Start
Herhaal kort de belangrijkste stof van de vorige les: het verschil tussen realistische en abstracte kunst.
Aan de slag
Laat de leerlingen in dezelfde groepjes werken als de vorige les en deel de kwartetspellen opnieuw uit. Deel Opdrachtvel 2b uit. De leerlingen gaan nu zelf aan de slag met de opdracht. Ze zoeken in groepjes op de computer meer realistische en abstracte afbeeldingen.
Vervolgens bepalen ze individueel welk soort kunst hen het meeste aanspreekt en proberen ze, in overleg met elkaar, uit te leggen waarom dat zo is. Ze schrijven een kort werkstuk waarin ze de voor- en nadelen of mogelijkheden en beperkingen van de twee expressievormen in de kunst beschrijven en leggen uit welke soort hun eigen voorkeur heeft en waarom.
Dit werkstuk kan gebruikt worden als beoordelingsmoment.
Afsluiten
Kijk of iedereen de opdracht af heeft of spreek af wanneer de opdracht af moet zijn. Hoe vonden de leerlingen deze opdracht? Was het moeilijk om een mening te vormen, of juist niet?