Les 2

Herhaal de stof van de eerste les:

Leg uit
In de eerste les zagen we al dat er veel verschillende soorten beelden zijn. Beelden kunnen
van verschillende materialen gemaakt zijn en op verschillende manieren tot stand gekomen
zijn. We spreken dan over verschillende beeldhouwtechnieken.

Vraag aan de klas en schrijf op het bord:
Uit welke materialen kunnen beelden gemaakt worden? (steensoorten, hout, metaal,
kunststof, papier, textiel, klei, beton, afval, etc.)

Aan de slag
Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen opnieuw
de kaarten met beeldhouwwerken eruit halen. Welke materialen zijn gebruikt bij
de beelden op de kwartetkaarten?

Leg uit
Ook de manier waarop een beeld gemaakt wordt, verschilt. Welke techniek een beeldhouwer
gebruikt, heeft vaak te maken met het materiaal waarmee hij of zij werkt.
We kunnen een onderscheid maken in 4 soorten beelden: sculpturen, plastieken,
assemblage en 3D printing.

  1. Een sculptuur is een beeld dat uitgekapt wordt uit een materiaal, bijvoorbeeld uit steenof  hout.
  2. Een plastiek is een beeld dat opgebouwd wordt uit zogenaamde plastische materialen, zoals was of klei. Een plastiek wordt dus op een andere manier gemaakt dan een sculptuur.
  3. Bij een assemblage wordt het beeld samengesteld uit (verschillende) materialen.
  4. Bij 3D printing ontstaat een computer gestuurd beeld vanuit een printapparaat.

Aan de slag
Deel Opdrachtvel 3a uit en laat de leerlingen in groepjes aan de opdracht werken. Bespreek
de antwoorden klassikaal.

Afsluiten
Blik terug op de les en vertel alvast iets over de volgende lessen, waarin de leerlingen zelf op
zoek gaan naar beelden en samen een ‘beeldentuin’ gaan maken.