Ik heb voor jullie een wikiwijs gemaakt over chapitre 5.
Per onderdeel heb ik opdrachten voor jullie gemaakt, waarin jullie de keuze hebben tussen een normale versie (dus op niveau met extra uitleg) en een versie met uitdaging (dus iets moeilijker).
Aan de linkerkant van jullie scherm kun je op het juiste onderdeel klikken en dus de keuze maken tussen de normale versie en de versie met uitdaging.
Het doel van deze wikwijs is dat jullie allemaal op jullie eigen niveau kunnen werken.
Bonne chance!
Vocabulaire A
Hier wat tips om het te leren:
1. Spreek de woorden voor jezelf uit.
2. Schrijf de woorden met betekenis over.
3. Leer de woorden via slim stampen, Wrts of Quizlet
Hieronder enkele ezelsbruggetjes om wat woorden te onthouden:
- L'aéroport betekent het vliegveld. Bij dit woord kun je aan het Engels denken, want vliegveld in het Engels is airport
- Faire du ski betekent skiën. Bij dit woord kun je al zien dat het woord ski er in voorkomt, dus het betekent skiën.
Met deze kennis zijn jullie er klaar voor om de volgende opdrachten over vocabulaire A te maken.
Bonne chance !
Vocabulaire A met uitdaging
Hier wat tips om het te leren:
1. Spreek de woorden voor jezelf uit.
2. Schrijf de woorden met betekenis over.
3. Leer de woorden via slim stampen, Wrts of Quizlet
Wat leuk dat je voor de uitdaging hebt gekozen! Met deze kennis zijn jullie er klaar voor om de volgende opdrachten over vocabulaire A te maken. Let wel op! er komen ook woorden bij die je in de tekst hebt kunnen lezen en dus niet alleen uit de vocabulairelijst.
Bonne chance !
Vocabulaire B
Hier wat tips om het te leren:
1. Spreek de woorden voor jezelf uit.
2. Schrijf de woorden met betekenis over.
3. Leer de woorden via slim stampen, Wrts of Quizlet
Hieronder ezelsbruggetjes om woorden te onthouden.
- Le sport d'hiver betekent de wintersport. Hiver betekent winter en sport betekent ook gewoon sport, dus je krijgt wintersport.
- Le skieur betekent de skiër. Het woord ski komt erin voor en jullie kennen het woord voor skiën al, dus dit betekent dan de skiër.
- Plus betekent meer. Als je in het Nederlands met rekenen iets plus doet dan wordt het ook meer.
- De plus en plus betekent steeds meer. We weten al dat "plus" meer is, als we dus twee keer "plus" zien staan dan komt er dus steeds meer bij.
Met deze kennis zijn jullie er klaar voor om de volgende opdrachten over vocabulaire B te maken.
Bonne chance !
Vocabulaire B met uitdaging
Hier wat tips om het te leren:
1. Spreek de woorden voor jezelf uit.
2. Schrijf de woorden met betekenis over.
3. Leer de woorden via slim stampen, Wrts of Quizlet
Wat leuk dat je voor de uitdaging hebt gekozen! Met deze kennis zijn jullie er klaar voor om de volgende opdrachten over vocabulaire B te maken. Let wel op! er komen ook woorden bij die je in de tekst hebt kunnen lezen en dus niet alleen uit de vocabulairelijst.
Bonne chance !
Grammaire C
De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd. De passé composé bestaat uit het hulpwerkwoord avoir of être en een voltooid deelwoord.
De passé composé bestaat altijd uit 2!!
Voor de passé composé bestaan ook 2 stappen.
Laten we eerst kijken naar de vervoeging met het hulpwerkwoord avoir.
We hebben de zin: "Ik heb gekeken (regarder)"
Stap 1: de juiste vorm van het werkwoord avoir.
Avoir = hebben
J'ai = ik heb
Tu as = Jij hebt
Il/elle/on a = Hij/zij/ men heeft
Nous avons = Wij hebben
Vous avez = Jullie hebben
Ils/elles ont = Zij hebben
Wij hebben "ik heb" nodig, dus dat is j'ai
Stap 2: Het voltooid deelwoord.
Bij regelmatige werkwoorden die eindigen op -er haal je -er van het werkwoord af en plak je er een é achter.
Wij hebben het werkwoord regarder. We halen de -er eraf en krijgen dan regard. Als laatste plakken we er dan een é achter en krijgen dan regardé.
Dan krijgen we dus Ik heb gekeken = J'ai regardé
Dan gaan we nu kijken naar de passé composé met être.
Hier hebben we ook weer twee stappen voor.
We gaan werken met de zin "Ik ben gevallen (Tomber)"
Stap 1: de juiste vorm van het werkwoord être.
Être = Zijn
Je suis = Ik ben
Tu es = Jij bent
Il/elle/on est = Hij/zij/ men is
Nous sommes = Wij zijn
Vous êtes = Jullie zijn
Ils/elles sont = Zij zijn
We hebben "ik ben" nodig, dus als we in het rijtje kijken is dat "Je suis".
Stap 2: Het voltooid deelwoord.
Bij regelmatige werkwoorden die eindigen op -er haal je -er van het werkwoord af en plak je er een é achter.
We hebben het werkwoord tomber. Als eerste halen we de letters -er eraf, dan krijgen we tomb. Als laatste plakken we er een é achter, dus wordt het tombé.
Let op! Als je het hulpwerkwoord être gebruikt kan het zo zijn dat er soms een extra e of s achter komt. Dat hangt af van het onderwerp. Als het onderwerp vrouwelijk is komt er een e bij. Als het onderwerp in het meervoud staat kom er een s bij. Als het onderwerp dan in het vrouwelijk meervoud staat komt er dus een e en s achter. Bijvoorbeeld in de zin ik ben gevallen ligt het eraan of ''ik" in dit geval mannelijk of vrouwelijk is. Als het vrouwelijk is krijg je " je suis tombée" en als het mannelijk is krijg je "je suis tombé".
Uitzondering! De woorden avoir, être en faire kunnen ook als voltooid deelwoord gevraagd worden (dus bij stap 2). Deze woorden zijn onregelmatig en moet je dus uit je hoofd leren!
Faire wordt Fait en dat betekent gemaakt, gedaan
Avoir wordt eu en dat betekent gehad.
Être wordt été en dat betekent geweest
Bekijk nog het onderstaande uitlegfilmpje en dan zijn jullie er klaar voor om de opdrachten te maken!
Uitleg Passé composé
Grammaire C met uitdaging
Wat leuk dat je hebt gekozen voor de uitdaging!
De uitdaging houdt in dat je geen extra uitleg krijgt en dat de opdrachten iets moeilijker zijn.
Wel mogen jullie eerst het volgende uitlegfilmpje bekijken.
Bonne chance!
Uitleg Passé composé
Phrases-clés D
Phrases-clés D met uitdaging
Vocabulaire E
Hier wat tips om het te leren:
1. Spreek de woorden voor jezelf uit.
2. Schrijf de woorden met betekenis over.
3. Leer de woorden via slim stampen, Wrts of Quizlet
Bonne chance !
Vocabulaire F
Hier wat tips om het te leren:
1. Spreek de woorden voor jezelf uit.
2. Schrijf de woorden met betekenis over.
3. Leer de woorden via slim stampen, Wrts of Quizlet
Bonne chance !
Grammaire G
Grammaire G gaat over de regelmatige werkwoorden die eindigen op -re.
In dit onderdeel leren jullie hoe je deze werkwoorden in de présent en in de passé composé kunt zetten.
Laten we beginnen met de présent:
Als eerste haal je -re van het werkwoord af, nu heb je de stam.
Vervolgens ga je kijken welke uitgangen erachter moeten, deze leer je dus uit je hoofd!!
Je - s
tu - s
Il/ elle/ on -- (dus hier schrijf je gewoon alleen de stam op)
Nous - ons
Vous - ez
Ils/elles - ent
Dan gaan we nu naar de Passé composé kijken:
Om de passé composé te vormen gebruik je eerst het hulpwerkwoord avoir. Bij de woorden die jullie voor grammaire G moeten leren is het altijd avoir.
Dan haal je van het werkwoord dat op -re eindigt de -re weg om de stam te vormen. Als je eenmaal de stam hebt hoef je er alleen nog een u achter te plakken en dan heb je de passé composé.
Grammaire G met uitdaging
Wat leuk dat je voor de uitdaging hebt gekozen!
Dat betekent dat je geen extra uitleg meer krijgt en gelijk met de oefeningen aan de slag gaat.
Bonne chance
Vocabulaire H
Hier wat tips om het te leren:
1. Spreek de woorden voor jezelf uit.
2. Schrijf de woorden met betekenis over.
3. Leer de woorden via slim stampen, Wrts of Quizlet
Hieronder enkele ezelsbruggetjes om wat woorden te onthouden:
- Le départ betekent het vertrek. Hierbij kan je aan het Engelse departure denken. Dit betekent namelijk ook vertrek.
- Le retour betekent de terugreis. Hierbij kun je aan het Nederlands denken. Als je namelijk een retourtje voor de trein koopt dan is het voor de heen én terugreis.
Met deze kennis zijn jullie er klaar voor om de volgende opdrachten over vocabulaire H te maken.
Bonne chance !
Vocabulaire H met uitdaging
Hier wat tips om het te leren:
1. Spreek de woorden voor jezelf uit.
2. Schrijf de woorden met betekenis over.
3. Leer de woorden via slim stampen, Wrts of Quizlet
Wat leuk dat je voor de uitdaging hebt gekozen! Met deze kennis zijn jullie er klaar voor om de volgende opdrachten over vocabulaire H te maken. Let wel op! er komen ook woorden bij die je in de tekst hebt kunnen lezen en dus niet alleen uit de vocabulairelijst.
Bonne chance !
Grammaire I
Extra uitleg bij grammaire I.
Grammaire I gaat over de voorzetsels bij landen en steden.
Als het gaat om een stad of dorp dan gebruik je altijd het voorzetsel à. Bijvoorbeeld in Barendrecht is à Barendrecht.
Bij landennamen moet je gaan kijken of het land een mannelijk of vrouwelijk woord is of dat het in het meervoud staat.
Vrouwelijke landennamen eindigen meestal op een e. Bijvoorbeeld France. Bij deze landennamen krijg je het voorzetsel en, dus en France.
Landennamen die in het meervoud staan die eindigen op een s, bijvoorbeeld les Pays-Bas. Bij deze landennamen krijg je aux, dus aux Pays-Bas.
Als een naam van een land niet eindigt op een e en ook niet op een s, dan is de naam van het land mannelijk en krijg je het voorzetsel au. Een voorbeeld hiervan is au Maroc.
Met deze uitleg zijn jullie er klaar voor om de opdrachten hieronder te maken.
Bonne chance!
Grammaire I met uidaging
Wat leuk dat je voor de uitdaging hebt gekozen!
Dat betekent dat je geen extra uitleg meer krijgt en direct de oefeningen voor dit onderdeel gaat maken.
Bonne chance!
Phrases-clés J
Bij dit onderdeel ga je de zinnen uit de phrases-clés vertalen.
Bonne chance !
Phrases-clés J met uitdaging
Leuk dat je hebt gekozen voor de uitdaging!
Dat betekent dat de zinnen aangepast zijn en dus niet letterlijk in het boek terug te vinden zijn.
Het arrangement Chapitre 5 2 Havo/vwo is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Sanne Blok
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-04-12 16:49:01
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.