PAX VMBO Beroepsgericht Zorg en Welzijn 2

PAX VMBO Beroepsgericht Zorg en Welzijn 2

Vacature

Wij zoeken jou!

 

Beroepsgericht Zorg en Welzijn 2 zoekt JOU!

 

Wil je graag je handen uit je mouwen steken?

Ben jij een mensenmens?

Geef jij kleur? Aan jouw leven en dat van een ander?

Ben jij creatief, zorgzaam en maak jij makkelijk contact?

Ben jij in staat een beetje geluk te bezorgen aan je medemens?

Ben jij zelfstandig, dienstverlenend en een zorgprofessional in hart en nieren?

 

Dan zijn wij op zoek naar JOU!

 

Stuur je sollicitatiebrief en CV naar:

Beroepsgericht Zorg en Welzijn 2

t.a.v. Dhr. L. Lepoutre of Mevr. A. van Dinteren

Zorgstraat 45

1234ZW  Welzijn

Stap 1

 

Schrijf een brief waarin je solliciteert naar een plaats in Beroepsgericht Zorg en Welzijn, leerjaar 2.

Waarom zouden wij voor jou moeten kiezen? Stel jezelf voor. Maak ons duidelijk waarom je solliciteert en ga in op de vacaturetekst: wat vragen wij?

 

Je schrijft een zogenaamde zakelijke brief.

Hieronder staat uitgelegd hoe een zakelijke brief eruit ziet.

 

                                     FORMAT ZAKELIJKE BRIEF

 

Voornaam + achternaam

Straatnaam + nummer

Postcode + plaats

                                                                                        Witregel

Plaats, datum

                                                                                        Witregel

Naam bedrijf

T.a.v. de heer/mevrouw achternaam              Dit gebruik je alleen als je weet aan wie je je brief richt.

Straatnaam + nummer

Postcode + plaats

                                                                                        Witregel

                                                                                        Witregel

Geachte heer, mevrouw,                                      Als je de achternaam weet, moet je die hier invullen

                                                                                        Witregel

Eerste alinea: inleiding. Hierin noem je de aanleiding van je brief.

Witregel

Tweede alinea: kern. Hierin beschrijf je waarom jij degene bent die gezocht wordt.

                                                                                        Witregel

Derde alinea: slot. Hierin sluit je op een nette manier af. Je geeft aan dat je vertrouwt op een snelle reactie.

                                                                                        Witregel

Met vriendelijke groet,

                                                                                        Witregel

Voornaam + achternaam

 

Stap 2

Voeg bij je brief je CV toe.

CV is een afkorting van Curriculum Vita.

 

Hierin vermeld je al je gegevens op een rijtje:

Foto

Naam

Adres

Woonplaats

Geboortedatum

Geslacht

Opleidingen

Werkervaring

 

Kijk ook eens op internet hoe een CV eruit kan zien.

 

Stap 3

Terugkijken:

  1. Hoe vond je de opdracht? Leg uit waarom je het leuk of minder leuk vond.
  2. Noem twee dingen die goed gingen.
  3. Noem twee dingen die minder goed gingen.
  4. Noem twee dingen die je de volgende keer anders zou doen
  5. Kijk kritisch naar je gemaakte werk en beoordeel deze aan de hand van onderstaande beoordelingslijst. Doe dit zo eerlijk mogelijk!
  6. Plak deze (ingevulde) lijst als laatste bij je brief en CV.

 

Stap 4

     Lever je sollicitatiebrief met je CV en beoordeling in via Itslearning.

Gezond recept

Vooraf

Je loopt stage bij de Woonpoort.

Dit is een woongroep voor jongeren die niet meer thuis kunnen wonen maar ook nog niet zelfstandig kunnen wonen.

Vandaag ga je bepalen wat er gegeten gaat worden.

Peter houdt van Italiaans eten, Marieke heeft liever Spaans, Jochem is gek van Mexicaans eten en Tom eet het liefst elke dag friet met kroketten.

Iedere week maken de jongeren er een echte wedstrijd van om ervoor te zorgen dat hun recept gekozen wordt!

Stap 1

Schijf van vijf
Bestudeer nu uit de kennisbank de volgende pagina:

  • Schijf van vijf

KB: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Maak nu onderstaande oefening. De vragen gaan over de tekst die je in de kennisbank gelezen hebt.

Toets: Schijf van 5

Start

Maak een Word document in je OneDrive, geef het de naam: GEZOND RECEPT.

Deel dit document alvast met je groepsgenoten zodat iedereen eraan kan werken!

Maak ook al een voorkant met daarop jullie namen!

Stap 2

De stappen 2en 3 doet ieder groepslid.

Zoek op internet of in de aanwezige kookboeken een recept op dat je lekker en gezond lijkt.

Pak de schijf van vijf erbij: zet de groepen van de schijf van vijf op een rij onder het recept. Schrijf nu je ingrediënten van je recept bij de juiste groep.

Mis je nog een ingrediënt van een bepaalde groep? Bedenk dan een bijgerecht waarin dit voedingsmiddel wel zit.

Stap 3

Maak een kostprijsberekening van je recept.

Al jullie recepten, schijf van vijf-gegevens en je kostprijsberekening neem je op in je gezamenlijke document. (Zet wel je naam erbij zodat ik kan zien van wie het recept en de uitwerking is.)

 

 

Voor uitleg: open het filmpje en/of download de handleiding kostprijsberekening.

 

 

Stap 4

Alle recepten zijn klaar: tijd om te kiezen!

Bedenk hoe jij ervoor gaat zorgen dat de rest op jouw gerecht stemt.

Schrijf dit op in steekwoorden.

Je krijgt één minuut de tijd om te vertellen waarom de groep voor jouw recept moet kiezen. Hou de tijd bij met een stopwatch.

Vervolgens gaan jullie stemmen. Schrijf op een briefje welk recept je kiest. Je mag niet op je eigen recept kiezen!

Tel de stemmen en besluit welk recept jullie gaan maken.

 

Welk recept wordt het?

 

Maak een kort verslag van deze stap en verwerk dat in jullie Word document.

Stap 5

 

Jullie gaan samen dit recept maken.

 

Maak een taakverdeling: wie doet wat?

 

Ook deze stap weer opnemen in jullie gezamenlijke document.

Stap 6

Terugkijken

 

Noem twee dingen die goed gingen

Noem twee dingen die minder goed gingen

Noem twee verbeterpunten

Hoe verliep jullie samenwerking?

 

Maak hier een verslag van en voeg dit toe aan je document.

 

Als laatste vullen jullie samen de ingevulde beoordelingslijst in. Deze voeg je als laatste bladzijde toe aan je verslag.

 

 

Lever jullie verslag in via Itslearning.

EHBO Start

EHBO is een groot onderwerp dat je op verschillende momenten in je leven nodig zou kunnen hebben. Op school, in stages of gewoon in het dagelijks leven. Misschien heb je op de basisschool al iets gehad over EHBO, maar binnen het vakgebied Zorg & Welzijn, komt EHBO vaak terug.

Overal zijn mensen, dus overal kunnen ongelukken gebeuren.

 

Er zijn 4 opdrachten.

Voor iedere opdracht heb je 50 minuten de tijd.

 

Om de opdrachten te maken, heb je informatie nodig..

Je kunt informatie zoeken op internet. Maar er is ook een apart hoofdstukje: Bronnen.

 

 

Vooraf

 

 

Open een word document in je OneDrive.(map BZW natuurlijk)

Geef je document de naam: EHBO start met je naam erachter.

Als je alle opdrachten maakt in Word dan kun je deze allemaal in dit document kwijt.

Als je kiest voor een andere verwerking, dan moet je dat vermelden in dit document en natuurlijk op een andere manier inleveren.

(Een poster zou je natuurlijk kunnen fotograferen en in je document kunnen plakken.)

Stap 1

Bekijk het filmpje.

In deze opdracht ga je aan de slag met het maken van een verslag.

Het verslag mag in een Word-document, een PowerPoint, een folder, een krant (https://www.nieuwstool.nl/)een filmpje , een poster of een website ( https://www.simpsite.nl/ ).

Laat de volgende informatie in je verslag terug komen.

  1. Waar staan de letters EHBO voor?
  2. Welke 5 punten zijn altijd heel belangrijk bij EHBO?
  3. Beschrijf bij ieder punt in het kort wat het inhoudt.
  4. Doe alsof je dit verslag maakt voor een klasgenootje die de les heeft gemist. Dit betekent dat de informatie in begrijpelijke taal moet zijn geschreven.

Eisen verslag:

  • Je maakt een bronvermelding op een aparte bladzijde
  • Je let op je taalgebruik en spelling.
  • De informatie is duidelijk en niet letterlijk gekopieerd.
  • De informatie is juist.
  • Gebruik minimaal 1, maximaal 5 afbeeldingen die met het onderwerp te maken hebben.

Stap 2

Maak met behulp van het programma Microsoft Word een tabel met informatie over verbandmiddelen.

Zorg ervoor dat je antwoord geeft over de eigenschappen (wat doen ze, waarvoor gebruik je het) van de volgende verbandmiddelen uit de verbanddoos.

 

  1. Steriel gaas (kompres)
  2. Niet-verklevend steriel gaas (kompres)       
  3. Metalline gaas (kompres)
  4. Gerold snelverband
  5. Ideaal zwachtel
  6. Hydrofiele zwachtels
  7. Pleisters
  8. Kleefpleister
  9. Betadine
  10. Coldpack

 

Eisen tabel:

  • de tabel bestaat uit 3 kolommen en 11 rijen
  • voeg in de derde kolom steeds een afbeelding toe van het betreffende verbandmiddel
  • de tabel is overzichtelijk
  • gebruik lettertype Arial, lettergrootte 12
  • de informatie is duidelijk en in begrijpelijke taal geschreven

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Stap 3

Bekijk eerst onderstaande filmpjes.

Lees ook de onderstaande teksten om de opdrachten van stap 3 en 4 te kunnen maken.

 

Maak een samenvatting over de zes V’s. Het maakt niet uit op welke creatieve wijze je de samenvatting maakt.

Zorg ervoor dat de samenvatting

  • kort en bondig is
  • alle belangrijke punten bezit
  • volledig is
  • in logische volgorde is geschreven
  • overzichtelijk en duidelijk is
  • een bronvermelding bevat.
  • maak duidelijk welke EHBO maatregel je per V toepast.
  • benoem in je samenvatting waar de filmpjes over gaan.

 

Stap 4

Lees (nog een keer de informatie. vorige stap) over de 4 O's.

Maak hiervan een samenvatting.

Het maakt niet uit op welke creatieve wijze je de samenvatting maakt.

Zorg ervoor dat de samenvatting

  • kort en bondig is
  • alle belangrijke punten bezit
  • volledig is
  • in logische volgorde is geschreven
  • overzichtelijk en duidelijk is
  • een bronvermelding bevat.

 

Stap 5

Terugkijken

Noem twee dingen die goed gingen

Noem twee dingen die minder goed gingen

Noem twee verbeterpunten

 

Maak hier een verslag van en voeg dit toe aan je document.

 

Als laatste vul je de beoordelingslijsten in. Deze voeg je als laatste bladzijde toe aan je verslag.

 

Bronnen

EHBO

Weer een ander onderdeel van Zorg en Welzijn is EHBO.  

 

EHBO betekent: Eerste Hulp Bij Ongevallen.

Bij elk onderdeel van Zorg en Welzijn (onder andere werken met ouderen, werken in de kinderopvang, werken bij mensen met een beperking of in de keuken) komen wel onderdelen van EHBO voorbij.

De ene keer moet je een vingerverband aanleggen, de andere keer een snelverband. Of iemand verslikt zich en dan moet je een buikstoot toepassen.

 

Lees vóórdat je begint eerst de hele opdracht goed door, (alle stappen!) zodat je weet wat er van je verwacht wordt!

Stap 1

Bij EHBO gelden 5 regels:

  • Let op gevaar

  • Ga na wat er is gebeurd en daarna wat het slachtoffer mankeert

  • Stel het slachtoffer gerust en zorg voor beschutting

  • Zorg voor professionele hulp

  • Help het slachtoffer op de plaats waar hij ligt of zit

Stap 2

Stap 3

 

 

Jullie gaan in een groepje van 3 leerlingen een aantal EHBO handelingen uitvoeren.

Ieder groepslid kiest één EHBO werkkaart. (bij je docent)

Elk groepje heeft 3 EHBO werkkaarten gekozen.

 

 

 

  1. Je gaat alle drie die behandelingen oefenen. (Dus ieder groepslid heeft 3 werkkaarten geoefend en onder de knie gekregen!)

 

  1. Nu ga je de behandelingen uitvoeren en filmen. Ieder groepslid voert deze behandeling uit met een medeleerling, die het slachtoffer speelt.Het andere groepslid filmt de behandeling.

 

Als je aan het werk bent als EHBO-er is het belangrijk dat je vertelt wat je doet. Denk ook aan het wassen/ ontsmetten van je handen voor en na de uitvoering.

Stap 4

Vul samen jullie beoordelingsformulier in en lever dit met de film(pjes) in.

 

 

De film(pjes) en eigen beoordeling

Knutselen

 

Bij zorg en welzijn is werken met kinderen één van de onderwerpen die aan bod komen. Hier leer je onder andere een baby te verzorgen, in bad te doen, een flesje te maken, te verschonen. Ook leer je van alles over kinderziektes, gezonde voeding, ontwikkeling van kinderen en spelen met en door kinderen.

 

Kinderen vinden knutselen en tekenen vaak erg leuk. Hierdoor leren ze hun fijne motoriek te ontwikkelen door te knippen, te kleuren en te plakken.

Jullie gaan je verdiepen in de ontwikkelingsfasen van kinderen, een knutselopdracht verzinnen voor een kind van ongeveer 5/ 6 jaar, een gezonde traktatie verzinnen en natuurlijk terugkijken.

Van al je gevonden informatie maak je een werkstuk.

 

Lees voordat je begint eerst de hele opdracht goed door zodat je weet wat er van je verwacht wordt.

Stap 1

Ontwikkeling

 

Ga informatie zoeken over de ontwikkeling van kinderen. Maak een werkstuk met daarin:

  • De 4 levensfasen van kinderen: baby, peuter, kleuter en schoolkind.
  • Leg uit wat ontwikkeling is. Wat is lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling.
  • Noem bij elke ontwikkelingsfase een voorbeeld passend bij de levensfase. Een baby groeit bijvoorbeeld, gaat brabbelen, zitten enz.
  • Maak in  Word een tabel met de 4 fasen en de 3 ontwikkelingsgebieden. Benoem voorbeelden van de geestelijke-, sociale- en lichamelijke ontwikkeling.



KB: Levensfasen



Video: Levensfasen

 

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Stap 2

Knutselen

 

  • Bedenk nu  een knutselwerkje voor een kind van 5/ 6 jaar. Probeer een knutselwerkje te bedenken met materialen die in huis zijn/ geen geld kosten. Maak van het knutselwerkje een lijst met benodigdheden en een stappenplan.
  • Je gaat het knutselwerkje zelf maken.
  • Maak foto’s van alle stappen die je maakt! (of film het…)
  • Misschien heb je een broertje of zusje waarmee je de opdracht kunt uitvoeren, anders beschrijf je hoe de planning eruit ziet voor een activiteit van 50 minuten met een kind. Denk daarbij ook aan klaarzetten en opruimen!

 

Stap 3

Traktatie:

Bedenk tot slot een gezonde traktatie voor het kind.

 

Ga op zoek naar een gezonde traktatie.

Welke ingrediënten heb je daarvoor nodig en hoe maak je het.

(recept en werkwijze).

 

Stap 4

 

Terugkijken:

  1. Hoe vond je de opdracht? Leg uit waarom je het leuk of minder leuk vond.
  2. Noem twee dingen die goed gingen.
  3. Noem twee dingen die minder goed gingen.
  4. Noem twee dingen die je de volgende keer anders zou doen
  5. Kijk kritisch naar je werkstuk en beoordeel deze aan de hand van de beoordelingslijst lijst in stap 5. Doe dit zo eerlijk mogelijk!
  6. Plak deze (ingevulde) lijst als laatste bladzijde in je werkstuk.

Stap 5

Check

 

Download het onderstaande document en plak dit in je werkstuk.

Heb je alles gedaan?

Vul dit zo eerlijk mogelijk in!

 

     Lever je werkstuk in via Itslearning.

Droombaan 2

 

Lees deze opdracht heel goed door voordat je begint zodat je weet wat er van je verwacht wordt.

Je maakt een werkstuk met daarin de verwerking van de volgende stappen.

Stap 1

 

 

Ogen dicht.

Schrijf op wat jouw droombaan is.

Wat zou jij het allerliefst willen worden later?

Waar droom je van?

 

 

 

  • Je opent in je BZW2-map een Word document.
  • Als eerste verander je de naam in : droombaan2 met daarachter je eigen naam.
  • Je maakt een voorkant met je naam, klas, datum, titel en toepasselijk plaatje.
  • Maak een Word-document waarin jij beschrijft wat jouw droombaan is.
  • Beschrijf wat je allemaal doet als je deze baan hebt.
  • Beschrijf hoe je werkdag eruit zou zien als je deze baan zou hebben.(hoe laat begin je en eindig je, moet je lange dagen maken)
  • Wat zou je met deze baan kunnen verdienen per maand?
  • Wat lijkt jou zo leuk aan deze baan? Noem in ieder geval drie dingen.
  • Heeft deze baan ook nadelen? Benoem ze.

 

Maak je document mooi met toepasselijke plaatjes.

Stap 2

 

De één kan goed met dieren omgaan. De andere repareert alles wat kapot is. Weer een ander kan goed tekenen of is goed met cijfers. Als je weet waar jij goed in bent, is het makkelijk om een sector te kiezen.

 

Bekijk de vaardigheden hieronder.

Een vaardigheid is iets wat je goed kunt. Vaak gebruiken ze ook het woord Skills hiervoor.

Voorbeelden van vaardigheden zijn:

Bakken, sleutelen, koken, dingen repareren, rekenen, op de computer werken, schrijven, luisteren, tekenen, in de tuin werken, met mensen omgaan, met gereedschap omgaan, mensen aan het lachen maken, omgaan met kinderen, met mijn handen werken, sporten, precies werken, kleren maken, praten, iets nieuws bedenken, een ruimte inrichten, leren, presenteren, iemand mooi maken, nadenken, dingen uitleggen, met dieren werken, doorzetten.

 

Misschien is het lijstje niet compleet. Je mag zelf aanvullen.

In stap 1 heb je al een document gemaakt over jouw droombaan.

Maak een nieuw hoofdstukje in je document. Daarin ga je vertellen wat jouw vaardigheden, talenten of kwaliteiten zijn.

Denk nog eens na over je droombaan: welke kwaliteiten heb je nodig voor jouw droombaan? Heb je die al of zou je die nog verder moeten ontwikkelen?

Verwerk al deze informatie ook in jouw document van stap 1 in.

Stap 3

Je gaat nu uitzoeken welke stappen je moet nemen om jouw droombaan te bereiken.

Ga uit van het niveau waarin je nu zit. Dat is VMBO-Basis of VMBO-Kader.

 

Wat en Hoe?

1.     Je gaat de onderstaande informatie opzoeken:

a.    Welke opleiding heb je voor dit beroep nodig?

-        Hoe kun je hier vanaf je vmbobasis of kader diploma naar toe komen?

-        Wat is het niveau van de opleiding ( niveau 2, 3 of 4?)

b.    Hoe lang duurt deze opleiding?

c.    Welke competenties moet je beheersen voor dit beroep?

d.    Welke eisen stelt de opleiding aan de student?

e.    Op welke school kun je deze opleiding volgen?

e.    Hoe groot is de kans dat je werk vindt als je dit beroep wil uitoefenen?

 

2.     Veel informatie kun je vinden via oa: youchooz.nl. Ook kun je heel veel vinden bij de verschillende ROC-opleidingen.

 

Verwerk de gevonden informatie in je werkstuk.

Stap 4

Je gaat terugkijken op deze opdracht.

 

  • Noem 2 dingen die goed gingen bij het maken van dit document
  • Noem 2 dingen die minder goed gingen
  • Noem 2 verbeterpunten, wat zou je de volgende keer anders doen?

 

Dit vermeld je ook in je document als nieuw hoofdstukje.

Stap 5

Als laatste ga je jouw gemaakte document beoordelen met het schema dat op de volgende bladzijde staat.

Je gaat je gemaakte document kritisch bekijken en beoordelen. Je vult in de 2e kolom de punten in die jij denkt dat je gescoord hebt. Kijk ook goed naar de maximale score.

(Ook kun je dit schema goed gebruiken om te kijken of je alles gedaan hebt. En kan je dus nog dingen verbeteren of aanvullen: een soort checklist dus.)

Daarna plak je dit ingevulde beoordelings-schema achter je document. Dus dat wordt de laatste bladzijde.

 

     Lever je werkstuk in via Itslearning.

 

Voorlezen

Lees de opdracht voordat je begint, helemaal door zodat je weet wat de bedoeling is.

 

Kinderen vinden het meestal heerlijk om voorgelezen te worden, of ze nu klein zijn en zelf nog niet kunnen lezen of als ze al wat groter zijn. Misschien herinneren jullie je nog wel welk boek je het allermooist vond toen je voorgelezen werd?

Vaak lezen ouders voor voor het slapen gaan, maar voorlezen kan natuurlijk ook gewoon overdag. Voor kleine kinderen moet het voorlezen niet te lang duren. Vaak is 10 minuten lang genoeg.

 

Waar moet je op letten bij het voorlezen aan (een groepje) kinderen?

  • Zorg voor een rustige omgeving
  • Vertel vooraf iets over de inhoud van het verhaal(tje)
  • Lees rustig en duidelijk de tekst voor. Maak gebruik van de mogelijkheden van je stem. Je kunt soms zacht en soms wat harder spreken. Maak het verhaaltje spannend als dat aan de orde is.
  • Maak soms gebaren om je woorden kracht bij te zetten.
  • Let erop hoe je het boek vasthoudt. Laat je gezicht er niet achter verdwijnen. Maak oogcontact en stel af en toe een vraagje. Maak het voorlezen “interactief”.
  • Laat de plaatjes zien.
  • Als je aan één enkel kindje voorleest, kun je hem/ haar ook op schoot nemen.

 

Waaraan moet het boekje voldoen?

 

  • De tekst moet goed in het gehoor liggen en bij de leeftijd van het kind passen.
  • Het taalgebruik moet “beeldend” zijn. Kinderen moeten zich een voorstelling kunnen maken van wat er voorgelezen wordt.
  • Er moet een duidelijke structuur inzitten.
  • Het kind moet mee kunnen denken en kunnen reageren op het verhaaltje.
  • Humor en spanning zijn belangrijk.
  • De hoofdstukken moeten een afgerond geheel vormen.

 

Waarom is voorlezen zo belangrijk?

  • Door voorlezen leren kinderen steeds meer nieuwe woorden en kunnen ze zich steeds beter uitdrukken.
  • Het taalgevoel wordt  beter en ze gaan eerder moeilijke zinnen gebruiken.
  • Kinderen leren goed te luisteren en zich in te leven in een verhaal.
  • Voorlezen biedt structuur aan de dag, bijvoorbeeld het voorlezen voor het naar bed gaan.
  • Voorlezen prikkelt de fantasie.
  • Door het (voor)lezen kun je bepaalde onderwerpen bespreken, bijvoorbeeld overlijden, scheiding en ziektes.
  • Voorlezen stimuleert het leesplezier.

Stap 1

Voorlezen:

  • Heb je zelf nog een boekje in huis van vroeger? Een boekje dat je zelf heel erg leuk vond om uit voorgelezen te worden? Lees dat dan nog eens door en oefen het voorlezen daarvan.
  • Heb je nog andere kinderboekjes in huis voor een kind tot ongeveer 6 jaar? Zoek daar dan iets van op wat je zou kunnen/ willen voorlezen.
  • Als je geen kinderboeken in huis hebt kun je op internet veel voorleesverhaaltjes vinden (bijvoorbeeld op: https://www.verhaaltjesvoorlezen.nl/, https://www.zomerperiode.nl/voorleesverhaaltjes-voor-peuters-en-kleuters/, https://verhaaltjes.net/, https://jdevries.home.xs4all.nl/voorleesverhalen.html ). Er zijn er nog veel meer!
  • Als je hebt geoefend met voorlezen zou het natuurlijk leuk zijn als je het echt aan een jonger kind kunt voorlezen. Misschien heb je nog een jonger broertje of zusje?
  • Als je geen klein kind in de buurt hebt, lees het dan voor aan iemand in je gezin of doe de opdracht samen met een vriend(in).
  • Neem het op of maak een filmpje en lever het in bij Itslearning.
  • Denk aan de snelheid van het voorlezen, de toon, je gezichtsuitdrukking…

 

   Lever je filmpje of opname in via Itslearning.

Stap 2

Maak een tabel met kinderboeken voor de volgende leeftijdscategorieën:

 

  • 0 tot 12 maanden
  • Van 1 tot 2 jaar
  • Van 3 tot 4 jaar
  • Vanaf 5/6 jaar

In de eerste kolom komen de leeftijden te staan, in de tweede kolom een plaatje van het boekje en in de derde kolom een korte inhoud en wat het boek stimuleert/ leert, bijvoorbeeld kleuren leren, vormen leren, dieren van de boerderij,  cijfers, letters.

Leeftijdscategorie

Plaatje met titel. 

Korte inhoud/ wat leert het kind hiervan?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op de site van bol.com kun je al deze info vinden.

 

Misschien is het handig om deze tabel te maken in een andere afdrukstand.

Dit document is gemaakt in “staand”. Je kunt ook kiezen voor “liggend”.

(in tabblad: indeling)

 

 

Stap 3

Terugkijken:

  1. Hoe vond je de opdracht? Leg uit waarom je het leuk of minder leuk vond.
  2. Noem twee dingen die goed gingen.
  3. Noem twee dingen die minder goed gingen.
  4. Noem twee dingen die je de volgende keer anders zou doen
  5. Kijk kritisch naar je gemaakte lopdrachten en beoordeel deze aan de hand van de beoordelingslijst lijst. Doe dit zo eerlijk mogelijk!
  6. Plak deze (ingevulde) lijst bij je tabel en terugblik.

   Lever je tabel, terugblik en je beoordelingschema in via Itslearning.

Klussen in huis

Je gaat een werkstuk maken over helpen in het huishouden en dit in de praktijk thuis uitvoeren. Je gaat helpen opruimen of schoonmaken met iets thuis, of om je huis heen.

Misschien deed je dat al vaker, of misschien hoef je alleen je eigen kamer op te ruimen?

Je gaat 3 huishoudelijke klussen uitvoeren en beschrijven.

Denk aan de was: van sorteren, wassen, drogen, strijken... Of de badkamer poetsen. Of de koelkast schoonmaken. Of je eigen kamer opruimen en schoonmaken.

 

Je maakt het werkstuk in Word op je laptop.

Stap 1

Wat moet er allemaal in je werkstuk komen te staan?

  • Een voorkant (naam, klas, datum, titel, illustratie)
  • Een inleiding (waarin je vertelt wat de lezer kan verwachten en wat je gaat doen)

 

  • Werk per klus uit:
  1. Wat ga ik doen? Wat ga ik doen in of om het huis? Overleg dit met je ouders/verzorgers.
  2. Hoe ga ik dat aanpakken?
  3. Wat heb ik nodig aan spullen of middelen? (Bij chemische stoffen en reinigingsmiddelen vraag je hulp aan je ouders!) Wat zijn de gevaren? Lees het etiket. Beschrijf dit in dit hoofdstuk.
  4. Wie ga ik helpen? (Doe ik het samen of kan ik iets ook alleen?)Vertel met wie je samen werkt en wat je wel alleen zou kunnen doen.
  5. Maak een fotoreportage waarin jij aan het werk bent. Per klus 3 foto’s waarin je laat zien dat je aan het werk bent ( bijvoorbeeld: een vòòr, tijdens en na foto )
  • Kijk terug (2 zaken die goed gingen, 2 minder goed, 2 verbeterpunten)
  • Samenwerking (heb je samengewerkt, overleg gehad met je ouders over de klussen) Beschrijf dat.
  • Nawoord (Wat vond je van de opdracht? Hoe ging het maken van dit werkstuk)
  • Als laatste vul je een Beoordelingsschema.(volgende bladzijde)

Stap 2

Terugkijken:

  1. Hoe vond je de opdracht? Leg uit waarom je het leuk of minder leuk vond.
  2. Noem twee dingen die goed gingen.
  3. Noem twee dingen die minder goed gingen.
  4. Noem twee dingen die je de volgende keer anders zou doen
  5. Kijk kritisch naar je gemaakte opdrachten en beoordeel deze aan de hand van de beoordelingslijst lijst. Doe dit zo eerlijk mogelijk!
  6. Plak deze (ingevulde) lijst als laatste in je werkstuk.

 

   Lever je werkstuk in via Itslearning.

Kook thuis

Wat ga je doen?

Je gaat 2 keer koken in de komende week.

Je kunt dit alleen doen of samen met je vader of moeder, broer of zus.

Je kiest zelf wat je gaat maken. Je kunt natuurlijk een maaltijd koken maar je kunt ook een lekkere cake of taart bakken.

Van deze opdracht maak je een verslag.

Stap 1

Wat moet er allemaal in je verslag zitten?

  1. Het verslag heeft een voorkant met je naam, klas, datum, titel en een foto van jouw resultaten
  2. Je mag geen kant-en-klare maaltijden gebruiken. (dus niet alleen maar opwarmen of afbakken)
  3. De recepten die je gebruikt hebt met ingrediëntenlijst en de bereidingswijze.
  4. Als je geen recept gebruikt: dan een beschrijving van de ingrediënten en van al je stappen die je neemt om het gerecht klaar te maken.
  5. Ook vermeld je voor hoeveel personen dit gerecht is.
  6. Welke materialen heb je nodig om dit gerecht te kunnen maken?
  7. Hoe heb je gezorgd dat je zo hygiënisch mogelijk hebt gewerkt? Denk ook aan het opruimen en afwassen!
  8. Je maakt een fotoreportage of filmpje waarbij je laat zien dat jij aan het werk bent. Minimaal 12 foto’s of een filmpje waarbij je kan zien dat je aan het werk bent.
  9. Let erop dat je verslag geen rommeltje wordt met allemaal verschillende lettertypes, reclames etc.

Stap 2

Terugkijken:

  1. Hoe vond je de opdracht? Leg uit waarom je het leuk of minder leuk vond.
  2. Noem twee dingen die goed gingen.
  3. Noem twee dingen die minder goed gingen.
  4. Noem twee dingen die je de volgende keer anders zou doen
  5. Kijk kritisch naar je gemaakte opdrachten en beoordeel deze aan de hand van de beoordelingslijst lijst. Doe dit zo eerlijk mogelijk!
  6. Plak deze (ingevulde) lijst als laatste in je verslag.

 

 

 

   Lever je werkstuk in via Itslearning.

Blind / slechtziend

Je gaat verschillende opdrachten maken/doen die te maken hebben met blind of slechtziendheid.

Kunnen zien lijkt heel gewoon. Maar ogen zitten heel bijzonder in elkaar. Om te kunnen zien, zijn vier dingen nodig: je oog, licht, de oogzenuw en de hersenen.

 

Je oog is een bijna ronde bal. Aan de buitenkant zit een doorzichtige beschermlaag: het hoornvlies. Daarachter zit de bruine, blauwe, groene of grijze iris, die dus ook de kleur van je ogen bepaalt. De zwarte opening in het midden is de pupil. Hierachter zit een doorzichtige lens.

De binnenkant van het oog heet het netvlies. Dat is gevoelig voor licht. Om te kunnen zien, is altijd licht nodig. Als het donker wordt, worden je pupillen groter. Zo komt er zo veel mogelijk licht binnen. Als het erg licht is, worden ze juist piepklein.

Recht achter de pupil en de lens zit de gele vlek. Deze gele vlek vangt het licht en de beelden op. Daaronder zit een opening in de oogbol waardoor de oogzenuw naar je hersenen gaat. Daar zit geen netvlies. Deze plek heet de blinde vlek

Stel dat je naar een bal kijkt. Het beeld komt door de pupil en de lens op het netvlies terecht. Dan is het plaatje binnen, maar weet je nog niet wat je ziet. De oogzenuw geeft het beeld door aan je hersenen. Dan pas weet je: ik zie een bal.

Vooraf

Wat is blind en slechtziend? Blinde mensen zien heel weinig of zelfs niets. Slechtziend is iemand die minder dan 30% ziet. Een oogarts beoordeelt dit. Voorbeelden van slechtziendheid zijn kokerzicht, wazig zien (staar) en wiebelogen (nystagmus). Informatie over andere oogaandoeningen zoals glaucoom of macula degeneratie vind je op www.visio.org/oogaandoeningen.

 

Maak alvast in je OneDrive (map BZW2) een nieuw word document: blind met je naam erachter.

Dan kun je direct beginnen met het verslag dat je moet maken met deze opdrachten.

 

Stap 1

Je gaat met een klasgenoot de volgende opdracht doen.

De één speelt de blinde (met een blinddoek voor dus). De ander begeleidt.

  • Je gaat samen naar de fietsenstalling.
  • De ziende laat je voelen aan 3 verschillende voorwerpen zodat jij kunt raden (voelen) wat het is

Als jullie dit gedaan hebben wissel je van rol.

 

Belangrijk:

Doe dit serieus! De blinde moet erop kunnen vertrouwen dat het veilig is!

 

Maak hier een kort verslag van. Doe dit in een verhaalvorm en leg ook uit.

  • Hoe voelde het bij jou?
  • Had je gedacht dat het zo zou voelen?
  • Hoe was je begeleider?
  • Vertrouwde je hem/haar helemaal? Waarom wel of waarom niet?
  • Hoeveel van de verschillende voorwerpen kon je raden. Hoe kwam dat?
  • Is het allemaal veilig gegaan?

Stap 2

kokerzicht, wazig zien (staar) en wiebelogen (nystagmus), glaucoom of macula degeneratie en nog veel meer…….

Ga op zoek naar antwoorden op de volgende vragen:

  1. Wat is kokerzicht?
  2. Wat is staar?
  3. Wat zijn wiebelogen?

Stap 3

Maak je eigen ervaringsbril.

Met een ervaringsbril krijg je een idee hoe slechtziende mensen zien.

“Ervaren” betekent net doen alsof je slechtziend bent.

 

Deze opdracht doe je in tweetallen.

Je maakt samen 2 ervaringsbrillen: één kokerzicht en één staar

 

Bril 1

  1. Print de bril op stevig papier.
  2. Knip de bril uit. Knip of prik alleen de vier kleine rondjes uit.
  3. Vouw de achterflappen op de stippellijn om.
  4. Haal door de gaatjes in de oorflappen een elastiekje.
  5. Zet de bril op met de elastiekjes om je oren. Je kijkt nu door de kleine gaatjes. Dit zien mensen met “kokerzicht”.

 

Bril 2

  1. Print de bril op stevig papier.
  2. Knip de grote brillenglazen uit langs de lijn.
  3. Vouw de achterflappen op de stippellijn om.
  4. Haal door de gaatjes in de oorflappen een elastiekje.
  5. Plak een stukje plastic van bijvoorbeeld een boterhamzakje achter de brillenglazen.
  6. Zet de bril weer op en kijk eens rond. Alles is wazig! Zo ziet iemand met “staar”.

 

  • Ga weer in tweetallen op pad maar nu met je ervaringsbril op.
  • Loop naar de fietsenstalling en wissel van bril op de terugweg.

 

Maak hier een kort verslag van. Doe dit in een verhaalvorm en leg ook uit.

  • Hoe voelde het bij jou?
  • Had je gedacht dat het zo zou voelen?

Stap 4

Ga op zoek naar hulpmiddelen voor blinden en/of slechtzienden.

 

  • Hoeveel blinden en/of slechtziende mensen zijn er in Nederland?
  • Welke hulpmiddelen zijn er? Noem en beschrijf in ieder geval 3 hulpmiddelen.
  • Waarom is de computer ook belangrijk voor veel blinden en slechtzienden?

 

 

Maak hier een logisch verslag van en voeg dit toe.

 

 

Informatiebronnen:

 

https://hulpmiddelenwijzer.nl/hulpmiddelen/voor/blind-of-slechtziend, https://www.visio.org/nl-nl/revalidatie-en-advies/hulpmiddelen

 

Stap 5

Lief hè zo'n hondje?

 

  • Maar hoe werkt dat nu eigenlijk precies met zo'n hond.
  • En voor wie zijn ze nu eigenlijk bedoeld?

 

Verwerk ook deze opdracht in je verslag.

 

 

 

Informatiebronnen:

https://www.eduvip.nl/cms/files/blindenslechtziend/htdocs/www/pages/home/home.html

https://geleidehond.nl/

Stap 6

Terugkijken:

  1. Hoe vond je de opdracht? Leg uit waarom je het leuk of minder leuk vond.
  2. Noem twee dingen die goed gingen.
  3. Noem twee dingen die minder goed gingen.
  4. Noem twee dingen die je de volgende keer anders zou doen
  5. Kijk kritisch naar je gemaakte opdrachten en beoordeel deze aan de hand van de beoordelingslijst lijst.(hieronder). Doe dit zo eerlijk mogelijk!
  6. Plak deze (ingevulde) lijst bij je tabel en terugblik.

 

 

 

   Lever je verslag in via Itslearning.

Werkkaart maken

 

Lees voordat je begint aan deze opdracht alle stappen goed door zodat je weet wat er van je verwacht wordt.

 

Je werkt sinds kort bij de lunchroom Hapjes.

Je begeleidt daar mensen met een beperking in de keuken. Ook Pim.

 

In de lunchroom worden veel “broodjes gezond” verkocht.

Jij gaat een werkkaart maken zodat Pim precies weet welke ingrediënten er op het broodje moeten en welke stappen hij moet nemen om dit broodje te maken.

Pim leert het beste als er foto’s bij de werkbeschrijving staan. Lezen vind hij namelijk erg moeilijk.

Om een werkkaart te kunnen maken, moet je eerst zelf een Broodje Gezond maken.

Je schrijft elke stap op en van elke handeling maak je een foto.

Deze foto’s zet je in de juiste volgorde met een korte omschrijving ernaast.

Stap 1

Je werkt samen met een klasgenoot.

  • Maak een word document aan in je BZW2 map: werkkaart broodje gezond met jullie namen erachter. Deel dit document met elkaar zodat jullie er samen aan kunnen werken. (je kunt natuurlijk al beginnen met het maken van een voorkant).
  • Je zoekt een recept voor een broodje gezond.
  • Je maakt 2 broodjes.
  • Je maakt eerst een stappenplan: schrijf elke handeling op als een aparte stap.
  • Begin natuurlijk met een overzicht van de ingrediënten.
  • Schrijf er ook de benodigde materialen bij.
  • Je stappenplan sluit je af met het opruimen van je werkplek.

 

Dit document lever je alvast in in Itslearning.

Stap 2

Werk verder in je gemaakte document.

Jullie starten met de voorbereidingen.

  • Maak op basis van je stappenplan een fotodraaiboek.
  • Bepaal samen welke onderdelen uit het stappenplan jullie op de foto willen zetten.
  • Zorg dat je een camera bij de hand hebt.
  • Verdeel de taken: wie maakt de foto’s en wie voert de handelingen uit?

Stap 3

Jullie gaan het stappenplan testen!

  • Gebruik je stappenplan. Zorg voor pen en papier om eventueel aanpassingen/verbeteringen op te schrijven.
  • Maak de broodjes gezond en fotografeer de deeltaken.
  • Maak ook een foto van het eindresultaat.

Als je een goed stappenplan hebt gemaakt, is nu ook alles netjes opgeruimd.

 

Belangrijk: als je tijdens het maken van het broodje merkt dat je een stap bent vergeten, vul deze dan aan in je stappenplan!

Stap 4

 

De foto’s zijn gemaakt.

Je kunt nu de werkkaart maken voor Pim.

Werk dit verder uit in je eerdere document.

Maak een tabel met 2 kolommen; in de eerste kolom zet je de stap en een korte beschrijving, in de tweede kolom zet je een foto van die stap.

 

Stap 5

Terugkijken

Alle stappen doorgelopen?

  • Noem twee dingen die goed gingen.
  • Noem twee dingen die minder goed gingen.
  • Noem twee verbeterpunten.

 

Let op: natuurlijk ook weer een voorkant met titel, namen, klas, datum en toepasselijke afbeelding.

 

Plak als laatste het (ingevulde) beoordelingsformulier in je word document.

  Lever je complete document in in Itslearning.

Zomerfeest

Vooraf

Het is zomer! Vakanties beginnen bijna. Elk jaar wordt er voor de jongeren in de Woonpoort een zomerfeest georganiseerd. Er wordt muziek gedraaid, gedanst en er zijn leuke activiteiten.

 

Jongeren hebben behoefte aan ontspanning. Daarom moet je als begeleider naast alle klusjes ook voor leuke activiteiten zorgen.

Je gaat een zomerfeest organiseren voor jongeren van de Woonpoort. Een huis waarin jongeren begeleid wonen.

Stap 1

Je werkt samen met een klasgenoot.

Elk jaar heeft het feest een thema. Door het feest een thema te geven heb je een duidelijke richtlijn waar je feest over gaat. Het thema van vorig jaar was “Let’s dance”. Er was een dj die muziek draaide en er werd een streetdance workshop gegeven.

Bedenk samen een thema voor jullie zomerfeest.

Welk thema hebben jullie bedacht?

Open in je map BZW2 een word document en geeft het de naam: zomerfeest.

 

Maak alvast een voorkant met jullie namen en deel dit document met elkaar zodat je er allebei in kunt werken.

Stap 2

Maak samen een moodboard over jouw thema. Een moodboard is een verzameling plaatjes en teksten die de sfeer weergeven van je thema.

Hoe ga je te werk?

  • Zoek plaatjes en teksten op internet of in tijdschriften die met jouw thema te maken hebben.
  • Plak ze op een A3. Dat mag kris kras door elkaar of juist heel netjes. Kies  je eigen stijl
  • Schrijf met viltstift woorden op het papier die horen bij de sfeer die je hebt gekozen. Je mag ook tekeningen maken.

Maak een foto van je moodboard en voeg dit toe aan je document Zomerfeest.

Je kunt de foto natuurlijk ook gebruiken voor je voorkant.

Stap 3

Bedenk een leuke activiteit die past bij je thema. Er komen ongeveer 20 mensen op het feest.

Hoe?

  • Zoek op internet naar leuke activiteiten die bij jullie thema passen, net zoals streetdance paste bij het thema “Lets’s dance”.
  • Let erop dat de activiteit niet langer dan anderhalf uur duurt en dat het in de Woonpoort kan plaatsvinden.
  • De activiteit mag niet teveel kosten: maximaal € 50.00.

Wat hebben jullie bedacht. Beschrijf de activiteit en waarom is deze activiteit uitvoerbaar?

Voeg dit toe aan je Word document.

Stap 4

De jongeren mogen allemaal een paar mensen uitnodigen op het zomerfeest. Dat moet wel in overleg met de leiding, want je wilt wel toestemming kunnen geven wie er op het feest mogen komen.

 

Jullie gaan een mooie uitnodiging maken.

  • Je maakt de uitnodiging op je laptop. Er zin een aantal websites waarop je uitnodigingen kunt maken. Kies er één die past bij jullie thema.
  • Bedenk een leuke tekst.
  • In de tekst moet natuurlijk de datum (18 juli), het tijdstip (20.00-23.00 uur) en de locatie (de Woonpoort) staan.
  • De uitnodiging moet leuk geschreven zijn en mensen aansporen om te komen.

Je mag de uitnodiging ook op papier maken als je dat liever doet. Maak dan wel een foto die je toevoegt aan je document.

Stap 5

 

Chanel is bij de Woonpoort gekomen omdat zij in haar eigen thuissituatie te veel in de problemen kwam. Zij ging veel om met jongeren die blowden, harddrugs gebruikten en overlast bezorgden op straat. Op de Woonpoort kan ze tot rust komen en even geen contact hebben met haar foute vrienden.

 

Hoe reageer je?

  1. Ik zeg dat het goed is. Hoe meer zielen hoe meer vreugd.
  2. Ik vraag door om erachter te komen welke vrienden het  zijn. Als het de vrienden zijn waardoor zij in de problemen kwam, leg ik uit dat zij ze niet mag uitnodigen.
  3. Ik geef geen toestemming. Chanel mag niet in contact komen met vrienden van vroeger. Ze bedenkt maar iemand anders om uit te nodigen.

Welk antwoord vinden jullie het beste? Leg ook uit waarom je dat vindt!

Stap 6

Bij een feest horen natuurlijk ook hapjes en drankjes, versieringen en muziek.

Jullie gaan de hapjes en drankjes verzorgen. Je gaat vragen wat iedereen wil drinken.

De jongeren zijn in de leeftijd van 13 tot 16 jaar oud.

 

Je vraagt aan de jongeren van de Woonpoort wat ze graag willen drinken.

Dit zijn hun antwoorden:

  • Job: bier en cola
  • Dylano: cola
  • Jochem: sinas
  • Chanel: cocktails
  • Eefje: cola light

Maak een boodschappenlijstje voor de drank die je gaat inkopen.

Welke drankjes komen er op jullie boodschappenlijst te staan?

Leg deze keuze ook uit!

 

Bedenk voor Chanel een alcoholvrije cocktail.

Voeg je gevonden recept (ingrediënten en bereidingswijze) toe. En een afbeelding natuurlijk!

Stap 7

Een feest kost natuurlijk best veel geld. Je hebt drinken nodig, maar ook wat lekkers om te eten. Ook een dj kost geld en natuurlijk je activiteit die je bedacht hebt.

 

Jullie gaan een begroting maken.

In een begroting schrijf je op wat je allemaal nodig hebt en hoeveel het ongeveer kost. Zo kun je inschatten hoe duur je feestje gaat worden.

 

Voor je begint aan je begroting moet je natuurlijk weten wat je allemaal wilt kopen.

Daarom begin je met de boodschappenlijst.

  • Noteer de dranksoorten die je nodig hebt, Voor elke persoon ga je uit van 1 liter drank per persoon.
  • Vermenigvuldig de hoeveelheid drinken vervolgens met 4. Zo heb je ook genoeg voor alle gasten die meekomen.
  • Vul ook de drank in die je nodig hebt voor het maken van de alocoholvrije cocktail.

 

dranksoort

hoeveelheid

Hoeveelheid X 4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stap 8

Er komen ongeveer 20 mensen. Hoeveel zakken chips, pinda’s en borrelnootjes zou jij kopen?

 

Maak nu een tabel waarop je je begroting gaat maken. Je kunt bij invoegen ook kiezen voor een Excel-werkblad

Dan kun je in Word Excel gebruiken.

  • Zet je boodschappenlijst in je Excel
  • Zet ook de kosten voor je activiteit erin
  • En er is een dj gevonden die € 50,00 vraagt voor een avond muziek draaien.
  • Maak ook een totaalprijs.

 

 

Liever stap voor stap lezen?

Stap 9

Terugkijken

Noem twee dingen die goed gingen

Noem twee dingen die minder goed gingen

Noem twee verbeterpunten

Hoe verliep jullie samenwerking?

 

Maak hier een verslag van en voeg dit toe aan je document.

 

Als laatste vullen jullie samen de ingevulde beoordelingslijst in. Deze voeg je als laatste bladzijde toe aan je verslag.

Leefstijl

Je leefstijl is de manier waarop je leeft.

Je gewoontes bepalen je leefstijl.

Daar kies je zelf voor.

Alleen jij kunt ervoor zorgen dat je leefstijl gezond is.

Een gewoonte is iets dat je vaak op dezelfde manier doet.

Bijvoorbeeld veel snoep eten.

Maar gewoontes zijn ook: of je alcohol drinkt, rookt, hoe je slaapt, beweegt en ontspant.

 

Je leefstijl heeft grote invloed op je gezondheid. Jij bepaalt of je gezond eet, genoeg slaapt, genoeg beweegt en of je gaat roken en/of drinken.

Door een gezonde leefstijl verminder je de kans op een aantal ziektes.(leefstijlziektes)

Belangrijkste bij leefstijl is preventie dat betekent voorkomen  dat je ziek wordt.

Kies je voor ongezonde dingen of kies je voor gezonde dingen.

Stap 1

Leefstijlziekten

 

Leefstijlziekten zijn ziekten die gedeeltelijk veroorzaakt worden door  je manier van leven. Ze hebben vaak meerdere oorzaken.

Deze oorzaken noemen wij ook wel risicofactoren. Hoe meer risicofactoren voor jou  van toepassing zijn, hoe meer kans je hebt om een ziekte te krijgen.

 

De gevolgen van een ongezonde leefstijl:

 

Leefstijlziekten vormen een aanzienlijk probleem in Nederland. Vooral roken en overgewicht vormen een probleem, vermoedelijk zijn deze factoren (mede)verantwoordelijk voor twintig procent van de ziektes in Nederland. Vooral tussen longkanker, luchtwegaandoeningen en diabetes is een duidelijke relatie met leefstijl.

Stap 2

Risicofactoren: factoren die een relatie hebben met het zich ontwikkelen van een ziekte.

 

  • Snoepen, weinig vezels, niet/slecht poetsen: aantasting gebit

  • Felle zon, niet smeren, zonnebank: huidkanker

  • Alcohol: leverkanker, mond-,  slokdarm- ,keelkanker

  • Roken: longkanker

  • Vet, weinig vezels: darmkanker

  • roken, een hoge bloeddruk, hoog cholesterol (vet), stress, weinig bewegen, overgewicht, diabetes, erfelijkheid: hart- en vaatziekten

Stap 3

Opdracht:

 

Kies een leefstijlziekte.

Maak een poster waarop jij laat zien hoe je door een gezonde(re) leefstijl de kans op deze ziekte kunt verminderen.

Hoe ziet een goede poster eruit? Kijk het filmpje:

hoe maak je een goede poster.

Stap 4

Er zijn op internet veel programma’s te vinden om (gratis) posters te ontwerpen.

Vaak moet je je wel aanmelden als je wilt downloaden. Doe je dat liever niet: maak dan met het knipprogramma een afbeelding die je kunt opslaan.

 

https://lerendoenmaken.nl/opdrachten/een_poster_maken/

https://www.canva.com/nl_nl/maken/poster/

https://crello.com/nl/create/posters/

https://www.postermaker.nl/

https://nl.postermywall.com/

 

Als je liever een poster maakt op papier: dat mag ook!

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Stap 5

Poster af?

 

Beoordeel je poster met de "rubrics poster", lever die in samen met je poster.

 

 

 

 

 

Lever je poster en je ingevulde rubrics in bij je docent of als je dit digitaal hebt gedaan via Itslearning.

Vaccineren

Bekijk de twee video’s en lees de informatie uit stap 1 en 2. Deze informatie heb je nodig om stap 3 te kunnen maken.

 

Freek vertelt...

Meet the bad guys

Stap 1

Bacteriën, virussen en andere cellen worden vaak getekend als rondjes met gladde randen, maar dat zijn schematische tekeningen, waarin details zijn weggelaten. Cellen hebben aan de buitenkant namelijk allerlei uitsteeksels (zie afbeelding).

 

Uitsteeksels aan de buitenkant van een cel heten antigenen.

 

Soms komen er vreemde antigenen in je lichaam, bijvoorbeeld aan de buitenkant van een bacterie.

Witte bloedcellen maken stoffen om je te verdedigen tegen deze vreemde antigenen. Verdedigingsstoffen die witte bloedcellen maken heten antistoffen.

Antistoffen moeten precies passen op de antigenen.

Het aanmaken van de antistoffen kost de eerste keer daarom het meeste tijd en in die tijd kan je ziek worden.

Stap 2

Natuurlijke en kunstmatige immuniteit

Als je ziek bent geweest, kennen de witte bloedcellen de volgende keer de antigenen van de ziekteverwekker die de ziekte veroorzaakt heeft.

Als je nog een keer besmet wordt met dezelfde ziekteverwekker, kunnen je witte bloedcellen meteen antistoffen maken en word je niet meer ziek. Als je niet meer ziek wordt van een ziekteverwekker, ben je immuun voor de ziekte. Immuun zijn, omdat je al een keer ziek bent geweest van een ziekteverwekker heet: natuurlijke immuniteit.

 

Sommige ziekteverwekkers zijn zo gevaarlijk, dat je er nooit ziek van wil worden. Dan is het fijn als je op een andere manier immuun kan worden.

Voor deze gevaarlijke ziekteverwekkers krijg je een inenting.

Bij een inenting wordt een verzwakte ziekteverwekker in je lichaam gespoten. Hier word je niet ziek van, maar de witte bloedcellen leren wel welke antistoffen ze tegen de antigenen van deze ziekteverwekker moeten maken.

Als je later besmet wordt met deze gevaarlijke ziekteverwekker, weet je lichaam meteen hoe het moet reageren en word je niet meer ziek. Je bent immuun.

Immuun worden door een inenting heet: kunstmatige immuniteit.

Stap 3

 

 

Ga naar je werkboek VACCINEREN.

Pak het knipvel uit de bijlagen (blz. 21) en plak de plaatjes van het vaccineren in de juiste volgorde op bladzijde 4.

Stap 4

Kinderziekten

 

Informatie verzamelen

Bekijk het filmpje en lees de tekst.

groepsimmuniteit

Infectieziekten zijn ziekten die worden veroorzaakt door bacteriën, virussen, schimmels of parasieten. Deze piepkleine ziekmakers worden ook wel micro-organismen genoemd. Veel infectieziekten zoals griep heb je maar een beetje last van met wat snot en koorts. En meestal gaat zo’n griepje vanzelf weer over. Maar andere infectieziekten zijn veel gevaarlijker. Daar kun je heel ziek van worden en zelfs dood aan gaan. Je kunt een infectieziekte krijgen door:

  • Besmet eten of drinken.
  • Door het inademen van micro-organismen die in de lucht zweven.
  • Door contact met iemand die besmet is
  • Bacteriën die in een wond komen

Stap 5

Waarom is vaccineren belangrijk?

Vooral oudere mensen en jonge kinderen zijn vatbaar voor infectieziekten en lopen het grootste risico om heel ziek te worden. Vaccinatie vermindert de kans om ziek te worden.

Dat komt omdat een vaccin ervoor zorgt dat er minder besmettelijke micro-organismen voorkomen.

Voor veel infectieziekten is sprake van groepsbescherming. Dat betekent dat wanneer veel kinderen ingeënt zijn tegen een bepaalde infectieziekte, deze ziekte minder vaak voor komt. Ook kinderen die niet ingeënt zijn, lopen dan minder risico de infectieziekte te krijgen. Ze worden als het ware beschermd door de groep ingeënte.

Om deze groepsimmuniteit te creëren en te behouden is het belangrijk dat zo veel mogelijk kinderen ingeënt zijn. Als bijna alle kinderen ingeënt zijn, kan een ziekte zelfs helemaal verdwijnen

Stap 6

 

 

Op bladzijde 7 van je werkboek zie je alle vaccinaties in het rijksvaccinatieprogramma (RVP) in een tabel.

In de knipbladen 2 en 3  ( blz.23 en 25 ) vind je de afkortingen van de ziektes en de effecten van deze ziektes staan.

Zoek uit welke ziekte en welke effecten bij de afkortingen horen en maak de tabel kloppend.

Je kunt hiervoor de website: https://rijksvaccinatieprogramma.nl/infectieziekten gebruiken.

 

Stap 7

Vraag het thuis

 

Je houdt een interview met één van je ouders/verzorgers over vaccinatie. Zo kom je meer te weten over hun eigen vaccinaties en hoe ze over vaccinaties denken. Tegelijk kom je niet alleen meer te weten van je ouders/ verzorgers maar leer je ook wat over jezelf.

Vind het antwoord op de volgende vragen:

  1. Zijn jouw ouders vroeger gevaccineerd? Zo ja, waarvoor en op welke leeftijd?
  2. Kregen jouw ouders vroeger informatie over vaccinatie?
  3. Kennen jouw ouders iemand die een ernstige infectieziekte heeft gehad?
  4. Zo ja, heeft deze persoon er wat aan overgehouden?
  5. Nemen je ouders/verzorgers nu nog wel eens een vaccinatie (bijvoorbeeld de griepprik of een tetanusprik)?
  6. Als je familieleden een verre reis maken, zoeken ze dan uit of ze een reisvaccinatie nodig hebben?
  7. Tegen welke ziektes ben je zelf gevaccineerd?
  8. Welke prik heb je voor het laatst gehad en wanneer was dat?
  9. Kan je je nog herinneren of je last had van die vaccinaties?
  10. Zijn jullie huisdieren gevaccineerd, zo ja tegen welke ziektes?

Noteer je antwoorden in je werkboek.

 

Stap 8

Vaccinatie in het nieuws & Deel je kennis

 

Maak deze opdrachten in je werkboek

Stap 9

​​Maak in een tweetal een voorlichtingsproduct

bijvoorbeeld een poster, filmpje of presentatie waarmee je iemand anders – bijvoorbeeld je ouders, je kleine broertje of zusje, je grootouders – kunt informeren.

 

Het product moet antwoord geven op de volgende vragen:

a. Hoe werkt een vaccin?

b. Wat zit er in een vaccin?

c. Wat is groepsbescherming?

 

Stappenplan

 

  1. Kies je doelgroep.
  2. Kies welk product je gaat maken (film, poster, flyer, presentatie).
  3. Schrijf kort op wat je hoofdboodschap is en bedenk hoe je die over wil brengen.
  4. Hang je boodschap eventueel op aan een ziekte uit het Rijksvaccinatieprogramma.
  5. Verdeel de taken over wie wat doet.
  6. Maak een planning en bedenk wat je nodig hebt.
  7. Ontwerp je product.
  8. Maak je product.

 

 Lever je presentatie in via Itslearning