkennen en benoemen
het onderwerp van een tekst formuleren
de hoofdgedachte van een tekst formuleren
Wat moet ik kennen en kunnen op het eindexamen Nederlands?
Laten we eens kijken naar wat je wil/moet lezen op 2F-niveau (eindexamen); welke soort teksten ga je krijgen en hoe zien deze eruit?:
Wat wil/moet je lezen?
Kenmerken van de tekst: Je leest teksten over onderwerpen die verder van je af staan.
Kenmerken van de tekst: Je leest teksten met een heldere structuur, waarin de verbanden duidelijk worden aangegeven.
Kenmerken van de tekst: Je leest niet te lange teksten met een redelijke informatiedichtheid.
Informatieve teksten: Je leest informatieve teksten, zoals teksten uit schoolboeken en studieteksten (voor taal en zaakvakken), standaardformulieren, tijdschriften, teksten van internet, notities en schematische informatie en het alledaagse nieuws in de krant.
Instructieve teksten: Je leest instructieve teksten, zoals, gebruiksaanwijzingen en bijsluiters van medicijnen.
Betogende teksten: Je leest betogende teksten, zoals reclameteksten, advertenties, folders, brochures van formele instanties, licht opiniërende artikelen uit tijdschriften.
Hieronder een overzicht van de leestaken en wat je moet weten en doen om de leestaken goed uit te kunnen voeren:
Hoe goed voer je de leestaak uit?
Techniek en woordenschat: Je kent de betekenis van de meeste woorden die je tegenkomt.
Techniek en woordenschat: Je leidt de betekenis van onbekende woorden af uit grammaticale vorm, (samenstelling, voorvoegsels) en/of context.
Begrijpen: Je herkent de hoofdgedachte van de tekst.
Begrijpen: Je legt relaties tussen tekstdelen (inleiding – kern – slot) en teksten.
Begrijpen: Je benoemt de functie van een aantal eenheden in de tekst, zoals argumenten voor en tegen, probleem en oplossing of voor en nadelen.
Begrijpen: Je herkent beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik).
Interpreteren: Je interpreteert de relatie tussen informatie uit de tekst en meer algemene kennis.
Interpreteren: Je interpreteert de bedoeling van tekstgedeeltes en/of specifieke formuleringen.
Interpreteren: Je verwoordt de bedoeling van de schrijver.
Evalueren: Je beoordeelt verbanden binnen een tekst, zoals argumenten voor en tegen.
Evalueren: Je beoordeelt relaties tussen teksten, zoals overeenkomsten en verschillen.
Samenvatten: Je vat een eenvoudige tekst beknopt samen.
Opzoeken: Je zoekt systematisch informatie (op internet of in bibliotheek), bijvoorbeeld op basis van trefwoorden.
Nu weet je welke kennis en vaardigheden je nodig hebt, om goed voorbereid te zijn op het eindexamen Nederlands.
Ga goed van start en kijk gauw verder!
Instaptoets: Waar sta ik?
Maak de diagnostische toets. Print de toets uit als je klaar bent. Kijk hierna goed naar de vragen waar jij moeite mee hebt. Schrijf op de toets met welke onderwerpen van begrijpend lezen jij aan de slag gaat. Bespreek met je docent de vragen en antwoorden van je toets. Laat aan de docent zien aan welke onderwerpen je gaat werken. De gemaakte toets berg je op in je map, zodat je altijd weet wat je ook alweer moet doen.
Test: Diagnostische toets leesvaardigheid
0%
Lees de vragen goed. Tip: let op instructiewoorden in de vraag
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Herken en benoem ik de verschillende schrijfdoelen: informeren, overtuigen, overhalen, amuseren en instrueren.
Kan ik verschillende tekstsoorten benoemen en het verband leggen tussen tekstsoort en schrijfdoel.
Weet jij nog welk schrijfdoel bij welk tekstsoort hoort?
Uitleg theorie
Iedere tekst is door iemand geschreven en voor iemand geschreven. De schrijver had bij het schrijven van de tekst een duidelijk doel voor ogen. Dit doel is van belang omdat het bepalend is voor de tekstsoort. Bij het schrijven van een tekst heeft de schrijver ook een publiek voor ogen. Hij houdt bij het schrijven van de tekst rekening met zijn publiek. Dat doet hij bijvoorbeeld door de toon en het taalgebruik aan te passen aan het publiek.
Tekstdoel en tekstsoort
Als je een tekst gaat schrijven, doe je dat vaak met een doel. Er worden vaak viertekstdoelen onderscheiden: amuseren, informeren, overtuigen en overhalen/activeren.
Je spreekt van amuseren als een tekst de lezers wil vermaken.
Als een tekst de lezers iets wil vertellen, spreek je van een informatieve tekst of van informeren.
Een tekst heeft als doel overtuigen als de schrijver wil dat de lezer de mening van de schrijver overneemt.
Als het doel overhalen is, probeert de schrijver de lezers wel of niet iets te laten doen. Het doel is de lezers te activeren.
Tekstdoel en tekstsoort
Als je weet met welk doel je de tekst gaat schrijven, kies je een tekstsoort die goed bij dat doel past. In het schema hieronder zie je bij ieder tekstdoel een aantal tekstsoorten.
Bekijk het filmpje over tekstdoelen en tekstsoorten
Oefeningen
Tussentijdse toets
- Klik op onderstaande link en maak de tussentijdse toets. De toets bevat, naast vragen over tekstdoelen en tekstsoorten, ook vragen over leesstrategieën die we eerder geoefend hebben tijdens de lessen Nederlands.
- Klaar?Print je toets uit, schrijf je naam, datum en klas erop en lever je toets in bij mij.
Bij minder dan 7 punten, ga je naar 'extra uitleg'. Hierna maak je dezelfde tussentijdse toets opnieuw. Bij 7 of meer punten, ga je naar de volgende stap.
Ongeacht hoeveel punten je hebt behaald, vergeet je toets niet uit te printen en in te leveren.
Herken ik tekstverbanden in een tekst, namelijk opsomming, tijdvolgorde, tegenstelling en oorzaak/gevolg door de tekstverbanden benoemen.
Leg ik relaties/verbanden tussen tekstdelen aan de hand van de signaalwoorden door de signaalwoorden en het tekstverband te benoemen.
Weet jij nog wat tekstverbanden zijn?
Uitleg theorie
Voorkennis
Voordat je de uitleg gaat bekijken over alinea's en tekstverbanden, is het belangrijk dat je eerst weet hoe een tekst en alinea's zijn opgebouwd. Nu kan het zo zijn dat deze kennis een beetje is weggezakt. Voor leerlingen die deze kennis willen ophalen, heb ik hieronder twee kennisclips gemaakt over hoe een tekst en alinea's zijn opgebouwd.
Als jij denkt dat je weet hoe een tekst en alinea's zijn opgebouwd, kan je direct door naar de video-uitleg over tekstopbouw, alinea's en tekstverbanden en kan je onderstaande kennisclips overslaan.
Uitleg over de tekstopbouw: alinea's en tekstverbanden
Een schematische samenvatting met voorbeelden:
Tekstverband
Uitleg
Signaalwoorden
Voorbeeldzin
Uitspraak-voorbeeld
In een tekst staat een uitspraak of een bewering. Daarna volgen een of meer voorbeelden.
bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. (= uitspraak/bewering)
Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt. (= voorbeeld)
Uitspraak-opsomming (opsommend verband)
Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste … ten tweede
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. (= uitspraak/bewering)
In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen. (= opsomming van drie zaken)
Tegenstelling (tegenstellend verband)
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. (= uitspraak)
Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven. (= tegenstelling)
Middel-doel
Iemand noemt een doel en daarbij een middel waarmee dat doel kan worden bereikt.
waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om, om te, met behulp van
De stichting Wakker Dier komt op voor de dieren. (= doel)
Door middel van reclamespotjes op de televisie vraagt die club aandacht voor het ellendige leven van kippen en varkens in de bio-industrie (= middel)
Oorzaak-gevolg (oorzakelijk verband)
Iemand doet een uitspraak die een oorzaak bevat. Daarna wordt het gevolg genoemd.
daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor
Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren. (= oorzaak)
Hierdoor zijn er dit voorjaar erg veel insecten. (= gevolg)
Uitspraak-vergelijking (vergelijkend verband)
Er worden twee of meer dingen met elkaar vergeleken.
net als, vergeleken met, zoals, hetzelfde
In Nederland zijn de snelwegen overvol. (= uitspraak)
Hetzelfde zie je in alle landen van West-Europa. (= vergelijking)
Overeenkomst-verschil
Als je iets met elkaar vergelijkt, kunnen er overeenkomsten, maar ook verschillen zijn. Het verband overeenkomst-verschil is dus een verdere uitwerking van het verband uitspraak-vergelijking.
Signaalwoorden overeenkomst: net zoals, hetzelfde, ook.
Signaalwoorden verschil: in tegenstelling tot, maar, echter.
Overeenkomst Op mijn school zijn de regels dit jaar een stuk strenger geworden. (= uitspraak)
Hetzelfde is gebeurd op de school van mijn zus. (= overeenkomst)
Verschil Kaartjes voor popconcerten zijn de laatste jaren enorm gestegen. (= uitspraak)
Maar (= signaalwoord) de tickets voor de bioscoop of het theater zijn nauwelijks duurder geworden. (= verschil)
Uitspraak-reden (redengevend verband)
Er wordt een uitspraak gedaan en daarvan een reden genoemd. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.
daarom, want, omdat
Ik heb besloten meer aan sport te gaan doen (= uitspraak), omdat ik me de laatste tijd slap en futloos voel. (= reden)
Uitspraak-uitleg of toelichting (uitleggend of toelichtend verband)
Iemand doet een uitspraak en legt die uit of licht die toe. Vaak gebruikt hij bij de uitleg of de toelichting een voorbeeld.
dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting
Het lijkt me niet verstandig die cd nieuw te kopen. (= uitspraak)
Je zou bijvoorbeeld eens op Marktplaats kunnen kijken, waar ontzettend veel cd’s voor heel lage prijzen worden aangeboden. (= toelichting)
Uitspraak-verklaring (verklarend verband)
Iemand doet een uitspraak en verklaart die daarna. Een verklaring kan een reden of een oorzaak zijn. Een oorzaak ligt buiten de wil van de mens. Een reden is iets wat mensen doen.
een verklaring hiervoor is, dit komt doordat
Oorzaak Steeds meer mensen uit Barendrecht gaan tijdens de ochtendspits niet meer met de auto Rotterdam in. (= uitspraak)
Dit komt doordat de nieuwe sneltram je in een kwartiertje probleemloos en zonder fileleed naar het centrum van de stad brengt. (= verklaring)
Reden Vanavond kan ik het niet te laat maken (= uitspraak), omdat ik morgen vroeg naar Groningen wil vertrekken. (= reden)
Uitspraak-argument (argumenterend verband)
Iemand doet een uitspraak en ondersteunt die met een argument. Een argument kan een reden of een voorbeeld zijn.
omdat, daarom, want
Het is goed dat de Europese landen een verbod op zeehondenbont hebben ingevoerd (= uitspraak), omdat de zeehondenjacht in Canada maar blijft doorgaan. (= argument)
Uitspraak-conclusie (concluderend verband)
In een tekst staan enkele uitspraken en vervolgens wordt daaruit een conclusie getrokken. Een conclusie is een gevolgtrekking uit wat eerder is gezegd. Vaak kun je bij een conclusie het woord ‘dus’ toevoegen.
dus, alles overziend, concluderend
De recensent van Kidsweek vindt dit een prachtig boek. (= uitspraak)
Maar in de Jeugdboekengids lees ik een heel negatieve bespreking. (= uitspraak)
De meningen zijn dus nogal verdeeld. (= conclusie)
Samenvatting (samenvattend verband)
De tekst bespreekt het onderwerp uitvoerig en het belangrijkste wordt nog eens kort samengevat. Het is ook mogelijk dat het belangrijkste in de inleiding van een tekst wordt samengevat.
kortom, al met al, alles bij elkaar, samenvattend
Kortom, al is er heel wat aan te merken op de geloofwaardigheid van het verhaal, op de manier waarop de personages zijn neergezet, op de speciale effecten en op het slot, toch zullen veel kijkers van deze bijzondere film kunnen genieten. (= samenvatting)
Voorwaarde (voorwaardelijk verband)
In de tekst staat dat er eerst iets moet gebeuren, voordat iets anders kan plaatsvinden. Het eerste is dan de voorwaarde.
op voorwaarde dat, mits, als, indien, tenzij
Als je nu eerst je huiswerk afmaakt (= voorwaarde), gaan we straks naar de film.
Oefeningen
Oefening: OEFENEN signaalwoorden en tekstverbanden
Download de tussentijdse toets op je PC, het is een worddocument. Je mag NIET de hulpleeskaart gebruiken!
De toets bestaat uit 22 vragen:
12 zinnen waarin je verbanden moet aangeven
10 signaalwoorden die je in moet vullen in de tekst
Instructie
Maak de vragen en sla je toets op. Print hierna jouw gemaakte toets uit. Bespreek eerst jouw antwoorden met een klasgenoot. Kijk hierna je toets na m.b.v. het antwoordblad die je in de de map 'leerarrangement' kan vinden, achter het tabblad 'tekstopbouw'. De map vind je in de kast in het lokaal. Bespreek samen met een klasgenoot de foute antwoorden en weet waarom jouw antwoorden niet goed zijn.
Heb je 7 of meer foute antwoorden? Ga naar 'extra uitleg + oefeningen' en maak de tussentijdse toets nog een keer. Volg hierna de instructie die hierboven staat.
Nu gaan we kijken hoe de schrijver zijn tekst in een logische volgorde zet, zodat die begrijpelijk wordt voor de lezer. Daarvoor moet er tussen woorden, delen van zinnen, maar ook tussen zinnen en alinea’s samenhang of een verband zijn. Dit noemen we een tekstverband. Om dit tekstverband aan de lezer te laten zien, gebruikt de schrijver signaalwoorden.
Voorbeeld: Het was prachtig weer, maar ik had het steenkoud. Hier geeft het signaalwoord ‘maar’ aan dat er een tegenstelling is tussen wat er voor staat (prachtig weer) en wat er na ‘maar’ komt (steenkoud hebben). In deze zin is ‘maar’ daarom het signaalwoord van een tegenstellend tekstverband.
Maak de verkenningsopdracht hierna.
Opdracht
Lees de tekst hieronder en beantwoord daarna de vragen.
Hondenweer
Maar het regende pijpenstelen.
Ten slotte kwam ik druipend thuis en bleek dat mijn huissleutel nog binnen lag.
Kortom, het was een echte pechmiddag!
Ondanks mijn paraplu werd ik toch helemaal nat.
Gistermiddag wilde ik mijn hond gaan uitlaten.
Vandaar dat ik mijn paraplu pakte voordat ik mijn huis verliet.
Onderwerp, deelonderwerpen en hoofdgedachte
Leerdoel
Mijn leerdoelen:
Aan het einde van de les:
Benoem ik het onderwerp van de tekst door de juiste leesstrategie te gebruiken.
Benoem ik de deelonderwerpen van de tekst door te lezen wat de onderwerpen van de alinea's zijn.
Benoem ik de hoofdgedachte van de tekst door de vraag te stellen 'Wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt?'
Hoe ging het ook alweer?
Uitleg theorie
Bekijk het volgende filmpje.
Het filmpje gaat over de hoofdgedachte en het onderwerp in een tekst, maar de theorie geldt ook voor de hoofdgedachte en het onderwerp in een video.
Hoofdgedachte en onderwerp
Tips
Geluids- en beeldfragmenten hebben ook een hoofgedachte en een onderwerp.
Op het examen wordt er soms naar gevraagd.
Onderwerp: Het onderwerp is waar het gehele fragment over gaat.
Je kunt het onderwerp aangeven met één woord of een klein groepje woorden.
Maak dus geen hele zin.
Deelonderwerpen: Een geluids- of beeldfragment kan veel onderwerpen bevatten,
deze worden deelonderwerpen genoemd.
Hoofdgedachte: De inhoud van een fragment kun je vaak in een zin samenvatten.
Dit wordt de hoofdgedachte genoemd.
Even een terugblik naar de tekstopbouw en dan kijken we heel goed naar de inhoud van de tekstopbouw.
Zoals ik bij het onderwerp 'Tekstsoort/tekstdoel/doelpubliek' heb uitgelegd, bestaat een tekst als het ware uit bouwstenen. Een tekst begint met woorden, als je die samenvoegt heb je een zin. Als je verschillende zinnen samenvoegt, krijg je een alinea en tot slot als je de alinea's op de juiste manier samenvoegt, krijg je een tekst.
De inhoud van een tekst
Er is een hoofdgedachte, een onderwerp en deelonderwerpen. De hoofdgedachte geeft in één zin weer waar de tekst over gaat. Het onderwerp zegt in één woord waar de tekst over gaat. De deelonderwerpen geven in één woord weer waar iedere alinea over gaat.Boven de tekst staat de titel. Hierin kan je vaak al een beetje het onderwerp van de tekst vinden. Soms staan er boven de verschillende alinea's ook titels, dit noemen we tussenkopjes. In iedere alinea zit een kernzin. De kernzin geeft de hoofdgedachte van de alinea weer. Het is de belangrijkste zin van de alinea en het is vaak (maar let op, niet altijd!) de eerste zin. Een tekst is altijd opgebouwd volgens een vaste structuur. De tekst begint met een inleiding (dit is meestal de eerste alinea, soms zijn het twee alinea's) In de inleiding staat het onderwerp en vaak ook de hoofdgedachte van de tekst. De inleiding is een aandachtstrekker, die de lezer moet overhalen om de hele tekst te lezen. De inleiding eindigt vaak met een vraag, met een mening of met een vooraankondiging.Na de inleiding volgt het middenstuk. In het middenstuk van een tekst worden de verschillende kanten (deelonderwerpen) van het onderwerp besproken. De tekst eindigt met het slot (dit is meestal de laatste alinea). In het slot komt vaak de hoofdgedachte van de tekst terug. Dat kan in de vorm van een mening, aanbeveling, conclusie of een korte samenvatting. Het slot kan beginnen met woorden als 'Kortom....', 'Al met al.....' of 'Dus...'. Het slot heeft als doel dat de boodschap van de tekst goed blijft hangen bij de lezer.
Kernzin per alinea
Als je kijkt naar de inhoud van een alinea zie je dat die altijd een deel van het onderwerp behandelt, het deelonderwerp. Nu ga je kijken hoe een alinea is opgebouwd. Dit helpt je de tekst sneller te begrijpen. Hiervoor ga je nauwkeurig lezen.
Alinea’s hebben altijd een bepaalde opbouw. Ze bestaan altijd uit:
één kernzin. Dit is de belangrijkste zin van de alinea, omdat die kort noemt wat de schrijver verder gaat uitleggen of uitwerken. Het is dus de zin die het meeste zegt over de hele alinea.
een uitleg of een uitwerking van de kernzin.
De kernzin is binnen de alinea meestal:
de eerste of de tweede zin óf
de laatste zin.
Elke alinea (dus ook bijvoorbeeld de inleiding) heeft een kernzin. Als je alle kernzinnen uit je tekst achter elkaar zet, heb je vaak een goede samenvatting gemaakt!
VOORBEELD
Vraag: Wat is de kernzin in onderstaande alinea’s? (gedeelte uit een tekst over de uit de dierentuin ontsnapte aap Bokito)
1. Alhoewel de verblijven in dierentuinen de afgelopen twintig jaar wat groter en wat natuurlijker zijn geworden, blijven ze toch een slap aftrekstel van de natuurlijke leefomgeving van dieren. Denk maar niet dat een gorilla het verschil niet merkt tussen het Afrikaanse regenwoud en de dierentuin van Rotterdam. Zelf naar voedsel zoeken bijvoorbeeld of zelf een partner uitkiezen, kilometers rondtrekken en interactie met andere wilde dieren: het is allemaal onmogelijk in een dierentuin. En de hele dag aangestaard worden door hordes mensen zonder je terug te kunnen trekken, lijkt ook bepaald geen pretje.
2. Waar halen we het recht vandaan om het leven van een dier van geboorte tot dood te bepalen, zoals in dierentuinen gebeurt? Bovendien is het tegenwoordig ook mogelijk exotische dieren op televisie of dvd te zien. Zelf een verre reis maken, behoort voor de meeste mensen inmiddels ook tot de mogelijkheden. Wij hebben de keuze, dieren helaas niet! Bron: Sp!ts
Antwoord en uitwerking
De kernzinnen zijn vet, hieronder volgt de uitleg.
1. Alhoewel de verblijven in dierentuinen de afgelopen twintig jaar wat groter en wat natuurlijker zijn geworden, blijven ze toch een slap aftrekstel van de natuurlijke leefomgeving van dieren. Denk maar niet dat een gorilla het verschil niet merkt tussen het Afrikaanse regenwoud en de dierentuin van Rotterdam. Zelf naar voedsel zoeken bijvoorbeeld of zelf een partner uitkiezen, kilometers rondtrekken en interactie met andere wilde dieren: het is allemaal onmogelijk in een dierentuin. En de hele dag aangestaard worden door hordes mensen, zonder je terug te kunnen trekken, lijkt ook bepaald geen pretje.
2. Waar halen we het recht vandaan om het leven van een dier van geboorte tot dood te bepalen, zoals in dierentuinen gebeurt? Bovendien is het tegenwoordig ook mogelijk exotische dieren op televisie of dvd te zien, en zelf een verre reis maken behoort tot de meeste mensen inmiddels ook tot de mogelijkheden. Wij hebben de keuze, dieren helaas niet! Bron: Sp!ts
Uitleg
Alinea 1
Hier is de eerste zin de kernzin, omdat die kernachtig aangeeft wat de schrijver daarna verder gaat uitleggen. Het belangrijkste van de alinea is namelijk dat dierentuinen alleen maar een slappe nabootsing zijn van de natuurlijke leefwereld van dieren. In de volgende zinnen gaat hij uitleggen wat hij daarmee bedoelt.
zin 2: Hij zegt dat een gorilla het verschil herkent tussen de natuur en een dierentuin.
zin 3: Hij noemt voorbeelden van verschillen tussen dingen die een dier in zijn natuurlijke leefomgeving wel kan en in de dierentuin niet.
zin 4: Ook het door mensen aangestaard worden in de dierentuin is een voorbeeld van een verschil met zijn natuurlijke leefomgeving.
Alinea 2
Hier is de laatste zin de kernzin, want het is een conclusie van de eerder in deze alinea genoemde zinnen. In die zinnen geeft de schrijver voorbeelden waarmee hij uitlegt wat de mens doet met weerloze dieren. Deze voorbeelden zijn eigenlijk argumenten die leiden tot zijn conclusie.
Heb jij behoefte aan meer uitleg over kernzinnen? Bekijk onderstaand filmpje:
Kernzinnen
Oefeningen
Opdracht 1a
Lees de tekst nauwkeurig en beantwoord daarna de vragen.
Tekst 1
Geen kinderspel
1. Het klinkt eenvoudig. Maak in een vaststaande volgorde zo snel mogelijk een stapel van plastic bekers en breek die weer af. Maar als je een kampioen 'sportstapelen' in actie ziet, besef je al snel dat dit meer dan alleen maar een kinderspelletje is.
2. De eerste vorm van 'sportstapelen' ontstond waarschijnlijk in de jaren tachtig van de vorige eeuw tijdens een recreatieprogramma voor jongeren. Met papieren bekers werden toen piramides gebouwd.
3. Later in dat decennium ontstond de sport die we nu kennen, met speciale plastic bekers die in vaste patronen worden gestapeld. Maar het kwam pas onder de aandacht van het grote publiek nadat het in 1990 werd getoond in het Amerikaanse tv-programma The Tonight Show met Johnny Carson.
4. Docent lichamelijke opvoeding Bob Fox (VS) maakte de sport populair. In 2001 richtte hij de WSSA (World Spot Stacking Association) op en ging wereldwijd wedstrijden organiseren. Aan het 9e jaarlijkse evenement STACK UP! van de WSSA deed in 2014 het recordaantal van 592.292 deelnemers mee. In 2015 was het snelst stapelende land de VS, gevolgd door Maleisië en Duitsland.
5. Fox vertelde ons vanuit Amerika het volgende: ‘De aantrekkingskracht van deze sport is echt universeel. Sportstapelen is snel te leren, maar moeilijk om goed te doen. De wens om sneller te gaan, is bijna verslavend. Stapelaars zijn er dol op, omdat het zo leuk is. Ook docenten en coaches zijn er dol op, want het is goed voor de oog-handcoördinatie.’
Bron: Guinness World Records 2016
Hoofdgedachte benoemen
Zoals al eerder is uitgelegd, kom je een hoofdgedachte niet alleen in teksten tegen. Ook in een filmpje is er een hoofdgedachte. Om te voorkomen dat je je aandacht verliest, omdat je 'klaar' bent met lezen, ga je oefenen met het vinden van een hoofdgedachte uit 2 filmpjes i.p.v. uit teksten. Bekijk de filmpjes die hieronder staan. Benoem voor ieder filmpje de hoofdgedachte.
Het kan zijn dat de hoofdgedachte genoemd wordt in het filmpje, maar het kan ook zijn dat je de hoofdgedachte zelf moet formuleren.
Voordat je naar het antwoordblad gaat met de juiste antwoorden, bespreek je eerst jouw antwoorden met je klasgenoten die deze oefeningen ook al gemaakt hebben.
Antwoorden hoofdgedachte filmpjes
Hoofdgedachte film 1:
Manon Melis droomt van plaatsing voor het WK met het Nederlandse vrouwen voetbalelftal.
Hoofdgedachte film 2:
Celine wil leren hoe ze lucide kan dromen en om hierachter te komen schakelt ze de hulp van BNN in.
Hoe gingen de oefeningen?
Hoe zijn de oefeningen gegaan?
Door na te denken over hoe je de opdrachten hebt gemaakt (wat ging goed, wat kon beter?), kom je te weten wat je al wel beheerst en wat je nog niet zo goed beheerst.
Hoe doe je dit? Probeer in gedachten aan iemand uit te leggen wat je moeilijk vindt of wat je helemaal niet begrijpt. En natuurlijk vertel je ook wat je al wel snapt. Je kunt ook onderstaande tabel gebruiken. Dit helpt je om de leerstof te verwerken, zodat je het beter onthoudt.
Bekend: wat wist je al van het onderwerp?
Bewaard: wat heb je geleerd?
Benieuwd: wat wil je nog over het onderwerp weten?
Vind je het lastig te zien wat nu signaalwoorden zijn? Bekijk dan 'Uitleg' opnieuw en maak de opdrachten nog eens. Je kan ook verder gaan naar 'Extra uitleg + oefeningen'. Vraag ook eens een klasgenoot om het aan jou uit te leggen, dit helpt ook vaak om het nog beter te begrijpen.
Extra uitleg + oefeningen
Onderwerp van een tekst, verkennend lezen
Als je al weet waar een tekst over gaat, leest dat daarna gemakkelijker. Daarvoor ga je eerst het onderwerp van de tekst bepalen. Je stelt je zelf de vraag: waar gaat de tekst over? Het antwoord is het onderwerp. Dit bestaat altijd uit een of enkele woorden, nooit een hele zin! Om het onderwerp te vinden, is het niet nodig de hele tekst te lezen. Je kijkt alleen maar naar de buitenkant van de tekst, zeg maar naar de verpakking van het cadeau. Dat noemen we verkennend lezen (zie 'Wat weet je al'). Je weet waarschijnlijk nog wel hoe dat ging:
Je bekijkt:
De titel boven de tekst.
Tussenkopjes, dat zijn titels boven een tekstgedeelte.
Anders gedrukte woorden die de aandacht vragen (vet, cursief, groter).
Illustraties (foto’s en plaatjes).
De bron, dat is waar de tekst zelf vandaan komt, bijvoorbeeld een internetsite of krant. Die staat vaak in kleine letters onderaan de tekst.
Je leest:
De eerste alinea, vaak vetgedrukt. Dat noemen we de inleiding van een artikel.
De laatste alinea.
Onderwerpen van een tekst kunnen bijvoorbeeld zijn:
‘walvisvangst’
‘opvang asielzoekers’
‘nieuwe voetbalcompetitie’.
Onderwerp en hoofdgedachte vinden
Stel dat je een tekst voor je hebt liggen en je wilt weten wat het onderwerp van de tekst is. Hoe ga je dan te werk? Vaak kun je het onderwerp al vinden zonder de tekst in zijn geheel te lezen . Je kunt kijken naar de titel, de eerste alinea, de tussenkopjes en de plaatjes. Meestal heb je dan al een goed beeld van waar de tekst over zal gaan en kun je dit in één of enkele woorden beschrijven. Je gaat dus eerst het onderwerp van een tekst bepalen voordat je gaat nadenken over de hoofdgedachte. Ook als er niet specifiek naar het onderwerp van een tekst wordt gevraagd. Het onderwerp van een tekst is namelijk een handig hulpmiddel om de hoofdgedachte van deze tekst mee te bepalen. Als je het onderwerp van een tekst hebt gevonden, kun je jezelf de volgende vraag stellen:
Wat wordt er in deze tekst verteld over [onderwerp X]? Wanneer het je gelukt is om het antwoord op deze vraag goed samengevat in één zin te formuleren, dan heb je de hoofdgedachte van de tekst te pakken.
Onderwerp en hoofdgedachte vinden: een voorbeeld
Lees onderstaande tekst:
Zijn sportlessen op school nuttig?
Op de basisschool en de middelbare school wordt er gym gegeven. Daarnaast krijgen leerlingen les in ontzettend veel andere belangrijke vakken. Zijn die gymlessen op school wel nuttig? Is het niet verstandiger om meer aandacht te kunnen geven aan de andere vakken en de gymlessen af te schaffen?
Veel bewegen op jonge leeftijd is belangrijk voor de motorische ontwikkeling van een kind. Kinderen leren op deze manier hoe ze hun lichaam kunnen gebruiken. Daarnaast hebben kinderen op de basisschool vaak erg veel energie. Ze vinden het fijn om deze energie kwijt te kunnen raken tijdens de gymles, zodat ze daarna in de klas hun aandacht beter bij de andere vakken kunnen houden.
Ook voor leerlingen op de middelbare school blijft gym een essentieel vak. Er is namelijk een positief verband tussen sport en leerprestaties. Voldoende fysieke activiteit is dus niet alleen essentieel voor de fysieke gezondheid, maar ook voor de mentale gezondheid. Bij bepaalde bewegingen maak je zelfs gebruik van dezelfde hersengebieden die je nodig hebt voor het leren. Hiermee train je dus eigenlijk je hersenen.
Al met al zijn er voldoende redenen te noemen om te concluderen dat gymlessen op school niet nutteloos zijn en zelfs essentieel zijn om leerlingen beter te laten presteren bij andere schoolvakken.
Voordat je kunt nadenken over de hoofdgedachte, moet je eerst het onderwerp van de tekst vinden. Belangrijk is wel dat je onderwerp geen volledige zin is. Het onderwerp van deze tekst kan zijn ‘(het nut van) sportlessen op school’.
Om vervolgens de hoofdgedachte van de tekst te vinden, stel je jezelf de volgende vraag:
Wat wordt er in deze tekst verteld over (het nut van) sportlessen op school?
Het antwoord op deze vraag vat je in één zin samen. Een goede hoofdgedachte is bijvoorbeeld: ‘Zowel op de basisschool als op de middelbare school zijn sportlessen erg nuttig’.
Kernzinnen
Een tekst is verdeeld in alinea's. De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je de kernzin. Een kernzin is mededelend! De rest van de alinea is een uitleg, toelichting of voorbeeld van hetgeen dat in de kernzin geschreven is.
De kernzin kan op verschillende plaatsen in een alinea voorkomen:
Meestal is de eerste zin de kernzin.
Soms is de tweede zin de kernzin; de eerste zin is dan een zin die een deelonderwerp aankondigt, of een structurerende zin die het verband met vorige alinea('s) aangeeft.
Soms is de laatste zin de kernzin.
Hoofdgedachte
Elke tekst heeft een hoofdgedachte. De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat je over het onderwerp wilt vertellen, datgene wat de lezer absoluut moet onthouden. De hoofdgedachte is één mededelende zin (dus géén vraag).
Uiteenzettingen hebben vaak als hoofdgedachte een constatering (= de vaststelling van een feit of een verschijnsel).
De hoofdgedachte van een overtuigende tekst is altijd een mening.
De hoofdgedachte van een activerende/overhalende tekst is een oproep: 'Word donateur van Artsen zonder Grenzen!'.
Hoofdgedachte van de tekst bepalen: examentips
Het is belangrijk dat je kunt vaststellen wat de hoofdgedachte van de tekst is. In het eindexamen tekstbegrip wordt de vraag naar de hoofdgedachte altijd als meerkeuzevraag gesteld.
Je moet hierbij kiezen uit vier of vijf mogelijkheden. Onthoud daarbij het volgende:
Het gaat om '… geeft het beste weer'. De foute antwoorden zijn meestal geen onzinnige beweringen, maar er is maar een antwoord het beste.
Het gaat om de hele tekst, dus niet een gedeelte van de tekst. Een onjuist antwoord is vaak de hoofdgedachte van een alinea, van enkele alinea's of van een deelonderwerp van de tekst.
Je vindt de hoofdgedachte vaak in het slot van de tekst.
Het juiste antwoord is vaak een microsamenvatting van de tekst; de correcte hoofdgedachte is vaak opgebouwd uit enkele aan elkaar geplakte zinsgedeelten uit de hele tekst.
Kijk voordat je de hoofdgedachte kiest, altijd nog even naar de indelingsvraag. Daar worden de deelonderwerpen genoemd. Door op de deelonderwerpen te letten kun je soms een of meer foute antwoorden wegstrepen: zinnen die wel de hoofdgedachte van een deelonderwerp weergeven, maar niet van de hele tekst.
Er is vaak een relatie tussen de hoofdgedachte van de tekst en het schrijfdoel van de auteur (of de tekstsoort). Informerende teksten hebben een constatering als hoofdgedachte, overtuigende teksten een standpunt.
Er zijn twee manieren om de hoofdgedachte te vinden. Probeer ze tijdens het oefenen met (examen)teksten allebei. Beslis daarna welke aanpak voor jou het beste werkt.
Formuleer zelf een hoofdgedachte zonder naar de keuzemogelijkheden van het vragenblad te kijken. Vergelijk jouw hoofdgedachte met de mogelijkheden die de opgave biedt. Kies als antwoord de mogelijkheid die het meest op jouw hoofdgedachte lijkt.
Lees eerst alle mogelijkheden. Lees dus ook verder wanneer je denkt dat je het goede antwoord gevonden hebt: misschien is er nog een beter antwoord. Ga vervolgens wegstrepen: verwerp de minder goede antwoorden tot het beste antwoord overblijft.
Een korte herhaling:
Onderwerp: Een tekst gaat altijd ergens over. Dat noemen we het onderwerp. Je komt het onderwerp te weten door je af te vragen: waar gaat de tekst over? Het onderwerp druk je uit in één woord of enkele woorden (niet in een zin). Deelonderwerpen: De alinea's bespreken de verschillende kanten van dat onderwerp. Die verschillende kanten noemen we deelonderwerpen. Het onderwerp van de hele tekst wordt verdeeld in deelonderwerpen. Zo kan het onderwerp van een hele tekst 'openbaar vervoer' zijn. In de alinea's worden dan bijvoorbeeld de drie deelonderwerpen 'soorten openbaar vervoer', 'dienstregeling en planning' en 'voordelen openbaar vervoer' besproken.
Hoofdgedachte: De inhoud van de tekst is vaak in één zin samen te vatten. Dat is dan de hoofdgedachte. Vaak staat deze in de inleiding of het slot.
Kernzin: De kernzin is de basis van elke alinea. Het is één van de belangrijkste bouwstenen van de tekst. Vaak is het de eerste of de laatste zin van een alinea. De kernzin geeft de hoofdgedachte van de alinea aan (LET OP: dus niet de hoofdgedachte van de complete tekst).
Oefening: OEFENEN hoofdgedachte, onderwerp en deelonderwerp
a. Lees onderstaande tekst nog eens en bepaal het onderwerp.
(Krant) De Nederlandse consument is gek op kopen via internet. Op de Europese ranglijst van landen waar het meest online wordt gekocht, staat Nederland op de vierde plaats na Engeland, Duitsland en Frankrijk. Het afgelopen jaar werden door Nederlandse consumenten ruim 65 miljoen artikelen besteld, aldus een onderzoek door de European Interactive Advertising Association (EIAA).
Bron: de Gelderlander
Oefentekst 2
a. Lees onderstaande tekst en bedenk wat het onderwerp is.
(Internetsite) Slakkenwonder voor een perfecte huid
Slakken hebben het vermogen hun eigen huisje te repareren. Dat komt door een stofje in het eiwit van het slijm van de slak, genaamd alantonine. Volgens een rapport van onderzoekers heeft alantonine unieke, genezende eigenschappen. De stof is nu verwerkt in een cosmetisch product voor herstel van de huidcellen, genaamd ‘Slakkenwonder’. Onderzoek onder 1116 gebruikers van ‘Slakkenwonder’ heeft aangetoond dat rimpels en andere ontsieringen van de huid ermee verdwijnen of minder worden. Van slakkenslijm(-gel) zijn er nu zo’n twaalf producten op de markt. Er zijn heel veel mensen die ‘Slakkenwonder’ willen nabestellen. Kijk snel en bestel via de webwinkel.
Bron: slakkenwonder.nl
Oefentekst 3
a. Lees onderstaande tekst nog eens en bedenk wat het onderwerp is.
(Internetsite) Zonnig en warm, weekend erg fris
21 apr. 2016, 07:30 uur
Met 14 tot 19 graden vandaag een zachte lentedag en de zon schijnt volop. Morgen meer wolkenvelden en in de avond in het zuiden kans op een beetje regen. Met 10-14 graden is het koeler en in het weekend daalt de temperatuur zelfs naar 7-9 graden. Daarbij kunnen we buien met onweer en hagel verwachten.
Bron: weeronline.nl
Verdieping
Oefentekst 4
Voor de lol de lucht in
(1) Ondanks dat in een mooi weekend de dagjesmensen ook de lucht in gaan en het daar steeds drukker wordt, is – zo blijkt uit onderzoek – het luchtruim veilig. Het is namelijk nog niet zo eenvoudig om een vliegbrevet te halen. Gaat er dan toch iets mis, dan is dit voor alle partijen een wake-up call ...
(2) Niets menselijks is een piloot vreemd en zeker ook bij ervaren piloten kan bij routinehandelingen laksheid optreden. Maar voor een vlieger is veiligheid van het allergrootste belang. “Hij wil zijn vlucht graag navertellen”, vertelt Ary Stigter van AOPA-Nederland, de belangenvereniging van de ruim vijfduizend privépiloten in Nederland. “Dus worden aan hem meer eisen gesteld dan aan een weggebruiker.”
(3) Zo moet elke piloot iedere twee jaar een test doen: vliegen met naast zich een instructeur die hem noodprocedures laat oefenen. Die neemt dan ineens het gas terug en laat de motor stationair draaien, waarop de piloot de drill voor motorstoring moet uitvoeren. Wie faalt voor deze test, loopt een grote kans zijn duurbetaalde – denk aan zo’n 15.000 euro – vliegbrevet te moeten inleveren. Bovendien worden piloten regelmatig medisch gekeurd en moeten ze minstens eenmaal in de drie maanden vliegen.
(4) Het Nederlandse luchtruim raakt, zeker op mooie dagen, steeds voller met vliegende recreanten. De nieuwste trend zijn de ultralight vliegtuigen, een categorie die zowel bestaat uit zeer lichte, volwaardige vliegtuigen als uit parapentes met een hulpmotor, de zogenoemde paramoteurs. Het aantal paramoteurs in Nederland is enorm toegenomen sinds het in 2004 is toegestaan om hiermee te vliegen.
(5) Af en toe hoor je bij de recreatieve luchtvaart berichten over ongevallen (of bijna-ongevallen) met ballonnen, deltavliegers en vliegtuigen, soms met gewonden en doden. Onlangs verongelukte wegens een plotseling optrekkende mist, een Cessna 172 met vier inzittenden, die zwaar gewond werden opgenomen in het ziekenhuis. Dit soort ongelukken zet ons weer met beide benen op de grond: we zijn geen skygods. De weersomstandigheden kunnen heel bepalend zijn. Toch is het kleine vliegen net zo veilig als de grote luchtvaart. “De kleine luchtvaart vliegt in hetzelfde luchtruim. We moeten dus aan dezelfde eisen voldoen als de grote luchtvaart, zowel wat betreft de vliegers als de toestellen”, aldus Stigter.
(6) Hoe veilig het luchtruim ook is, er zijn zeker kritische geluiden. Zo constateerde de luchtvaartinspectie na een uitgebreide controle vorig jaar, dat het bij veel vliegtuigpiloten schort aan de voorbereiding van de vluchten. Volgens Stigter is dat eigenlijk niet echt een probleem. “Een ervaren piloot, die weet dat hij met slechts twee passagiers aan boord niet overbeladen is, kan geen gewichtberekeningen ter controle overleggen, maar heeft dat natuurlijk wel uit het hoofd gedaan.”
(7) Bij een tweede controle waren er trouwens geen problemen meer. Het grootste probleem volgens de Raad voor de Veiligheid zijn de zogenoemde infringements: zo noem je het als een vliegtuig zonder contact met de verkeersleiding te onderhouden, een gebied in vliegt waar dat verplicht is. Het meest geruchtmakende incident daarmee deed zich twee jaar geleden voor bij Schiphol. Een klein privévliegtuig kwam daar bijna in botsing met twee grote passagiersvliegtuigen. In een rapport over dit incident meldt de Onderzoeksraad dat er jaarlijks ruim 400 infringements voorkomen, waarbij zeker de helft veroorzaakt wordt door de kleine luchtvaart.
(8) “De belangrijkste oorzaken van infringements zijn slechte voorbereiding, uitwijken voor slecht weer, verkeerde interpretatie van de navigatieapparatuur en afleiding door passagiers”, zegt Stigter. “Dat op Schiphol was natuurlijk een heel gevaarlijke situatie. Maar in de statistieken wordt ook het schampen van een dergelijk gebied meegerekend. Dat is vergelijkbaar met de situatie dat je met je auto op de witte streep komt en dan weer terugstuurt. Alleen staan in de lucht geen strepen, die staan op de kaart.”
(9) Wat in de vliegsport totaal geen issue is, is alcoholgebruik. “Vliegers drinken geen druppel als ze de lucht ingaan”, stelt Stigter. “Zij drinken hun biertje na de veilige landing. Wat vliegen moeilijk maakt, zijn de handelingen en de procedures die je moet beheersen, maar waarvan je hoopt dat je ze nooit nodig hebt.” Bron: www.examenblad.nl
Lees eerst onderstaande tekst nauwkeurig. Beantwoord daarna de vragen van de toets.
Schatten met een verhaal
(1) Het is een bijzondere beleving. Wie vanuit het Texelse dorp Oudeschild over de Waddenzee kijkt, ziet in eerste instantie alleen maar water. Maar ín dat water bevinden zich tientallen scheepswrakken die roerloos op de zeebodem liggen als stille getuigen van een ver verleden. Het gaat om schepen van zeventiende-eeuwse koopvaarders, die met hun handel op weg waren naar de Oost. Het zijn wrakken met daarin wijnflessen, koffiebonen of graan. Wie dat beseft, krijgt direct een ander gevoel bij die plek.
(2) In de Waddenzee en de Noordzee liggen duizenden scheepswrakken. Volgens een schatting van VN-cultuurorganisatie Unesco liggen er wereldwijd zelfs drie miljoen scheepswrakken op de zeebodems en er worden nog steeds nieuwe wrakken ontdekt. Gezonken schepen zijn mogelijke schatkamers, niet alleen van spullen, maar ook van kennis.
(3) De Nederlandse overheid heeft eeuwenlang niet omgekeken naar Nederlandse scheepswrakken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd archeologisch onderzoek onder water belangrijker. Tot die tijd konden commerciële bergers meer dan eens schatten uit Nederlandse schepen opduiken, waarbij ze zelf het grootste deel van de opbrengst hielden. Toch staat een aantal van die vondsten nog tentoongesteld in Nederlandse musea.
(4) Nu staat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een grote klus te wachten. De dienst gaat alle scheepswrakken in Nederlandse wateren in kaart brengen. “Er is al wel wat over bekend uit oude archieven van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, uit buitenlandse archieven en oude zeekaarten”, zegt Martijn Manders, archeoloog van de RCE, “maar dat moet allemaal worden gecombineerd en in computers worden opgeslagen. Het belangrijkste is nog: wat is de archeologische waarde van die wrakken? Welke wrakken kunnen veel gestelde vragen beantwoorden over onze geschiedenis op zee?”
(5) Schepen zijn heel belangrijk geweest voor de Nederlandse geschiedenis, benadrukt Manders. “Het waren technologische hoogstandjes. Zonder schepen geen handel, geen oorlog. Het schip was lange tijd het enige middel om met vracht verre afstanden te overbruggen. Scheepswrakken zeggen veel over hoe we dachten en handelden. Maar we weten eigenlijk heel weinig van de verhalen erachter.”
(6) Manders vindt het jammer dat er ‘kapers op de kust’ zijn, die uit zijn op financieel gewin. “Schatzoekers zien scheepswrakken vooral als middelen om er zelf rijker van te worden. Wetenschappers zoals wij werken juist andersom: wij bestuderen al die voorwerpen om nieuwe inzichten en verhalen te krijgen. Historische bronnen zoals geschreven verslagen en prenten kunnen daarbij helpen, maar die geven wel een persoonlijk gekleurd beeld.
(7) Zo had je in de zeventiende eeuw vader en zoon Van de Velde die schilderijen maakten van zeeslagen”, vertelt Manders. “Bij een zeeslag tussen de Engelsen en de Nederlanders voeren ze uit in hun boot en maakten ze vanaf het water de mooiste, meest gedetailleerde schetsen. Daar kon je veel informatie uit halen. Maar altijd waren het de Nederlandse schepen die de Engelse aan flarden schoten. Totdat de Engelse koning hun schilderkunst begon te waarderen en de Van de Veldes vroeg voor hem te komen werken. Sindsdien wonnen op het doek de Engelsen altijd.”
(8) Archeologen als Manders zouden het liefst willen dat scheepswrakken op de zeebodem blijven liggen. Schatzoekers willen de ‘buit’ juist naar boven halen. Manders: “Opgraven doen we alleen als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld als het wrak in de weg ligt.” Maar onder water gaat het wrak toch verloren aan erosie? “De plek onder water is vaak juist gunstig voor het langdurig behoud”, zegt Manders. “Bovendien, sommige wrakken worden opengesteld voor het publiek, met bijvoorbeeld extra informatie op de zeebodem. Dan heb je een soort onderwatermuseum.”
naar een artikel van Dewi Gigengack, de Gelderlander, 25 februari 2012
Eindtoets leesvaardigheid
De finish
Benieuwd of jij je einddoelen hebt behaald? Maak de eindtoets en printde toets als je klaar bent uit. Je kan maximaal 22 punten halen. Als je 13 punten of meer scoort, heb je de finish gehaald! Heb je minder dan 13? Geen zorgen! Maak een afspraak met mij en ik ga jou helpen om de finish te halen.
De tekst hieronder blijft staan als je de vragen maakt, wel zo makkelijk.
Schatten met een verhaal
(1) Het is een bijzondere beleving. Wie vanuit het Texelse dorp Oudeschild over de Waddenzee kijkt, ziet in eerste instantie alleen maar water. Maar ín dat water bevinden zich tientallen scheepswrakken die roerloos op de zeebodem liggen als stille getuigen van een ver verleden. Het gaat om schepen van zeventiende-eeuwse koopvaarders, die met hun handel op weg waren naar de Oost. Het zijn wrakken met daarin wijnflessen, koffiebonen of graan. Wie dat beseft, krijgt direct een ander gevoel bij die plek.
(2) In de Waddenzee en de Noordzee liggen duizenden scheepswrakken. Volgens een schatting van VN-cultuurorganisatie Unesco liggen er wereldwijd zelfs drie miljoen scheepswrakken op de zeebodems en er worden nog steeds nieuwe wrakken ontdekt. Gezonken schepen zijn mogelijke schatkamers, niet alleen van spullen, maar ook van kennis.
(3) De Nederlandse overheid heeft eeuwenlang niet omgekeken naar Nederlandse scheepswrakken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd archeologisch onderzoek onder water belangrijker. Tot die tijd konden commerciële bergers meer dan eens schatten uit Nederlandse schepen opduiken, waarbij ze zelf het grootste deel van de opbrengst hielden. Toch staat een aantal van die vondsten nog tentoongesteld in Nederlandse musea.
(4) Nu staat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een grote klus te wachten. De dienst gaat alle scheepswrakken in Nederlandse wateren in kaart brengen. “Er is al wel wat over bekend uit oude archieven van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, uit buitenlandse archieven en oude zeekaarten”, zegt Martijn Manders, archeoloog van de RCE, “maar dat moet allemaal worden gecombineerd en in computers worden opgeslagen. Het belangrijkste is nog: wat is de archeologische waarde van die wrakken? Welke wrakken kunnen veel gestelde vragen beantwoorden over onze geschiedenis op zee?”
(5) Schepen zijn heel belangrijk geweest voor de Nederlandse geschiedenis, benadrukt Manders. “Het waren technologische hoogstandjes. Zonder schepen geen handel, geen oorlog. Het schip was lange tijd het enige middel om met vracht verre afstanden te overbruggen. Scheepswrakken zeggen veel over hoe we dachten en handelden. Maar we weten eigenlijk heel weinig van de verhalen erachter.”
(6) Manders vindt het jammer dat er ‘kapers op de kust’ zijn, die uit zijn op financieel gewin. “Schatzoekers zien scheepswrakken vooral als middelen om er zelf rijker van te worden. Wetenschappers zoals wij werken juist andersom: wij bestuderen al die voorwerpen om nieuwe inzichten en verhalen te krijgen. Historische bronnen zoals geschreven verslagen en prenten kunnen daarbij helpen, maar die geven wel een persoonlijk gekleurd beeld.
(7) Zo had je in de zeventiende eeuw vader en zoon Van de Velde die schilderijen maakten van zeeslagen”, vertelt Manders. “Bij een zeeslag tussen de Engelsen en de Nederlanders voeren ze uit in hun boot en maakten ze vanaf het water de mooiste, meest gedetailleerde schetsen. Daar kon je veel informatie uit halen. Maar altijd waren het de Nederlandse schepen die de Engelse aan flarden schoten. Totdat de Engelse koning hun schilderkunst begon te waarderen en de Van de Veldes vroeg voor hem te komen werken. Sindsdien wonnen op het doek de Engelsen altijd.”
(8) Archeologen als Manders zouden het liefst willen dat scheepswrakken op de zeebodem blijven liggen. Schatzoekers willen de ‘buit’ juist naar boven halen. Manders: “Opgraven doen we alleen als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld als het wrak in de weg ligt.” Maar onder water gaat het wrak toch verloren aan erosie? “De plek onder water is vaak juist gunstig voor het langdurig behoud”, zegt Manders. “Bovendien, sommige wrakken worden opengesteld voor het publiek, met bijvoorbeeld extra informatie op de zeebodem. Dan heb je een soort onderwatermuseum.”
naar een artikel van Dewi Gigengack, de Gelderlander, 25 februari 2012
Toets: Toets tekstbegrip zakelijke teksten
0%
Je hebt de tekst 'Schatten met een verhaal' nauwkeurig gelezen. Deze tekst blijft zichtbaar als je de vragen gaat beantwoorden. Vul voor het beantwoorden van de vragen eerst je naam in, daarna zie je de vragen. Print aan het einde je toets uit en bespreek de uitslag met je docent. Dit doe je door op 'bewijs van deelname' te klikken.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement Nederlands 4Kader is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Aliki Riganas
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-01-30 16:43:37
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Diagnostische toets leesvaardigheid
OEFENEN signaalwoorden en tekstverbanden
OEFENEN hoofdgedachte, onderwerp en deelonderwerp
Toets tekstbegrip zakelijke teksten
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.