Stap 2: Tijd-ruimtecompressie

Je hebt in de video van Stap 1 gezien dat Jacob van Niftrik bij zijn reis in 1858 van zeven verschillende vervoersmogelijkheden gebruikmaakte: (post)veerboot, (post)diligence, open (boeren)kar, smalspoortrein, trein, roeiboot en te voet.

De fiets bestond al, maar werd nog maar weinig gebruikt en de snelheid lag nog laag. Er waren ook nog geen geschikte wegen voor fietsers. De stoomauto bestond ook al, maar werd amper gebruikt en vrijwel uitsluitend (in het Verenigd Koninkrijk) door het leger. De eerste benzineauto moest nog worden uitgevonden (in 1885).

Het snelste vervoersmiddel van die tijd was de trein. Treinen reden in die tijd maximaal 30 tot 40 km p/u.
Nu ligt die snelheid op maximaal 140 km/u voor een intercity en tussen de 200 en 500 km/u voor een hogesnelheids­trein.
Het snelste vervoersmiddel is nu het vliegtuig dat snelheden van 800-1000 km/u bereikt. Binnen een etmaal elke plek op aarde bereikbaar.

De (reis)afstand is niet alleen ‘kleiner’ geworden door de snelheid van de beschikbare vervoermiddelen. Van Niftrik had bij zijn reis met allerlei natuurlijke barrières te maken. Binnen Nederland moet je daarbij vooral denken aan de rivieren. Zijn eerste barrière was de Westerschelde. Het kostte hem een uur om met een veerpont de Westerschelde over te steken. Nu kost je dat met de auto twee minuten, dankzij een tunnel onder de Westerschelde.

Een andere enorme barrière voor Van Niftrik was het Hollands Diep bij Rotterdam. De eerste spoorbrug van Nederland werd in 1856 geopend en pas 15 jaar later was er een spoorbrug over het Hollands Diep.
Van Niftrik had uren nodig om met een roeiboot de overkant te bereiken. Nu steek je het Hollands Diep dankzij drie spoorbruggen in enkele minuten over.
Naast betere vervoermiddelen (auto, vliegtuig) en het wegnemen van natuurlijke barrières (bruggen, tunnels) heeft een betere infrastructuur (snelwegen) bijgedragen aan het relatief verkleinen van afstanden. In het begin van de 20e eeuw werden de eerste wegen van asfalt (en later asfaltbeton) ontwikkeld en kunnen we ons verplaatsen over snelwegen.


Over naar het begrip tijd-ruimtecompressie. Compressie betekent het samendrukken of kleiner maken.
Met ruimtecompressie verkleinen (comprimeren) we de reisafstand tussen twee punten: in 1858 was 330 km nodig om de afstand tussen Ellewoutsdijk en Beek te overbruggen, nu is deze reisafstand nog maar 196 km.
Met tijdcompressie comprimeren we de tijd die het kost om je te verplaatsen tussen twee punten: Van Niftrik had in 1858 32 uur nodig om van Ellewoutsdijk naar Beek te komen; nu heb je iets meer dan 2 uur nodig voor dezelfde afstand.

Uit ‘Nederland van boven’, aflevering 1 (VPRO)
Reistijd vanuit Amsterdam met de trein: Hoe hoger het gebied, hoe langer de reistijd
In de tweede afbeelding zit een verlicht gebied: dat is het gebied dat in 1932 dankzij de trein vanuit Amsterdam binnen anderhalf uur is te bereizen.


Met tijd-ruimtecompressie bedoelen we het proces waarbij de af te leggen weg tussen twee plaatsen steeds korter wordt en de tijd die het kost om die afstand te overbruggen door de moderne transport- en informatietechnologie steeds minder wordt.