Vmbo gl/tl biologie: wat moet je weten

Vmbo gl/tl biologie: wat moet je weten

Belangrijke begrippen tijdens jouw examen

Op deze pagina bieden we een overzicht van de begrippen die je moet kennen voor jouw examen. Weet je waar deze begrippen over gaan, herken je ze én kun je ze toepassen in een specifieke context? Dan ben je al een heel eind op de goede weg. De precieze leerdoelen voor dit vak staan in de syllabus.

Cellen staan aan de basis (BIO.K.4)

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • kenmerkende eigenschappen van cellen noemen, de samenstellende delen daarvan beschrijven, en de meest voorkomende organisatieniveaus binnen organismen noemen en beschrijven  
  • toelichten dat een organisme als een geheel beschouwd kan worden waarbij voor instandhouding en gezondheid van het organisme processen in onderlinge samenhang plaatsvinden.

 

De begrippen die je bij dit het domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt: 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

stofwisseling (ademhaling, voeding, uitscheiding),

 

groei (ontwikkeling), voortplanting,  

 

reageren op prikkels (beweging)

 

celkern, cytoplasma, celmembraan, vacuole, celwand

 

bladgroenkorrels, zetmeelkorrels, kleurstofkorrels,  

 

cytoplasma

 

stofwisselingsprocessen, verbranding en fotosynthese

 

weefsels, tussencelstof

 

orgaanstelsel: verteringsstelsel, bloedvatenstelsel, geraamte/bottenstelsel, zenuwstelsel, zintuigstelsel, voortplantingsstelsel, ademhalingsstelsel, spierstelsel, hormoonstelsel, uitscheidingsstelsel

 

voedselopname, gaswisseling

 

transport, uitscheiding,  

 

stofwisseling in relatie tot energiegebruik, groei en vervanging

 

Planten en dieren en hun samenhang (BIO.K.6)

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • de namen van organismen opzoeken en de delen waaruit ze zijn samengesteld
  • de relaties noemen en toelichten die ze onderling en met hun omgeving hebben.

 

De begrippen die je bij dit het domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt: 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

aanpassing aan droge, natte, hete en koude omstandigheden

 

windbestuiving, insectenbestuiving

 

nectar, aanwezigheid en plakkerigheid van stuifmeel

 

meeldraden en stampers, klimplanten, voorjaarsbloeiers, rozetvormende planten, waterplanten met drijvende bladeren

 

organen, zuurstof enn koolstofdioxide (bij dieren)

 

tracheeën bij insecten, kieuwen bij vissen, longen, kieuwen en huid bij amfibieën, longen bij reptielen

 

de poten van teengangers, hoefgangers en zoolgangers

 

de functie van zwemvliezen bij watervogels, de functie van lange poten en gedeeltelijke zwemvliezen bij steltlopers en de functie van klauwen bij roofvogels

 

de functie van plooikiezen (bij planteneters), knipkiezen (bij vleeseters) en knobbelkiezen (bij alleseters)

 

de relatie tussen het soort voedsel en de lengte van het darmkanaal bij planten- en vleeseters

 

de functie van bepaalde snavelvormen, met name: - een puntige snavel bij insectenetende vogels, een kegelvormige snavel bij zaadetende vogels, een haakvormige snavel bij roofvogels

 

erfelijke aanleg en/ of verschillen in milieufactoren

 

fotosynthese

 

dood materiaal in de natuur, onverteerde delen, afvalstoffen en restanten van
planten en dieren

 

reducenten (zoals schimmels en bacteriën)

 

koolstofdioxide, water en zouten, die planten kunnen
opnemen

 

Koolstofkringloop, stikstofkringloop

 

Het lichaam in stand houden (BIO.K.9)

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • vorm, werking en functie van het verteringsstelsel, bloedvatenstelsel, ademhalingsstelsel en uitscheidingsstelsel beschrijven en hun onderling verband toelichten.

 

De begrippen die je bij dit het domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt: 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

voedingsmiddelen, eiwitten, koolhydraten, enzymen

 

stoffen uit het verteringskanaal, bloed

 

ligging en functie(s) van: mond met tong, speekselklieren, tanden en kiezen, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, dunne darm, dikke darm, endeldarm met anus

 

ligging en functies alvleesklier, productie en functies van verteringssappen met verteringsenzymen in speekselklieren, maagsapklieren, alvleesklier en dunne darm

 

algemene functie verteringsenzymen, speeksel en maagzuur beschermen tegen infecties via het voedsel, functie van darmperistaltiek

 

ligging en functies lever, met name: afbraak van afval- en gifstoffen, bewerking van voedingsstoffen, opslag van glycogeen gevormd uit glucose, omzetting van glycogeen in glucose, productie van gal

 

ligging en functie galblaas: opslag van gal

 

functie gal: met name emulgeren van vetten, afvoer van bloed met voedingsstoffen via de poortader naar de lever, de bouw van tanden en kiezen met glazuur, tandbeen, wortel, cement, zenuw, en bloedvaten

 

tandbederf, met name de rol van: speeksel, tandenpoetsen, fluorbehandeling

 

water, eiwitten, vetten, koolhydraten (zetmeel en suikers), mineralen (zouten, met name kalkzouten en ijzerzouten) en vitamines

 

bouwstoffen (voor de opbouw van het lichaam)

 

brandstoffen (voor het vrijmaken van energie)

 

beschermende stoffen en/of als reservestoffen

 

de schijf van vijf, voedingsmiddelentabel, kwaliteit/voedingswaarde

 

vezels, darmperistaltiek

 

overgewicht, vermagering, over- en ondervoeding, en opslag of verbruik van

 

energieverbruik, reservestoffen

 

omgevingstemperatuur, activiteit en grondstofwisseling

 

ligging en functies van lymfevaten

 

functie van kleppen

 

aan- en afvoer van stoffen en warmte door bloed, slagaders, aders en haarvaten, kleppen, ligging, bouw van de wand, bloeddruk

 

aan- of afwezigheid van kleppen, samenstelling van het bloed

 

de aorta, poortader, holle aders, kransslagaders en kransaders, grote en kleine bloedsomloop

 

de bouw, ligging, functie en werking van het hart met kamers, boezems, hartkleppen en halvemaanvormige (hart)kleppen, dikte van de wanden van de kamers in relatie tot hun functie, dikte van de wanden van boezems ten opzichte van de wanden van kamers in relatie tot hun functie

 

Het principe van verandering van druk in de kamers en slagaders tijdens de hartwerking

 

hartinfarct en hartritmestoornissen

 

stress, overgewicht, roken, te grote inspanning, erfelijke aanleg,

 

gevolgen van een te hoge en een te lage bloeddruk

 

bloedplasma 

 

zuurstof, koolstofdioxide, water, voedingsstoffen en eiwitten zoals antistoffen en hormonen

 

rode bloedcellen (met hemoglobine), witte bloedcellen en bloedplaatjes

 

weefselvloeistof, lymfe, de lymfevaten

 

transport van stoffen tussen bloed, weefselvloeistof en cellen

 

mondholte, neusholte en keelholte (met huig en strotklepje), luchtpijp met kraakbeenringen, slijmvlies met trilharen

 

bronchiën, longblaasjes

 

lever, nieren, urineblaas, urinebuis, afvalstoffen

 

wisselende gehaltes aan water en afvalstoffen (zoals ureum) in urine

 

nierschors, niermerg, nierbekken

 

Reageren op prikkels (BIO.K.11)

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • de rol en de werking van het zenuwstelsel, zintuigstelsel en hormoonstelsel toelichten
  • beschrijven welke relatie er is tussen gedrag en inwendige en uitwendige prikkels.

 

De begrippen die je bij dit het domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt: 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

inwendige en uitwendige prikkels

 

bouw, ligging en functie van delen van het centraal zenuwstelsel, grote hersenen

 

bewustzijn, zintuiglijke waarneming en bewuste beweging, kleine hersenen, coördinatie van bewegingen

 

hersenstam, verbinding tussen grote hersenen en ruggenmerg, reflexen in hoofd- en halsgebied

 

ruggenmerg, verbinding van organen met hersenen, reflexen van romp en ledematen

 

bouw van een zenuwcel, cellichaam, uitlopers, ,

 

ligging en functies van typen zenuwcellen, schakelcel, gevoelszenuwcel, bewegingszenuwcel, gevoelszenuw, bewegingszenuw, gemengde zenuw

 

reflex, onbewuste reactie, prikkel, terugtrekreflex, strekreflex, kniepeesreflex, pupilreflex

 

functies van een reflex,  motoriek, reactie,  beschadiging van het lichaam

 

gehoororgaan, oorschelp, gehoorgang, trommelvlies, trommelholte/middenoor, buis van Eustachius,  gehoorbeentjes: hamer, aambeeld, stijgbeugel,  slakkenhuis met zintuigcellen, gehoorzenuw, evenwichtsorgaan

 

ogen, wenkbrauw, wimper, traanklier, traanbuis, oogspier, harde oogvlies, hoornvlies, vaatvlies, iris met kringspieren en lengtespieren

 

pupil, iris, lens

 

accommoderen

 

glasachtig lichaam, netvlies met gele vlek en blinde vlek, oogzenuw, ligging en functie van staafjes en kegeltjes

 

drempelwaarde, adequate prikkel, gewenning, motivatie

 

gedrag, hersenen

 

bouw, ligging en functies van de delen van de huid,

 

opperhuid met hoornlaag, dode cellen, kiemlaag met delende cellen, zenuwuiteinden (‘pijnzintuig’)

 

lederhuid met bloedvaten, haarzakjes, talgklieren, haarspieren, zweetklieren en zintuigen

 

onderhuids bindweefsel met vetcellen

 

doorbloeding, vet en de mate van zweten bij de temperatuurregeling

 

de rol van de hoornlaag bij de bescherming tegen infecties, uitdroging en beschadigingen

 

de rol van pigment (in de kiemlaag) bij de bescherming tegen ultraviolette straling

 

beïnvloeding van groei, ontwikkeling en stofwisseling

 

hypofyse: productie van hormonen voor regeling groei, beïnvloeden van andere hormoonklieren

 

schildklier: stimulering van verbranding in cellen

 

eilandjes van Langerhans (in de alvleesklier)

 

productie van de hormonen insuline, glucagon, suikergehalte in het bloed, diabetes

 

bijnieren, productie van het hormoon adrenaline, spieren, de ademhaling, de bloedsomloop, het glucosegehalte van het bloed

 

eierstokken, teelballen: productie van geslachtshormoon, het ontstaan van secundaire geslachtskenmerken, productie van geslachtscellen

 

Van generatie op generatie (BIO.K.12)

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • voortplanting en groei bij organismen toelichten, evenals de vorm en functie van seksueel gedrag daarbij.

 

De begrippen die je bij dit het domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt: 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

ligging, bouw en functie van eierstokken, eileiders, baarmoeder, schede (= vagina), grote en kleine schaamlippen, kittelaar (= clitoris)

 

ligging, bouw en functie van balzak, teelballen/zaadballen, bijballen, zaadblaasjes, zaadleiders, prostaat, penis, zwellichamen, urinebuis, voorhuid, eikel

 

primaire en secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw en de man

 

verloop van de menstruatiecyclus, ontwikkeling van eicel in eierstok, ovulatie, opbouw baarmoederslijmvlies, menstruatie (verval baarmoederslijmvlies),

 

bouw en functie van een eicel en een zaadcel

 

processen tijdens de zwangerschap,  bevruchting in de eileider, delingen in de eileider, innesteling in baarmoederslijmvlies, ontwikkeling embryo/foetus, ligging en functies van vruchtvliezen, vruchtwater, navelstreng en placenta (moederkoek

 

het verloop van zwangerschap, geboorte met indalen, ontsluiting met weeën, uitdrijving met persweeën en nageboorte, eeneiige tweelingen, twee-eiige tweelingen

 

vormen en functie van prenataal onderzoek met name echoscopie, vruchtwaterpunctie en vlokkentest

 

condoom, spiraaltje, sterilisatie, pessarium, invloed van de "pil" als ovulatieremmer

 

ontkieming, groei en bloei, bestuiving en bevruchting, kiem, bevruchte eicel

 

zaad, zaadbeginsel, vrucht, vruchtbeginsel

 

overwinteren van een plant

 

afsterven van de bovengrondse delen, opslag van reservestoffen in de wortels

 

Erfelijkheid en evolutie VMBO (BIO/K/13)

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • beschrijven hoe erfelijke eigenschappen van generatie op generatie worden doorgegeven en toelichten hoe die erfelijke eigenschappen in de tijd kunnen veranderen.  

 

De begrippen die je bij dit het domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt: 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

chromosomen, DNA, genen

 

erfelijke eigenschap, geslachtscellen, bevruchting

 

enkelvoudige set chromosomen, lichaamscellen, paren

 

overdracht, erfelijke informatie

 

X- en Y-chromosoom, vrouw XX, man XY

 

dominant gen, recessief gen, genotype, fenotype, homozygoot, heterozygoot – mutaties – intermediaire erfelijkheid

 

mitose, meiose

 

kruising, stamboom

 

natuurlijke selectie, kunstmatige selectie

 

Bescherming en antistoffen VMBO (BIO/V/1)

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • de manier waarop het lichaam zich beschermt tegen antigenen door middel van antistoffen beschrijven en toelichten hoe deze bescherming kunstmatig kan worden verhoogd.

 

De begrippen die je bij dit het domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt: 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

virussen, bacteriën, schimmels

 

lichaamsvreemde cellen, stoffen

 

bloedgroepantigenen (ABO-systeem en resus)

 

bloedgroepbepaling, bloedtransfusie, verwantschapsstudies, antigenen

 

actieve en passieve immunisatie, vaccins, sera

 

antibiotica, ziekteverwekker, moedermelk

 

allergieën, transplantaties, auto-immuunziekten

 

Gedrag bij mens en dier VMBO (BIO/V/2)

Als je alle examenstof hebt geleerd kun je:

  • Gedrag van mens en dier op een gestandaardiseerde wijze beschrijven en dat beschreven gedrag verklaren .

 

De begrippen die je bij dit het domein in ieder geval moet kennen luiden als volgt: 

Onderwerpen en begrippen

Dit weet ik

veldwaarnemingen, practicum, visueel materiaal

 

uitwendige prikkel, inwendige prikkel

 

inwendige prikkel, hormonen, honger, dorst  

 

sleutelprikkel,  supranormale prikkel, respons

 

consumentengedrag

 

leren, sociaal gedrag, communicatie

 

inprenten, trial & error, conditionering

 

erfelijk gedrag, aangeleerd gedrag

 

dreiggedrag, imponeergedrag  

 

balts, paringsgedrag, broedzorg  

 

territoriumgedrag, rolpatronen, normen en waarden  

 

rangorde, voedingsgedrag, verzorgingsgedrag

 

 

  • Het arrangement Vmbo gl/tl biologie: wat moet je weten is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2024-01-18 11:46:57
    Licentie
    CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Wat moet je weten voor het centraal eindexamen? Je kunt hier per examenonderdeel lezen wat je globaal moet kunnen. De begrippen, onderwerpen en/of opvattingen die je in ieder geval moet kennen, vind je hier. Maar let goed op! Deze begrippen, onderwerpen, en/of opvattingen moet je altijd kunnen duiden. Je moet de begrippen met elkaar verbinden, in een specifieke context herkennen en toepassen of elders weer gebruiken. Sec alleen het uit je hoofd leren van de begrippen is lang niet voldoende om je examen te halen. Vraag dus altijd aan je docent om je bij het leren te helpen.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO gemengde leerweg, 4;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    centraal eindexamen, eindexamen, voexamen, watmoetjeweten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Wat moet je kennen - LVHE. (z.d.).

    Disclaimer

    https://maken.wikiwijs.nl/176566/Disclaimer

    Wat moet je kennen - LVHE. (2021).

    Vmbo bb Wiskunde: wat moet je weten

    https://maken.wikiwijs.nl/174441/Vmbo_bb_Wiskunde__wat_moet_je_weten