H1/H2 par 3/4

H1/H2 par 3/4

H1 par 3.

Leerdoelen:

Aan het einde van de les kan je:

  • de massa van een hoeveelheid stof bepalen.
  • het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen.
  • het verschil tussen massa en gewicht uitleggen.
  • het volume van verschillende voorwerpen bepalen.

De massa geeft aan uit hoeveel stof een voorwerp bestaat. Je kan de massa wegen met een weegschaal.

  • twee keer zoveel massa betekend twee keer zoveel stof.
  • de eenheid van massa is kilogram (kg)

Omrekenen van de eenheid:

1 t = 1000 kg

1 kg = 1000 g

1 g = 1000 mg

 
 
Het volume geeft aan hoeveel ruimte een stof inneemt. Je kan dit bepalen met een maatcilinder.
  • de eenheid van volume is liter (L)

 

omrekenen van de eenheid:

 

 

Verschil massa en gewicht:

  • De massa geeft aan uit hoeveel stof een voorwerp bestaat.
  • Het gewicht is de kracht waarmee het voorwerp aan je handen trekt of op de vloer drukt.

 

Volume berekenen:

V = l x b x h

volume = lengte x breedte x hoogte

 

Onderdompelmethode:

Het volume van voorwerpen bepalen met een onregelmatige vorm.

H1 par 4.

Leerdoelen

Aan het einde van de les kan je:

  • Uitleggen wat de dichtheid van een stof is en welke eenheid erbij hoort.
  • Uitleggen waarom dichtheid een stofeigenschap is.
  • De dichtheid berekenen.

 

 

 

Dichtheid is een stofeigenschap. Elke stof heeft zijn eigen dichtheid.

•Een blokje aluminium van 1cm 3 heeft altijd een massa van 2,7 g. dit is een eigenschap van de stof.

•De dichtheid van aluminium is dus 2,7g/cm 3

 

Als je de dichtheid niet weet van het voorwerp kan je die bepalen met de formule

 

Grootheid

Symbool

Eenheid

Symbool

Dichtheid

ρ

Gram per vierkante centimeter

g/cm3

 

Massa

m

Gram

g

Volume

V

Vierkante centimeter

cm3

 

 

ρ = Symbool voor dichtheid is de Griekse letter rho, spreek je uit als roo.

 

H2 par 3.

Leerdoelen:

Aan het eind van de les kun je:

  • De zes fase-overgangen van stoffen benoemen en beschrijven
  • Beschrijven hoe de fase-overgangen van water spelen bij allerlei weerverschijnselen
  • Met het deeltjesmodel verklaren hoe het komt dat de temperatuur een belangrijke rol speelt bij smelten en verdampen

Stollen/bevriezen: Als het vriest verschijnt er een laag ijs. Het bovenste laagje bevriest dan van iets. Het stof gaat dan van vloeibaar naar vast. Bijvoorbeeld het bevriezen van water naar ijs, maar er is een verschil tussen bevriezen en stollen. Als een vloeistof vast wordt bij een temperatuur van nul graden of lager noem je dat bevriezen. Als hetzelfde gebeurt bij een hogere temperatuur gebruik je het woord stollen.

Smelten: Je praat over smelten als iets gaat dooien. Als iets gaat dooien smelt het ijslaag en verandert het tot water. Bijvoorbeeld als een ijsblokje gaat smelten verandert het tot water. Het ijsblokje gaat dan van vast naar vloeibaar.

Verdampen: Bijvoorbeeld als na een regenbui de zon schijnt, verdwijnen alle plassen en worden de straten weer helemaal droog. Dan zijn de plassen die op de straten lagen omgetoverd tot gas. Bij verdampen gaat iets van vloeibaar naar gas. Hoeft niet altijd bij 100ºC kan ook bij een lagere temperatuur zoals bij de plas water die verdampt.

Condenseren: Condenseren is als warme, vochtige lucht afkoelt tegen een koud voorwerp. Bijvoorbeeld als je doucht  en je hebt een spiegel in de badkamer, komt het warme lucht van de water op de koude spiegel en dan krijg je condens op de spiegel. Condenseren is van gas naar vloeibaar.

Rijpen: Als het temperatuur daalt onder nul graden, ontstaan er buiten allemaal kristallen op de takjes van de bomen. Dat komt door de waterdamp uit de lucht. Bij rijpen gaat gas naar vaste stof.

Vervluchtigen: Vervluchtigen is bijvoorbeeld  als ijs bij een erg koude winter en  erg droog weer, vervluchtigt tot damp. Bij vervluchtigen wordt een vaste stof een gas.

Tube 4 Proof - Sublimeren - YouTube

invloed van temerperatuur:

Als een vaste stof wordt verwarmd gaan de moleculen verder uit elkaar staan. De vaste stof veranderd in een vloeistof.

Als de vloeistof nog verder wordt verwarmd gaan de moleculen nog verder uit elkaar staan. De moleculen kunnen nu vrij bewegen. De vloeistof is veranderd in een gas.

 

 

Opdracht 1: 3.4 - Fasen en Faseovergangen

 

 

antwoorden:

a: vast

b: rijpen

c: sublimeren

d: stollen/bevriezen

e: smelten

f: condenseren

g: verdampen

h: vast 

i: vloeibaar

H2 par 4.

Leerdoelen:

Aan het einde van de les kan je:

  • uitleggen wat het kookpunt en smeltpunt van een stof zijn.
  • uitleggen hoe je het vriespunt of smeltpunt van water kunt verlagen.
  • een smelt- en stoldiagram aflezen en uitleggen

 

Water kookt bij een temperatuur van 100 ℃

Als water kookt zie je overal in de vloeistof dampbellen ontstaan.

 

Kookpunt = het punt waarop de stof volledig gaat verdampen.

  • Bijna elke zuivere stof heeft zijn eigen, kenmerkende kookpunt.

 

Smeltend ijs en bevriezend water hebben dezelfde temperatuur namelijk 0°C

 

Vriespunt/smeltpunt verlagen:

Waarom wordt het minder glad als je zout strooit?

Het zout verlaagd het vriespunt van water met ongeveer 10°C. Als normaal water bevriest (vloeistof naar vast) dan bevriest het water nu bij -10°C.

Het zout zorgt er NIET! voor dat je meer grip hebt.

 

Smelt- en kooktraject

Bij een mengsel heb je niet 1 temperatuur waarbij de fase verandert. De faseverandering vindt plaats tussen twee temperaturen in. Dit noemen we een smelt of kooktraject.

 

Bij een mengsel heb je een: smelttraject, stoltraject of kooktraject

Bij een zuivere stof heb je een: smeltpunt, stolpunt of een kookpunt.

 

vraag 1:

vraag 2:

vraag 3:

antwoorden:

1: A

2: C

3: B

  • Het arrangement H1/H2 par 3/4 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Nora Kamp Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2021-03-03 14:34:11
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.