Oefentekst 4
Voor de lol de lucht in
(1) Ondanks dat in een mooi weekend de dagjesmensen ook de lucht in gaan en het daar steeds drukker wordt, is – zo blijkt uit onderzoek – het luchtruim veilig. Het is namelijk nog niet zo eenvoudig om een vliegbrevet te halen. Gaat er dan toch iets mis, dan is dit voor alle partijen een wake-up call ...
(2) Niets menselijks is een piloot vreemd en zeker ook bij ervaren piloten kan bij routinehandelingen laksheid optreden. Maar voor een vlieger is veiligheid van het allergrootste belang. “Hij wil zijn vlucht graag navertellen”, vertelt Ary Stigter van AOPA-Nederland, de belangenvereniging van de ruim vijfduizend privépiloten in Nederland. “Dus worden aan hem meer eisen gesteld dan aan een weggebruiker.”
(3) Zo moet elke piloot iedere twee jaar een test doen: vliegen met naast zich een instructeur die hem noodprocedures laat oefenen. Die neemt dan ineens het gas terug en laat de motor stationair draaien, waarop de piloot de drill voor motorstoring moet uitvoeren. Wie faalt voor deze test, loopt een grote kans zijn duurbetaalde – denk aan zo’n 15.000 euro – vliegbrevet te moeten inleveren. Bovendien worden piloten regelmatig medisch gekeurd en moeten ze minstens eenmaal in de drie maanden vliegen.
(4) Het Nederlandse luchtruim raakt, zeker op mooie dagen, steeds voller met vliegende recreanten. De nieuwste trend zijn de ultralight vliegtuigen, een categorie die zowel bestaat uit zeer lichte, volwaardige vliegtuigen als uit parapentes met een hulpmotor, de zogenoemde paramoteurs. Het aantal paramoteurs in Nederland is enorm toegenomen sinds het in 2004 is toegestaan om hiermee te vliegen.
(5) Af en toe hoor je bij de recreatieve luchtvaart berichten over ongevallen (of bijna-ongevallen) met ballonnen, deltavliegers en vliegtuigen, soms met gewonden en doden. Onlangs verongelukte wegens een plotseling optrekkende mist, een Cessna 172 met vier inzittenden, die zwaar gewond werden opgenomen in het ziekenhuis. Dit soort ongelukken zet ons weer met beide benen op de grond: we zijn geen skygods. De weersomstandigheden kunnen heel bepalend zijn. Toch is het kleine vliegen net zo veilig als de grote luchtvaart. “De kleine luchtvaart vliegt in hetzelfde luchtruim. We moeten dus aan dezelfde eisen voldoen als de grote luchtvaart, zowel wat betreft de vliegers als de toestellen”, aldus Stigter.
(6) Hoe veilig het luchtruim ook is, er zijn zeker kritische geluiden. Zo constateerde de luchtvaartinspectie na een uitgebreide controle vorig jaar, dat het bij veel vliegtuigpiloten schort aan de voorbereiding van de vluchten. Volgens Stigter is dat eigenlijk niet echt een probleem. “Een ervaren piloot, die weet dat hij met slechts twee passagiers aan boord niet overbeladen is, kan geen gewichtberekeningen ter controle overleggen, maar heeft dat natuurlijk wel uit het hoofd gedaan.”
(7) Bij een tweede controle waren er trouwens geen problemen meer. Het grootste probleem volgens de Raad voor de Veiligheid zijn de zogenoemde infringements: zo noem je het als een vliegtuig zonder contact met de verkeersleiding te onderhouden, een gebied in vliegt waar dat verplicht is. Het meest geruchtmakende incident daarmee deed zich twee jaar geleden voor bij Schiphol. Een klein privévliegtuig kwam daar bijna in botsing met twee grote passagiersvliegtuigen. In een rapport over dit incident meldt de Onderzoeksraad dat er jaarlijks ruim 400 infringements voorkomen, waarbij zeker de helft veroorzaakt wordt door de kleine luchtvaart.
(8) “De belangrijkste oorzaken van infringements zijn slechte voorbereiding, uitwijken voor slecht weer, verkeerde interpretatie van de navigatieapparatuur en afleiding door passagiers”, zegt Stigter. “Dat op Schiphol was natuurlijk een heel gevaarlijke situatie. Maar in de statistieken wordt ook het schampen van een dergelijk gebied meegerekend. Dat is vergelijkbaar met de situatie dat je met je auto op de witte streep komt en dan weer terugstuurt. Alleen staan in de lucht geen strepen, die staan op de kaart.”
(9) Wat in de vliegsport totaal geen issue is, is alcoholgebruik. “Vliegers drinken geen druppel als ze de lucht ingaan”, stelt Stigter. “Zij drinken hun biertje na de veilige landing. Wat vliegen moeilijk maakt, zijn de handelingen en de procedures die je moet beheersen, maar waarvan je hoopt dat je ze nooit nodig hebt.”
Bron: www.examenblad.nl
Lees eerst onderstaande tekst nauwkeurig. Beantwoord daarna de vragen van de toets.
Schatten met een verhaal
(1) Het is een bijzondere beleving. Wie vanuit het Texelse dorp Oudeschild over de Waddenzee kijkt, ziet in eerste instantie alleen maar water. Maar ín dat water bevinden zich tientallen scheepswrakken die roerloos op de zeebodem liggen als stille getuigen van een ver verleden. Het gaat om schepen van zeventiende-eeuwse koopvaarders, die met hun handel op weg waren naar de Oost. Het zijn wrakken met daarin wijnflessen, koffiebonen of graan. Wie dat beseft, krijgt direct een ander gevoel bij die plek.
(2) In de Waddenzee en de Noordzee liggen duizenden scheepswrakken. Volgens een schatting van VN-cultuurorganisatie Unesco liggen er wereldwijd zelfs drie miljoen scheepswrakken op de zeebodems en er worden nog steeds nieuwe wrakken ontdekt. Gezonken schepen zijn mogelijke schatkamers, niet alleen van spullen, maar ook van kennis.
(3) De Nederlandse overheid heeft eeuwenlang niet omgekeken naar Nederlandse scheepswrakken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd archeologisch onderzoek onder water belangrijker. Tot die tijd konden commerciële bergers meer dan eens schatten uit Nederlandse schepen opduiken, waarbij ze zelf het grootste deel van de opbrengst hielden. Toch staat een aantal van die vondsten nog tentoongesteld in Nederlandse musea.
(4) Nu staat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een grote klus te wachten. De dienst gaat alle scheepswrakken in Nederlandse wateren in kaart brengen. “Er is al wel wat over bekend uit oude archieven van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, uit buitenlandse archieven en oude zeekaarten”, zegt Martijn Manders, archeoloog van de RCE, “maar dat moet allemaal worden gecombineerd en in computers worden opgeslagen. Het belangrijkste is nog: wat is de archeologische waarde van die wrakken? Welke wrakken kunnen veel gestelde vragen beantwoorden over onze geschiedenis op zee?”
(5) Schepen zijn heel belangrijk geweest voor de Nederlandse geschiedenis, benadrukt Manders. “Het waren technologische hoogstandjes. Zonder schepen geen handel, geen oorlog. Het schip was lange tijd het enige middel om met vracht verre afstanden te overbruggen. Scheepswrakken zeggen veel over hoe we dachten en handelden. Maar we weten eigenlijk heel weinig van de verhalen erachter.”
(6) Manders vindt het jammer dat er ‘kapers op de kust’ zijn, die uit zijn op financieel gewin. “Schatzoekers zien scheepswrakken vooral als middelen om er zelf rijker van te worden. Wetenschappers zoals wij werken juist andersom: wij bestuderen al die voorwerpen om nieuwe inzichten en verhalen te krijgen. Historische bronnen zoals geschreven verslagen en prenten kunnen daarbij helpen, maar die geven wel een persoonlijk gekleurd beeld.
(7) Zo had je in de zeventiende eeuw vader en zoon Van de Velde die schilderijen maakten van zeeslagen”, vertelt Manders. “Bij een zeeslag tussen de Engelsen en de Nederlanders voeren ze uit in hun boot en maakten ze vanaf het water de mooiste, meest gedetailleerde schetsen. Daar kon je veel informatie uit halen. Maar altijd waren het de Nederlandse schepen die de Engelse aan flarden schoten. Totdat de Engelse koning hun schilderkunst begon te waarderen en de Van de Veldes vroeg voor hem te komen werken. Sindsdien wonnen op het doek de Engelsen altijd.”
(8) Archeologen als Manders zouden het liefst willen dat scheepswrakken op de zeebodem blijven liggen. Schatzoekers willen de ‘buit’ juist naar boven halen. Manders: “Opgraven doen we alleen als het echt niet anders kan, bijvoorbeeld als het wrak in de weg ligt.” Maar onder water gaat het wrak toch verloren aan erosie? “De plek onder water is vaak juist gunstig voor het langdurig behoud”, zegt Manders. “Bovendien, sommige wrakken worden opengesteld voor het publiek, met bijvoorbeeld extra informatie op de zeebodem. Dan heb je een soort onderwatermuseum.”
naar een artikel van Dewi Gigengack, de Gelderlander, 25 februari 2012