Lees de opdracht voordat je begint, helemaal door zodat je weet wat de bedoeling is.
Kinderen vinden het meestal heerlijk om voorgelezen te worden, of ze nu klein zijn en zelf nog niet kunnen lezen of als ze al wat groter zijn. Misschien herinneren jullie je nog wel welk boek je het allermooist vond toen je voorgelezen werd?
Vaak lezen ouders voor voor het slapen gaan, maar voorlezen kan natuurlijk ook gewoon overdag. Voor kleine kinderen moet het voorlezen niet te lang duren. Vaak is 10 minuten lang genoeg.
Waar moet je op letten bij het voorlezen aan (een groepje) kinderen?
Zorg voor een rustige omgeving
Vertel vooraf iets over de inhoud van het verhaal(tje)
Lees rustig en duidelijk de tekst voor. Maak gebruik van de mogelijkheden van je stem. Je kunt soms zacht en soms wat harder spreken. Maak het verhaaltje spannend als dat aan de orde is.
Maak soms gebaren om je woorden kracht bij te zetten.
Let erop hoe je het boek vasthoudt. Laat je gezicht er niet achter verdwijnen. Maak oogcontact en stel af en toe een vraagje. Maak het voorlezen “interactief”.
Laat de plaatjes zien.
Als je aan één enkel kindje voorleest, kun je hem/ haar ook op schoot nemen.
Waaraan moet het boekje voldoen?
De tekst moet goed in het gehoor liggen en bij de leeftijd van het kind passen.
Het taalgebruik moet “beeldend” zijn. Kinderen moeten zich een voorstelling kunnen maken van wat er voorgelezen wordt.
Er moet een duidelijke structuur inzitten.
Het kind moet mee kunnen denken en kunnen reageren op het verhaaltje.
Humor en spanning zijn belangrijk.
De hoofdstukken moeten een afgerond geheel vormen.
Waarom is voorlezen zo belangrijk?
Door voorlezen leren kinderen steeds meer nieuwe woorden en kunnen ze zich steeds beter uitdrukken.
Het taalgevoel wordt beter en ze gaan eerder moeilijke zinnen gebruiken.
Kinderen leren goed te luisteren en zich in te leven in een verhaal.
Voorlezen biedt structuur aan de dag, bijvoorbeeld het voorlezen voor het naar bed gaan.
Voorlezen prikkelt de fantasie.
Door het (voor)lezen kun je bepaalde onderwerpen bespreken, bijvoorbeeld overlijden, scheiding en ziektes.