Heel veel weet en kan je al. In dit leerjaar komen al die kennis en vaardigheden samen tot 1 geheel die je gaat toepassen op het eindexamen Nederlands.
In het examenjaar werken we samen aan de module 'Begrijpend lezen' die je van mij uitgereikt hebt gekregen. De module, de vaklessen, dit leerarrangement en jouw inzet zorgen er voor dat jij gaat knallen op het eindexamen! Het arrangement bevat (nog niet) alle leerstof over begrijpend lezen, maar wel een groot gedeelte! Uiteindelijk zal het wél alle leerstof gaan bevatten.
Aan welke leerdoelen ga jij werken?
Na het werken in dit leerrrangement, weet en kun jij:
Wat moet ik kennen en kunnen op het eindexamen Nederlands?
Laten we eens kijken naar wat je wil/moet lezen op 2F-niveau (eindexamen); welke soort teksten ga je krijgen en hoe zien deze eruit?:
Wat wil/moet je lezen? |
Kenmerken van de tekst: Je leest teksten over onderwerpen die verder van je af staan. |
Kenmerken van de tekst: Je leest teksten met een heldere structuur, waarin de verbanden duidelijk worden aangegeven. |
|
Kenmerken van de tekst: Je leest niet te lange teksten met een redelijke informatiedichtheid. |
|
Informatieve teksten: Je leest informatieve teksten, zoals teksten uit schoolboeken en studieteksten (voor taal en zaakvakken), standaardformulieren, tijdschriften, teksten van internet, notities en schematische informatie en het alledaagse nieuws in de krant. |
|
Instructieve teksten: Je leest instructieve teksten, zoals, gebruiksaanwijzingen en bijsluiters van medicijnen. |
|
Betogende teksten: Je leest betogende teksten, zoals reclameteksten, advertenties, folders, brochures van formele instanties, licht opiniërende artikelen uit tijdschriften. |
Hieronder een overzicht van de leestaken en wat je moet weten en doen om de leestaken goed uit te kunnen voeren:
Hoe goed voer je de leestaak uit? |
Techniek en woordenschat: Je kent de betekenis van de meeste woorden die je tegenkomt. |
Techniek en woordenschat: Je leidt de betekenis van onbekende woorden af uit grammaticale vorm, (samenstelling, voorvoegsels) en/of context. |
|
Begrijpen: Je herkent de hoofdgedachte van de tekst. |
|
Begrijpen: Je legt relaties tussen tekstdelen (inleiding – kern – slot) en teksten. |
|
Begrijpen: Je benoemt de functie van een aantal eenheden in de tekst, zoals argumenten voor en tegen, probleem en oplossing of voor en nadelen. |
|
Begrijpen: Je herkent beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik). |
|
Interpreteren: Je interpreteert de relatie tussen informatie uit de tekst en meer algemene kennis. |
|
Interpreteren: Je interpreteert de bedoeling van tekstgedeeltes en/of specifieke formuleringen. |
|
Interpreteren: Je verwoordt de bedoeling van de schrijver. |
|
Evalueren: Je beoordeelt verbanden binnen een tekst, zoals argumenten voor en tegen. |
|
Evalueren: Je beoordeelt relaties tussen teksten, zoals overeenkomsten en verschillen. |
|
Samenvatten: Je vat een eenvoudige tekst beknopt samen. |
|
Opzoeken: Je zoekt systematisch informatie (op internet of in bibliotheek), bijvoorbeeld op basis van trefwoorden. |
Nu weet je welke kennis en vaardigheden je nodig hebt, om goed voorbereid te zijn op het eindexamen Nederlands.
Ga goed van start en kijk gauw verder!