In deze module ga je onderzoek naar de wereld om ons heen.
Het gaat hierbij dan bijvoorbeeld om verschillen in arm en rijk, hoe de wereld zich ontwikkelt en hoe dat allemaal met elkaar te maken heeft tegenwoordig.
Dus zet je geografische bril maar op, en gaan met die banaan!
Wat ga je doen?
Je werkt de opdrachtenuit op je iPad.
Bij elke opdracht staat bij 'afronding' wat je in moet leveren.
Via Teams kun je feedback vragen, maar het beste is om een vraag te stellen in een (zelfstandige) blox.
Je stuurt je vakcoach ook een bericht via Teams als je iets hebt ingeleverd.
Tijdens de BloX is er ruimte voor uitleg, vragen e.d.
Planning
Zie de algemene planning
Opdracht 1 - Komt er een mondiale mengcultuur?
Introductie - Komt er een mondiale mengcultuur?
De wereld heeft sinds mensenheugenis een enorme variëteit aan culturen.
En hoewel contacten tussen deze culturen ook zo oud zijn als de mensheid, lijkt het alsof in de laatste decennia grenzen tussen culturen aan het vervagen zijn. Westerlingen nemen steeds meer zaken over uit niet-westerse culturen over en omgekeerd gebeurt dat ook steeds meer. Kijk maar om je heen.
Dankzij vakanties en migranten uit allerlei landen hebben we de hele wereldkeuken leren kennen. Allerlei religies hebben voet aan de grond gekregen. Producten worden uit alle hoeken van de wereld ingevaren en -gevlogen. En dat is in andere delen van de wereld ook zo, Coca-Cola is bijna overal verkrijgbaar en toen er in 2010 en 1011 opstanden uitbraken in verschillende Arabische landen demonstreerden vooral jongeren voor een democratisch bestuur in hun land, een typisch westers stuk cultuur.
Tegelijkertijd is te zien hoe mensen blijven vasthouden aan hun nationale, etnische en regionale identiteit en cultuur en hoe ze invloeden van buitenaf proberen tegen te houden.
Aan jullie de vraag: Krijgt de wereld op den duur een en dezelfde mengcultuur, of anders gezegd: wordt de wereld één grote melting pot?
Blijft het zoals het nu is, een lappendeken van culturen met duidelijke grenzen ertussen? Of wordt het iets ertussen in?
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
Gaan alle culturen op aarde op den duur allemaal op elkaar lijken? Zal de wereld op den duur één grote smeltkroes van culturen worden? Of blijft de wereld zoals we die nu kennen min of meer intact: een lappendeken van culturen en van volken met hun eigen cultureel erfgoed en taal? Of wordt het iets er tussenin?
Deelvragen
Welke rol speelt het westerse cultuurgebied ten opzichte van de andere cultuurgebieden op aarde?
Welke factoren dragen ertoe bij dat mensen wereldwijd steeds meer op dezelfde manier denken, voelen en leven, ook al leven ze in verschillende cultuurgebieden?
Welke factoren dragen ertoe bij dat mensen blijven vasthouden aan hun nationale, etnische, regionale en culturele identiteit?
Begrippen
Aan het einde van deze opdracht ken je de volgende begrippen:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Mensen spreken niet allemaal dezelfde taal, hangen niet allemaal hetzelfde geloof aan, dragen niet dezelfde kleding, eten niet dezelfde voedselproducten en hebben niet dezelfde tradities, normen en waarden. Of kortweg gezegd: hebben niet een en dezelfde cultuur.
Integendeel: de wereld is een lappendeken van culturen. Je hoeft alleen maar naar een andere streek in Nederland te gaan of naar een buurland van Nederland om dat te merken. Toch kun je de wereld indelen in cultuurgebieden.
Een cultuurgebied is een gebied waar mensen kenmerken met elkaar gemeen hebben op gebied van kleding, muziek, taal, godsdienst, eten en andere zaken.
Cultuurgebieden hebben geen 'harde grenzen'. Culturen veranderen voortdurend omdat ze elkaar beïnvloeden.
Hoe dat gaat, zie je in een een paar fragmenten van video's.
Bekijk het eerste fragment in deze video van 4:22 minuten “Het verspreiden van talen en godsdiensten“ tot 4:53 minuten “Dan spreek je van cultuurvermenging.“
Bekijk onderstaande grafiek over het proces van diffusie.
In de grafiek zie je dat onbekende dingen/gewoontes altijd even moeten wennen. Het duurt altijd even voordat nieuwe dingen geaccepteerd zijn. Misschien kun je voor jezelf ook wel een voorbeeld bedenken.
Doordat er steeds meer culturen en cultuurelementen met elkaar mengen, krijgen we diffusie.
Diffusie zorgt ervoor dat mensen vreemde dingen gaan accepteren doordat ze steeds bekender worden. Vroeger was het in Nederland ongebruikelijk om buitenlands eten te eten, tegenwoordig is dat de normaalste zaak van de wereld voor de meeste mensen.
Everett Rogers heeft in zijn innovatietheorie (Diffusion of innovations) uiteengezet hoe een nieuw product of idee ingang vindt binnen een groep of gemeenschap.
Bekijk de afbeelding en beantwoord de vraag.
Kijk naar het volgende fragment en beantwoord de vragen.
Bekijk de video: van 1:43 minuten “Culturen veranderen en cultuurgebieden kunnen verschuiven.“ tot 3:08 minuten “traditionele levenswijzen hierdoor beïnvloed.“
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In deze stap 2, 3 en 4 laten we zien waarom er steeds meer sprake is van diffusie van culturele elementen.
Een belangrijke factor is het groeiende personenverkeer.
De afgelopen tientallen jaren zijn het toerisme en het zakelijk personenverkeer enorm in omvang toegenomen (even afgezien van een flinke dip in de coronacrisis). Dat is te danken aan:
Groei van de welvaart, eerst in westerse landen, daarna ook in landen die bekendstaan als opkomend economieën zoals China, Brazilië en Angola. Daardoor konden steeds meer mensen zich een reis naar een ander land, of zelfs naar een ander werelddeel veroorloven en werden auto’s voor steeds meer mensen betaalbaar.
Technische ontwikkelingen in de transportwereld waardoor het reizen sneller en soms ook goedkoper werd, in de luchtvaart bijvoorbeeld. Tot in de jaren 40 waren vliegreizen duur en hadden alle vliegtuigen zuigermotoren en propellers (zie afbeelding 1). Die konden hooguit enkele tientallen passagiers vervoeren met snelheden van een paar honderd kilometer per uur.
Vanaf 1951 maakten dit soort vliegtuigen steeds meer plaats voor vliegtuigen met straalmotoren (zie afbeelding 2). Die vliegtuigen kunnen aanzienlijk sneller vliegen dan vliegtuigen met zuigermotoren en propellers, tot duizend kilometer per uur aan toe. Ook kwamen steeds grotere vliegtuigen met straalaandrijving beschikbaar. Die kunnen honderd, tweehonderd of zelfs vijfhonderd passagiers tegelijk vervoeren (zie afbeelding 2). Daardoor werd vliegen sneller en ook steeds goedkoper, dus voor steeds meer mensen betaalbaar.
Arbeidsmigranten
Niet alleen het toerisme en het zakenverkeer neemt toe, ook de migratie of de landverhuizing is een belangrijke factor in de diffusie van culturele elementen.
Van arbeidsmigratie is sprake als mensen naar een ander land of een andere streek verhuizen om er te werken. Mensen verhuizen niet zonder reden naar een ander land. Het kan zijn dat mensen weg willen omdat hun huidige situatie niet goed is. In dat geval spreek je van pushfactoren. Het kan ook zijn dat de situatie op een andere plaats zo aantrekkelijk is dat je daarvoor alles achter wilt laten. Dat zijn de pullfactoren. Het komt vaak voor dat mensen zowel redenen hebben om weg te gaan én redenen hebben om te kiezen voor een bepaalde streek of land.
Kijk naar het tweede fragment uit de video en beantwoord de vragen.
Bekijk de video van 4:13 minuten “In de 21ste eeuw is de migratie“ tot 6:58 minuten “van goederen en geld.“
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Van diffusie van culturele elementen is ook sprake doordat het vervoer van goederen in omvang is toegenomen.
Het goederenverkeer is gegroeid dankzij de volgende vier redenen:
1. technische ontwikkelingen in de transportwereld. Het heeft de relatieve afstand verkleind. Denk vooral aan het gebruik van zeecontainers. Goederen in containers kunnen sneller en goedkoper worden ingeladen in schepen en ook sneller worden uitgeladen dan ‘losse’ goederen. Op geautomatiseerde terminals kunnen ze snel worden overgezet op andere transportmiddelen.
2. omdat de handel minder last heeft van handelsbelemmeringen zoals invoerheffingen. Binnen de Europese Unie is de handel tussen de lidstaten helemaal vrijgemaakt. In 1995 richtten een aantal landen de Wereldhandelsorganisatie WTO op met als doel hun onderlinge handel vrijer te maken.
Sindsdien hebben steeds meer landen zich bij de WTO aangesloten.
3. toenemende welvaart deed de internationale handel en daarmee het goederenverkeer groeien. Meer welvaart betekent meer koopkracht en meer consumptie, ook van goederen uit het buitenland.
Niet alleen in het centrum maar ook in de periferie nam de welvaart toe. Dat gebeurde onder meer in landen die bekendstaan als opkomende economieën. Denk aan de genoemde BRICMIT-landen (Brazilië, Rusland, India,China, Mexico,Indonesië, Turkije).
Als ze eerder tot de periferie van het wereldsysteem behoorden, dan zijn ze in de loop van de tijd wel opgeschoven naar de semi-periferie.
4. multinationale bedrijven voor een forse groei van de internationale handel, en daarmee van het goederenverkeer. Multinationals hebben door hun volume en financiële middelen meer mogelijkheden om de grenzen tussen cultuurgebieden te passeren en belemmeringen te overwinnen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Ten slotte wordt diffusie van culturele elementen bevorderd door toenemende uitwisseling van informatie binnen en tussen landen: radio- en tv-programma’s, telefoongesprekken en communicatie tussen computers/smartphones en niet te vergeten de sociale media. Deze laatstgenoemde is tegenwoordig waarschijnlijk de #belangrijkste #factor.'
Die uitwisseling van informatie is in omvang toegenomen door technologische ontwikkelingen op gebied van communicatie. De relatieve afstand is enorm veel kleiner geworden en lijkt soms zelfs helemaal verdwenen. Al komt het natuurlijk nog steeds voor dat minder democratische machthebbers met allerlei blokkades proberen te voorkomen dat hun burgers de afstanden met de rest van de wereld overbruggen. Denk aan landen als China en Rusland waar de overheid in meer of mindere mate bepaald wat de burgers te zien krijgen via de televisie en het internet.
Vier voorbeelden:
Het gebruik van verbindingskunstmanen. Als je een kunstmaan (beter bekend als een satelliet) naar een hoogte van 36.000 kilometer stuurt in een omloopbaan die precies langs de evenaar loopt, doet die precies 24 uur over één rondje rond de aarde. Aangezien de aarde precies 24 uur nodig heeft om eenmaal om haar as te draaien, blijft de kunstmaan boven één punt boven de evenaar hangen.
Daardoor kan hij dienen als doorzendstation voor informatie. Hij kan signalen van één plek op aarde doorzenden naar veel andere plekken op aarde tegelijk. Voor het ontvangen van de doorgezonden signalen is alleen een antenne nodig, geen aansluiting op een netwerk van kabels.
Tot 1964, toen de eerste verbindingskunstmaan in gebruik kwam, kon dat alleen via vele doorzendstations (met zendantennes) op aarde en/of via kabels over land en in zee. Nu worden voor het doorzenden van telefoongesprekken netwerken van verbindingskunstmanen gebruikt, die in enkele uren tijd een rondje rond de aarde maken in een baan met een vrijwel rechte hoek met de evenaar (zie afbeelding).
Zo’n netwerk heeft zoveel kunstmanen dat de hele aarde wel gedekt is en je altijd kunt telefoneren.
De uitvinding en het toenemende gebruik van glasvezelkabels. Door dit soort kabels kun je meer informatie tegelijk doorzenden dan door kabels van koper of een ander metaal. Deze kabels lopen over de hele wereld, dwars door oceanen.
De ontwikkeling van kleine computers die zó goedkoop zijn dat vrijwel iedereen er een kan aanschaffen. In 1981 kwamen de eerste kleine of ‘personal computers’ op de markt. Ze pasten op een tafel of bureau. Ze zijn daarna alleen nog maar kleiner en beter geworden. Ter vergelijking: de smartphone van nu is heel wat krachtiger dan de pc van toen.
Het vierde voorbeeld is iets waar je zelf dagelijks gebruik van maakt: internet.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Kijk naar het derde fragment uit de video: van 3:08 minuten “De laatste twintig jaar” tot 4:12 minuten “niet snel zullen opgeven.”
Door de toename van personenverkeer, goederenverkeer en communicatie verandert ons leven. Vertrouwde zaken dreigen te verdwijnen, dialect of taal bijvoorbeeld. Ook gebruiken komen onder druk te staan, denk aan het stierenvechten in Spanje bijvoorbeeld, of Zwarte Piet.
Ten slotte blijken overgeleverde normen en waarden te botsen met andere ‘geïmporteerde’ normen en waarden die via films, tv-programma’s, internet en sociale media oprukken. Daardoor voelt een deel van mensen zich bedreigd en ontstaat het verlangen naar de tijd waarin die vreemde invloeden van buiten nog niet merkbaar waren.
Dit gevoel van dreiging en het verlangen naar het verleden, toen alles nog vertrouwd was, zijn voor mensen redenen om vast te houden aan de ‘eigen identiteit’. Dat kan zich op verschillende manieren uiten, van het promoten van de eigen streektaal tot het verzet tegen de komst van migranten.
Die botsing van hun eigen normen en waarden met andere normen en waarden ervaren mensen ook als ze uit hun eigen cultuurgebied verhuizen.
Afronding
Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.
In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'eindopdracht A'
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Op deze pagina vind je examenvragen van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
In 1858 had Jacob van Niftrik (over hem lees je meer in Stap 1) bijna anderhalve dag nodig om een afstand van iets meer dan 150 kilometer hemelsbreed af te leggen. Nu kun je diezelfde afstand in iets meer dan 2 uur afleggen.
In deze les onderzoek je hoe het kan dat we steeds minder tijd nodig hebben voor het afleggen van dezelfde afstand en welke technologische ontwikkelingen daarbij van invloed zijn geweest. Kortom, het is een les over ‘tijd-ruimtecompressie’.
Tijd-ruimtecompressie en technologische ontwikkelingen staan in verband met de globalisering. Door technische ontwikkelingen (denk aan bijvoorbeeld de containerrevolutie) en vrijhandel is transport van goederen, kapitaal, informatie en mensen sneller en goedkoper geworden. Daardoor zijn de stromen van goederen, kapitaal en mensen over de hele wereld toegenomen. Dat levert globalisering op.
Samenvattend zou je kunnen zeggen dat technologische innovatie en vrijhandel de motoren zijn van het globaliseringsproces.
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
De centrale vraag in deze opdracht is: welke factoren zijn (onder meer) van invloed geweest op het globaliseringsproces en hoe heeft dat proces het dagelijkse leven beïnvloed?
We kijken wat in anderhalve eeuw de invloed van de tijd-ruimtecompressie in Nederland is geweest aan de hand van het verhaal van de reis van Jacob van Niftrik in 1858. Welke vervoersmiddelen had Van Niftrik tot zijn beschikking en hoe reizen we tegenwoordig?
We kijken naar de standaardisatie van het containervervoer en de vlucht die de wereldhandel dankzij het containervervoer heeft genomen.
En we kijken naar de vele nieuwe technieken die ons leven wereldwijd ingrijpend veranderd hebben. Daarbij zetten we de voordelen van de vele ICT-toepassingen, die ons leven makkelijker, handiger en prettiger hebben gemaakt, naast de nadelen zoals nepberichten, identiteitsfraude of cybercriminaliteit.
Begrippen
Globalisering
Tijd-ruimtecompressie
Informatietechnologie (IT)
Absolute en relatieve afstand
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Transporttechnologie
Aan de slag
Stap 1: De afstand wordt kleiner
Het is januari 1858. Jacob van Niftrik uit Ellewoutsdijk in Zeeland krijgt een bericht dat zijn moeder in Beek bij Nijmegen op sterven ligt. Wil hij haar nog levend zien, dan moet hij direct op pad. Van Ellewoutsdijk naar Beek, hemelsbreed een afstand van 154 kilometer.
Zijn tocht heeft Jacob in een dagboek beschreven. Jacob is de betovergrootvader van Jan Jaap Harts. Zijn nazaat Jan Jaap volgt 158 jaar later dezelfde route nog een keer.
De rode lijn is de route die Van Niftrik in 1858 aflegde.
De blauwe lijn is de route van het telegram, dat binnen drie uur Van Niftrik bereikte. (Het telegram is een communicatiemiddel dat in 1852 in Nederland geïntroduceerd werd (via een telegraaf, later via een telex)
Om de afstand van 154 km hemelsbreed te overbruggen, moest Van Niftrik een reis van 330 km maken. Het verschil tussen de reisafstand of relatieve afstand en de hemelsbrede of absolute afstand tussen Ellewoutsdijk en Beek bij Nijmegen was in 1858 nog erg groot: (330-154 =) 176 km.
De reisafstand is tegenwoordig nog maar 196 km per auto of 201 km per trein (en per bus naar station Goes en per bus van station Nijmegen naar de plek van bestemming). Het verschil tussen de reisafstand en de hemelsbrede afstand tussen Ellewoutsdijk en Beek bij Nijmegen is nu nog maar (196-154 =) 44 km.
De reisafstand of rijroute wordt ook de relatieve afstand genoemd. De rechte lijn tussen twee plaatsen, de hemelsbrede afstand of vogelvlucht, is de absolute afstand.
Stap 2: Tijd-ruimtecompressie
Je hebt in de video van Stap 1 gezien dat Jacob van Niftrik bij zijn reis in 1858 van zeven verschillende vervoersmogelijkheden gebruikmaakte: (post)veerboot, (post)diligence, open (boeren)kar, smalspoortrein, trein, roeiboot en te voet.
De fiets bestond al, maar werd nog maar weinig gebruikt en de snelheid lag nog laag. Er waren ook nog geen geschikte wegen voor fietsers. De stoomauto bestond ook al, maar werd amper gebruikt en vrijwel uitsluitend (in het Verenigd Koninkrijk) door het leger. De eerste benzineauto moest nog worden uitgevonden (in 1885).
Het snelste vervoersmiddel van die tijd was de trein. Treinen reden in die tijd maximaal 30 tot 40 km p/u.
Nu ligt die snelheid op maximaal 140 km/u voor een intercity en tussen de 200 en 500 km/u voor een hogesnelheidstrein.
Het snelste vervoersmiddel is nu het vliegtuig dat snelheden van 800-1000 km/u bereikt. Binnen een etmaal elke plek op aarde bereikbaar.
De (reis)afstand is niet alleen ‘kleiner’ geworden door de snelheid van de beschikbare vervoermiddelen. Van Niftrik had bij zijn reis met allerlei natuurlijke barrières te maken. Binnen Nederland moet je daarbij vooral denken aan de rivieren. Zijn eerste barrière was de Westerschelde. Het kostte hem een uur om met een veerpont de Westerschelde over te steken. Nu kost je dat met de auto twee minuten, dankzij een tunnel onder de Westerschelde.
Een andere enorme barrière voor Van Niftrik was het Hollands Diep bij Rotterdam. De eerste spoorbrug van Nederland werd in 1856 geopend en pas 15 jaar later was er een spoorbrug over het Hollands Diep.
Van Niftrik had uren nodig om met een roeiboot de overkant te bereiken. Nu steek je het Hollands Diep dankzij drie spoorbruggen in enkele minuten over.
Naast betere vervoermiddelen (auto, vliegtuig) en het wegnemen van natuurlijke barrières (bruggen, tunnels) heeft een betere infrastructuur (snelwegen) bijgedragen aan het relatief verkleinen van afstanden. In het begin van de 20e eeuw werden de eerste wegen van asfalt (en later asfaltbeton) ontwikkeld en kunnen we ons verplaatsen over snelwegen.
Over naar het begrip tijd-ruimtecompressie. Compressie betekent het samendrukken of kleiner maken.
Met ruimtecompressie verkleinen (comprimeren) we de reisafstand tussen twee punten: in 1858 was 330 km nodig om de afstand tussen Ellewoutsdijk en Beek te overbruggen, nu is deze reisafstand nog maar 196 km.
Met tijdcompressie comprimeren we de tijd die het kost om je te verplaatsen tussen twee punten: Van Niftrik had in 1858 32 uur nodig om van Ellewoutsdijk naar Beek te komen; nu heb je iets meer dan 2 uur nodig voor dezelfde afstand.
Uit ‘Nederland van boven’, aflevering 1 (VPRO)
Reistijd vanuit Amsterdam met de trein: Hoe hoger het gebied, hoe langer de reistijd
In de tweede afbeelding zit een verlicht gebied: dat is het gebied dat in 1932 dankzij de trein vanuit Amsterdam binnen anderhalf uur is te bereizen.
Met tijd-ruimtecompressie bedoelen we het proces waarbij de af te leggen weg tussen twee plaatsen steeds korter wordt en de tijd die het kost om die afstand te overbruggen door de moderne transport- en informatietechnologie steeds minder wordt.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Internationale handel is van alle tijden. Nederland dankt zijn rijkdom tijdens de Gouden Eeuw onder meer aan de VOC-handel. De Industriële Revolutie bracht onder meer een grootschalige internationale handel op gang, maar die had voor de Tweede Wereldoorlog nog altijd beperkingen en was peperduur. Ga maar na, veel goederen werden nog met de hand geladen en gelost.
De Vietnamoorlog (1955-1975) zorgde door de Amerikaanse behoefte aan steeds meer munitie en wapens voor een enorme toename van het maritieme containervervoer, maar iedereen gebruikte nog zijn eigen maten. Dat veranderde met de uitvinding van de standaardcontainer. Tijdens tumultueuze internationale bijeenkomsten werd men het uiteindelijk eens over een standaardmaat van 20x8x8,6 voet = 1 Twenty Foot Equivalent Unit (TEU).
De eerste containers van 1 TEU (20 voet) werden al snel opgevolgd door de huidige standaardcontainer van 2 TEU (40 voet). Dit zijn gemiddelden, want de exacte afmetingen kunnen per container verschillen.
In Australië rijden er (buiten de steden) ook truckopleggers met twee containers (4 TEU).
In Nederland rijden er tegenwoordig ook verlengde vrachtwagens die 3 TEU kunnen vervoeren. De standaardvrachtwagen vervoert 2 TEU.
Goederentrein
70-90
35-45
Goederentreinen in Nederland hebben een maximale lengte van 600-650 meter. Bij proeven in VS kwam men tot een trein van 5 km lengte met 580 containers (1160 TEU), getrokken door negen locomotieven.
Binnenvaartschip
394-824
197-412
Het grootste ‘gewone’ binnenvaartschip kan 197 containers (394 TEU) vervoeren.
De 'Ursa Montana' is een nieuw type binnenvaartschip in de vorm van een zogenaamd koppelverband. Dat betreft twee aan elkaar gekoppelde schepen met een totale lengte van 192 meter. Hiermee kunnen bij volledige benutting 412 containers (824 TEU) worden vervoerd.
Containerschip
24.004
12.002
De Ever Alot is op dit moment het grootste containerschip en kan 24.004 TEU vervoeren.
Een ander schip dat 112 TEU meer kan meenemen, is op dit moment al bijna aan het varen..
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In 2014 werd de container uitgeroepen tot de uitvinding van de eeuw. Zonder overdrijving kunnen we stellen dat zonder het gebruik van containers de wereldhandel en de globalisering* nooit zo’n enorme vlucht hadden kunnen nemen.
* Globalisering is een voortdurend proces van wereldwijde economische, politieke en culturele integratie, met als centraal kenmerk een wereldwijde arbeidsdeling, waarbij productielijnen over de wereld worden gespreid die gedreven worden door de informatie- en communicatietechnologie en door internationale handel.
Vóór de containerrevolutie maakte de handel via zeeroutes maar een klein deel van de wereldhandel uit. En nu verloopt 90% van alle wereldhandel via zware zeeschepen, deels containerschepen. De containerrevolutie viel samen met een proces van steeds meer vrijhandel en het opheffen van handelsbarrières.
Door de standaardisatie en schaalvergroting zijn de transportkosten verlaagd en dat heeft enorm bijgedragen aan de vlucht van de wereldhandel.
Vóór de containerrevolutie kon een gemiddelde haven in 1965 1,7 ton stukgoederen per uur lossen. In 1970 kon de gemiddelde haven dankzij het massale gebruik van containers al 30 ton per uur verwerken. Dankzij de steeds grotere schepen met steeds meer containers werden de transportkosten per container steeds lager.
De transportkosten voor een container van 2 TEU variëren nogal en zijn ook vaak afhankelijk van de koers van de dollar.
We rekenen hieronder met een prijs van € 2880 voor één 40 ft of twee 20 ftTEU containers. Er zijn ook transporteurs die met een veel lagere prijs rekenen.
In één container passen:
Product
Aantal
Waarvandaan
Transportkosten per stuk (afgerond)
Personenauto’s
6
Groot-Brittannië
€ 480,00
Koelkasten
54
Verenigde Staten
€ 52,00
Wasmachines
100
Italië
€ 28,80
Televisies
320
Zuid-Korea
€ 9,00
Fietsen
350
Thailand
€ 8,20
Stofzuigers
640
Maleisië
€ 4,50
Dozen wijn
1.176
Nieuw-Zeeland
€ 2,45 (doos) / € 0,41 (fles)
Dvd-recorders
1.390
Zuid-Korea
€ 2,07
Spijkerbroeken
5.000
Hongkong
€ 0,57
Paar gymschoenen
9.000
Pakistan
€ 0,32
Cd’s
100.000
China
€ 0,03
Vóór de containerrevolutie lagen de transportkosten op 10 tot 20% van de verkoopprijs. Nu ligt dat gemiddeld op zo’n 2-3%, maar bij een spijkerbroek van 100 euro zijn de transportkosten nog lager, zo’n 0,5%. De cd ‘25’ van Adèle bijvoorbeeld kun je al voor € 11,49 kopen, waarbij het aandeel van de transportkosten in de prijs minder dan 3 cent bedroeg (0,25%).
Het gebruik van containers heeft ook voor veel hoogwaardige informatietechnologie* en dienstverlening gezorgd. Het softwarebedrijf TBA was verantwoordelijk voor het ontwerpen en de robotisering van de nieuwe containerterminal in Rotterdam en dat trok overal in de wereld de aandacht. Deze specifieke transporttechnologie** verkoopt TBA nu aan containerterminals over de hele wereld.
* Het vakgebied dat zich bezighoudt met informatiesystemen, telecommunicatie en computers. Hieronder valt het ontwikkelen en beheren van systemen, netwerken, databases en websites.
** Tak van de weg- en waterbouwkunde die zich bezighoudt met het plannen, ontwerpen en uitvoeren van faciliteiten en systemen die worden gebruikt voor het vervoer van mensen en goederen.
Stap 5: Nieuwe technieken
Door nieuwe kennis en technieken is het leven van mensen veranderd. Aanvankelijk ging dat langzaam, tegenwoordig gaat het razendsnel.
Vanaf 12.000 jaar tot 5.000 jaar geleden ontwikkelde zich de landbouw, op verschillende plekken en onafhankelijk van elkaar. Het was een maatschappelijke doorbraak die het leven ingrijpend veranderde. Vroeger zwierven de jagers/verzamelaars van plek naar plek, op zoek naar wild, vruchten, noten en knollen. Dankzij de landbouw konden de mensen zich op een vaste plek vestigen.
Zo’n 6.000 tot 5.000 jaar geleden werd op verschillende plaatsen het wiel uitgevonden. Het maakte het vervoer van alles en nog wat een stuk makkelijker.
De industriële revolutie begon in Engeland, vanaf ca. 1750. Het begon met o.a. de uitvinding van de stoommachine, het machinaal aangedreven spinnewiel en het volautomatische weefgetouw. Daarna ging het snel; elektriciteit, telegraaf, radio, auto, lopende band, televisie en computer hebben allemaal een steeds grotere invloed gehad op ons dagelijks leven.
Vanaf 1975 ontwikkelde zich de ‘hightech’, de hoogwaardige technologie met transistoren en processoren en software om computers te laten werken. In de jaren 90 neemt het World Wide Web een enorme vlucht.
Een recente stap is de ontwikkeling van telecommunicatieapparatuur met zijn mobiele telefonie en de integratie van mobiele telefonie, computer en camera tot de smartphone.
Mobiele telefonie ontstond met het eerste communicatienetwerk voor de autotelefoon, waarbij gebruik werd gemaakt van 24 bestaande televisie-zendmasten (het 1G-netwerk) Als je niet binnen het bereik van een van die masten was, deed je autotelefoon het niet meer. Inmiddels werkt iedereen met 4G en is 5G al voor veel mensen beschikbaar.
Met 5G kun je vanaf één zendmast letterlijk de hele wereld bellen. En iedereen kan met iedereen verbonden zijn.
Kijk nu de volgende twee video's en beantwoord daarna de vragen. .
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De huidige samenleving is een technologisch hoogontwikkelde samenleving die voor haar goed functioneren volstrekt afhankelijk is geworden van moderne informatie- en communicatietechnologie (ICT). Vóór de high-tech werden auto’s bijvoorbeeld ontwikkeld op de tekentafel. Sindsdien hebben automerken een aanzienlijk deel van de traditionele technici vervangen door programmeurs. Nu ontwikkelen de ICT-specialisten auto’s met behulp van speciale 3D-software.
Veel van de ICT-toepassingen zijn afkomstig uit Silicon Valley in Californië. Wereldspelers als Microsoft, Apple, Facebook en Google beïnvloeden ons leven in hoge mate. Heel veel informatie wordt gevonden met behulp van de zoekmachine Google. We hebben er het werkwoord googelen (=informatie zoeken op internet) aan te danken.
Niet iedereen is even blij met die wereldwijde uitwisseling van informatie. De Chinese regering vroeg in 2010 Google om bepaalde trefwoorden (zoals ‘mensenrechten’ en ‘Amnesty International’) te censureren, zodat Chinese burgers geen ‘ongewenste informatie’ zouden kunnen zoeken.
Google weigerde mee te werken en werd prompt door de Chinese regering in de ban gedaan. China ontwierp een eigen zoekmachine, Baidu.
De Turkse regering was zo ontevreden met de berichtgeving over de mislukte staatsgreep van 2016 in dat land, dat het niet alleen Facebook en Twitter blokkeerde, maar ook YouTube, WhatsApp, Skype, Wikipedia en nog zo’n tien andere diensten.
Valse informatie
Daarnaast verschijnen er op internet steeds meer valse berichten. Aanvankelijk hadden makers van nepnieuws de bedoeling om bezoekers naar een website te lokken en daarmee dankzij advertenties winst te maken. Later werden er ook valse berichten verstuurd met als doel om de publieke opinie te beïnvloeden of om politieke tegenstanders te belasteren.
Moeten we ons om nepnieuws druk maken? Manipulatie, propaganda en desinformatie is van alle tijden dus je zou denken van niet. De snelheid waarmee nieuws via bijvoorbeeld sociale media enorme massa’s mensen bereikt, is wel nieuw en veel mensen zijn voor hun informatie afhankelijk van die media. Dat maakt nepnieuws wel tot een eigentijds probleem.
Zo lijken de verkiezingen van de V.S. te zijn beïnvloed door de verpreiding van nepnieuws.
Identiteitsdiefstal
Een andere uitwas van internet is identiteitsdiefstal. Deze video is geënsceneerd en komt uit een Belgische reclame van 2013, maar identiteitsfraude is een reëel probleem.
Het overkwam ook journalist Kevin Goes. Zijn naam, geboortedatum en burgerservicenummer werden door iemand gebruikt om een huis te huren op 200 kilometer van zijn eigen huis. In het huurhuis werd een wietplantage aangetroffen en Goes kreeg een vordering van bijna 13.000 euro. Hoe toon je aan dat iemand anders je identiteitsgegevens misbruikt heeft?
De rechter geloofde aanvankelijk niet dat hij het niet was die een huis had gehuurd om daar een wietplantage op te zetten, maar hij had geluk. De nep-Goes liep tegen de lamp toen hij weer een huis op naam van de echte Goes probeerde te huren.
Identiteitsfraude staat nooit op zichzelf. Gestolen identiteiten worden gebruikt om iets te verbergen: een wietplantage, dure producten bij webshops, afpersing of een gezochte crimineel. Vaak zitten er (buitenlandse) criminele bendes achter.
Ransomware
Een soortgelijke uitwas van ICT is ransomware(in het Nederlands: gijzelsoftware). De computergebruiker krijgt te lezen dat zijn of haar computer geblokkeerd werd en pas na betaling weer wordt vrijgegeven.
Gijzelsoftware kan iedereen treffen, ook gerenommeerde bedrijven als APM, dat actief is in de Rotterdamse haven. Het bedrijf laadt en lost er containers. Normaal worden er dagelijks duizenden containers in een geautomatiseerd proces geladen en gelost. In 2017 lagen de werkzaamheden vier dagen lang stil. De computers waren gehackt en werkten niet meer en er konden geen containers de terminals in of uit. Dat kostte APM elke dag vele miljoenen euro’s.
We leven in een informatiemaatschappij, maar hoe houden we de informatie betrouwbaar?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.
In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'eindopdracht A & B'
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Elk jaar komt De Nationale DenkTank met oplossingen die de Nederlandse samenleving vooruithelpen. Jij komt het team van De Nationale DenkTank versterken.
Jouw opdracht heeft alles te maken met globalisering.
Je kunt kiezen uit drie verschillende opties:
Hoe kunnen we de tijd-ruimtecompressie tussen de werelddelen (van eigen keuze) nog groter maken?
Hoe kunnen we de transportkosten van het containervervoer nog verder omlaag brengen?
Hoe kunnen we nepnieuws over globalisering het beste tegengaan?
Het is jouw opdracht om met onorthodoxe, eigenzinnige, dwarse en misschien wel geniale oplossingen te komen en dat probleem op te lossen.
Je kunt deze opdracht in groepen doen.
Hoe je de uitwerking van de gekozen optie vorm wil geven, mag je zelf bedenken. Zolang maar duidelijk is dat je achter de gekozen optie staat en deze met argumenten kunt onderbouwen.
Kijk ook eens in de Gereedschapskist voor ideeën!
Beoordeling
Er wordt gelet op:
hoeveelheid: minimaal drie ideeën uitgewerkt bij jouw onderwerp (bij elkaar een klein, half A4'tje?)
Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!
Examenvragen
Op deze pagina vind je examenvragen van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
Opdracht 3 - De wereld hangt van netwerken aan elkaar
Introductie - De wereld hangt van netwerken aan elkaar
In deze opdracht onderzoeken jullie in hoeverre netwerken van mensen, bedrijven en instellingen de wereld omspannen.
Daarbij kijken jullie naar de speciale rol van wereldsteden.
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
Wat zijn mondiale netwerken en hoe zitten ze in elkaar?
Daarvoor nemen we eerst het verschil tussen een dorp en een stad door. Met aandacht voor de distributie van goederen van over de hele wereld naar elk dorp en elke stad.
Vervolgens kijken we naar de immer groeiende steden, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar de groei van wereld- en megasteden. Zij hebben vaak een spilfunctie op politiek, economisch en sociaal-cultureel terrein.
Daarna gaan we in op de mondiale netwerken van multinationals.
Tot slot kijken we naar de mondiale netwerken van migranten, die veel belangrijker zijn dan menigeen denkt.
Begrippen
Amerikanisering
Globalisering
Mondiaal netwerk
Mondiale netwerken van migranten
Mondiale netwerken van multinationals
Wereldstad
Megastad
Metropool
Verplaatsingsnetwerk
MNO
Aan de slag
Stap 1 - Stedelijke verbindingen
Tot 2007 woonden er meer mensen op het platteland en in dorpen dan in de stad. Er is geen vaste definitie om te bepalen wanneer we van een ‘stad’ of een ‘dorp’ kunnen spreken. De Verenigde Naties maken een onderscheid tussen ‘urban’ en ‘rural’.
Of een plaats een stad genoemd wordt, hangt af van de algehele bevolkingsdichtheid van een gebied. In bijvoorbeeld West-Afrika noem je een plaats met 2.000 inwoners een stad, in IJsland is een populatie van 200 al genoeg en in Italië heb je minstens 10.000 inwoners nodig. In de wet van Nederland wordt alleen gesproken over 'gemeenten'. Er is dus geen vaste definitie van een stad.
De grootte van steden is in de loop van de eeuwen flink toegenomen. De oudste en grootste stad van 8000 v.Chr. was Mureybet in Syrië met 500 inwoners. Rond 500 v.Chr. was Babylon de grootste stad met zo’n 150.000 inwoners. Rome was de grootste stad rond het jaar 1 met een miljoen inwoners en nu is de grootste stad de agglomeratie Guangzhou (in China) met ruim 48 miljoen inwoners. Deze steden zijn qua oppervlakte ook wel een stuk groter dan de steden in Nederland.
Kun jij je voorstellen dat je nooit buiten je eigen dorp of stad komt? Waarschijnlijk niet.
In Nederland is een basisschool bijna altijd in de buurt te vinden, maar voor een middelbare school moet je doorgaans naar de dichtstbijzijnde stad. In de (grotere) dorpen kun je de dagelijkse boodschappen nog wel vinden, maar voor veel andere zaken moet je echt het dorp of de buurt uit.
Hoe dan ook, of je voor je aankopen de deur uit moet of niet, de aankopen komen tegenwoordig meestal wel bij je aan de deur, maar daarvoor moeten dorpen en steden via netwerken met elkaar zijn verbonden.
Het verplaatsingsnetwerk
Dankzij de globalisering gaan producten tegenwoordig de hele wereld over. Deze producten worden wereldwijd verspreid via verplaatsingsnetwerken, bestaande uit knooppunten met daartussen transport- en communicatielijnen (de spaken).
Bekijk voor een korte uitleg de video.
Let op! In het filmpje wordt Schiphol, ook een belangrijke mainport, niet genoemd.
Het was in 2017, na Heathrow en Charles de Gaulle, de drukste luchthaven.
Schiphol is van groot belang voor de regio en het vormt een belangrijke verbinding met het Europese achterland.
Deze netwerken zijn regionaal, landelijk en mondiaal met elkaar verbonden. Als twee of meer landen met elkaar verbonden zijn, spreken we van een mondiaal netwerk.
Kenmerken van mondiale netwerken zijn de langdurige, georganiseerde contacten tussen mensen en bedrijven op economisch, politiek en sociaal-cultureel terrein.
Stap 2 - Wereldsteden
Het aantal steden op de wereld is bijna niet te tellen. Nederland heeft er ruim driehonderd, maar de Verenigde Staten alleen al bijna 25.000! Maar nogmaals, het is lastig om te bepalen wanneer je van een stad spreekt.
Makkelijker te tellen is het aantal wereldsteden, al is ook dat begrip nog steeds wat vaag. Vaak wordt aangehouden dat een wereldstad of metropool een stad is met meer dan één miljoen inwoners. Belangrijker dan het aantal inwoners voor een wereldstad is dat er zo’n beetje alle stedelijke voorzieningen en veel industrie aanwezig zijn en dat het een knooppunt vormt met grote politieke, economische en culturele invloed. Een wereldstad speelt een grote rol in het wereldsysteem.
De afdeling ‘Bevolking’ van het departement ‘Economische en Sociale Zaken’ van de VN houdt bij hoeveel wereldsteden er zijn. De verwachting is dat rond 2030 er meer dan 650 zullen zijn. Ook hier geldt weer dat het moeilijk is een algemeen geldende definitie van het begrip wereldstad te vinden en aantallen zijn daarom betrekkelijk.
Een stad van meer 10 miljoen inwoners noemen we een megastad en bij dit begrip is het aantal inwoners wel het belangrijkste criterium. Momenteel zijn er ruim dertig megasteden en rond 2030 zullen dat er rond de 43 zijn.
Nederland
Volgens de definitie van de VN heeft Nederland géén wereldsteden. De grootste stad van Nederland is Amsterdam. Omdat Amsterdam de belangrijkste stad van het land is en een grote bekendheid geniet, wordt Amsterdam vaak toch tot de wereldsteden gerekend.
Bekijk hier de top 10 van de grootste steden in Nederland, op basis van het aantal inwoners.
Ruwweg kun je zeggen dat hoe groter de stad is, hoe meer voorzieningen de stad biedt. In Amsterdam vind je niet alleen meer bioscopen en theaters dan in welke plaats in ons land ook, je vindt er ook de meeste hoofdkantoren van internationale bedrijven.
Door de goede transport- en communicatieverbindingen zijn de activiteiten van grote ondernemingen al verdeeld over diverse locaties en zitten directie en staf vaak op afstand. Philips bijvoorbeeld is groot geworden in Eindhoven, de productie vindt inmiddels op allerlei plekken ter wereld plaats en in 1997 gaf de centrale leiding van het concern aan dat het zich wilde vestigen bij een grote luchthaven. Het nieuwe hoofdkantoor moest bovendien gesitueerd zijn in het financieel centrum van Nederland en enkele maanden later verhuisde het hoofdkantoor van Eindhoven naar de Zuidas in Amsterdam.
Wereldsteden
Je ziet in alle wereldsteden dat hoofdkantoren, de grootste banken en beurzen elkaar opzoeken, met in hun kielzog een groot aantal advocaten, accountants, reclamebureaus, marketingbedrijven en financiële adviseurs. Hoewel wereldwijd actief zitten dergelijke ondernemingen toch bij elkaar.
Alle wereldsteden spelen een belangrijke rol in de mondiale economie, maar daarbinnen is er ook een rangorde te vinden.
Binnen de drie continenten Amerika, Europa en Azië zijn New York, Londen en Tokyo dominante steden. Dit geldt zowel op cultureel gebied (musea, musicals, opera’s, film en theater) als op economisch gebied. Je vindt er de drie belangrijkste aandelenbeurzen: New York Stock Exchange, London Stock Exchange en Tokyo Stock Exchange). Alleen op politiek gebied zijn deze wereldsteden minder dominant.
Andere wereldsteden hebben hun plek in de geglobaliseerde wereld gevonden omdat ze zich gespecialiseerd hebben.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bestaande uit negentien gemeenten (waaronder Brussel-stad) met 1,2 miljoen inwoners, is bekend omdat het fungeert als administratief centrum van de Europese Unie en omdat het veel lobby- en niet-gouvernementele organisaties trekt.
Frankfurt (720.000 inwoners) wordt als wereldstad gezien omdat daar de Europese Centrale Bank is gehuisvest. Het is de plek waar de belangrijkste monetaire beslissingen binnen de Europese Unie genomen worden. Milaan (1,3 miljoen inwoners) is dé modestad. Uit de hele wereld komen er fashionista's (modeliefhebsters) naar deze stad en de mode in tal van (westerse) landen is gebaseerd op wat in Milaan voor het eerst op de catwalks geshowd is.
Er zijn natuurlijk nog meer voorbeelden, die we hier niet allemaal noemen.
Stap 3 - Netwerken van MNO's
Dankzij de vrijhandel en dankzij de enorme verbeteringen van de transport- en communicatietechnologie omspannen MNO’s (multinationale ondernemingen) met hun vestigingen de hele aardbol. Zij vormen mondiale netwerken van multinationals.
De van oorsprong Nederlandse multinational Philips is maar een kleintje met zijn vestigingen in 25 verschillende landen. De Zweedse woonwinkel Ikea is een middenmoter met vestigingen in 53 landen. Bij de grootste bedrijven vind je verschillende Amerikaanse multinationals: de fastfoodketen McDonald’s heeft vestigingen in 120 landen en de frisdrankgigant Coca-Cola komt tot vestigingen in 125 landen.
Microsoft spant de kroon. Microsoft heeft geen eigen winkels, maar haar producten worden in veel landen van de wereld verkocht, met uitzondering van landen als Cuba, Iran, Noord-Korea, Soedan, Syrië.
Boycot Coca Cola
Multinationals als McDonald's en Coca-Cola worden gezien als hét internationale symbool van de Amerikaanse cultuur. De aanwezigheid van deze bedrijven roept bij sommige overheden en burgers verzet op. Zij zien dit als een ongewenste amerikanisering van hun maatschappij.
Amerikanisering is het overnemen van Amerikaanse gewoonten en gebruiken in andere gebieden en culturen. Hierbij kun je denken aan: muziek, kleding, eten (fastfood) etc.
Onder moslims is een langdurig discussie gaande over de vraag of de Big Mac en Coca-Cola halal (rein, toegestaan) of haram (onrein, verboden) zijn.
De meeste moslims vertrouwen op het oordeel dat de Big Mac en Coca-Cola halal zijn, maar een kleine minderheid vertrouwt het niet. Die neemt het zekere voor het onzekere en drinkt liever Mekka-Cola, Arab Cola of Zam Zam Cola en eet liever een Muslim Burger.
Het wantrouwen van die minderheid wordt gevoed door het feit dat de recepten van Coca-Cola geheim zijn. Mogelijk dat een van de ingrediënten alcohol zou zijn (voor moslims verboden). Coca-Cola zelf ontkent alcohol te gebruiken.
De multinational Coca-Cola ligt/lag ook onder vuur in de Zuid-Indiase deelstaat Tamil Nadu. Daar boycotten in 2017 een miljoen winkels, boeren, burgers en handelsorganisaties Coca-Cola. Zij vinden dat het buitenlandse frisdrankconcern hun cultuur aantast en veel te veel water gebruikt voor de teelt van suikerriet in de door droogte getroffen deelstaat. Maar daarnaast zijn er ook lokale varianten die een deel van Coca Cola’s marktaandeel willen.
Stap 4 - Netwerken van migranten
Migratie en steden
Bijna een kwart van de inwoners van Nederland heeft een migratie-achtergrond. Amsterdam is de stad in Nederland met de meeste mensen met een buitenlands paspoort. Ook wonen hier de meeste verschillende nationaliteiten, ergens rond de 180. Dit maakte het lange tijd ook de meest multiculturele stad van de wereld.
Dat aantal wisselt wel jaarlijks maar de diversiteit is onveranderlijk groot.
Door dat grote aantal verschillende achtergronden is er in ons land een uitgebreide culturele uitwisseling ontstaan, met films, restaurants, festivals en muzikanten vanuit de hele wereld.
Samen of toch niet?
Binnen de grote steden zoeken migranten elkaar vaak op. Zij gaan naar dezelfde gebedshuizen (kerken, moskeeën, tempels) en zoeken vaak vanuit hun eigen culturele achtergrond naar dezelfde soort ontspanning.
Migranten organiseren zich ook vaak in eigen organisaties. In Amsterdam alleen al zijn zo tientallen migranten- of zelforganisaties ontstaan. Het gevolg is wel sociale of ruimtelijke segregatie en het ontstaan van wijken waar vooral mensen met een migratieachtergrond bij elkaar wonen. Segregatie betekent letterlijk: uit elkaar.
Hoe belangrijk migrantenorganisaties zijn, bleek bijvoorbeeld ook toen orkaan Irma in 2017 met vernietigende kracht over Sint-Maarten raasde. De eerste inzamelingen voor Sint-Maarten werden opgezet door mensen in Nederland die afkomstig waren van dat eiland.
Migranten kloppen voor hulp vaak eerst aan bij mensen uit hun eigen netwerk. Zo bieden sommige moskeeën hulp bij huwelijks- of opvoedingsproblemen en helpen zij bij het invullen van formulieren van de gemeente of de rijksoverheid.
De netwerken van migranten beperken zich niet tot de eigen woonplaats of het land waar ze nu wonen. Via mondiale netwerken van migranten houden veel migranten contact met hun familie in het land van herkomst.
Zo heeft de Amsterdammer Ismael zijn familie in Marokko net laten weten dat hij 400 euro heeft overgemaakt via het geldtransactiekantoor Western Union (een Amerikaanse onderneming gespecialiseerd in financiële dienstverlening en communicatie). Dat doet hij een keer of vier per jaar, deze keer “zodat mijn broer een nieuwe marktkraam in Marrakech kan kopen”, aldus Ismael.
Geldstromen
Elke dag verwerkt Western Union anderhalf miljoen transacties en driekwart daarvan gaat naar ontwikkelingslanden. De bescheiden bedragen van Ismael zijn onderdeel van een reusachtige geldstroom. In 2016 ging er op deze manier 442 miljard dollar naar ontwikkelingslanden. Dat is drie keer zoveel als die landen in dat jaar aan ontwikkelingshulp kregen. Hele economieën drijven op het geld dat migranten naar hun land van herkomst overboeken.
Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.
In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'eindopdracht A'
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
Amerikanisering
Globalisering
Mondiaal netwerk
Wereldstad
Megasteden
Metropool
Verplaatsingsnetwerk
MNO
Eindopdracht A: Toets
Eindtoets: De wereld hangt van netwerken aan elkaar
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Op deze pagina vind je examenvragen van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
Wat heeft de globalisering betekend voor de arbeidsverdeling wereldwijd?
In deze opdracht kijken jullie naar een van de aspecten van de globalisering, namelijk de economische globalisering.
Wie tussen en binnen landen het meest (of minst) van de economische globalisering heeft geprofiteerd, ga je in deze opdracht onderzoeken.
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
De centrale vraag van deze opdracht is: wie profiteert van de economische globalisering en wie niet?
Deelvragen
Wie profiteert ‘hier’ of levert in? Wat zijn de gevolgen op nationale schaal?
Wie profiteert ‘daar’ of levert in? Wat zijn de gevolgen op wereldschaal?
We kijken naar de internationale arbeidsverdeling en de verschuivingen die daarin in de loop der tijd zijn ontstaan.
We kijken ook naar de ongelijkheid tussen en binnen landen ten gevolge van de economische globalisering, met speciale aandacht voor de kledingindustrie in Bangladesh.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Als je voor de Industriële Revolutie iets nodig had, moest je het zelf maken of laten maken door een vakman. Elk product was arbeidsintensief en uniek.
Dat veranderde tijdens de Industriële Revolutie. Er ontstonden fabrieken met (stoom)machines die producten in massa gingen produceren.
De schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat, van grondstof tot eindproduct en eindgebruiker, noemen we de productieketen.
Algemene productieketen:
De winning van grondstoffen
De productie van halffabricaten
De fabricage van eindproducten
Groothandel
Detailhandel
Eindgebruiker / Consument
De schakels in deze productieketens lagen aanvankelijk dichtbij elkaar. Maar door de toenemende koopkracht in de geïndustrialiseerde landen ontstond daar al snel behoefte aan zo’n grote variatie aan producten (van filterkoffie tot spoorrails) dat daarvoor grondstoffen van over de hele wereld werden geïmporteerd.
Dat werd mogelijk toen de prijzen voor vervoer omlaag gingen door verbetering van de transporttechnieken. Voordat de transportprijzen omlaag gingen, was transport over grote afstanden alleen lonend voor peperdure producten.
Een eerlijke verdeling?
Er ontstond een verdeling van de wereld in gebieden die zich vooral bezighielden met de winning van grondstoffen tegenover de gebieden die zich gespecialiseerd hadden in het maken van producten van die grondstoffen. Er ontstond er een internationale arbeidsverdeling.
Die arbeidsverdeling viel voor een groot deel samen met de verdeling van macht: in koloniën (landen die waren overgenomen door een ander land) worden de grondstoffen gewonnen en in de koloniserende landen worden van de grondstoffen eindproducten gemaakt.
Dat heeft gevolgen voor de ruilvoet. De ruilvoet is een maat voor de verhouding tussen import en export die wordt berekend door het gemiddeld exportprijspeil te delen door het gemiddeld importprijspeil.
Als een land goedkope grondstoffen exporteert en dure eindproducten moet importeren, dan heeft het een slechte ruilvoet. Zodra dat land de grondstoffen verwerkt tot halffabricaten voor ze te exporteren verbetert de ruilvoet.
Een goed voorbeeld van die internationale arbeidsverdeling is de textielindustrie. De katoen (grondstof) kwam uit landen als China, Nederlands-Indië en India en werd in Twente en Tilburg verwerkt tot garen (halffabricaat) en kledingstuk (eindproduct).
Na de Tweede Wereldoorlog werden veel koloniën zelfstandig en steeds meer nieuwe landen ontpopten zich als industrieland. Zij gingen zelf eindproducten maken. Dit gebeurde met name in de opkomende economieën in Oost- en Zuidoost-Azië. We spreken daarom van een nieuwe internationale arbeidsverdeling.
In deze video zie je welke gevolgen die nieuwe internationale arbeidsverdeling had voor Twente.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Na de Tweede Wereldoorlog groeide een wereldwijde vrijhandel, het vrije verkeer van goederen en diensten tussen landen nam toe. Daarbij hebben de GATT (de algemene overeenkomst over tarieven en handel) en haar opvolger de WTO, de Wereldhandelsorganisatie, een belangrijke rol gespeeld.
De GATT-overeenkomst werd in 1947 door 23 landen ondertekend. De WTO werd opgericht in 1995 en in 2015 waren 161 landen lid van de WTO.
Deze supranationale organisatie predikt de vrijhandel en landen kunnen niet zomaar hun grenzen voor producten uit het buitenland sluiten. Dat doen landen nogal eens om de eigen producten te beschermen. Op importgoederen moet dan een flinke invoerbelasting worden betaald, waardoor buitenlandse producten duurder en onaantrekkelijker worden. Dergelijke tariefmuren en importbeperkingen zijn door de WTO afgenomen.
Dat en het goedkopere vervoer heeft tot gevolg dat er in onze winkels producten liggen uit de hele wereld. Ook voor producten die hier worden gemaakt komen de onderdelen van overal. Van de 300 onderdelen van een fiets van de Nederlandse merken Gazelle, Batavus of Sparta komt driekwart uit het buitenland. Duitsland levert b.v. het frame, Zwitserland de spaken, Indonesië de banden, uit Italië komt het zadel, Taiwan levert de verlichting en Bulgarije de bel.
Mede dankzij de vrijhandel nam de economische globalisering een enorme vlucht.
Economische globalisering wordt omschreven als het proces waarbij economieën van steeds meer landen wereldwijd geïntegreerd raken. De arbeid in een productieketen kan overal ter wereld worden uitgevoerd want productielijnen worden over meer landen gespreid. Dat alles is mogelijk geworden door ontwikkeling van transporttechniek, van ICT en door toename van de internationale handel.
Global shift
De economische globalisering en de daarbij horende nieuwe internationale arbeidsverdeling hebben geleid tot een wereldwijde verschuiving van arbeid, doorgaans aangeduid met de Engelse term global shift. Het is goed daarbij op te merken dat op termijn niet alleen de arbeid verschuift, maar ook een deel van het kapitaal, de kennis en de macht. Was in de tijd van de Grieken en de Romeinen de Middellandse Zee – beter de landen erom heen – het centrum van de macht, later verschoof dat naar de Atlantische Oceaan – Europa en de oostkust van de VS. Nu schuift de noordelijke Stille Oceaan naar het centrum: Azië en de westkust van de VS.
Een veel gebruikte definitie voor global shift is: ‘De verschuiving van economische zwaartepunten en activiteiten over de hele wereld als gevolg van economische schaalvergroting.’
Voorbeelden van global shift
Je zag bij Stap 1 al dat de bloeiende textielindustrie in Twente verdwenen is en dat die verplaatst is naar Azië en Turkije. Van alle kleding die in de wereld geproduceerd wordt, komt 75% uit maar vier verschillende landen: China, Bangladesh, India en Turkije.
Een ander voorbeeld van de verschuiving van economische zwaartepunten in de wereld, vind je bij de havens in de wereld. Tot 2004 was Rotterdam de grootste havenstad van de wereld. Nu is dat Shanghai. In de top tien vind je maar liefst acht Chinese havensteden. De andere twee zijn Singapore en Rotterdam. De havens van Noordwest-Europa en van de VS hebben hun leidende positie moeten afstaan aan de havens in Oost-Azië.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De landen in Zuidoost-Azië hebben flink geprofiteerd van de economische globalisering. We kijken naar de ontwikkelingen in twee voorbeeldlanden: Zuid-Korea en China.
In de jaren zestig begon Zuid-Korea aan een economische opmars. Het land veranderde binnen veertig jaar van een agrarische samenleving in een sterk geïndustrialiseerde samenleving. Zuid-Korea is een belangrijke producent van hightech-goederen. Ook de staalindustrie, de scheepsbouw, de automobielindustrie (met merken als Daewoo, Hyundai en Kia) en productie van elektronica zorgen ervoor dat Zuid-Korea een belangrijke speler is op de internationale markt. Het heeft de eerste fase van arbeidsintensieve, laaggeschoolde arbeid achter de rug.
Tot in de negentiende eeuw was China eeuwenlang de grootste economie ter wereld. Maar in de twintigste eeuw werd het land overvleugeld door westerse mogendheden en Japan die de vruchten plukten van de Industriële Revolutie. Toen China haar communistische economische beleid losliet, werd het land de ‘werkplaats van de wereld’ en een van de grootste economieën van de wereld. Dit leidde daar tot een flinke toename van de welvaart.
Het heeft nog niet alle Chinezen rijk gemaakt. De welvaart moet immers verdeeld worden over bijna 1,4 miljard mensen. Zo ligt het inkomen per hoofd van de bevolking op minder dan 7.000 dollar per jaar, tegen ruim 52.000 dollar in de Verenigde Staten.
Regionale ongelijkheid
Niet alleen tussen, maar ook binnen landen profiteert niet iedereen op gelijke wijze van de economische globalisering. We spreken in dat verband over regionale ongelijkheid.
Bekijk de onderstaande kaarten.
De provincies aan de oostkust van China, de provincie Beijing en een gebied dat grenst aan Mongolië hebben een veel hoger BRP dan de provincies in het binnenland.
Je ziet dat de regio’s rond Shanghai en Tibet dezelfde relatieve groei hebben, maar de vergelijking met het BRP levert op dat de absolute groei in Shanghai veel groter is.
Sociale ongelijkheid
We spreken van sociale ongelijkheid als er grote (en ongewenste) verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen verschillende groepen van de bevolking zijn.
Een voorbeeld van een land met een grote sociale ongelijkheid is Bangladesh. Aan de top vind je de zakenlieden die heel veel verdienen (onder wie honderden miljonairs en zelfs diverse miljardairs). Het meeste geld wordt verdiend in de kledingindustrie, goed voor 80% van de export van het land.
Tegelijkertijd is Bangladesh een van de armste landen ter wereld, waarbij 40% van de bevolking onder de armoedegrens leeft, dat betekent dat mensen van minder dan $ 1,90 per dag moet rondkomen.
Er werken 3,7 miljoen mensen, van wie 70 procent vrouwen, in de ongeveer 5000 kledingfabrieken en –ateliers van Bangladesh. De gemiddelde arbeid(st)er werkt 60 uur per week en verdient minder dan 25 euro per maand. De broeken die ze in elkaar naaien, kunnen ze met hun hele maandloon niet kopen.
Soms gaat het écht mis
Het personeel heeft niet veel keus. Als je klaagt over het loon of over de werkomstandigheden word je zo ontslagen. De 5000 arbeiders van Rana Plaza zagen scheuren in het acht verdiepingen tellende gebouw waarin zij werkten en zij waarschuwden hun baas. Hij bagatelliseerde de scheuren en eiste dat zij aan het werk bleven, anders zouden zij ontslagen worden. Een dag later stortte het gebouw in, met 1129 doden tot gevolg en tussen de 2000 en 2500 gewonden. De fabriekseigenaar overleefde de ramp. Hij kreeg een gevangenisstraf van drie jaar voor corruptie en belastingontduiking, (nog) niet voor het veroorzaken van de ramp.
Na de ramp komen er betere afspraken over veiligheid en hoogte van de lonen, maar of dit op korte termijn ook echt gaat werken...
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.
In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'eindopdracht A'
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Op deze pagina vind je examenvragen van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
Opdracht 5 - Economische vergelijking Groot-Brittannië en India
Introductie - Economische vergelijking tussen Groot-Brittanië en India
Toen de Britse kolonie India in 1947 zelfstandig werd, werkten verreweg de meeste van de inwoners in de landbouw. Groot-Brittannië had nog te lijden onder de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog, maar was een rijk land. Het had een omvangrijke industrie en dienstensector en was op economisch gebied een van de toonaangevende landen in de wereldeconomie. Het heeft deze status en rijkdom nog steeds.
India is inmiddels uitgegroeid tot een economische macht van betekenis met een sterk opkomende industrie en dienstensector maar is nog steeds geen uitgesproken rijk land. Het is wel hard op weg om een van de rijke landen te worden met een prominente rol in de wereldeconomie.
In deze opdracht gaat het om de vraag of het India gaat lukken om een met Groot-Brittannië vergelijkbaar bestaan voor al zijn inwoners te realiseren. Het is aan jullie om een degelijk beargumenteerd antwoord op deze vraag te vinden.
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
Gaat India binnen enkele decennia op economisch gebied een vergelijkbare positie als zijn voormalige kolonisator Groot-Brittannië innemen?
Deelvragen
Welke rol speelden Groot-Brittannië en India in de wereldeconomie toen India in 1947 zelfstandig werd?
Welke rol spelen beide landen nu in de wereldeconomie?
Wat is de rol van de overheid in beide landen bij deze verandering?
Wat is de rol van ondernemingen in beide landen bij deze verandering?
Profiteert iedereen in India en Groot-Brittannië van de economische ontwikkeling in beide landen? Zo nee, waarom niet?
Zal India in de toekomst, net als Groot-Brittannië, nu tot de groep van landen horen die de dienst uitmaken in de wereldeconomie?
Zal de welvaart in India net zo groot worden als nu in Groot-Brittannië?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Opmerking vooraf:
In deze opdracht bedoelen we met ‘Groot-Brittannië altijd ‘Verenigd Koninkrijk’, dus het eiland Groot-Brittannië samen met Noord-Ierland.
Tussen omstreeks 1600 en 1900 bouwde Groot-Brittannië een letterlijk wereldomspannend rijk op door gebieden buiten Europa te koloniseren. Het begon met de vestiging van handelsposten en later, in de 19e eeuw, werden Britse bestuurders geïnstalleerd, die het gezag van de Britse vorst vertegenwoordigden. Londen was het hart van dat rijk, van waaruit alle Britse kolonies bestuurd werden. Het was met recht een wereldstad, een stad die veel invloed heeft op de economie, politiek en cultuur van een groot deel van de wereld.
Van alle kolonies was British India de grootste. Het omvatte het huidige India, Bangladesh en Pakistan, zie ook de onderstaande afbeelding. Enkele maanden na de onafhankelijkheid, maakte Pakistan zich los van India en in 1971 was er een scheiding tussen Bangladesh en Pakistan.
Deze opdracht gaat over het huidige India en over Groot-Brittannië, de voormalige kolonisator.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De uitgangssituatie voor Groot-Brittannië en India
Er waren forse uitbreidingen nodig voor het “British Empire”. De snel groeiende industrie had meer grondstoffen en landbouwproducten nodig. In 1914 bestond The British Empire al uit: Het moederland zelf, de Dominions (de zelf-regerende delen van het Britse Rijk), de koloniën zoals India en de militaire steunpunten te land te water.
1650 – 1785 India is een handelskolonisatie. Na 1785 wordt India ook bestuurlijk en militair door de Britten gekoloniseerd → Het wordt een exploitatiekolonie. → dat betekekent: levert grondstoffen (steenkool en vooral ijzererts) en agrarische producten (jute en thee).
Koloniale ruimtelijke structuur → Ruimtelijke inrichting van een koloniaal gebied die bepaald wordt door de economische functie. Opbouw spoorwegennet India heeft vooral economische motieven. → Snelle industrialisering GB → Snel en goedkoop naar de kust en dan verschepen. Tegelijkertijd aanvoerlijnen voor distributie in India.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Toen India in 1947 onafhankelijk werd, werkten de meeste inwoners van Groot-Brittannië in de industrie. Een kleine groep werkte nog in de landbouw en een kleine groep werkte ook al in de dienstensector.
In India zag die verdeling er anders uit, hier waren de meeste mensen werkzaam in de landbouw. Een klein deel van de beroepsbevolking werkte in de dienstensector en industrie was er amper. Kijk je naar hoeveel landbouw, industrie en dienstensector bijdraagt aan het Bruto Binnenlands Product (de waarde van alle goederen en diensten die in een land in een jaar tijd worden gemaakt) van beide landen, dan zie je dezelfde verdeling.
Verder behoorde Groot-Brittannië tot de rijke landen (hoewel de economie zwaar te lijden heeft gehad van de Tweede Wereldoorlog en de industrie last had van grote concurrentie uit het buitenland).
India daarentegen was arm. Veel mensen moesten met bijna niets rond zien te komen.
Maar hoe is het nu in beide landen? Is de industrialisatie opgekomen, verder uitgebouwd of juist gekrompen?
Was er van de-industrialisatie, het kleiner worden van de industriële sector?
En hoe zit het met de dienstensector waar ook de zakelijke (en financiële) dienstverlening onder valt?
Spelen Groot-Brittannië en India nog steeds dezelfde rol in het wereldsysteem als in 1947?
Om je voor te bereiden op het beantwoorden van de vragen in de oefening, lees en bekijk je eerst de volgende bronnen.
Bekijk de grafiek van de samenstelling van de beroepsbevolking in Groot-Brittannië.
Ga naar de website The World Factbook door deze link in de adresbalk van je browser te plakken: https://www.cia.gov/the-world-factbook/. Zoek op deze webpagina 'Explore countries' en zoek achtereenvolgens 'India' en 'United Kingdom'.
Onder 'Economy' kun je gegevens vinden over o.a. GDP.
Bekijk op de ranglijst naar BBP per hoofd van de bevolking de positie van Groot-Brittanië en India.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Groot-Brittannië is na 1947 altijd een centrumland gebleven, maar India hoort niet meer tot de periferie. Het maakt deel uit van een groep landen die tot de semi-periferie worden gerekend. Geen periferie meer, maar ook nog geen land in het centrum. Ze behoren dus nog niet tot de rijke landen, maar ook zeker niet meer tot de hele arme landen.
Wat heeft de regering van Groot-Brittannië gedaan om ervoor te zorgen dat het een centrumland bleef, ondanks het verdwijnen van een groot deel van zijn industrie?
En wat heeft de regering van India gedaan om het land uit de periferie te halen?
Lees van Landenweb Groot-Brittannië de eerste paragraaf vanaf '3,8% in 1986-1987' tot de blauwe balk met "Agrarische..."
Beantwoord daarna de vragen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Daarnaast schafte de Britse regering in de jaren 80 steeds meer wetten en regels voor ondernemingen af of versoepelde de regelgeving.
Het moest voor ondernemers vooral gemakkelijker worden om zaken te doen.
Om de handel tussen Groot-Brittannië en het buitenland makkelijker te maken, ging het land handelsbetrekkingen aan met de meeste voormalige kolonies zoals Canada. Handelsbetrekkingen zijn afspraken die landen onderling maken over hoe ze kunnen handelen. Zo kunnen ze ervoor kiezen om administratieve dingen makkelijker te maken. Of elkaar op bepaalde gebieden te helpen.
In 1973 werd Groot-Brittannië lid van de Europese Gemeenschap, nu de Europese Unie. Het kon op die manier profiteren van de vrije markt in de Unie en ook de Britse consumenten zouden profijt hebben, want zij hoefden minder te betalen voor producten die uit andere lidstaten van de Unie werden ingevoerd.
Inmiddels is de situatie gewijzigd en heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaten op 31 januari 2020 (Brexit).
Ga naar de website The World Factbook door deze link in de adresbalk van je browser te plakken: https://www.cia.gov/the-world-factbook/. Zoek op deze webpagina 'Explore countries' en zoek achtereenvolgens 'United Kingdom'.
Stap 3b - Economische politiek India
Vanaf 1947 was er in India sprake van een planeconomie. De regering werkte met vijfjarenplannen om meer mensen toegang te geven tot basis-, voortgezet en hoger onderwijs en om een moderne industrie en dienstensector op te zetten. De ontwikkeling van de economie wordt dus letterlijk gepland.
De Indiase regering heeft het model van de importsubstitutie gebruikt om ervoor te zorgen dat India minder afhankelijk werd. Het komt erop neer dat lokale productie met beschermingsmaatregelen (tegen buitenlandse concurrentie) wordt gestimuleerd.
Deze bescherming van de lokale productie heeft wel nadelen. Denk aan tegenmaatregelen van het concurrerende buitenland of aan het feit dat beschermde industrieën niet de noodzaak voelen zo goedkoop mogelijk goede producten te maken.
Begin jaren 90 ging de regering over tot het vrijer maken van de handel van India met het buitenland en het afschaffen of versoepelen van wetten en regels waar ondernemers zich aan moeten houden waardoor ze makkelijker zaken kunnen doen.
Lees de tekst over de BRICS-landen. Beantwoord daarna de vragen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In India werd de industrie en de dienstensector verder uitgebouwd. Dankzij het feit dat overal in India Engels wordt gesproken en alle geschoolde Indiërs Engels spreken, lag actief worden in de dienstensector voor de hand.
Vooral informatietechnologie en communicatie kregen veel aandacht. Zo werden call centers opgericht, die namens klanten producten aan de man brengen of gegevens verzamelen, orders aannemen, helpdeskfuncties uitoefenen, etc. Zo kan het dus zijn dat als je in de Verenigde Staten naar een callcenter belt, je iemand in India aan de lijk krijgt die jou helpt.
Om de industrie en dienstensector te ondersteunen, richtte de Indiase regering vanaf 2000 Speciale Economische Zones in om buitenlandse ondernemingen te verleiden zich in India te vestigen.
Lees onderstaande bron en beantwoord daarna de vragen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Ondernemingen in centrumlanden maken zelf uit in welke landen ze produceren (en kijken vooral naar loonkosten en transportkosten) en ze kiezen voor hen gunstige plekken. Het heeft een internationale arbeidsverdeling op gang gebracht.
Een groot deel van de maakindustrie is van de centrumlanden verplaatst naar landen in de periferie waaronder India. Bekendste voorbeeld is misschien wel China,dat ze niet geheel onterecht ook wel 'de werkplaats van de wereld' noemen.
Vaak zijn stappen in de productie verplaatst.De productieketen is hierdoor veranderd. Het is een onderdeel van een global shift, de verschuiving van economische zwaartepunten en economische activiteiten naar plekken ergens anders op de wereld. Het verandert ook de verhouding tussen centrum en periferie. vroeger waren de perifere landen afhankelijk van de centrumlanden. Nu hebben de centrumlanden de perifere landen nodig om goedkoop te kunnen produceren.
India
Waarom is India aantrekkelijk voor ondernemers? Dat is niet alleen vanwege het economisch beleid dat de regering van India voert, maar ook omdat het land meer dan een miljard inwoners heeft, dus potentieel een enorm grote afzetmarkt. Verder zijn de lonen lager dan in centrumlanden en zijn er veel arbeidskrachten te vinden voor hun nieuw te bouwen fabrieken, werkplaatsen en kantoren.
Een groot deel van hen is goed opgeleid en spreekt Engels.
Groot-Brittannië
Dat Groot-Brittannië in de loop van de 20e eeuw door buitenlandse concurrentie en global shift veel van zijn industrie zag verdwijnen, wil nog niet zeggen dat het steeds minder loont om in dit land zaken te doen. Integendeel, want afgezien van het economisch beleid van de Britse regering (zie Stap 3) zijn er nog andere redenen om in Groot-Brittannië fabrieken, werkplaatsen en kantoren te vestigen.
Het land heeft goede en moderne zeehavens waarvan die in Londen zelfs een van de grootste ter wereld is, een uitgebreid netwerk van spoorlijnen en wegen en grote en kleine luchthavens.
Ook zijn Britten goed opgeleid.
Er is nog een reden waarom ondernemers graag zakendoen in het land. Het land beschikt over diverse natuurlijke hulpbronnen waaronder aardolie en aardgas, al moeten die gewonnen worden in de Noordzee.
Stap 5a - Regionale verschillen
Niet iedereen profiteert van economische ontwikkeling
In Groot-Brittannië en India is niet iedereen even rijk. Wel komt er in Groot-Brittannië geen absolute armoede voor, in de zin dat mensen verstoken zijn van voedsel, onderdak, veilig drinkwater, gezondheidszorg, etc. In India komt dit soort armoede wel degelijk voor. Een ander verschil is dat in Groot-Brittannië nagenoeg iedereen ouder dan 14 jaar kan lezen en schrijven terwijl dat in India lang niet het geval is.
Hoeveel mensen in beide landen te besteden hebben, blijkt af te hangen van de regio waar je woont en hoe makkelijk of moeilijk je een baan vindt in de stad of streek waar je woont. Zo hebben bijvoorbeeld mensen in een stad gemiddeld meer te besteden als op het platteland. We noemen dit soort verschillen regionale verschillen. Voor de duidelijkheid, ze beperken zich niet tot die tussen stad en platteland.
Ook zijn er in beide landen sociale verschillen. Een voorbeeld van een sociaal verschil is dat niet iedereen evenveel kans maakt om (goed) onderwijs te volgen. Een regionaal verschil is dus een verschil per gebied, een sociaal verschil is een verschil tussen mensen.
Waarom bestaan er regionale en sociale verschillen in beide landen en worden regionale verschillen in rijkdom groter of kleiner?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In Groot-Brittannië hangt het van je afkomst af of je de opleidingen kunt volgen die je wilt, hoe moeilijk of makkelijk is om een baan te vinden en hoeveel je verdient.
Zijn je ouders arbeiders die een laagbetaalde baan hebben, dan is de kans groot dat je later ook de kost moet zien te verdienen als laagbetaalde arbeider omdat je ouders weinig geld kunnen besteden om je een goede opleiding te laten volgen die uitzicht biedt op een goedbetaalde baan.
Hebben je ouders een goedbetaalde baan, bijvoorbeeld in de IT-sector of als bankemployee, dan is de kans groot dat je later zelf een goedbetaalde baan vindt omdat je ouders je aan een hogeschool of universiteit kunnen laten studeren of een beroepsopleiding te laten volgen van hoog niveau. Daarom wordt er nog wel gesproken van een klassenmaatschappij.
In India bestaat dit verschil ook. Dat wordt nog versterkt door het kastensysteem dat nog steeds bestaat in India, al werd het al in 1947 bij wet afgeschaft toen India onafhankelijk werd.
Het kastensysteem is een onderverdeling van de Indiase bevolking naar beroep status. Die groepen worden kasten genoemd. Tot welke kaste je behoort hangt af van tot welke kaste je ouders behoren en je kunt tijdens je leven geen lid worden van een andere kaste.
Afronding
Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.
In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'eindopdracht A
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
Industrialisatie
De-industrialisatie
Zakelijke en financiële dienstverlening
Nieuwe internationale arbeidsverdeling
Wereldsysteem, centrum, semi-periferie, periferie
Internationale arbeidsverdeling
Regionale en sociale verschillen
Vestigingskolonie
Exploitatiekolonie
Dekolonisatie
Global shift
Productieketen
Importsubstitutie
BRICS-landen
Kastensysteem
Eindopdracht A: Toets
Eindtoets: De economie van India en Groot-Brittannië vergeleken
0%
Algemene Informatie
Titel
De economie van India en Groot-Brittannië vergeleken
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Op deze pagina vind je examenvragen van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
CIA - The World Factbook: plak de volgende link in de adresbalk van je browser: https://www.cia.gov/the-world-factbook/. Zoek op de webpagina 'Explore countries'.
Opdracht 6 - Demografische vergelijking Groot-Brittannië en India
Introductie - Demografische vergelijking tussen Groot-Brittanië en India
In 2017 had Groot-Brittannië iets meer dan 66 miljoen inwoners en India ongeveer 1,4 miljard. De bevolking van Groot-Brittannië groeit langzamer dan die van India. De Britse bevolking heeft vrij weinig jongeren en veel ouderen, terwijl het in India net omgekeerd is.
Het zijn belangrijke verschillen die je in deze opdracht onderzoekt. Hoe zijn ze te verklaren? Hoe zijn ze ontstaan? En hoe zal de bevolking van Groot-Brittannië en India zich in de toekomst ontwikkelen?
Neemt de groei in India ook af, net als nu in Groot-Brittannië? Of zal het allemaal net even anders gaan?
Daarover formuleer je ter afsluiting van deze opdracht zelf een met argumenten onderbouwde voorspelling.
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
Hoe zal het inwoneraantal in Groot-Brittannië en India zich tot 2050 ontwikkelen?
Deelvragen
Wat is demografische transitie?
In welke fase van deze transitie zitten Groot-Brittannië en India nu?
Welke voor- en nadelen brengt dat voor beide landen met zich mee?
Wat voor beleid voeren de regering van Groot-Brittannië en India om de ontwikkeling van de bevolking in hun land bij te sturen?
Welke culturele zaken beïnvloeden nog steeds de ontwikkeling van de bevolking in beide landen?
Wat zal er tot 2050 gebeuren met het aantal inwoners van beide landen?
Voor welke uitdagingen zien de regering van Groot-Brittannië en die van India zich gesteld door deze te verwachten ontwikkeling?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Opmerking vooraf:
In deze les bedoelen we met ‘Groot-Brittannië altijd ‘Verenigd Koninkrijk’, dus het eiland Groot-Brittannië en het gebied Noord-Ierland samen.
Groot-Brittannië heeft zo’n 66 miljoen inwoners en India bijna 1,4 miljard.
Maar dat is niet het enige verschil tussen de bevolking van Groot-Brittannië en van India. Die andere verschillen ga je ontdekken.
Stap 2 - Verschillen bevolking
Verklaringen voor de verschillen
Voordat we gaan kijken naar mogelijke verklaringen, ga je eerst zelf wat informatie opzoeken.
Zoek voor zowel India als Groot-Brittannië de volgende gegevens op via het internet.
verstedelijkingsgraad
levensverwachting
geboortecijfer
sterftecijfer
gemiddelde leeftijd
migratiesaldo
Deze gegevens zijn ook van belang in Stap 3.
Je vindt veel verschillen tussen beide landen en daarvoor zijn diverse verklaringen.
Om te beginnen hangt de groei of krimp van de bevolking af van de beschikbaarheid van voedsel, de kwaliteit van de gezondheidszorg en de kwaliteit van sanitair en huisvesting.
Hoe meer voedsel er beschikbaar is voor iedereen, hoe gevarieerder het voedsel en hoe hoger de kwaliteit van gezondheidszorg, sanitair en huisvesting, hoe lager het sterftecijfer en ook hoe langer mensen gemiddeld blijven leven.
Een goede kwaliteit van het sanitair en huis zorgt ervoor dat mensen minder vaak ziek zijn, zo beter functioneren op school en vaker werken ofeen betere baan krijgen. Zo kunnen ze meer verdienen.
In Groot-Brittannië steeg in de 19e en de 20e eeuw de opbrengst van de landbouw door de uitvinding van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, de mechanisatie van de landbouw (spierkracht maakte plaats voor landbouwmachines met een explosiemotor) en de invoering van nieuwe gewassen die meer opbrengen.
Ook in India gebeurde dat, onder koloniaal bestuur en ook nadat India in 1947 onafhankelijk werd.
Oefening 1: Verklaringen
0%
Kijk nog eens naar de resultaten van de onderzoeksvraag.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Ten tweede kregen mensen op het platteland meer kinderen dan mensen in steden. In de steden neemt de opleidingsgraad toe en vrouwen werken er meer in betaalde banen. Als er meer mensen van het platteland vertrekken naar de steden daalt het geboortecijfer. De vrouwen daar hebben niet zo snel en zoveel kinderen nodig als op het platteland.
Steden groeien omdat de werkgelegenheid mensen aantrekt en tegelijkertijd verdwijnt er werkgelegenheid op het platteland door mechanisatie van de landbouw. De stad trekt, het platteland duwt. In Groot-Brittannië gebeurde dat in de 19e eeuw en in de eerste helft van de 20e eeuw, in India vooral na 1980.
Verder is voor de groei (of krimp) van de bevolking van belang hoeveel mensen van 15 jaar en ouder kunnen lezen en schrijven en in welke mate voorbehoedsmiddelen als de pil beschikbaar zijn. In steden zijn er weliswaar meer vrouwen in de vruchtbare leeftijd, maar vanwege hun hoge opleidingsniveau en de ruime beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen is het geboortecijfer minder hoog of zelfs lager dan je op grond van de leeftijdsopbouw onder vrouwen in de stad zou verwachten.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Ook maakt het voor de groei of krimp van de bevolking uit of kinderen nodig zijn als oudedagsvoorziening en moeten bijspringen als ouders vanwege ouderdom niet meer kunnen werken.
Vooral op het platteland zijn kinderen noodzakelijk om mee te werken en voor de (groot)ouders te zorgen.
Een hoge kindersterfte maakt de noodzaak voor meer kinderen nog groter.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Dan spelen ook cultuur en opvattingen over het gezin een rol. In Groot-Brittannië is buitenshuis werken voor mannen en vrouwen gewoon. Sommigen van hen krijgen pas kinderen als hun loopbaan op de rails staat of ze zien af van kinderen. De behoefte aan grote gezinnen lijkt vrijwel verdwenen. Een of twee kinderen is genoeg. In India is de rolverdeling in veel gezinnen traditioneler. Ze hebben doorgaans meer kinderen. In 2020 kregen moeders in Engeland in Wales hun eerste kind als ze gemiddeld 29 jaar oud waren. In India is de leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen nog geen 20.
Ook zijn er in India veel meer jongens dan meisjes.Dit komt doordat er bij het trouwen door de ouders van de bruid een flinke bruidsschat moet worden betaald. Daarom is er een voorkeur voor het hebben van jongens. Het komt -vooral bij de arme gezinnen- voor dat meisjes 'ineens' komen te overlijden en er worden meer abortussen gepleegd bij meisjes dan bij jongens.
Ten slotte proberen de regeringen van Groot-Brittannië en van India met beleid de omvang van de bevolking in het land te beïnvloeden. Groot-Brittannië kent bijvoorbeeld kinderbijslag.
Stap 3 - Demografische transitie
Overal moeten mensen zich behelpen met de beschikbare hulpbronnen. Dat wordt moeilijker als de bevolking groeit, bijvoorbeeld door een sterke toestroom van buitenaf of een daling van het sterftecijfer. Het kan ook makkelijker worden als mensen de beschikking krijgen over gezondheidszorg, sanitaire voorzieningen, huisvesting en energiebronnen.
Lees de volgende tekst en beantwoord de vraag.
Nobelprijswinnaar Norman Borlaug (95) overleden
In de Verenigde Staten is landbouwdeskundige Norman Borlaug op 95-jarige leeftijd overleden. In 1970 won de man de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn bijdrage aan een verbeterde voedselproductie. Borlaug gaat ook de annalen in als de vader van de groene revolutie.
Borlaug ontwikkelde nieuwe tarwerassen die niet alleen beter tegen ziektes waren opgewassen, maar ook meer opbrachten. In landen zoals Mexico, Pakistan en India lanceerde hij moderne landbouwtechnieken opdat zij zich konden ontwikkelen als belangrijke exporteurs van tarwe.
Borlaug kreeg eerder van het Amerikaanse Congres de Gouden Medaille, de hoogste onderscheiding voor burgers in de VS.
De omvang van de bevolking van een land of gebied verandert voortdurend, dat geldt ook voor Groot-Brittannië en India. Je vindt dat niet terug in bevolkingspiramides van Groot-Brittannië en India en de gegevens over de bevolking van Groot-Brittannië en India die je in Stap 2 hebt verzameld, want dat zijn allemaal momentopnamen. Ze krijgen betekenis als je ze gedurende een lange periode verzamelt en bij elkaar brengt.
De bevolkingspiramides vertellen wel het verhaal van de demografische transitie waarin de bevolking van beide landen zitten. De demografische transitie is het proces van de overgang van een situatie met hoge geboorte- en sterftecijfers en een geringe natuurlijke groei van de bevolking naar een situatie met lage geboorte- en sterftecijfers en een geringe natuurlijke groei of zelfs van een natuurlijke krimp van de bevolking.
Bij die overgang verandert ook de demografische druk, de verhouding tussen het aantal werkenden (mensen tussen 20-65 jaar) en het aantal niet-werkenden (mensen jonger dan 20 jaar of ouder dan 65)
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De ontwikkeling van de bevolking in Groot-Brittannië en in India stelt de overheid in beide landen voor lastige uitdagingen. Groot-Brittannië krijgt bijvoorbeeld steeds meer moeite om ouderen aan voldoende inkomen te helpen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
India heeft te maken met een snelle verstedelijking. In Mumbai, Kolkata en New Delhi en talloze ontstaan enorme krottenwijken of slums.
Nieuwe stadsbewoners zoeken ruimte om zo goedkoop mogelijk onderdak te raken. Het levert kleine woningen op, vaak bestaande uit één ruimte, met weinig comfort. In slums ontbreekt het aan riool, stromend water, elektriciteit en vuilophaaldiensten. Bewoners kampen met wateroverlast door regenbuien en vervuiling van straten en met ziektes die veel slachtoffers maken.
Stadsbesturen zijn lang niet altijd bereid fatsoenlijke voorzieningen aan te brengen.
Zoek op internet naar antwoorden op de vragen in de volgende oefening.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.
In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'eindopdracht A'
3 - je resultaat van 'eindopdracht B'
Samenvattend
Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Íntro
Voorspelling over veranderingen aantal inwoners in Groot-Brittannië en India tot 2050
In Groot-Brittannië groeit de bevolking nauwelijks meer. Zal de groei zo traag blijven of zelfs overgaan in een krimp? Of zal de bevolking sneller gaan groeien, bijvoorbeeld omdat veel buitenlanders zich in het land gaan vestigen?
En hoe zal het de bevolking van India vergaan? Komt de groei ervan ooit tot staan? Als dat gebeurt, hoeveel inwoners zal India dan tellen?
Allemaal vragen waar jullie door eigen onderzoek een goed beargumenteerd antwoord moeten zien te vinden. Dat doe je in groepsverband.
Opdracht
Jullie maken aan de hand van onderzoek een grafiek voor de ontwikkeling van het inwonertal van Groot-Brittannië en India. Die grafiek begint in dit jaar en loopt door tot 2050.
Jullie schrijven een toelichting die duidelijk moet maken waar de voorspelling over de ontwikkeling van het inwonertal in beide landen op gebaseerd is. De toelichting moet ook laten zien voor welke uitdagingen de regeringen van Groot-Brittannië en India zich gesteld zullen zien als jullie voorspelling correct blijkt te zijn.
Gebruik voor dit onderzoek de bronnen die in deze les zijn verwerkt. Je vindt ze terug onder de stap 'Bronnen'.
Voor de voorbereiding van de presentatie kun je gebruikmaken van de Gereedschapskist.
Tip! Kijk ook naar deze video die in een andere opdracht over demografische transitie is verwerkt.
Deze opdracht kun je ook terug laten komen in je presentatie!
Examenvragen
Op deze pagina vind je examenvragen van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je deze zelf nakijken en je score aangeven.
CIA - The World Factbook: De link https://www.cia.gov/the-world-factbook plakken in de adresbalk van je webbrowser. Ga op deze webpagina naar ‘Explore countries’ en toets ‘India’ in de zoekbalk. Doe daarna hetzelfde met ‘United Kingdom’.
Het arrangement Periode 1 - Domein Wereld - Havo/Vwo 4 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Komt er een mondiale mengcultuur?
Verschil in Cultuur
Personenverkeer
Toenemend goederenverkeer
Toenemend goederenverkeer
Uitwisseling van informatie
Komt er een mondiale mengcultuur?
Tijd-ruimtecompressie
Uitvinding van de container
Nieuwe technieken
(Des)Informatie
De motor van globalisering
De wereld hangt van netwerken aan elkaar
Economische globalisering
Textielindustrie
Wereldwijde verschuiving
Ongelijkheid
Economische globalisering
De economie van India en Groot-Brittannië vergeleken
Uitgangssituatie voor twee landen
Uitgangssituatie voor twee landen
Twee landen in beweging
Twee landen in beweging
Twee landen in beweging
De rol van de overheid
De rol van de overheid
De rol van de overheid
Regionale verschillen Groot Brittannië
De economie van India en Groot-Brittannië vergeleken
Ontwikkeling van de bevolking
Verklaringen
Verklaringen
Verklaringen
Demografische transitie
Demografische transitie
Demografische transitie
Ontwikkeling van de bevolking
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.