Lesbrieven kunstkwartet Nederlands

Lesbrieven kunstkwartet Nederlands

Inleiding

Kunst is een belangrijk onderdeel van de Curaçaose cultuur. Deze serie lesbrieven is ontwikkeld om de jeugd bekend te maken met kunst in het algemeen en daarnaast liefde over te brengen voor de lokale kunstenaar in het bijzonder. Ook ontwikkelen leerlingen tijdens deze lessen hun eigen visie op kunst en ontdekken ze wat hen raakt of boeit en waarom. Voorkennis is niet nodig.

Doelgroep

Naar gelang het onderwerp kunnen de lessen aangepast worden voor leerlingen van groep 7/8 Funderend Onderwijs en van de 1e en 2e klas Voortgezet Onderwijs.

Voorbereiding

De docent heeft per vier leerlingen een kwartetspel ter beschikking. Daarnaast krijgt hij /zij per spel een boekje met daarin informatie over elke kunstenaar. Ook is er voor de docent een inleiding beschikbaar over de verschillende kunstvormen.

Doelstelling 1

Het bijbrengen van kennis en liefde voor de eigen kunst en kunstenaars.

Doelstelling 2

Het stimuleren van creativiteit op het gebied van beeldende kunst.

Voorkennis

Geen.

Inhoudsopgave lesbrieven

  1. Lesbrief 1 Mini-expositie Curaçaose kunst
  2. Lesbrief 2 Een begin in de beeldende kunst
  3. Lesbrief 3 Beelden
  4. Lesbrief 4 Folklore
  5. Lesbrief 5 Interview met een kunstenaar
  6. Lesbrief 6 Mixed media
  7. Lesbrief 7 Fotografie
  8. Lesbrief 8 Illustraties, tekeningen en spotprenten
  9. Lesbrief 9 Keramiek
  10. Lesbrief 10 ‘Kunstplekken’ expositieruimtes op Curaçao

Lesbrief 1 Mini-expositie Curaçaose kunst

Inleiding

In deze lesbrief maken leerlingen kennis met verschillende kunstdisciplines en kunstenaars op Curaçao.

Voorbereiding en benodigdheden

Afhankelijk van welke presentatie gegeven wordt, is er knutselmateriaal of zijn er computers met Prezi / PowerPoint nodig. Leerlingen hebben computers met internet nodig om informatie op te zoeken en eventueel printers. Maak vooraf een groepsverdeling. Bij deze les hoort één opdrachtvel.

Aantal lessen

Minimaal 5.

Les 1

Start

De eerste les is een inleidende les, waarin de werkvorm wordt uitgelegd en het onderwerp wordt geïntroduceerd. Start met een kort klassengesprek:

  • Welke kunstenaars kennen leerlingen al?
  • Waarvan kennen ze deze kunstenaars?
  • Wat vinden ze van de kunstwerken die zij maken?

Leg uit

Leg uit wat er de komende weken/lessen gaat gebeuren. Vertel dat de leerlingen met behulp van een kunst-kwartetspel kennis gaan maken met verschillende lokale kunstenaars. Leg uit dat de leerlingen in groepjes gaan werken aan een collage of presentatie.

Ook gaan ze op zoek naar hun eigen voorkeuren in de kunst. Vertel ook hoe de leerlingen beoordeeld worden. Kies bijvoorbeeld voor twee beoordelingsmomenten: een keer bij het presenteren van de collage/presentatie en een keer bij het inleveren van het werkstuk. Er wordt bijvoorbeeld gelet op: het gebruik van ruimte, vorm, kleur en inhoud.

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes van vier. Deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen ongeveer 15 minuten het kwartetspel bekijken en spelen.

Leg uit
Bespreek het spel na; Waar hebben de leerlingen nog meer bekende kunstenaars gezien?
Ga nu verder met de uitleg van de opdracht. Verdeel de klas in 12 groepjes (twee of drie leerlingen per groepje). Deel de opdrachtvellen uit. Verdeel nu de ‘onderwerpen’ over de groepjes; elk groepje behandelt één serie met de bijbehorende vier kunstenaars.

Afsluiten
Vertel hoe de leerlingen met de volgende les kunnen beginnen en hoeveel tijd ze voor de opdracht krijgen. Sluit af met een spelletje kwartetten, als er nog tijd over is.

Les 2 en 3 (eventueel 4)

Start

Herhaal kort wat In de vorige les besproken is.

Leg uit

Tijdens deze les gaan leerlingen in hun twee- of drietal zelfstandig aan de opdracht werken. Bekijk de opdracht nog eens klassikaal. Is alles duidelijk? Kan iedereen aan de slag? Geef aan wanneer de groepjes klaar moeten zijn met de opdracht. Ze hebben twee lessen de tijd.

Aan de slag

Deel Opdrachtvel 1 uit. Help de leerlingen waar nodig. Geef aan of de leerlingen een collage of een presentatie moeten maken. Dit hangt ook af van het aantal beschikbare computers! Wordt er gekozen voor een presentatie, dan hebben de leerlingen langer de tijd nodig om te presenteren.

Afsluiten

Kijk hoe ver de groepjes gekomen zijn in hun voorbereiding. Evalueer kort de voortgang.

Tips (De volgende websites kunnen geraadpleegd worden)

Les 4 (of 5)

In deze les presenteren alle leerlingen hun collage. Zo krijg je een mini-expositie van Curaçaose kunst! Wordt er gekozen voor presentaties, dan heb je waarschijnlijk twee lessen nodig om iedereen aan de beurt te laten komen.

Les 5 (of 6)

Start

Leerlingen hebben nu meer kennis over de lokale kunstenaars. In deze les gaan ze kijken wat hun raakt en waarom.

Leg uit

Verdeel de klas in groepjes van vier. Elk groepje krijgt een kwartetspel. De leerlingen spreiden de kaarten uit op tafel. Elke leerling kiest tien kaarten die hem of haar het meest aanspreken. Uit deze tien kaarten kiest de leerling een top 5, gerangschikt van interessant naar minst interessant. Elke leerling in het groepje voert deze handelingen uit en vertelt aan de andere leerlingen in het groepje waarom hij of zij deze keuze heeft gemaakt. De leerlingen schrijven de argumenten op, zodat ze deze in de eindopdracht kunnen gebruiken.

Aan de slag

Als ieder groepslid geweest is, beginnen de leerlingen aan de (individuele) afsluitende opdracht: een (kort) werkstuk over welke kunstenaar en kunstvorm de leerling het meest aanspreekt en waarom. Ze gebruiken daarbij de gemaakte top 5 en de argumenten die besproken zijn in het groepje. Deel hiervoor het opdrachtvel uit.

Lesbrief 2 Een begin in de beeldende kunst

Inleiding

Binnen de kunst worden verschillende vormen onderscheiden. Zoals bijvoorbeeld: schilderen, tekenen, illustraties, beeldhouwen, fotografi e, keramiek of spotprenten leveren allemaal een beeld op en behoren daarom tot de beeldende kunst. In deze lesbrief bekijken we het concept beeldende kunst en bespreken we een aantal technieken die invloed hebben op het resultaat. We spreken van beeldende kunst in tegenstelling tot bijvoorbeeld podiumkunst, zoals toneel, zang, muziek en dans. De lessen zijn bedoeld als introductie in de Curaçaose beeldende kunst.

Voorbereiding en benodigdheden
Voor deze lessen zijn computers nodig met internetverbinding. Ook een beamer wordt bij sommige onderdelen gebruikt. Bij deze lesbrief horen vier opdrachtvellen. Bij deze lesbrief horen 4 opdrachtvellen.

Aantal lessen
6 lessen van 45 minuten.

Les 1

Start
In de eerste les wordt het begrip ‘beeldende kunst’ geïntroduceerd. Doe dit bijvoorbeeld
door een mindmap te maken rondom het woord kunst en probeer een verdeling te maken
tussen beeldende kunst en niet-beeldende kunst.

Leg uit
Schilderen, mixed media, illustraties, spotprenten, beeldhouwen, tekenen, fotografi e,
keramiek, performance, installaties en conceptuele kunst leveren uiteindelijk een afbeelding
en behoren daarom tot de beeldende kunst. Maar er is natuurlijk meer: denk aan architectuur,
muziek, literatuur, dans, toneel, mode en design. Deze niet-beeldende disciplines komen niet
voor in het kwartetspel. Wij richten ons dus op de beeldende kunst.

We kunnen twee soorten (kunst)vormen onderscheiden:

  1. Realistisch: de kunstenaar probeert de werkelijkheid zo goed mogelijk weer te geven.
  2. Abstract: de kunstenaar maakt (van een herkenbaar beeld) een minder herkenbaar of zelfs totaal onherkenbaar beeld.

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes. Deel nu de kwartetspellen uit aan de leerlingen en laat hen de
afbeeldingen bekijken. Deel vervolgens Opdrachtvel 2a uit. De leerlingen hebben deze
opdracht aan het eind van de les af. Zorg dat leerlingen alle opdrachtvellen goed bewaren.
Ze hebben deze nog nodig voor de eindopdracht.

Afsluiten
Bespreek de uitwerking van de opdracht met de leerlingen. Speel nog een spelletje kwartet
als er nog tijd over is.

Les 2

Start
Herhaal kort de belangrijkste stof van de vorige les: het verschil tussen realistische en abstracte kunst.


Aan de slag
Laat de leerlingen in dezelfde groepjes werken als de vorige les en deel de kwartetspellen opnieuw uit. Deel Opdrachtvel 2b uit. De leerlingen gaan nu zelf aan de slag met de opdracht. Ze zoeken in groepjes op de computer meer realistische en abstracte afbeeldingen.
Vervolgens bepalen ze individueel welk soort kunst hen het meeste aanspreekt en proberen ze, in overleg met elkaar, uit te leggen waarom dat zo is. Ze schrijven een kort werkstuk waarin ze de voor- en nadelen of mogelijkheden en beperkingen van de twee expressievormen in de kunst beschrijven en leggen uit welke soort hun eigen voorkeur heeft en waarom.
Dit werkstuk kan gebruikt worden als beoordelingsmoment.


Afsluiten
Kijk of iedereen de opdracht af heeft of spreek af wanneer de opdracht af moet zijn. Hoe vonden de leerlingen deze opdracht? Was het moeilijk om een mening te vormen, of juist niet?

Les 3

Start
Begin deze les over kleuren met een aantal eenvoudige vragen, zoals:

  • Wat denk je bij een blauwe appel?
  • Welk gevoel krijg je bij de kleur rood?
  • Waaraan denk je bij pastelkleuren, zoals lichtblauw of lichtroze?

Leg uit
Zoals je al ziet bij de vragen die net gesteld werden, hebben we bepaalde gevoelens
en ideeën bij kleuren. Kleuren zijn dan ook een belangrijk stijlmiddel in de beeldende kunst.
Welke kleuren je gebruikt in je kunstwerk, heeft veel invloed op het resultaat.
Je kunt op verschillende manieren naar kleuren kijken. We noemen er vier:

  1. Natuurlijk of niet-natuurlijke kleuren. Een blauwe appel vinden we misschien vreemd, maar een rode, groene of gele appel vinden we normaal (realistisch).
  2. Ongemengde (hoofd-)kleuren en gemengde kleuren. De basiskleuren, ook wel primaire kleuren genoemd, zijn rood, geel en blauw. Bijna alle andere kleuren kunnen met deze drie kleuren gemaakt worden! Bijvoorbeeld blauw+geel wordt groen en rood+blauw wordt paars.
  3. Felle kleuren en zachte kleuren of pasteltinten.
  4. Warme kleuren en koude kleuren. Sommige kleuren associeer je met warmte, zoals rood en geel, andere kleuren meer met koude, zoals blauw en groen.

Aan de slag
Verdeel de klas weer in groepjes. Deel de kwartetspellen en Opdrachtvel 2c uit. Leerlingen
werken aan hun eigen opdrachtvel, maar kunnen in hun groepje overleggen.

Afsluiten
Bespreek de uitwerking van de opdracht.

Les 4

Start
In de beeldende kunst worden allerlei materialen gebruikt. Begin met een korte terugblik
op de eerdere lessen en herhaal de belangrijkste begrippen. Start vervolgens met een kort
klassengesprek over materialen. Welke materialen kunnen gebruikt worden in de kunst?
Welke materialen kennen de leerlingen en welke hebben ze zelf wel eens gebruikt? In feite
kun je natuurlijk bijna alles gebruiken om kunst van te maken. Ga vooral in op het materiaal
waarmee of waarvan het kunstwerk geschilderd of gemaakt is (verf, steen, klei),
en niet op het gereedschap dat je nodig hebt om het te maken (penseel, beitel).
Leg de aandacht vervolgens op het materiaal verf.

Leg uit
Schilderijen worden over het algemeen gemaakt met verf. Tegenwoordig kun je in de winkel
allerlei soorten verf kopen, maar vroeger maakten kunstenaars hun eigen verf. Ze mengden
daarvoor bepaalde kleurstoffen met bindmiddelen. Die kleurstoffen waren natuurlijk,
bijvoorbeeld aarde, bloed, bessen, planten en stenen. Het maken van verf was vroeger
een belangrijk onderdeel van een opleiding tot kunstenaar. Er waren nog lang niet zoveel
kleuren verf als nu, en sommige kleuren waren erg kostbaar. Soms werden er zelfs
edelstenen vermalen om een bepaalde kleur te verkrijgen!
In de moderne tijd wordt verf in fabrieken gemaakt. De kwaliteit is meestal beter en vooral
constanter. Enkele verfsoorten:

  • Olieverf
  • Waterverf (aquarel, gouache of plakkaatverf, inkt, ecoline)
  • Synthetische lak (chemisch)
  • Acrylverf (op waterbasis)

Bekijk deze aflevering van het Klokhuis over het mengen van verf:

http://www.youtube.com/watch?v=IUj7XZPe1aE

Aan de slag
Verdeel de klas weer in groepjes. Deel de kwartetspellen en Opdrachtvel 2d uit. Leerlingen
werken aan hun eigen opdrachtvel, maar kunnen in hun groepje overleggen.
Selecteer eerst de schilderijen uit de kwartetkaarten. Geef de leerlingen opdracht om de
schilderijen te categoriseren op basis van de verfsoort.

Raadpleeg de website
http://www.kunstkwartetcuracao.org

Les 5 en 6

Zelf een kunstwerk maken
Leerlingen maken in deze les(sen) zelf een schilderij. De leerlingen gebruiken hierbij de eerder
ingevulde opdrachtvellen 2a, b, c en d.
Ze maken een keuze tussen realistisch of abstract, kiezen een (of meerdere) soort(en) kleur en
kiezen één verfsoort. Na afl oop presenteren de leerlingen hun schilderij. Ze vertellen iets over
hun gemaakte / geschilderde werk en leggen uit waarom ze voor deze werkwijze hebben
gekozen. Het eindproduct kan gebruikt worden voor de beoordeling.

Lesbrief 3 Beelden

Inleiding

Inleiding
In deze lesbrief staat de beeldhouwkunst centraal. Standbeelden zijn voorbeelden van
beeldhouwkunst die ook buiten de musea te vinden zijn, op pleinen, in parken, op kruispunten,
rotondes of zelfs in kleine steegjes. Soms als eerbetoon aan een persoon of gebeurtenis of ter
verfraaiing van gebouwen, pleinen of parken. In deze lessen kijken de leerlingen naar
beeldhouwkunst, de materialen en technieken die gebruikt worden en gaan op zoek naar
(stand)beelden in hun omgeving.

Voorbereiding
Bij deze lesbrief horen 2 opdrachtvellen.

Aantal lessen
4 lessen van 45 minuten.

Les 1

Start
Introduceer het onderwerp van deze lessen: beelden. Leerlingen hebben vast allerlei
associaties bij dit woord. Maak klassikaal (en eventueel digitaal) een mindmap* rondom
dit woord. Waar denken de leerlingen aan?

Leg uit
Er zijn veel verschillende soorten beelden. Een beeld kan van alles zijn: van een representatie
van een persoon tot een abstract beeld. Beelden worden gemaakt van bijvoorbeeld
natuursteen, cement, hout, metaal, kunststof, wegwerpmaterialen of brons. Een bronzen
beeld wordt gegoten met behulp van een mal, die van gips gemaakt wordt. Een bijkomend
voordeel is dat er meerdere exemplaren gemaakt kunnen worden.

  1. Een standbeeld is een vrijstaand beeld van één of meerdere mensen. Het beeld is groot en staat vaak op een plein of in een park.
  2. Een buste is een borstbeeld van een persoon, vanaf de helft van de borst tot en met het hoofd. Standbeelden en bustes staan vaak op een sokkel.
  3. Een herdenkingsmonument is een beeld ter herinnering aan bepaalde personen of aan een belangrijke gebeurtenis in het verleden.
  4. Een abstract beeld geeft niet direct de werkelijkheid weer, maar is een vrije interpretatie door de kunstenaar. Dit in tegenstelling tot een realistisch beeld.

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel per groepje een kwartetspel uit. Laat de leerlingen eerst
even de kaarten bekijken.
Geef dan de volgende opdrachten. Laat de leerlingen per groepje werken en bespreek elke
opdracht enkele minuten klassikaal.

  • Zoek alle beeldhouwwerken uit het kwartetspel en spreid ze uit op de tafel.
  • Zitten hier standbeelden of bustes tussen?
  • Welke zijn realischtische beelden?
  • Welke zijn abstracten beelden?
  • Welke beelden herken je? Wat weet je over deze beelden?
  • Welke beelden zijn monumenten of gedenktekens? Waarom?
  • Welke zijn assemblages?

Afsluiten
Herhaal de belangrijkste begrippen van de dag. Laat de leerlingen als er nog tijd over is, een
spelletje kwartet spelen.

* Voor het maken van een MindMap, zie: https://www.reisgidsdigitaalleermateriaal.org/

Les 2

Herhaal de stof van de eerste les:

  • Het verschil tussen bijvoorbeeld standbeelden, bustes, abstracte of realistische beelden.
  • Het verschil in betekenis van beeldhouwwerken: sommige beelden zijn monumenten, gedenktekens of sculpturen.

Leg uit
In de eerste les zagen we al dat er veel verschillende soorten beelden zijn. Beelden kunnen
van verschillende materialen gemaakt zijn en op verschillende manieren tot stand gekomen
zijn. We spreken dan over verschillende beeldhouwtechnieken.

Vraag aan de klas en schrijf op het bord:
Uit welke materialen kunnen beelden gemaakt worden? (steensoorten, hout, metaal,
kunststof, papier, textiel, klei, beton, afval, etc.)

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen opnieuw
de kaarten met beeldhouwwerken eruit halen. Welke materialen zijn gebruikt bij
de beelden op de kwartetkaarten?

Leg uit
Ook de manier waarop een beeld gemaakt wordt, verschilt. Welke techniek een beeldhouwer
gebruikt, heeft vaak te maken met het materiaal waarmee hij of zij werkt.
We kunnen een onderscheid maken in 4 soorten beelden: sculpturen, plastieken,
assemblage en 3D printing.

  1. Een sculptuur is een beeld dat uitgekapt wordt uit een materiaal, bijvoorbeeld uit steenof  hout.
  2. Een plastiek is een beeld dat opgebouwd wordt uit zogenaamde plastische materialen, zoals was of klei. Een plastiek wordt dus op een andere manier gemaakt dan een sculptuur.
  3. Bij een assemblage wordt het beeld samengesteld uit (verschillende) materialen.
  4. Bij 3D printing ontstaat een computer gestuurd beeld vanuit een printapparaat.

Aan de slag
Deel Opdrachtvel 3a uit en laat de leerlingen in groepjes aan de opdracht werken. Bespreek
de antwoorden klassikaal.

Afsluiten
Blik terug op de les en vertel alvast iets over de volgende lessen, waarin de leerlingen zelf op
zoek gaan naar beelden en samen een ‘beeldentuin’ gaan maken.

Les 3 en 4

Start
Nu de leerlingen iets meer kennis hebben over beelden en beeldhouwkunst,
gaan ze zelf op onderzoek uit. Deel Opdrachtvel 3b uit.

Aan de slag
In groepjes van drie of vier verzamelen ze afbeeldingen van beelden. Dit mogen natuurlijk
niet de beelden zijn die op de kwartetkaarten staan. Bij elk beeld zoeken ze informatie,
zoals beschreven in de opdracht. De leerlingen zoeken per groepje vijf afbeeldingen
(dit aantal kan aangepast worden als er meer of minder tijd beschikbaar is).
De groepjes hangen de afbeeldingen vervolgens op in het klaslokaal, of op een andere
mooie locatie, met kaartjes bij de beelden waarop de kunstenaar en de titel staan.
In de laatste les presenteren de leerlingen de beelden aan elkaar en vertellen ze iets
over elk beeld.
Maak zelf van karton een abstract werk (beeld). Speel met de vlakken die je snijdt.

Lesbrief 4 Folklore

Inleiding

Inleiding
Deze lesbrief gaat over folklore. Een ‘stoffi g’ begrip? Misschien, maar tegelijkertijd ook
springlevend. In het begrip folklore zit het woordje volk, dus het eigene van het volk.
Folklore gaat over kunstvoorwerpen, verhalen, muziek, dansen, kleding, gebruiken,
voedsel, en beroepen: eigenlijk alles wat je in het dagelijkse leven tegenkomt.
Folklore helpt bij het vormen van een eigen identiteit.
Folklore en kunst hebben veel met elkaar te maken. Kunstenaars kunnen de tradities van
hun eigen volk in beelden omzetten en vastleggen. Deze kunst staat dicht bij de mensen,
wordt begrepen en is herkenbaar.

Aantal lessen
3 of 4 lessen van 45 minuten.

Les 1

Start
We gaan de komende vier lessen het thema ‘folklore’ behandelen. Waar denk je aan bij
folklore? We kunnen folklore wel het “geschiedenisboek” van een volk noemen. Waarom is
dat zo, denk je?

Leg uit
Folklore klinkt een beetje stoffi g, maar is eigenlijk heel belangrijk in ons leven.
Folklore heeft namelijk alles te maken met onze identiteit en cultuur. Als we het hebben
over identiteit, stellen we vragen als: wie ben ik, en waar hoor ik bij? Zo kunnen we spreken
van een Curaçaose identiteit: kenmerken en eigenschappen die specifi ek zijn voor Curaçao.

Aan de slag
Wat bepaalt de Curaçaose identiteit? Maak klassikaal een mindmap* rondom de
Curaçaose identiteit. Help de leerlingen een beetje als dit te moeilijk is. Zoek daarna de
begrippen uit de mindmap, die te maken kunnen hebben met folklore. Denk aan:
kunstvoorwerpen, verhalen, muziek, dansen, kleding, gebruiken, voedsel, en beroepen.


* Voor het maken van een MindMap, zie ReisgidsDigitaalLeermateriaal.org

 

geschiedenis gemaakt heeft. En daarmee laat een volk ook zien dat het anders is dan
andere, waardoor het zich onderscheidt. Zo ontstaat een eigen identiteit en cultuur.
Folklore wordt met trots getoond, oudere generaties geven het door aan de jongere.
Zo kunnen tradities ontstaan die generaties lang in ere worden gehouden. Buitenstaanders,
zoals toeristen, genieten vaak van folklore en bewonderen de verscheidenheid van de
verschillende culturen.

Folklore en kunst hebben veel met elkaar te maken. Kunstenaars kunnen de tradities van
hun eigen volk in beelden omzetten en vastleggen. In geuren en kleuren verslag doen
van het alledaagse of de historie van de eigen cultuur. Deze kunst staat dicht bij het volk,
wordt begrepen en is herkenbaar.

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen de kaarten
met kunst die folklore uitbeeldt, (kunst uit het dagelijks leven), eruit zoeken, bekijken en bespreken.

Geef hen de volgende opdracht. Laat de leerlingen aantekeningen maken in hun schrift.
Bespreek in je groepje:

  • Welke kaart vind jij het mooist? Waarom?
  • Welke kaart spreekt je het minste aan? Waaraan ligt dat?
  • Vergelijk de folkloristische kunst met de andere kunststromingen. Wat valt je op?

Afsluiten
Bespreek de uitkomsten klassikaal. Laat de leerlingen, als er nog tijd over is, een spelletje
kwartet spelen.

Les 2

Start
Herhaal de stof van de eerste les: wat versta je onder folklore en identiteit? Wat zijn
voorbeelden van Curaçaose identiteit? Wat zijn de kenmerken van folkloristische kunst?

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit.
Deel Opdrachtvel 4 uit en laat leerlingen hieraan werken. Vertel hen hoeveel tijd ze voor deze
opdrachten krijgen (afhankelijk van het niveau) en wanneer alles af moet zijn. Vertel hen ook
of en hoe ze hiervoor beoordeeld worden.

Afsluiten
Evalueer hoe ver de leerlingen zijn gekomen en of ze goed met de stof uit de voeten
kunnen. Vertel hen hoeveel tijd ze nog krijgen voor de opdracht.

Les 3 (en 4)

Start
Herhaal kort wat in de vorige les gedaan is en evalueer hoe ver iedereen is.

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit.
Ga door met Opdrachtvel 4 en laat leerlingen hieraan werken.

Afsluiten
De leerlingen leveren hun opdrachten en de uitwerking van Opdrachtvel 4 in.
Deze opdrachten en werkstukken kunnen beoordeeld worden met een cijfer.
Evalueer met behulp van de volgende vragen:

  • Wat hebben leerlingen geleerd over folklore?
  • Waren de leerlingen al bekend met de folkloristische kunstenaars?
  • Waarvan kenden zij deze kunstenaars?
  • Wat vinden ze van folkloristische kunst?
  • Is dit belangrijk voor de Curaçaose cultuur? Waarom wel of niet?
  • Is folklore kunst van, voor en door het volk? Motiveer je antwoord.

Lesbrief 5 Interview met een kunstenaar

Inleiding

Inleiding
In deze lessen gaan leerlingen onderzoek doen naar een lokale kunstenaar en een interview
met deze kunstenaar voorbereiden, uitvoeren, vastleggen en verslaan.

Voorbereiding en benodigdheden
Deze les is door de vele organisatorische onderdelen geschikt voor kleine groepen.


De docent heeft een computer nodig om sommige voorbeelden te laten zien.
De leerlingen hebben bij sommige opdrachten een computer met internet nodig.


Bij deze lessen hoort een interview met een lokale kunstenaar. Dit moet uiteraard
afgesproken worden met de betreffende kunstenaar(s). Zoek eventueel al enkele
kunstenaars uit en leg contact om te zien of zij hiervoor open staan.
Bij deze lesbrief hoort één opdrachtvel.

Aantal lessen
6 lessen van 45 minuten.

Les 1

Start
Begin de les met een rondje: welke lokale kunstenaars kennen de leerlingen?
Wie hebben ze ooit ontmoet of gezien? In deze lessenreeks gaan de leerlingen
een interview met een lokale kunstenaar voorbereiden, uitvoeren en vastleggen.

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes. Deel de kwartetspellen uit. Bekijk de kunstenaars en hun werken.
Welke werken en welke kunstenaars kennen de leerlingen? Gaan ze weleens naar
een museum, galerie of expositie? Bespreek de kunstenaars met behulp van het boekje
dat bij de lesbrief geleverd is.

Deel Opdrachtvel 5 uit. Bespreek de opdracht met de leerlingen. Vertel hen hoeveel tijd ze
voor de opdrachten krijgen en maak afspraken over de voortgang – wanneer moet wat af
zijn? Spreek ook een week af waarin de interviews plaats moeten vinden.
Let wel, dit is erg afhankelijk van de tijd van de kunstenaars. Bespreek de mogelijkheid om via
email vragen te stellen.
Elk groepje gaat nu op zoek naar een kunstenaar die zij gaan interviewen. Ze bedenken eerst
welke kunstdiscipline hen aanspreekt. Vervolgens gaan ze op zoek naar kunstenaars in deze
discipline.

Afsluiten
Bespreek aan het eind van de les of iedereen een kunstenaar heeft ‘gevonden’ en al
contact heeft kunnen leggen. Voor de volgende les moet iedereen een afspraak hebben
gemaakt.

Les 2, 3, 4 en 5

Leerlingen werken aan de opdracht.

Les 6

Afsluitende les
De leerlingen presenteren hun interview. Ze laten daarbij een stukje van het interview zien,
maar vertellen ook een verhaal over de kunstenaar die ze geïnterviewd hebben.
De presentaties duren ongeveer tien minuten.

Lesbrief 6 Mixed media

Inleiding

Inleiding
In deze lesbrief staan kunstwerken centraal die gemaakt zijn met behulp van mixed media,
gemengde technieken en materialen. Veel kunstwerken zijn op deze manier vervaardigd,
vooral in de moderne kunst.

Voorbereiding
Bij deze lesbrief horen twee opdrachtvellen.

Aantal lessen
4 of 5 lessen van 45 minuten.

Les 1

Start
Begin de les met een klassengesprek over kunst en materialen.
Maak gebruik van de volgende vragen:

  • Welke materialen gebruiken kunstenaars als ze een werk maken?
  • Welke technieken kennen de leerlingen al? Hoe wordt een kunstwerk gemaakt? M.a.w. welk proces zou er aan het maken van een kunstwerk voorafgaan?
  • Wat moet je kunnen om kunstenaar te zijn? Hoe word je eigenlijk kunstenaar?

Leg uit
Vroeger gebruikten kunstenaars meestal één materiaal en één techniek bij het maken van
een kunstwerk. Sommige kunstenaars maakten schilderijen met olieverf, anderen maakten
beelden van marmer. Dat had meestal te maken met de kennis en de vaardigheden van
een kunstenaar. Je was opgeleid tot olieverfschilder, of tot beeldhouwer van marmer, steen
of hout. Veel materialen, zoals verf, waren nog niet kant-en-klaar te koop. Zij moesten door
de kunstenaar zelf gemaakt worden en dat was een moeilijk proces. Ook dit leerde de
kunstenaar tijdens zijn opleiding. Zo werd je een specialist in een bepaalde techniek
en materiaal, en die gebruikte je altijd. ‘Schoenmaker, blijf bij je leest’, hing in veel ateliers
aan de muur. In niet-Westerse culturen wordt het maken van kunst vaak van generatie
tot generatie overgebracht.

Vraag
Wat wordt er met het spreekwoord ‘Schoenmaker, blijf bij je leest’ bedoeld?

Leg uit
Tegenwoordig maken kunstenaars vaak gebruik van mixed media. Verschillende technieken
en materialen worden in één kunstwerk toegepast. Daardoor hebben kunstenaars veel meer
mogelijkheden. Maar het is ook moeilijker: elk materiaal heeft namelijk zijn eigen bijzondere
eigenschappen. De maker moet daar voortdurend rekening mee houden, om te voorkomen
dat het kunstwerk technisch mislukt.

Vraag
Wat zou er mis kunnen gaan als je verschillende materialen gebruikt bij het maken
van een kunstwerk?

Leg uit
Het combineren van materialen en technieken maakt een kunstwerk dus nog ingewikkelder.
Maar, er kunnen ook verrassende effecten optreden. Bovendien ontstaan er unieke
kunstwerken. Materialen en technieken ontwikkelen zich voortdurend. De kwaliteit van
materialen is de laatste twee eeuwen enorm verbeterd, doordat fabrikanten de
basisproducten op grote schaal zijn gaan produceren. De kwaliteit is hierdoor constanter
geworden, waardoor het ook eenvoudiger wordt om met de materialen te werken.
Zo bedierf verf vroeger erg snel, maar kan het nu lang bewaard worden.

Aan de slag

  • Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen de kaarten bekijken.
  • Geef hen de opdracht om de kaarten in twee groepen te verdelen: de werken waarbij één materiaal en één techniek zijn gebruikt, en de werken waarbij mixed media gebruikt is.
  • Bespreek de verschillen. Waaraan kun je zien dat er gebruik is gemaakt van mixed media? Zie je overeenkomsten tussen de verschillende mixed media werken?​

Afsluiten

Sluit af met een spelletje kwartet.

 

Les 2

Start
Herhaal de stof van de eerste les. Wat was ook alweer mixed media?
Waarom wordt er tegenwoordig meer gebruik gemaakt van mixed media?

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Deel Opdrachtvel 6a uit.
Laat leerlingen in groepjes uitzoeken welke materialen en technieken gebruikt zijn in de
werken op de kwartetkaarten. Ze beantwoorden ook de vragen op het opdrachtvel.

Afsluiten
Bespreek de opdracht. Hebben de leerlingen alle materialen en technieken gevonden?
Welke werken spreken hen het meest aan? Waarom?


Vinden leerlingen de mixed media werken mooier of spannender dan de werken die met
één materiaal en één techniek gemaakt zijn?

Les 3 en 4 (en eventueel verder)

Start
Herhaal de stof van de eerste en de tweede les. In de komende les(sen) gaan leerlingen
zelf een mixed media-kunstwerk maken. Ze kiezen verschillende materialen en technieken.
Deel Opdrachtvel 6b uit. Pas de lesbrief aan uw eigen wensen en de mogelijkheden van de
school aan.

Lesbrief 7 Fotografie

Inleiding

In deze lesbrief wordt aandacht besteed aan de kunstvorm fotografie. Bijna iedereen maakt tegenwoordig weleens foto’s. Maar niet iedereen die foto’s maakt, noemt zichzelf fotograaf of kunstenaar. Wanneer ben je een fotograaf? En wat zijn kunstfoto’s? In deze lesbrief worden kunstfoto’s bekeken en gaan leerlingen zelf op pad om door de ogen – en de camera- van een kunstfotograaf te kijken.

Voorbereiding / benodigdheden

Leerlingen hebben camera’s nodig. Ze kunnen hiervoor de camera van hun telefoon gebruiken. Bij deze lesbrief horen twee opdrachtvellen.

Aantal lessen

5 lessen van 45 minuten.

Les 1

Start

Begin de les met een klassengesprek over fotograferen. Gebruik de volgende vragen:

  • Wie maakt er weleens foto’s?
  • Wat fotografeer je het liefst?
  • Wat doe je met die foto’s?
  • Denk je na over hoe je een foto maakt? Waar let je op?
  • Heb je weleens een foto-expositie bezocht? Wat voor soort foto’s zag je daar?

Leg uit

We maken (bijna) allemaal foto’s tegenwoordig; iedereen heeft immers een smartphone. De selfi e is niet meer weg te denken van social media, en niemand kijkt raar op als je een foto van jezelf en je vrienden of vriendinnen maakt bij een feestje, op straat of zelfs in de klas. Maar fotograferen was lang niet altijd zo vanzelfsprekend. Vroeger was het ingewikkeld, kostbaar en tijdrovend. Het was dan ook niet voor iedereen weggelegd: alleen echte fotografen en hobbyisten maakten foto’s. Vaak waren dat portretfoto’s: statige foto’s van personen of families. Kijk klassikaal de aflevering van het Klokhuis over fotografie en hoe dat er vroeger aan toe ging. Laat leerlingen aantekeningen maken van wat ze zien.

hetklokhuis.nl/tv-uitzending/254/Fotografie

Bespreek de video daarna klassikaal. Wat hebben we gezien?

Leg uit

Vroeger werden er alleen analoge foto’s gemaakt in tegenstelling tot digitale fotografie. Men maakte foto’s door het gebruik van een fototoestel, filmrolletje en lichtgevoelig papier. In een donkere kamer werd het filmrolletje ontwikkeld en de foto’s afgedrukt. Het digitale tijdperk heeft fotograferen voor iedereen mogelijk gemaakt. Het is goedkoop en heel eenvoudig geworden. iedereen heeft een fototoestel in zijn smartphone.

Vraag

Is iedereen daardoor tegenwoordig fotograaf? Waarom wel of niet?

Leg uit

Toch kun je nog steeds heel eenvoudig een ‘ouderwetse’ foto maken, zelfs met een oude chipsbus! We noemen dat tegenwoordig pinhole fotografie.

Kijk hier hoe een ‘camera obscura’ werkt:

Wil je het zelf proberen, of uitproberen als practicumles in de klas? Kijk dan hier:

 

Maak je eigen pinhole camera

Vraag

Wat zie je in het filmpje? Hoe wordt de foto uiteindelijk gemaakt?

Afsluiten
Sluit de les af door de belangrijkste punten van de les te herhalen; het verschil tussen
fotografie vroeger en nu, de veranderde werkwijze, de camera obscura.

Les 2

Start

Herhaal de stof van de eerste les. Waar hebben we het over gehad? Benoem ook de camera obscura.

Leg uit

In eerste instantie gebruikten kunstenaars, vooral schilders, de camera obscura (de voorloper van de fotocamera) als hulpmiddel bij het schilderen. Zo hadden ze een voorbeeld voor hun schilderijen. Men zag het destijds zelfs een beetje als valsspelen!

Inmiddels zijn foto’s niet meer weg te denken uit onze samenleving: onze eigen foto’s, maar ook bijvoorbeeld foto’s in de kranten of op internet. Sommige mensen maken foto’s als beroep. Zij zijn beroepsfotograaf. Vaak specialiseren beroepsfotografen zich in een bepaald genre, zoals portretten, landschapsfotografie, nieuws en actualiteit, mode, sport, natuurfotografie of documentairefotografie.

Een klein deel van alle foto’s die mensen maken, zien we als kunstwerken. Sommige beroepsfotografen zijn daarom ook kunstenaars. Hun werk is vaak heel herkenbaar: als je een foto ziet, weet je vaak snel wie de foto gemaakt heeft. Je herkent het werk bijvoorbeeld door het gebruik van kleur en contrasten, lichtinval, de compositie en de wijze van kaderen.

Aan de slag

Hoe onderscheidt je lichtval, compositie en contrast. Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen de kaarten met fotokunst eruit zoeken. Bekijk en bespreek de foto’s samen met behulp van de volgende vragen:

  • Wat zie je op de foto’s?
  • Bij welke genres horen de foto’s in het kwartetspel?
  • Welke foto maakt op jou de meeste indruk? Leg uit waarom.
  • Wat is het verschil tussen de foto’s die jij maakt en de foto’s in het kwartetspel?

Leg uit

Bespreek nu, aan de hand van de website kunstkwartetcuracao.org de CV’s van de kunstenaars, die de foto’s gemaakt hebben en vertel iets over hun achtergrond.

Aan de slag

Deel vervolgens Opdrachtvel 7a uit. Laat de leerlingen de rest van de les aan de opdracht werken. Ga hiermee verder in Les 3. Aan het eind van Les 3 moeten de opdrachten af zijn.

Afsluiten

Herhaal de belangrijkste punten: genres, beroepsfotografie, kunstfotografie.

Les 3

Start

Hoever zijn de leerlingen de vorige les gekomen met de opdrachten?

Aan de slag

Verdeel de klas in dezelfde groepjes als in Les 2 en ga door met Opdrachtvel 7a en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen de rest van de les verder werken aan de opdrachten. Aan het eind van de les moeten deze af zijn. Help waar nodig!

Afsluiten

Laat de leerlingen die klaar zijn een spelletje kwartet spelen!

Les 4

In deze les ga je met de leerlingen op pad om zelf foto’s te maken. Dit kan ook op school zelf. De leerlingen hebben inmiddels heel wat kunstfoto’s voorbij zien komen. Kunnen ze zelf nu ook een kunstfoto maken? Verdeel de klas in groepjes, of ga gezamenlijk. Kies een route uit die interessant is om te fotograferen; kijk of het mogelijk is om bijvoorbeeld zowel natuur-, straat- en portretfotografie te oefenen.

De leerlingen maken foto’s met hun smartphone. Ze zorgen dat ze de telefoon met foto’s de volgende les bij zich hebben. Laat de leerlingen inzoomen op wat hun aandacht trekt of wat ze interessant vinden. Leerlingen goed leren kijken en ‘framen’ van hun object.

Les 5

In Les 4 hebben de leerlingen zelf foto’s gemaakt. In deze laatste les gaan ze de foto’s bewerken en samenvoegen tot een (digitale) foto-expositie of collage. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld het programma www.collage.nl/ of www.photovisi.com/nl

Collage

of

Photovisi

Verdeel de leerlingen hiervoor in groepjes en laat ze per vier leerlingen een collage maken.
Elk groepje kiest een genre, zoals natuurfotografie of straatfotografie. De foto’s moeten
bij elkaar passen. Deel Opdrachtvel 7b uit voor de opdrachtbeschrijving. Je kunt er natuurlijk
ook voor kiezen om een papieren collage te maken. Dan moeten de leerlingen hun foto’s
uitprinten en knippen en plakken. Hang de collages op in het klaslokaal of in de gang. Pas
Opdrachtvel 7b aan je werkwijze aan. Denk aan compositie, standpunt, belichting, fragment.

Lesbrief 8 Illustraties, tekeningen en spotprenten

Inleiding

Inleiding
In deze lesbrief kijken we naar illustraties, tekeningen en spotprenten. Hoe gaan tekenaars te werk? Wat is de toegevoegde waarde van illustraties? Wat zijn spotprenten en waarom worden deze gemaakt? Ook gaan de leerlingen zelf aan de slag met het ontwerpen van een spotprent.


Benodigdheden
Bij sommige opdrachten hebben de leerlingen een computer met internet nodig. Voor de laatste opdracht (een tekenopdracht) zijn tekenspullen nodig. Bij deze lesbrief horen vier opdrachtvellen.


Aantal lessen
4 of 5 lessen van 45 minuten. Afhankelijk van het niveau kan er ook langzamer of sneller gewerkt worden.

Les 1

Start
Het thema van deze lessen is illustraties, tekeningen en spotprenten. Tekeningen kennen alle leerlingen – die maakten ze immers zelf al als kind. Begin de les daarom met een associatierondje over tekeningen. Waaraan denken de leerlingen bij het woord tekeningen? Hebben tekeningen iets met kunst te maken, of kan iedereen tekenen?

Ga dan verder met: wat is eigenlijk het verschil tussen tekeningen en illustraties?

Lees en bespreek de volgende uitspraak, van tekenaar Karel Kindermans: “Er is een verschil tussen tekenen en illustreren. Een geslaagde tekening en een goede illustratie zijn twee verschillende dingen: Een tekening wil gezien worden en een illustratie wil iets laten zien. In mijn tekeningen zijn de sporen van het proces nog zichtbaar. In een illustratie moet alles de communicatie versterken.”

Leg uit
Een illustratie kun je een ‘plaatje bij een praatje’ noemen. Een illustratie wordt gemaakt om de tekstuele boodschap uit te leggen of te versterken. Je kent misschien wel de uitdrukking ‘Een beeld zegt meer dan duizend woorden’; een goede illustratie kan dus een hele waardevolle aanvulling zijn op een tekst.

Lang geleden, toen de fotografi e nog niet was uitgevonden, waren getekende of geschilderde illustraties de enige mogelijkheid om een lezer te laten zien wat een schrijver bedoelde. Toen was het dan ook heel belangrijk dat illustraties er waarheidsgetrouw uitzagen, bijvoorbeeld in encyclopedieën.

Tegenwoordig mag een illustratie ook wat speelser of kunstzinniger zijn. In kinderboeken wordt vaak gebruik gemaakt van illustraties, maar ook tijdschriften laten vaak illustraties maken bij artikelen. Belangrijk is wel dat de tekst en het plaatje goed op elkaar aansluiten. Schrijver en illustrator werken dan ook meestal samen aan het eindresultaat. In rechtbanken mag bijvoorbeeld niet gefotografeerd worden. Er worden daarom illustraties gemaakt van rechters, advocaten en verdachten.

Tekeningen horen niet per se bij een tekst, maar staan op zichzelf. Een tekening kan, net als een schilderij, een zelfstandig kunstwerk zijn. Tekeningen worden voornamelijk met (kleur)potlood of met houtskool gemaakt. Dit in tegenstelling tot de verschillende soorten verf die in de andere lessen aan de orde zijn gekomen.

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen de kaarten met illustraties/tekeningen eruit zoeken. Let op: het gaat vandaag niet om de spotprenten. De categorieën staan aangegeven op de kwartetkaarten, mocht er verwarring ontstaan. Deel Opdrachtvel 8a uit. Bespreek kort de afbeeldingen die de leerlingen voor zich hebben. Sommige afbeeldingen zijn abstract, sommige zijn meer waarheidsgetrouw. Leg het verschil uit. Laat de leerlingen in groepjes aan de opdrachten werken.

Afsluiting
Bespreek de opdrachten.

 

Les 2

Start
In de eerste les van dit thema hebben we vooral gekeken naar getekende illustraties. Een andere belangrijke vorm van tekeningen is de spotprent. Introduceer het onderwerp met de volgende vragen:

  • Waar kom je spotprenten tegen?
  • Wat is kenmerkend voor spotprenten?
  • Zijn spotprenten waarheidsgetrouw of juist niet?
  • Waarom maken mensen spotprenten, denken jullie?


Leg uit
Een ander woord voor een spotprent is een cartoon. Het woord ‘cartoon’ wordt ook wel gebruikt als men het heeft over stripverhalen of tekenfi lms. Wij gaan het in deze lessen echter hebben over cartoons in de betekenis van spotprenten. Een spotprent levert commentaar of kritiek op situaties, gebeurtenissen of personen.

De maker van een spotprent toont zijn eigen standpunt en doet dat vaak op een spottende of humoristische manier. Aan het beeld kan een tekst toegevoegd worden, soms in een balkje of als tekstballonnetje. De personages in spotprenten zijn vaak karikaturen: hun opvallende eigenschappen zijn extreem uitvergroot, zoals een hele grote neus, of enorme flaporen. Sommige kranten hebben cartoonisten in dienst en hun spotprenten verschijnen regelmatig op vaste plekken in die kranten. Spotprenten maken is niet gemakkelijk. Als cartoonist wil je een kritische noot plaatsen bij een actuele gebeurtenis, bijvoorbeeld iets in de politiek, waardoor men heel gauw begrijpt waarover het gaat.

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen de kwartetkaarten met spotprenten eruit zoeken. Deel Opdrachtvel 8b uit. Bespreek eerst klassikaal de opdracht met behulp van de eerste pagina van het opdrachtenvel. Laat de leerlingen in groepjes aan de opdrachten werken.

Afsluiten
Bespreek de uitwerking van de opdrachten klassikaal.

Les 3

Vooraf bij Les 3:
In deze les hebben leerlingen computers met internet nodig. Zijn die niet beschikbaar,
overweeg dan om de opdracht als huiswerk mee te geven. In de les kunnen
de uitwerkingen van de opdracht dan uitgebreid besproken worden.

Start
We gaan verder met het onderwerp spotprenten. In de vorige les hebben de leerlingen
de spotprenten op de kwartetspelkaarten geanalyseerd. Deze les gaan ze zelf op zoek naar
twee spotprenten over een actueel onderwerp. Ook deze spotprenten analyseren ze. Welke
lokale kranten hebben spotprenten? Kijk ook eens naar spotprenten uit de hele wereld.
Deel Opdrachtvel 8c uit. Laat de leerlingen, mits er genoeg computers zijn, individueel aan
de opdracht werken. Verdeel de klas anders in twee- of drietallen.

Afsluiten
Laat enkele leerlingen hun spotprenten aan de rest van de klas tonen en laat hen vertellen
over de betekenis en de werkwijze.

Les 4 (en 5)

Start
In de laatste les(sen) van dit thema gaan leerlingen zelf een spotprent maken. Aan de hand
van een krantenartikel of actueel onderwerp.

Aan de slag
Deel Opdrachtvel 8d uit. Leg de opdracht ook klassikaal uit.

Afsluiten
Laat leerlingen elkaars karikaturen bekijken en interpreteren. Blik terug op deze lessen
over illustraties, tekeningen en spotprenten. Wat is ook alweer het verschil tussen deze drie?
Waarom zijn spotprenten belangrijk? Wat vonden de leerlingen van deze lessen?

Lesbrief 9 Keramiek

Inleiding

Inleiding
In deze lessen krijgen leerlingen een kijkje in de keuken van de Curaçaose keramiek.
Hoe wordt het gemaakt? Welke soorten zijn er?

Voorbereiding en benodigdheden
De leerlingen hebben bij sommige opdrachten een computer met internet nodig.
Bij deze lesbrief horen twee opdrachtvellen.

Aantal lessen
2 lessen van 45 minuten.

Les 1

Start
Begin de les door een aantal voorbeelden van keramiek te laten zien. Dat kan op afbeeldingen (op papier of online) of door echte beeldjes, schalen of potten mee te nemen. Zorg voor verschillende soorten keramiek, bijvoorbeeld een beeldje van aardewerk en een kopje van porselein.

Vraag de leerlingen of ze weten hoe deze vorm van kunst heet (keramiek). Wat vinden ze ervan? Is het allemaal kunst, of zijn het ook gebruiksvoorwerpen of souvenirs?

Leg uit
Keramiek wordt gemaakt uit klei. Er zijn heel veel verschillende soorten en vormen keramiek. Een keramische vorm kan heel eenvoudig zijn, zoals een baksteen, of heel gedetailleerd zoals een porseleinen beeldje of kopje. Een baksteen gaat niet zo snel stuk, terwijl porselein zo dun kan zijn dat het licht er doorheen kan vallen – het is dan ook heel breekbaar en kostbaar. Dit is een hele oude ambacht. Ook de indianen op Curaçao maakten keramische gebruiksvoorwerpen uit lokale klei van de vlakte van San Pedro.

Klei kan op verschillende manieren tot keramiek gevormd worden:

  • Je kunt klei boetseren: dat betekent dat je de klei zelf aan elkaar kneedt en vanuit de klei een vorm creëert.
  • Je kunt klei draaien op een schijf;
  • Je kunt klei gieten met behulp van een mal.

Bekijk de volgende filmpjes (gedeeltelijk) om een idee te krijgen van de verschillende manieren van werken met klei:

Draaien op een schijf:


Boetseren:

Gieten met behulp van een mal:

Bespreek de verschillende werkwijzen.

Leg uit
Als het kleivoorwerp zijn vorm heeft, wordt het gedroogd. Daarna kan het in een speciale
oven gebakken worden op hele hoge temperaturen. Ook kan er kleur aangebracht
worden op het voorwerp. Dat kan op verschillende manieren:

  • Met een engobe: het gebruik van een andere kleur klei
  • Met glazuur: een laagje gekleurd glas. Glazuur zorgt ervoor dat de klei geen water meer door kan laten, wat bijvoorbeeld belangrijk is bij kopjes en vazen.
  • Met zout (bijvoorbeeld voor rioolbuizen en kruiken)
  • Raku - stoken: gebruik maken van houtzaagsel.

Onder de noemer keramiek vallen dus zowel gebruiksvoorwerpen, zoals kopjes en schalen, als kunstobjecten die geen specifi eke functie hebben.

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen de kaarten met keramiek eruit zoeken en bekijk ze even klassikaal. Deel Opdrachtvel 9a uit en laat de leerlingen de opdrachten in groepjes maken.

Afsluiten
Bespreek de opdrachten.

Les 2

Vooraf aan Les 2:
Bekijk alvast de opdrachten van Les 2. Is het lastig om dit in de les te doen, in verband met de beschikbaarheid van computers? Dan kan het ook als huiswerk worden opgegeven na Les 1. In Les 2 kan e.e.a. dan besproken worden.

Start
Herhaal de stof van de eerste les. Welke werkwijzen in keramiek hebben we besproken? Hoe kun je keramiek kleuren? Welke verschillende soorten keramiekwerken zijn er?

Aan de slag
De leerlingen gaan deze les verder met het analyseren van keramische werken. Ze gebruiken daarvoor hetzelfde opdrachtblad als in les 1, alleen zoeken ze nu zelf op internet naar afbeeldingen van keramiek. Ze zoeken alleen naar werk van keramisten, die op Curaçao wonen. Ook zoeken ze op waar deze keramisten werken en exposeren. Ten slotte vormen ze hun mening over keramiek en beschrijven ze welk soort keramiek zij het mooiste vinden.

Deel Opdrachtvel 9b uit en laat de leerlingen hier zelfstandig aan werken. Zijn er niet genoeg computers, maak dan twee- of drietallen.

Afsluiten
Bespreek de opdracht en sluit het thema keramiek af.

Lesbrief 10 ‘Kunstplekken’ expositieruimtes op Curaçao

Inleiding

Inleiding
In deze lesbrief gaan leerlingen op zoek naar expositieruimtes, musea en galerieën op Curaçao. Ze ontdekken zo waar de kunst op Curaçao te vinden is. Ook organiseren ze zelf een expositie van bekende Curaçaose kunstenaars.

Voorbereiding en benodigdheden
Bij deze lesbrief hoort één opdrachtvel.

Het einddoel van deze lessen is een expositie van lokale kunst. Het zou erg leuk zijn als deze expositie mooi uitgevoerd kan worden, bijvoorbeeld met een ‘offi ciële’ opening. Zulke openingen zijn traditioneel. Samen kunnen we vast wel nieuwe, moderne manieren vinden om een expositie te openen. Een mogelijkheid is om de expositie op een andere locatie te organiseren, bijvoorbeeld in één van de vele hotels (restaurants) of in het WTC (World Trade Center). Bedenk vooraf wat een goede plek zou zijn en leg contact. Denk ook eens aan een Pop-Up expo. Dat geeft de hele lessenreeks een impuls!

Aantal lessen
4 lessen van 45 minuten (minimaal).

Les 1

Start
Begin de les met een mindmap of klassengesprek rondom de vraag:
waarom maken mensen kunst?

Leg uit
Kunstenaars maken kunstwerken om meerdere redenen. Zo maken kunstenaars werken om uiting te geven aan hun denk- en gevoelswereld, om creativiteit kwijt te kunnen. Ook wil een kunstenaar, zeker als je kunst maakt als beroep, geld verdienen met zijn of haar werk. Bovendien wil een kunstenaar zijn kunstwerken meestal delen met anderen, zodat zij ook van de werken kunnen genieten.

Daarom vind je kunst niet alleen bij de kunstenaar in zijn atelier (werkplaats), maar ook op andere plekken. Sommige mensen kopen kunst om de cultuur in hun land te ondersteunen. Anderen kopen kunst, omdat het ze iets doet. Als iemand veel kunst bezit, noemen we hem een kunstverzamelaar. Ook musea hebben collecties. Deze worden tentoongesteld in het museum, of bewaard in een depot (opslag). Musea kopen kunst, maar soms worden werken ook geschonken. Ook krijgen ze werken in bruikleen, van verzamelaars of andere musea voor een tijdelijke tentoonstelling of expositie.

Naast musea vind je ook kunstwerken in galerieën, kunstbeurzen en op kunstveilingen. Daar worden werken getoond aan eventuele kopers. De (tussen)handelaar, als ook de galeriehouder, krijgt dan een deel van de verkoopprijs, voor zijn bemiddeling.

Tegenwoordig is er ook een groot aanbod van kunst op internet, waardoor wereldwijd contacten gelegd kunnen worden tussen kunstenaars, verkopers en geïnteresseerden. En natuurlijk zie je ook kunst op straat: schilderijtjes die verkocht worden op de (toeristische) markten, kunstwerken in de openbare ruimtes, muurschilderingen en zelfs graffiti wordt tegenwoordig als kunst beschouwd!

Kijken
Kijk de afl evering van het Klokhuis over kunstgalerieën om een beter te beeld te krijgen
van hoe de kunsthandel werkt. www.hetklokhuis.nl/tv-uitzending/261/Galerie

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Op de kwartetspellen staan afbeeldingen van lokale kunstwerken. Welke werken of welke kunstenaars kennen de leerlingen? Bespreek de disciplines kort en bekijk de werken.

Leg uit
Ook op Curaçao werken heel wat mensen als kunstenaar, in allerlei disciplines. Hun kunstwerken worden op allerlei plekken tentoongesteld. De komende weken gaan jullie op zoek naar deze ‘kunsthoeken’. Waar zijn ze, wat wordt er getoond en wie bezoekt deze plekken? Ook gaan jullie een eigen collectie van Curaçaose kunst samenstellen. De school, het klaslokaal of de gang zal gaan fungeren als expositieruimte of galerie. Aan jullie de taak om de expositie in goede banen te leiden en te zorgen dat er een mooie, passende collectie in de school komt.

Deel Opdrachtvel 10 uit. Elk groepje kiest, in overleg met de rest van de klas, een discipline. Bij deze discipline gaan zij een passende collectie zoeken. Ook zoeken ze informatie over galerieën en musea op Curaçao waar deze kunst te vinden is. De leerlingen kunnen eventuele vragen over de opdracht stellen en, als er nog tijd is, een begin maken met de taakverdeling.

Les 2, 3, 4 (verder)

Werken aan het project: organiseer je eigen kunstexpo van Curaçaose kunst.

Afsluiten
Maak een leuke uitnodiging en Facebook event. Open de expositie. Laat de leerlingen allemaal kort iets vertellen over hun keuzes. Je kunt natuurlijk publiek uitnodigen voor de opening, laat de leerlingen de klas, gang of expositieruimte mooi versieren. Heb je gekozen voor een samenwerking met een hotel, restaurant, dan is de opening natuurlijk extra speciaal. Maak er iets moois van!

Opdrachtkaarten

  • Het arrangement Lesbrieven kunstkwartet Nederlands is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Wim Dommerholt Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2021-03-23 08:38:27
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Educatief materiaal bij kwartetspellen
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    Maak je eigen pinhole camera
    http://lomography.nl/magazine/140560-pimhole-tutorial-costruite-da-soli-la-pinhole-di-pretty-in-mad
    Link
    Collage
    http://www.collage.nl
    Link
    Photovisi
    http://www.photovisi.com/nl
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.