Deze cursus laat zich goed lezen op een breed scala aan apparaten (responsive design); het ontwerp schaalt mee met de afmetingen van jouw scherm.
Toch wordt aangeraden om de cursus op een laptop of desktop te openen vanwege een betere leesbaarheid en prettigere kijkervaring van de kennisclips. Mocht je deze cursus toch op een smartphone/tablet/phablet willen bekijken, neem dan onderstaande aandachtpunten in acht:
Houd je device horizontaal om het menu (=overzicht) in beeld te houden en om video's beter te zien.
Video's bekijk je het beste door het beeld te maximaliseren naar een volledig scherm.
Samenvattingen en formuleblad worden niet in-app geopend maar worden automatisch gedownload naar het geheugen van jouw device.
Ondervind je toch nog problemen bij het goed zichtbaar krijgen van deze cursus? Stuur dan een e-mail naar cursushouder Mehmet Sahan (m.sahan@hr.nl).
Team Bedrijfseconomie wenst jou veel leerplezier!
Anjali Raghunath
Jeroen Prikker
Mehmet Sahan
Leerdoelen en weekplanning
1. Je begrijpt liquiditeitskengetallen en kunt deze berekenen en beoordelen op basis van gegeven financiële overzichten (m.n. de balans). - Week 1 en 2
2. Je begrijpt solvabiliteitskengetallen en kunt deze berekenen en beoordelen op basis van gegeven financiële overzichten (m.n. de balans). - Week 1 en 2
3. Je begrijpt rentabiliteitskengetallen en kunt deze berekenen en beoordelen op basis van gegeven financiële overzichten (m.n. de balans en winst- en verliesrekening). - Week 1 en 3
4. Je kunt een onderneming adviseren hoe financiële kengetallen te verbeteren. - Week 4
Leerproces
Wekelijks staan 90 minuten ingeroosterd voor dit vak. Het is echter de bedoeling dat je voorbereid naar deze les gaat door vóór de ingeroosterde lessen zo goed mogelijk de theorie eigen te maken. Je doet dit door voor de betreffende week de uitleg te lezen en bijhorende kennisclip(s) te bekijken. Het advies is om de leeractiviteiten uit te voeren in de volgorde waarin het wordt aangeboden. Bekijk of lees het lesmateriaal opnieuw indien nodig. Noteer meteen eventuele vragen zodat deze tijdens de les gesteld kunnen worden.
De lessen op locatie worden gegeven door een vakdocent en zijn gedeeltelijk een herhaling, maar voornamelijk een toepassing van de kennis die via tekst en beeld wordt aangeboden. De docent zal iedere les een aantal van de weekopdrachten klassikaal maken (differentiatie daargelaten) waarna jij zelfstandig aan de slag kan met de nog resterende opdrachten.
Je mag er ook voor kiezen om tijdens de lesvoorbereiding al te beginnen aan de 'maak-opdrachten' vóórdat deze in de klas worden behandeld. Voor studenten die de aangeboden kennis via tekst en beeld al redelijk tot goed begrijpen is dit zelfs aangeraden.
Zo word je getoetst
De Bedrijfseconomie 2 toets bestaat uit 30 meerkeuzevragen en is gebaseerd op de kennisclips, de theorieteksten op deze site en de opdrachten in dit arrangement. De opdrachten worden voor- en nabesproken tijdens de ingeroosterde, fysieke lessen. Alle opdrachten in dit arrangement bieden een goede voorbereiding op de toets en geven een goed beeld van het niveau en het type vragen die je mag verwachten.
Een formuleblad klik hier wordt bij aanvang van de toets door de toetssurveillant uitgedeeld. Je hoeft de formules in dit blad dus niet uit je hoofd te leren! Je dient ze uiteraard wel te begrijpen en toe te passen. Let op, eigen printjes van dit formuleblad of anderzijds worden niet geaccepteerd tijdens de toets.
Een voldoende (5,5) haal je wanneer je 20 van 30 toetsvragen correct hebt beantwoord. Let wel dat je voor het behalen van je propedeuse gemiddeld minimaal een 6,0 moet hebben voor alledrie de leerlijnen. Dat geldt dus ook voor de kennislijn.
Tenslotte vind je hieronder de toetsmatrijs met leerdoelen die in het tentamen worden afgetoetst, gepaard met het aantal - en niveau - van toetsvragen die je per leerdoel mag verwachten.
Leerdoelen
KITASE niveau
Aantal vragen
1. Je begrijpt liquiditeitskengetallen en kunt deze berekenen en beoordelen op basis van gegeven financiële overzichten (m.n. de balans).
KIT
6
2. Je begrijpt solvabiliteitskengetallen en kunt deze berekenen en beoordelen op basis van gegeven financiële overzichten (m.n. de balans).
KIT
7
3. Je begrijpt rentabiliteitskengetallen en kunt deze berekenen en beoordelen op basis van gegeven financiële overzichten (m.n. de balans en winst- en verliesrekening).
KIT
11
4. Je kunt een onderneming adviseren hoe financiële kengetallen te verbeteren.
IT
6
Cursusmaterialen
Hieronder vind je snelkoppelingen naar alle cursusmaterialen die je al op deze site in vier weken verdeeld vindt. Deze zijn te downloaden. Het advies is om gewoon de weken te doorlopen en het aangeboden materiaal 'just-in-time' per week te lezen/bekijken/uit te voeren.
De studiehandleiding, klik hier. (Het betreft de volledige studiehandleiding. Echter, de belangrijkste informatie vind je al op deze site.)
Alle geschreven theorie op deze site in één reader, klik hier.
Formuleblad, klik hier. Het formuleblad wordt bij aanvang van de toets door de toetssurveillant uitgedeeld. Je hoeft de formules in dit blad dus niet uit je hoofd te leren! Je dient ze uiteraard wel te begrijpen en toe te passen. Let op, eigen printjes van dit formuleblad of anderzijds worden niet geaccepteerd tijdens de toets.
Vragen stel je zoveel mogelijk tijdens de lessen op locatie - de plek waar jij met jouw collega ondernemers in opleiding en docent werkt aan de lesstof. Door tijdens deze bijeenkomsten vragen te stellen leer je niet alleen zelf, maar help je ook je medestudenten met hun leerproces.
Indien je er voor kiest om niet aanwezig te zijn tijdens ingeroosterde, fysieke lessen/colleges, dan kies je er nadrukkelijk voor om je de lesstof zelfstandig eigen te maken. Reactie van een vakdocent op een een eventuele hulpvraag van jouw kant is dan niet meer vanzelfsprekend.
Mocht jouw vraag echt niet tijdens de les gesteld kunnen worden, neem dan via e-mail contact op met jouw bedrijfseconomiedocent:
Bij organisatorische vragen over de cursus kun je contact opnemen met Mehmet Sahan (cursushouder).
Week 1
Lees - Inleiding
Om de financiële situatie van een onderneming objectief te bepalen, gebruikt men doorgaans verschillende soorten financiële kengetallen. De hoogte of laagte van deze kengetallen zeggen allemaal vanuit een verschillend perspectief iets over de financiële ‘gezondheid’ van een onderneming op dat moment.
Er zijn verschillende soorten financiële kengetallen en deze worden in de praktijk wisselend gebruikt al naar gelang het belang van de persoon of organisatie die erom vraagt. Zo zullen (potentiële) aandeelhouders erg geïnteresseerd zijn in de ‘rentabiliteit op eigen vermogen’ en een leverancier die gevraagd is om op rekening te leveren, meer in de ‘current ratio’ van de onderneming. Een (potentiële) verschaffer van lang vreemd vermogen zal juist weer meer geïnteresseerd zijn in solvabiliteitskengetallen zoals de ‘debt ratio’. Voor het management van de onderneming zijn uiteraard alle kengetallen (ook wel ratio’s genoemd) van belang. Niet alleen omdat ze direct iets zeggen over de huidige financiële gezondheid. Maar ook omdat verschillende stakeholders de druk zullen opvoeren om voorkeurskengetallen te verbeteren ter bescherming van de eigen portemonnee/investering!
Financiële kengetallen laten zich bovendien goed vergelijken in tijd, of juist met externe data van branchegenoten. Vragen zoals “gaat het nu beter of slechter dan vorig jaar op gebied van liquiditeit?” of “behaalt de aandeelhouder bij ons meer of minder rendement per geïnvesteerde euro vergeleken met de concurrent” kunnen hierdoor goed beantwoord worden.
De input voor de berekening van financiële kengetallen haalt men doorgaans uit de balans van een onderneming. Voordat we verder gaan is het dus belangrijk om goed te begrijpen wat de balans ook alweer is, hoe deze is opgebouwd en hoe deze verandert na ieder financieel feit. Bekijk daarom nu eerst de kennisclip ‘De Balans’.
Bekijk - De balans
Lees - Financiële kengetallen kennen en begrijpen
Het is belangrijk om goed inzicht te hebben in de financiële gezondheid van een bedrijf. En niet alleen het bedrijf zelf maar ook andere stakeholders hebben behoefte aan deze informatie. Bijvoorbeeld:
Leveranciers kunnen op basis van bepaalde kengetalen beter bepalen of ze een onderneming wel of niet op krediet willen leveren. Als het risico van uitstel of zelfs afstel van betaling relatief groot is, kan gevraagd worden om deels of helemaal contant af te rekenen, of kan er gekozen worden om extra voorwaarden te binden aan de transactie.
Aandeelhouders willen graag weten wat het rendement is, om zo beter te kunnen vergelijken met alternatieve investeringsmogelijkheden.
Banken eisen financieel inzicht voordat ze een lening goedkeuren en/of de rente bepalen (welke een afspiegeling is van het gepercipieerde risico). Een bank wil natuurlijk eerst kunnen beoordelen of de waarde van verkoopbare bezittingen voldoende is om alle schulden mee af te lossen in het geval van faillissement.
Financiële kengetallen kunnen deze vragen beantwoorden.
We maken over het algemeen onderscheid tussen drie soorten kengetallen die drie verschillende vragen rondom de financiële gezondheid van een onderneming kunnen beantwoorden:
• Liquiditeit: Kan een onderneming aan haar korte termijn schuldverplichtingen voldoen?
• Solvabiliteit: Kan een onderneming aan al haar verplichtingen (korte- en lange termijn schulden) voldoen in het geval van liquidatie?
• Rentabiliteit: Hoeveel levert één euro op die in de onderneming wordt gestopt?
Deze drie deelgebieden zijn verder onder te verdelen in specifieke ratio’s die onderling verschillen op de manier waarop liquiditeit, solvabiliteit of rentabiliteit worden berekend.
In de tabel hieronder staan alle (voor deze cursus) relevante ratio’s, de bijhorende formules en de algemeen geldende normen.
Later in de cursus wordt uitgebreid ingegaan op het destilleren van de juiste gegevens uit een balans die als input dienen voor de hierboven beschreven formules. Voor nu is het goed om te weten dat de berekende ratio's vooral van grote betekenis zijn wanneer ze worden vergeleken met een norm, met een voorgaande periode of met een benchmark.
Vergelijken met een norm. Berekende liquiditeits- en solvabiliteitskengetallen kunnen vergeleken worden met een algemeen geldende norm (zie laatste kolom in de tabel). Deze normen geven de grens aan tussen een 'goede' en 'slechte' ratio. Kijkend naar de norm voor Current Ratio bijvoorbeeld, weten we dat een bedrijf met een berekende ratio van 2,0 een prima liquiditeit heeft. Maar zodra het onder de 1,5 valt moeten het bedrijf (en haar externe financiers) zich zorgen maken. Met deze algemeen geaccepteerde normen hebben we gemakkelijke standaarden waar de financiële gezondheid van een onderneming mee vergeleken kan worden.
Een uitzondering zijn de rentabiliteitsratio’s waar geen algemeen geldende normen voor bestaan. Vaak wordt gesteld dat deze op zijn minst positief moeten zijn (= winst!). Maar omdat een kengetal altijd een momentopname is, is zelfs dat niet altijd een gegeven. Aandeelhouders kunnen bijvoorbeeld prima leven met een negatief rendement als het toekomstperspectief maar gunstig is. Ook de risico-inschatting van de aandeelhouder of externe investeerder speelt een rol. Kortom, de vermogensverschaffer (vreemd of eigen) bepaalt zelf zijn 'norm' en beoordeelt de feitelijke rendementsratio van een onderneming aan de hand een zelf bepaalde standaard.
Vergelijken met het verleden. Naast het vergelijken met algemeen geaccepteerde normen kan men ook de ontwikkeling van financiële gezondheid/aantrekkelijkheid in tijd analyseren. Een opwaartse trend in een bepaalde ratio is positief. Een current ratio van 1,4 is niet optimaal, maar als de onderneming een kwartaal ervoor een current ratio van 1,1 had, dan zit er in ieder geval een positieve ontwikkeling in. Misschien wel het resultaat van zeer bewuste acties om de liquiditeit te verbeteren! Omgekeerd geldt dat als de current ratio lager is dan een kwartaal eerder, er sprake is van een neerwaartse trend. Hoogtijd om te analyseren hoe dat komt en maatregelingen te nemen.
Vergelijken met een voorbeeldbedrijf (binnen of buiten de branche). Ofwel benchmarken. Dit houdt in dat één of meer vergelijkbare bedrijven die het goed doen op een specifiek financieel aspect als voorbeeld (benchmark) worden genomen. Het streven van de benchmarkende onderneming is om ook dit niveau te halen. Want kennelijk is het mogelijk!
Week 2
Bekijk - Liquiditeit en liquiditeitsratio's
Bekijk - Solvabiliteit en solvabiliteitsratio's
Lees - Liquiditeit en Solvabiliteit
Liquiditeit algemeen
Met liquiditeitskengetallen controleer je dus of er voldoende middelden beschikbaar zijn in de onderneming om aan alle korte termijn betalingsverplichtingen (ook wel vlottende passiva genoemd) te kunnen voldoen. Dat kan met geld dat liquide (meteen beschikbaar) of redelijk liquide is (bijvoorbeeld voorraad en/of debiteuren). Bij liquiditeitsratio’s kijkt men eerst naar de vlottende activa (VA) – en vergeet dus niet de liquide middelen hierbij op te tellen – en vergelijkt dit vervolgens met de totaalwaarde aan kort vreemd vermogen. De algemene formule is VA/KVV.
In de afbeelding hieronder zie je om welke posten het mogelijk zou kunnen gaan. Blauwgekleurd de vlottende activa. Roodgekleurd het vreemd vermogen.
Met de liquiditeitsratio wordt berekend ‘hoe veel keer’ een onderneming al zijn korte termijn schulden zou kunnen betalen als deze (KVV) schuldeisers vandaag betaald zouden moeten worden. In het voorbeeld hierboven is te zien dat het totaal aan vlottende activa €11.500 bedraagt en het totaal vlottende passiva €6.300 bedraagt. De formule VA/KVV leidt tot een ratio van 1,8. Dit zegt dat de onderneming in kwestie op 1 maart 2021 in één keer 1,8 x haar kortlopende schulden zou kunnen betalen dank zij de inzet van meer dan voldoende vlottende activa. Dat is niet slecht. Een liquiditeitskengetal van 0,5 zou natuurlijk wel uitermate slecht zijn, omdat in dat geval maar de helft van kortlopende schulden ‘gedekt is’ door beschikbare vlottende activa. Daar zit geen crediteur op te wachten!
Liquiditeit: current ratio en quick ratio
Liquiditeitsratio’s zijn verder onder te verdelen in verschillende kengetallen die nèt anders worden berekend. Hieronder worden de twee belangrijkste, namelijk Current Ratio en Quick Ratio toegelicht.
De Current Ratio is het meest algemene liguiditeitskengetal en is niets meer dan de ratio zoals hierboven reeds wordt uitgelegd als liquiditeitsratio, namelijk:
Current Ratio = vlottende activa / kort vreemd vermogen
Echter, de Current Ratio is lang niet altijd ideaal. Bedenk dat het bij de liquiditeit gaat om de snelheid waarmee vlottende activa kunnen worden omgezet naar cash om daarmee aan de verplichtingen van korte termijnschulden te voldoen. Voorraad kan echter bijna nooit direct verkocht wanneer daar snel behoefte aan is. Zeker voor producten waar een uitgebreid beslissingsproces aan voorafgaat (bijvoorbeeld witgoed, auto’s, televisies) is het niet realistisch te denken dat de (volledige) voorraad meteen verkocht kan worden Om die reden wordt soms de Quick Ratio gebruikt, zeker wanneer het een handelsonderneming betreft en er veel voorraad wordt aangehouden.
De formule voor de Quick Ratio lijkt op die van de Current Ratio, alleen wordt de voorraad niet meegeteld in de vlottende activa. Het in mindering brengen van de voorraad betekent dat rekening wordt gehouden met het feit dat deze niet ingezet kan worden op het moment dat aan korte termijn verplichten moet worden voldaan. Voorraad is gewoonweg niet ‘liquide’ genoeg. De formule voor de Quick Ratio is:
Quick Ratio = (vlottende activa – voorraden) / kort vreemd vermogen
Liquiditeitsratio’s bij sprake van ijzeren voorraad en debiteurenkern
Helaas zijn de begrippen ‘vlottende activa’ en ‘kort vreemd vermogen’ niet altijd wat ze lijken! Soms is er sprake van een zogenoemde ‘ijzeren voorraad’ en/of een ‘debiteurenkern’. Hoewel voorraad en debiteuren altijd als vlottende activa worden genoteerd in een balans, hebben de ijzeren voorraad en debiteurenkern de eigenschappen van vaste activa!
IJzeren voorraad. De ijzeren voorraad waarover een handelsonderneming voor een ongestoorde bedrijfsuitoefening altijd moet beschikken. Ofwel, de minimum voorraad in een onderneming die altijd aanwezig moet zijn. Het betreft weliswaar voorraad, maar de waarde van de minimum voorraad zal nooit op korte termijn omgezet kunnen worden naar contant geld om aan korte termijnschulden te voldoen. Per handelsonderneming verschilt deze waarde natuurlijk. Een eenvoudige manier om de ijzeren voorraad te achterhalen is door over een langere periode (zoals een jaar) de balansen van de onderneming te analyseren en te noteren wat in deze periode de laagst gemeten voorraad is. Dat is dan de ijzeren voorraad.
De debiteurenkern. De Debiteurenkern is het minimale bedrag dat een onderneming altijd onder debiteuren uit heeft staan. Net als bij ijzeren voorraad komt het bedrag dat te ontvangen is van debiteuren nooit onder een bepaalde minimumwaarde. Per onderneming verschilt deze waarde en kan net als bij de ‘ijzeren voorraad’ achterhaald worden door over een langere periode (zoals een jaar) de balansen van de onderneming te analyseren en te noteren wat in deze periode de laagst gemeten debiteurenwaarde is.
Het hebben van een ijzeren voorraad en debiteurenkern is duidelijk van invloed op de Current Ratio en Quick Ratio. Deze dienen namelijk niet meegenomen te worden in de berekening omdat ze de eigenschappen hebben van vaste activa. Wanneer de waardes van ijzeren voorraad en/of debiteurenkern bekend zijn, dan passen we deze ratio’s dus aan om hier rekening mee te houden. De berekening ziet er dan als volgt uit:
Current Ratio = (vlottende activa – ijzerenvoorraad - debiteurenkern) / kort vreemd vermogen.
Quick Ratio = (vlottende activa - alle voorraad - debiteurenkern) / kort vreemd vermogen
Normen voor liquiditeitsratio's
De algemene norm voor de Current Ratio is 1,5. In het algemeen kan gesteld worden dat hoe hoger de Current Ratio boven 1,5 is, hoe beter het met de onderneming gesteld is. Lager dan 1,5 wordt juist als ‘ongezond gezien’.
De algemene norm voor de Quick Ratio is 1,0. In het algemeen kan gesteld worden dat hoe hoger de Quick Ratio boven de 1,0 is, hoe beter het met de onderneming gesteld is. De norm van 1,0 is een stuk lager en dus minder streng dan die van de Curent Ratio. Logisch, omdat men er – na aftrek van de volledige voorraad en debiteurenkern - ervan uit kan gaan dat de overgebleven vlottende activa zo goed als volledig is in te zetten om korte termijn schulden af te lossen. Een groot deel van de risico is al uit de formule gehaald en dus kan de de norm omlaag naar 1. Ofwel, voor iedere 1 euro schuld staat er aan de andere kant van de balans dus ook minimaal 1 (snel in te zetten) euro tegenover.
Solvabiliteit algemeen
De solvabiliteit is de mate waarin de onderneming in het geval van faillissement kan voldoen aan zowel haar korte als lange termijn schulden. Anders gezegd geeft het aan of er voldoende eigen vermogen in de onderneming aanwezig is in verhouding tot het vreemd vermogen.
Solvabiliteitsratio’s zijn dus een maatstaf voor de mate waarin een onderneming om kan gaan met financiële tegenslagen. De solvabiliteitsratio geeft de verhouding weer tussen het eigen vermogen en vreemd vermogen, wat weer iets zegt over hoe afhankelijk een bedrijf is van kredietverstrekkers. Hoe meer het relatieve eigen vermogen ten opzichte van het vreemd vermogen, hoe beter financiële tegenslagen met eigen kapitaal kunnen worden opgevangen. Goed voor het management om een beeld te hebben hoe weerbaar de onderneming is wanneer het een keer tegen zit. Maar ook wanneer het bedrijf nieuw krediet aanvraagt om bijvoorbeeld nieuwe investeringen te financieren zal de potentiële verschaffer van vreemd vermogen altijd eerst kijken naar de financiële gezondheid van het bedrijf.
Bij ondernemingen met te veel vreemd vermogen zijn het de externe vermogensverschaffers die het meeste risico lopen. Dan is het ook moeilijker - zo niet onmogelijk - om meer vreemd vermogen aan te trekken. Bovendien zullen huidige schuldeisers vaak (maar niet altijd – er zijn ‘verzachtende omstandigheden’ die hier buiten beschouwen wordt gelaten) de druk opvoeren op de onderneming om een betere solvabiliteit te bewerkstelligen.
Debt Ratio = (vreemd vermogen / totaal vermogen) x100%
Normen voor solvabiliteitsratio's
De norm voor het solvabiliteitspercentage is minimaal 33%. Hoe hoger boven de 33%, hoe gezonder de solvabileitspositie van de onderneming.
De norm voor de debt ratio is maximaal 67%. De debt ratio geeft exact dezelfde informatie als de solvabiliteitspercentage maar dan beredeerd vanuit het Vreemd Vermogen perspectief in plaats van het Eigen Vermogen. Het zal dan ook niet verbazen dat de norm voor debt ratio precies het tegenovergestelde werkt. Hoe lager onder 67%, hoe gezonder de solvabiliteitspostitie van de onderneming.
Let op! Er zijn verschillende formules in de omloop met betrekking tot het berekenen van solvabiliteitsratio’s. Om onduidelijkheden te voorkomen gebruiken we voor deze cursus (en dus ook de toets) bovengenoemde formules en de bijhorende normen, uitgedrukt in percentages. Andere bronnen kunnen afwijkende formules gebruiken en daarmee dus ook andere ‘normen’ hanteren.
Maak in de klas - Opdrachten Liquiditeit & Solvabiliteit
Rentabiliteit drukt een rendement (beloning) uit als percentage van geïnvesteerd vermogen. Met deze ratio’s is het mogelijk om te beoordelen of er voldoende wordt verdiend per geinvesteerde euro.
De bezittingen (linkerkant balans) van een onderneming kunnen gefinancieerd worden door Eigen Vermogen (van aandeelhouders/eigenaren) en door Vreemd Vermogen. Zowel de verschaffers van eigen vermogen als van vreemd vermogen doen dat met een reden: de verwachting dat er meer geld terugkomt dan dat is geinvesteerd!
Informatie over eigen en vreemd vermogen halen we natuurlijk uit een balans. Eigenlijk uit twee balansen – een beginbalans en een eindbalans. Want we willen weten wat er in een periode gemiddeld aan vermogen is geinvesteerd.
Informatie over het rendement halen we doorgaans uit de winst- en verliesrekening. Goed om deze dus weer even scherp te hebben. Zie hieronder het veelgebruikte ‘EBITDA’-model:
Indien er niets wordt ‘ingekocht’ om te verkopen, zoals bij veel dienstverleners, dan is het ook gebruikelijk om de winst- en verliesrekening in te korten naar:
Afhankelijk van de te beoordelen rentabiliteitsvraag zijn er drie soorten rentabiliteitskengetallen te onderscheiden. Deze worden hieronder toegelicht.
1. Rentabiliteit op Eigen Vermogen (REV)
Het inkomen dat de onderneming genereert voor aandeelhouders/eigenaren heet 'winst na belasting'. Die winst na belasting wordt dan ook periodiek opgeteld op de balans bij het eigen vermogen. Bij iedere winst stijgt het eigen vermogen. En bij ieder verlies daalt het eigen vermogen.
De rentabiliteit op eigen vermogen (EV) is hier van belang en de formule is als volgt:
REV = (nettowinst / gemiddeld EV) × 100%
Waarbij het gemiddeld eigen vermogen als volgt is te berekenen:
Gemiddeld EV = (totaal EV beginbalans + totaal EV eindbalans) / 2
Als een onderneming een REV van 15% heeft, dan betekent dit dat voor elke euro investering door eigen vermogen, er 15 eurocent is verdiend.
2. Rentabiliteit op Vreemd Vermogen (RVV)
Het inkomen dat de onderneming genereert voor verschaffers van vreemd vermogen heet 'intrest' of 'rente'. Voor de onderneming is dit de prijs die het betaalt om vreemd vermogen te kunnen lenen en het bedrag is bij iedere rentebetaling terug te zien als intrestkosten op de winst- en verliesrekening. Maar diezelfde rent is natuurlijk juist winst voor de verschaffer van vreemd vermogen.
De rentabiliteit op vreemd vermogen (VV) is hier van belang en de formule is als volgt:
RVV = (intrestkosten / gemiddeld VV) × 100%
Waarbij het gemiddeld vreemd vermogen als volgt is te berekenen:
3. Rentabiliteit op Totaal Vermogen (RTV) en het hefboomeffect
Dit kengetal is vooral belangrijk voor het management van een onderneming, om te beoordelen of het het waard is om een lening (=vreemd vermogen) af te sluiten tegen een gegeven rente.
Om dit te begrijpen is het zinvol om een eenvoudige vergelijking te maken. Stel je hebt een goed plan waarmee je goederen verkoopt met een verwachte 15% winst vóór belasting en rentekosten (=EBIT). Maar je hebt geen eigen geld. Dan is het alleen zinvol om geld te lenen om te investeren in jouw plan als de rente op de lening lager is dan de verwachte 15% EBIT. Wanneer je kunt lenen tegen een rentepercentage van 8% bijvoorbeeld, dan houd je na betaling van de 8% rentekosten een positief verschil over dat van jou is. Dit heet het hefboomeffect.
Indien over het vreemde vermogen een lager interestpercentage moet worden betaald dan het rendement op het totale vermogen bedraagt, dan wordt er op het vreemd vermogen 'verdiend'. Om deze analyse te kunnen maken is voor het management van een onderneming de rentabiliteit op totaal vermogen (TV) van belang en de formule is als volgt:
RTV = (EBIT / Gemiddeld TV) x100%
Let op dat we hier dus niet de nettowinst na belasting pakken (zoals bij REV) maar EBIT - het resultaat vóór belasting en intrest. Bestudeer het EBITDA-schema nogmaals om hier goed grip op te krijgen.
Het gemiddeld totaal vermogen is als volgt te berekenen:
Gemiddeld TV = (TV beginbalans + TV eindbalans) / 2
Als een onderneming een RTV van 15% heeft en dan nieuw vreemd vermogen aantrekt tegen een rentepercentage lager dan 15%, dan verdient de onderneming op dit vreemd vermogen door het hefboomeffect.
Normen voor rentabiliteitsratio’s?
Zoals eerder al geschreven zijn er geen normen voor rentabiliteitsratio’s. De aantrekkelijkheid van een gegeven rendement hangt namelijk niet alleen af van actuele marktsituatie (waar mag je - gezien de economische omstandigheden - blij mee zijn?) maar ook van het risicoprofiel van de vermogensverschaffer. Hoeveel rendement eist hij/zij bij een bepaald risiconiveau? Misschien is de belangrijkste maatstaf voor ‘goed’ of ‘slecht’ wel de vergelijking met concurrenten binnen dezelfde bedrijfstak. Als bedrijf ‘A’ bijvoorbeeld een rentabiliteit heeft van 2% en een vergelijkbaar bedrijf ‘B’ in dezelfde bedrijfstak een rentabiliteit van 9%, dan doet het tweede bedrijf het beter. Bedrijf ‘A’ mag zich achter de oren krabben en ontevreden zijn met het resultaat.
De uitdaging is in ieder geval om een zo laag mogelijke RVV te bereiken (hoe goedkoper vreemd vermogen wordt aangetrokken, hoe beter) en een zo hoog mogelijke REV (wat het bedrijf aantrekkelijker maakt voor aandeelhouders). En daarnaast om continu de RTV te vergelijken met de RVV. Indien RTV hoger is dan RVV, dan loont het om te geld te lenen. Indien RVV hoger is dan RTV dan loont het juist om schulden sneller af te lossen (mits de liquide middelen aanwezig zijn).
Bekijk - Rentabiliteit en rentabiliteitsratio's
Let op!
Onderstaande kennisclip hoef je niet helemaal te bekijken. Het filmpje start automatisch vanaf 30 seconden.
Je hoeft het maar tot 17:30 te bekijken. Alles daarna (hefboomeffect) mag je overslaan.
Wanneer kengetallen berekend en beoordeeld zijn en deze niet voldoen aan de eisen/verwachtingen van belanghebbenden, dan is het zaak om deze te verbeteren.
Strategieën om kengetallen te verbeteren hebben altijd als uitgangspunt om de onderliggende formule gunstig te beïnvloeden.
Goed dus om de formules er nog eens bij te pakken.
Hieronder worden een aantal mogelijkie verbeterverbeterstrategieën per kengetal uitgelicht.
Verbeteren van solvabiliteitsratio’s
Solvabiliteitsratio’s geven de verhouding weer tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. Om een solvabiliteitsratio te verbeteren kan men dus of het eigen vermogen t.o.v. het vreemd vermogen verhogen. Of, andersom beredeneerd, het vreemd vermogen t.o.v. het eigen vermogen verlagen. Dat kan bijvoorbeeld door:
Winst in de onderneming houden. Een onderneming kan ervoor kiezen om (tijdelijk) minder of geen winst uit te keren en in plaats daarvan te herinvesteren of gewoon als vlottende activa te laten staan (links in de balans). Winst na belasting wordt altijd toegevoegd aan het eigen vermogen (rechts in de balans. Maar zodra dividend wordt uitgekeerd aan aandeelhouders, wordt het ook weer afgetrokken van het eigen vermogen. Wanneer de onderneming geen winst uitkeert maar in de onderneming houdt, dan komt dat ten goede van de solvabiliteitsratio. Het vreemd vermogen blijft immers in deze situatie gelijk.
--> Gunstig effect op Eigen Vermogen
Extra kapitaalinbreng door aandeelhouders/eigenaren. Ook is er de optie om meer kapitaal in het bedrijf te injecteren om het eigen vermogen te verhogen. Bijvoorbeeld door als BV of NV extra aandelen uit te geven of als ondernemer in een eenmanszaak/VOF zelf extra kapitaal toe te voegen aan het eigen vermogen.
--> Verhogen Eigen Vermogen
Herwaarderen van activa. Vaste activa staan vaak 'in de boeken' (ofwel de balans) tegen een oorspronkelijk gewaardeerde, historische kostprijs. Echter, een pand dat 10 jaar geleden gekocht is kan nu veel meer waard zijn. Dat geldt ook voor voorraden. Wanneer uit een hertaxatie of herwaardering blijkt dat activa meer waard zijn, dan krijgt links in de balans de activa een hogere waarde toegekend, en rechts in de balans wordt het netto verschil als zogenaamde herwaarderingsreserve aan het eigen vermogen toegevoegd.
--> Verhogen Eigen Vermogen
Beter voorraadbeheer (in het geval van handelsondernemingen). Vaak zijn er goederen ruim op voorraad om aan de vraag te kunnen voldoen en vooral ook om bij eventuele pieken in de vraag te kunnen voldoen. Door bijvoorbeeld accuratere voorspellingsmodellen en strakkere afspraken met leveranciers kan een ‘just-in-time’ voorraadbeheer bereikt worden. Hierdoor zakt de gemiddelde voorraad (en dus de ijzeren voorraad). Daarmee houd men gemiddeld meer liquide middelen over t.o.v. kort vreemd vermogen
--> Verhogen van beschikbaar vlottende activa (t.o.v. kort vreemd vermogen)
Beter debiteurenbeleid. Tijdige facturatie, versturen van herinneringen versturen en opstarten van incassoprocedures zullen leiden tot een afname van het gemiddelde aantal openstaande debiteuren en dus de debiteurenkern. Daarmee houd men gemiddeld meer liquide middelen over t.o.v. kort vreemd vermogen.
--> Verhogen van beschikbaar vlottende activa (t.o.v. kort vreemd vermogen)
Sale & Leaseback. Als een onderneming over vaste activa beschikt, dan heeft het soms de optie deze te verkopen waardoor links in de balans de vaste activa verandert in vlottende activa (geld op de bank). Het vrijgekomen geld kan vervolgens worden gebruikt om schulden mee af te lossen en dat leidt tot:
--> Verlagen Vreemd Vermogen
De verkochte bedrijfsmiddelen zullen natuurlijk wel weer terug gehuurd worden via een
zogenaamde ‘leaseback’ constructie.
Opmerking. Familiebedrijven hebben bijna altijd een zeer goede solvabiliteitspositie. Zij kiezen ervoor om met relatief veel eigen vermogen de onderneming te financieren om zo te voorkomen dat ‘externen’ te veel invloed krijgen op de bedrijfsvoering.
Verbeteren van liquiditeitsratio’s
Liquiditeitsratio’s geven de verhouding weer tussen liquide vlottende activa en kort vreemd vermogen. Om een liquiditeitsratio te verbeteren kan men dus of de liquide vlottende activa t.o.v. het kort vreemd vermogen verhogen. Of, andersom beredeneerd, het kort vreemd vermogen t.o.v. de liquide vlottende activa verlagen.
In de sectie hierboven zijn drie strategieën beschreven voor het verbeteren van solvabiliteit door schulden af te lossen (punten 4, 5 en 6). Wanneer de vrijgekomen liquide middelen worden ingezet om specifiek KORTE termijn schulden af te lossen dan verbetert tevens de liquiditeitsratio. Het gaat dus om de volgende verbeteropties:
Beter voorraadbeheer (in het geval van handelsondernemingen) --> Verlagen van KORT Vreemd Vermogen
Beter debiteurenbeleid --> Verlagen van KORT Vreemd Vermogen
Sale & Leaseback --> Verlagen KORT Vreemd Vermogen
Verbeteren van rentabiliteitsratio’s
Rentabiliteitsratio’s geven de verhouding weer tussen rendement en de investering die hiervoor nodig is. Vanuit het perspectief van de aandeelhouders/eigenaren van een onderneming, kan een rentabiliteitsratio vooral verbeterd worden door het rendement te verhogen bij een gelijkblijvende investeringswaarde.
Anders gezegd, zowel de Rentabiliteit op Eigen Vermogen als de Rentabiliteit op Totaal Vermogen kunnen vooral verbeterd door winstmarges te vergroten. Wetende dat Omzet – Kosten = Winst, is het logisch dat veel bedrijven kijken hoe ze kosten beter kunnen beheersen en/of reduceren om de winstmarge te vergroten. Dat kan bijvoorbeeld door:
Processen uit te besteden aan partijen (eventueel in andere landen) die kostenefficiënter goedkoper kunnen uitvoeren.
Deel te nemen aan een inkoopsamenwerkingsverband om goedkoper in te kopen.
Huisvestingskosten te reduceren door naar een goedkoper pand te verhuizen of door minder ruimte te huren.
Marketingkosten te reduceren door te analyseren welke marketingactiviteiten minder effectief zijn en deze vervolgens te stoppen.
Verliesgevende doelmarkten en/of klanten af te stoten en meer te focussen op winstgevende producten en/of diensten.
… de mogelijkheden zijn eindeloos en vallen buiten de kaders van deze cursus. Studenten die geïnteresseerd zijn in iets meer verdieping op gebied van kosten-beheersing en kostenreductie kunnen de volgende kennisclip bekijken: Kostensoorten en kostenbeheersing.
Maak in de klas - Proeftoets
De proeftoets wordt op deze plek vanaf week 4 van de cursus beschikbaar gesteld. Indien de toets hieronder niet goed opent, klik dan hier om de toets in een nieuw scherm te openen.
Het arrangement Bedrijfseconomie 2 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Anjali Raghunath
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2023-10-05 13:53:00
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Alle kennisclips zijn gemaakt door Patrick Keller - alias 'Meester Patrick'. Patrick heeft nog veel meer uitstekende video's gemaakt, te vinden op YouTube: Meester Patrick
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.