0. Info startweek
- Inleiding in twee zinnen, vooral gericht op inhoud: Tijdens deze Quest leer je verschillende manieren om levende wezens in te delen, zoals organisatieniveaus of door wat zij eten. Na de stappen om de nieuwe stof te leren, sluit je deze Quest af met een poster (eindproduct).
- Aantal XM: 5
- Coaches die de quest begeleiden: Mevrouw Schollaardt
- Begeleiding met Blox, aantal en start: zie rooster
- Building Learning Power:
Bij het maken van deze quest train je alle spieren van de Building Learning Power.
Voor de hele quest geldt, dat je goed moet plannen (=Reflectie) Er zijn opdrachten waarbij er van je gevraagd wordt om logisch te redeneren (Vindingrijkheid), maar bovenal heb je doorzettingsvermogen (Veerkracht) nodig om tot een mooi resultaat te komen.
- Belangrijkste opbrengsten: poster over nieuwe kennis (voedselweb, wetenschappelijke namen, namen van verschillende eters en organisatieniveaus).
Inhoud en eXplore miles
Waarom zou je voor deze quest willen kiezen?
Bossen, dieren, organen, pffff zoveel verschillende dingen. Als je altijd al hebt willen weten hoe biologen hier een beetje ordening in aanbrengen, maak dan vooral deze quest.
Behandelde onderwerpen:
-organisatieniveaus: van groot naar klein
-taxonomie en wetenschappelijke naamgeving: wat betekent Canis lupus nu echt?
-eten en gegeten worden: hoe noem je iets dat alleen maar gras eet?
Waar gaat deze quest over?
De centrale vraag waar je je bij deze quest mee bezig gaat houden is: Hoe kunnen we levende wezens indelen?
Stel je eens voor. Je wandelt op een mooie, zonnige middag door een park. Langs het pad is een dun strookje gras met her en der een bloem. Vlak daarachter wordt de vegetatie (begroeiing van 1 of meer plantensoorten) iets hoger: je ziet allerlei soorten bomen en struiken. Je wordt afgeleid door een geluid en kijkt omhoog: 2 eekhoorns rennen elkaar achterna door de boomtoppen en missen maar net een nest vol kleine spreeuwtjes.
Als je het zo bekijkt, lijkt het op het eerste gezicht heel chaotisch. Wat hebben al die organismen (levende wezens) eigenlijk met elkaar te maken? Daar gaan we nu achter komen!
Ps. Deze quest heeft een beetje overlap met de quest Natuur en Balans 1. Als je deze al hebt gedaan, kan het nuttig zijn om nog eens door je aantekeningen/gemaakte werk te bladeren.
Welke producten moet je leveren?
Voor deze quest moet je de volgende producten leveren:
- Antwoorden van de opdrachten via Seesaw
- Eindproduct: poster over de nieuwe kennis
eXplore miles
Deze quest levert jou 5 eXplore miles op als je hem helemaal doorloopt, alle stappen zet en alle deliverables op tijd levert.
1. Jij begint
Motivatiemotor
➜ Maak een tegel aan in Egodact. Beschrijf daarin waarom je deze quest tot een goed einde zou willen brengen.
Verderkijker
Voor deze quest zal je eerst 3 opdrachten (stappen) uit om te oefenen met de nieuwe kennis (iedere opdracht duurt ca. 30 minuten tot 1 uur). Daarna maak je een poster als eindproduct waarin alle kennis samenkomt en je je creativiteit lekker los kan laten (ca. 1 uur)!
2. Ordening van het leven
Introductie
De centrale vraag waar je je bij deze quest mee bezig gaat houden is: Hoe kunnen we levende organismen indelen?
Als je voor het eerst een biologie quest maakt of (nog) niet goed weet hoe je het moet aanpakken, bekijk dan dit introductiefilmpje.
Stel je eens voor. Je wandelt op een mooie, zonnige middag door een park. Langs het pad is een dun strookje gras met her en der een bloem. Vlak daarachter wordt de vegetatie (begroeiing van 1 of meer plantensoorten) iets hoger: je ziet allerlei soorten bomen en struiken. Je wordt afgeleid door een geluid en kijkt omhoog: 2 eekhoorns rennen elkaar achterna door de boomtoppen en missen maar net een nest vol kleine spreeuwtjes.
Als je het zo bekijkt, lijkt het op het eerste gezicht heel chaotisch. Wat hebben al die organismen (levende wezens) eigenlijk met elkaar te maken? Daar gaan we nu achter komen!
Ps. Deze quest heeft een beetje overlap met de quest Natuur en Balans 1. Als je deze al hebt gedaan, kan het nuttig zijn om nog eens door je aantekeningen/gemaakte werk te bladeren.
2a. Stap 1 Organisatieniveas
Voorkennisvragen (probeer dit eerst zelf te bedenken; als je het even niet weet, vraag het aan een medeleerling of probeer het op te zoeken op internet; kom je er dan nog steeds echt niet uit, zoek mij dan op of stuur een berichtje via Teams):
5) Wanneer noem je iets nu eigenlijk levend?
6) Wat is het verschil tussen dood en levenloos?
7) Hoe zouden we relaties en structuren tussen organismen kunnen onderzoeken?
Stap 1 Biologische organisatieniveaus
Voordat we echt beginnen met de quest: omdat deze quest voor de hele onderbouw is, kan het zijn dat je straks een woord tegenkom, die je nog niet kent (bijvoorbeeld ecologie). Schrijf deze dan op en wat het betekent. Als je het woord intypt op Google, krijg je meestal al een korte definitie. Door een lijstje te maken met deze nieuwe woorden en wat ze betekenen, leer je ze snel en heb je een mooi overzichtje van de moeilijke begrippen.
Echter, soms is de definitie niet genoeg, probeer dan de Wikipedia-pagina te vinden of een YouTube filmpje. Kom je er echt niet uit, kun je mij natuurlijk ook een berichtje sturen.
In de biologie brengen we graag structuur aan. Een van de manieren waarop biologen dat doen is door middel van organisatieniveaus (zie plaatje hieronder).
Figuur 1 Organisatieniveaus.
Maak nu de volgende opdrachten:
8) Wat is een organisatieniveau? Noteer zowel de definitie als een korte beschrijving in je eigen woorden.
9) In het plaatje zien jullie de term ‘emergente eigenschappen’ in het groen dikgedrukt staan. Leg in je eigen woorden uit wat deze term betekent is en hoe je daarmee opeenvolgende organisatieniveaus (zoals orgaanstelsel en organisme) uit elkaar kunt houden. Gebruik hierbij ook 2 voorbeelden van een emergente eigenschap (niet overgenomen uit het plaatje hierboven).
Bekijk nu de volgende filmpjes:
Filmpje 1: https://schooltv.nl/video/van-cel-tot-stelsel-een-kijkje-diep-onder-onze-huid-naar-cellen-en-organen/
Filmpje 2: https://youtu.be/pZfDEDqJHQY
Maak nu de volgende opdrachten:
10) Koppel de juiste letter aan het juiste Romeinse cijfer (voor als je nog nooit met Romeinse cijfers hebt gewerkt: link uitleg Romeinse cijfers):
A) Ecosysteem I) Verschillende weefsels die samenwerken aan 1 taak
B) Weefsel II) Een deel van de aarde dat bewoond wordt door organismen
C) Biosfeer III) Een afgegrensd gebied met eigen abiotische en biotische factoren
D) Orgaan IV) Een groep cellen met ongeveer dezelfde bouw en functie
E) Populatie V) Groep organismen van dezelfde soort die samen een voortplantingsgemeenschap vormen (= samen baby's maken)
11) Noteer de nummers 1 t/m 11 en zet achter ieder nummer de naam van het organisatieniveau (zoals in het plaatje aan het begin van deze quest). Zet nu achter ieder nummer een voorbeeld. Je mag alleen de voorbeelden van 1, 2 en 11 overnemen uit het plaatje (dus 1) Molecuul: DNA, 2) Organel: Celkern en 11) Systeem Aarde), bedenk voor de overige nummers een eigen voorbeeld.
12) Blackberry
Hierboven zie je een foto van Blackberry. Zij woont in een klein dorpje in het zuiden van Griekenland bij een klein boerengezin. Drie keer per week helpt zij haar baasjes om de zware spullen te brengen van en naar de markt in de stad aan de andere kant van de berg. Zij is een harde werker en haar baasjes zijn erg blij met haar.
Echter Blackberry is niet zomaar een lastdier (=dier dat voor vervoer van last wordt gebruikt). Kijk maar eens goed. Is ze nu een ezel of een paard?
Het goede antwoord is: een beetje van beide! Haar vader was namelijk een ezel, maar haar moeder een paard. Deze twee dieren konden dus samen nakomelingen (=kinderen/jongen) krijgen. Zijn paarden en ezels dan toch 1 soort in plaats van 2? Gebruik in je antwoord de definitie van een 'soort' en deze website: https://nl.wikipedia.org/wiki/Muildier/muilezel.
Leerdoelencheck. Hieronder staan de bijbehorende leerdoelen nog eens herhaald. Als er nog begrippen tussen staan die je nog niet helemaal snapt of lastig vindt, bekijk dan nog eens het filmpje, vraag het aan een medeleerling of probeer het antwoord op te zoeken op internet. Als je er niet uit komt, kom mij dan vooral even opzoeken of stuur een berichtje.
- Ik kan beschrijven waarom iets wel of niet een levend organisme is.
- Ik kan de volgende biologische organisatieniveaus benoemen en beschrijven: ecosysteem, populatie, organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel en organel.
2b. Stap 2. Taxonomie en wetenschappelijke naamgeving
Organisatieniveaus is niet de enige manier waarop biologen de wereld indelen. Je kunt deze manier dan ook niet voor alles gebruiken: je kan alleen de onderdelen van het leven indelen op volgorde van klein naar groot (en andersom) door middel van emergente eigenschappen. Je kan dus onderscheid maken tussen een orgaan van een kikker, 1 kikker en 1 populatie kikkers, maar niet tussen een kat en een kikker (beide niveau ‘soort’).
Hoe houden biologen dan toch al die soorten uit elkaar?
.
.
.
.
.
Juist, je geeft ze allemaal een eigen naam: een hond is een hond en een kat is een kat! Makkelijk zat, toch?
Helaas is dit niet helemaal goed. Voor in het dagelijks leven is de term 'hond’ goed genoeg. Iedereen in Nederland weet dan wat je bedoelt. Voor wetenschappers is dit anders. Het is namelijk niet zo handig als een Franse wetenschapper jouw onderzoek wil gebruiken, maar dat niet kan, omdat hij niet weet wat een ‘hond’ is (hond is chien in het Frans; heel anders dus).
Om ervoor te zorgen dat die wetenschapper uit Frankrijk weet over welke soort het gaat, zonder dat hij daarvoor de naam van die soort in alle talen moet leren, hebben alle soorten een eigen naam gekregen binnen de wetenschap. Dit heet wetenschappelijke naamgeving/binomiale naamgeving. Dit lijkt een beetje op hoe zowel jij als een Duitse leerling beide Engels leren en je zo met elkaar kan praten op vakantie. Hoe je deze wetenschappelijke naam af kan leiden, wordt zometeen uitgelegd in een filmpje.
Echter, voordat jullie het filmpje gaan kijken, is er nog 1 onderwerp dat we eerst gaan bespreken, namelijk ordening. Met alleen een naam kun je niet zien hoe verwant soorten zijn aan elkaar. We kunnen met alleen een naam nog niet alle soorten indelen. Het blijft een beetje een chaos.
Taxonomie is het beschrijven, benoemen en classificeren van organismen in de biologie. Het maakt gebruik van onder andere het uiterlijk, gedrag en DNA (soort blauwdruk voor je lichaam) om organismen in te delen. De belangrijkste rangen die bij deze ordening horen staan in de plaatjes hieronder.
Bekijk het plaatje links. Bovenin (leven) is het minst specifiek en naar mate je naar onderen gaat wordt het steeds specifieker. Hoe meer je naar onder gaat, hoe kleiner de groepen (= taxa; enkelvoud taxon) dus worden. Taxonomische hiërarchie (= rangorde) houdt namelijk in dat elk taxon (vanaf het niveau van soort) onder slechts één taxon valt van het eerstvolgende hogere niveau.
In begrijpbare taal betekent dit dat bijvoorbeeld een orde bestaat dus uit meerdere families, maar dat een familie op zijn beurt maar behoort tot 1 orde. Bekijk nu het plaatje rechts. De orde Carnivora behoort dus tot alleen tot de klasse Mammalia en niet tot een andere klasse, maar tegelijk bestaat de klasse Mammalia wel meer ordes dan alleen de Carnivora.
Filmpje – Binomiale naamgeving: Ordening - De dubbele naamgeving (van Linneaus).
Maak nu de volgende opdrachten:
1) Leg uit welke van deze soorten het meest aan elkaar verwant zijn: Alticola olchonensis, Alticola roylei en Ochontona roylei.
2) Als je een huisdier hebt (bij meerdere kies er 1), zoek dan de wetenschappelijke naam van je huisdier op (een foto met naam van je huisdier mag je er natuurlijk altijd bij zetten). Heb je geen huisdier, kun je kiezen uit de volgende dieren: okapi, ringstaartmaki, tijgerhaai en blobvis.
3) Vul de onderstaande tabel in over jouw dier uit vraag 14.
Rang
|
Domein
|
Rijk
|
Stam
|
Klasse
|
Orde
|
Familie
|
Geslacht
|
Soort
|
Mijn dier:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4) Zoek nu een dier op uit:
a. Hetzelfde rijk, maar een andere stam.
b. Dezelfde klasse, maar een andere orde.
c. Dezelfde familie, maar een ander geslacht.
5) We hebben het tot nu toe steeds gehad over dieren, maar ook andere organismen zijn zo in te delen. Bekijk de tabel hieronder, welke planten zijn het meest aan elkaar verwant en hoe kun je dat zien? Kies de juiste letter (zie de meerkeuzeopties onder de tabel).
|
Soort 1
|
Soort 2
|
Soort 3
|
Foto
|
|
|
|
Nederlandse naam
|
Bergzandkruid
|
Bergbosrank
|
Zandmuur
|
Wetenschappelijke naam
|
Arenaria montana
|
Clematis montana
|
Arenaria purpurascens
|
Vraag 5 vervolg:
A) Soort 2 en 3, want zij hebben dezelfde kleur.
B) Soort 2 en 3, want zij groeien beide op een stenen wand.
C) Soort 1 en 2, want beide hebben als soortaanduiding 'montana'.
D) Soort 1 en 3, want beide hebben als geslachtsnaam ‘Arenaria'.
E) Soort 1 en 3, want zij hebben hetzelfde aantal bloemblaadjes.
6) Een hoop van jullie zullen klimop misschien wel herkennen, omdat hij bijvoorbeeld in je tuin groeit of langs een muurtje onderweg naar school. Maar hoe heet deze plant nu echt? Geef met behulp van de onderstaande tabel de wetenschappelijke naam van klimop. Tip: let op de schrijfwijze!
Domein
|
Eukaryota
|
Rijk
|
Plantae (Planten)
|
Stam
|
Embryophyta (Landplanten)
|
Klasse
|
Spermatopsida (Zaadplanten)
|
Orde
|
Apiales
|
Familie
|
Araliaceae (Klimopfamilie)
|
Geslacht
|
Hedera
|
Soort
|
Helix
|
Leerdoelencheck:
• Ik kan een organisme taxonomisch indelen en zijn wetenschappelijke naam hieruit afleiden.
• Ik kan obv taxonomie afleiden welke soorten meer aan elkaar verwant zijn.
2c. Stap 3. Eten en gegeten worden
Voordat we doorgaan naar het eindproduct (stap 4), kunnen we dieren ook nog op andere manieren indelen: wat eten ze eigenlijk?
Eten of gegeten worden? Een zeehond eet vissen, een paard eet planten, etc. Dieren hebben andere organismen nodig voor hun voedingsstoffen. Planten hebben dat niet. Onder invloed van zonlicht maken zij deze zelf. Dit proces heet fotosynthese.
1) Bekijk https://wikikids.nl/Fotosynthese. Neem de zin over en vul de plekken van de cijfers in met de juiste begrippen: ..1.. en ..2.. worden met behulp van ..3.. omgezet in ..4.. en ..5.. .
Vervolgens maakt de plant van dat suikerachtige stofje andere stoffen die de plant nodig heeft, zoals vetten en eiwitten.
Dieren kunnen niet fotosynthetiseren. Zij komen aan hun voedingsstoffen door te eten. Je kunt ze op basis van wat ze eten indelen in een aantal categorieën: carnivoren, omnivoren en herbivoren.
2) Wat eten de dieren in deze categorieën?
3) Noem minimaal 3 zelfgekozen dieren per categorie.
4) Planten hebben een laagje om hun cellen die moeilijk te verteren is: de celwand. Leg uit welke categorie de langste en welke de kortste darmen heeft?
Het leven bestaat dus uit eten en gegeten worden. Als het ene organisme wordt gegeten door een ander organisme, noem je dat met een mooi woord een voedselrelatie. Deze kun je weergeven in een voedselketen, een reeks waarbij het ene organisme als voedselbron dient voor de volgende soort in de reeks.
Een voedselketen kun je tekenen of schrijven. Je begint altijd bij de plant, dan komt het organisme dat die plant eet, dan het organisme dat de planteneter eet, etc. Ieder organisme in dat rijtje wordt een schakel genoemd. Tussen ieder schakel zet je een pijltje van het gegeten organisme naar de eter (dus iedere pijl betekent eigenlijk '… wordt gegeten door ...'). Een voorbeeld is te zien in het plaatje hieronder.
Een ecosysteem bestaat vrijwel altijd uit meer dan 1 voedselketen. Hoe geven we dat dan weer? Heel simpel : we maken van meerdere voedselketens een voedselweb, zoals hieronder te zien is.
Maak nu de volgende opdrachten:
Tekst bij opdracht 5
In de zomer van 2002 zijn tien biologen vertrokken naar het uitgestrekte Taimyr-schiereiland, in Siberië in Rusland. Hun doel was het tellen van het aantal lemmingen, poolvossen, sneeuwuilen en rotganzen.
Sneeuwuilen en poolvossen blijken zich vooral voort te planten (= baby's maken) in zogeheten lemming-piekjaren, die eens in de drie jaar voorkomen. Dat betekent dat er dat jaar veel meer lemmingen zijn dan gemiddeld. In deze piekjaren blijken ook veel jonge rotganzen, graseters bij uitstek, zo voorspoedig op te groeien, dat ze in staat zijn naar hun winterkwartier te vliegen.
Lemmingen voeden zich met gras. Het zijn kleine knaagdieren ter grootte van een hamster. Lemmingen dienen als hoofdvoedsel voor poolvossen en sneeuwuilen. Poolvossen blijken ook in het lemming-piekjaar nog jonge rotganzen of ganzeneieren te pakken. Hoewel sneeuwuilen in jaren zonder of met weinig lemmingen de broedende volwassen rotganzen kunnen doden, doen ze dat niet in een lemming-piekjaar. Er wordt dan vaak waargenomen dat rotganzen juist vlakbij een sneeuwuilennest gaan broeden. Omdat ook sneeuwuilkuikens op het menu van de poolvossen staan, verdedigt een sneeuwuil zijn nest met jongen fel tegen poolvossen. Zo biedt hij tegelijkertijd bescherming aan de bij hem in de buurt broedende rotganzen.
5) Teken het voedselweb van de in de tekst genoemde organismen uit Siberië. Let op de richting van de pijlen. Tip: als je het lastig vindt om info uit zo'n grote tekst te halen, schrijf dan eerst iedere keer dat er iets over eten/gegeten worden staat dit op: … eet …. . Dan maak je een mooi lijstje van alle info, zonder alle tekst eromheen.
6) Leg aan de hand van het hieronderstaande plaatje uit waarom de onderste schakel de meeste biomassa heeft in de voedselketen (groene balkje) en de biomassa steeds minder wordt naarmate je verder komt in de voedselketen. Als je er echt niet uit komt, kan deze site je wellicht helpen: https://biologielessen.nl/index.php/dna-56/2062-piramides.
7) Eet jij wel eens planten of vlees? Of beide?
8) Ben je dan een herbivoor, carnivoor of omnivoor?
9) Waar komt jouw eten vandaan? Hoe komt het bij jou op je bord?
10) Wat is er nodig om jouw eten (planten, dieren) te maken of onderhouden?
11) Wat als (gevolg) er op een dag een deel uit de voedselketen zou wegvallen? Denk aan de bijen en vlinders die het momenteel erg zwaar hebben.
12) Bekijk het volgende filmpje: https://schooltv.nl/video/het-ecosysteem-een-hecht-netwerk-van-eten-en-eters/. Zijn er acties die jij zelf kunt ondernemen om de voedselketens in stand te houden?
Bonusvraag: Niet verplicht, wel leuk.
Predatie is het vangen, doden en opeten door een organisme. Het gedode en opgegeten organisme wordt een prooi genoemd en het organisme dat het opat een predator.
Bonus13) Niet alle dieren die planten eten zijn predatoren. Leg uit wanneer zij dat wel en wanneer zij dat niet zijn.
Bonus14) Zoek deze plant op: Dionaea muscipula. Zou je deze plant volgens de gegeven definitie een predator kunnen noemen? Leg uit waarom wel/niet.
Leerdoelencheck:
- Ik kan voedselketens en -webben gebruiken om de energiestroom weer te geven.
- Ik kan voedselrelaties benoemen en beschrijven (carnivoor, herbivoor, omnivoor; predator, prooi).
2d. Stap 4. Eindproduct: Poster
Dit is de laatste stap van deze quest. Hier zal geen nieuwe kennis meer aan bod komen, maar krijg je juist de kans om jouw harde werk van stap 1 t/m 4 te laten zien.
Omschrijving:
Je maakt een poster van een gebied bij jou in de buurt. Dit kan bijvoorbeeld je achtertuin zijn, een park vlakbij school of een slootje naast je sportclub. In deze poster is het de bedoeling dat je dit ecosysteem in kaart brengt en laat zien wat je geleerd hebt in deze quest.
Eisen:
- Zorg dat het leesbaar is op 1,5m (ik raad A3 aan, maar met 2 tot 4 A-4'tjes aan elkaar moet het ook lukken)
- Teken/print uit minimaal 8 verschillende soorten die voorkomen in het gebied van jouw keuze
- Geef van iedere soort de wetenschappelijke naam (let op hoofdletters en schuine letters)
- Geef aan of het gaat om een carnivoor, herbivoor of omnivoor
- Een correct getekend voedselweb met jouw soorten
- Een beschrijving van jouw gebied waarin minimaal 4 organisatieniveaus voorkomen (250-500 woorden). Je bent vrij om te kiezen hoe je ze verwerkt
- Verder ben je vrij om toe te voegen/uit te werken naar jouw eigen inzien!
2c. Reflective journal
Reflective journal
➜ Werk je
reflective journal bij door in je logboek in Egodact antwoord te geven op de volgende vragen:
- Vraag 1. Waren er nog tegenslagen bij het maken van deze Quest (bv veel moeilijke woorden, internetproblemen,etc.). Zo ja, hoe ben je hier toen mee omgegaan en wat neem je als tip voor jezelf mee naar de volgende keer?
- Vraag 2. Wat herkende je van jezelf in deze Quest? Denk bijvoorbeeld aan elementen uit je dagelijkse leven, persoonlijke interesses, etc.
3. Afronding
3a. Assessment
In de eXpoweek lever je bewijs door de poster over je ecosysteem in te leveren.
Rubric:
- De poster voldoet aan de gestelde eisen
- De biologische kennis is correct op de poster