Start
Herhaal de stof van de eerste les. Waar hebben we het over gehad? Benoem ook de camera obscura.
Leg uit
In eerste instantie gebruikten kunstenaars, vooral schilders, de camera obscura (de voorloper van de fotocamera) als hulpmiddel bij het schilderen. Zo hadden ze een voorbeeld voor hun schilderijen. Men zag het destijds zelfs een beetje als valsspelen!
Inmiddels zijn foto’s niet meer weg te denken uit onze samenleving: onze eigen foto’s, maar ook bijvoorbeeld foto’s in de kranten of op internet. Sommige mensen maken foto’s als beroep. Zij zijn beroepsfotograaf. Vaak specialiseren beroepsfotografen zich in een bepaald genre, zoals portretten, landschapsfotografie, nieuws en actualiteit, mode, sport, natuurfotografie of documentairefotografie.
Een klein deel van alle foto’s die mensen maken, zien we als kunstwerken. Sommige beroepsfotografen zijn daarom ook kunstenaars. Hun werk is vaak heel herkenbaar: als je een foto ziet, weet je vaak snel wie de foto gemaakt heeft. Je herkent het werk bijvoorbeeld door het gebruik van kleur en contrasten, lichtinval, de compositie en de wijze van kaderen.
Aan de slag
Hoe onderscheidt je lichtval, compositie en contrast. Verdeel de klas in groepjes en deel de kwartetspellen uit. Laat de leerlingen de kaarten met fotokunst eruit zoeken. Bekijk en bespreek de foto’s samen met behulp van de volgende vragen:
Leg uit
Bespreek nu, aan de hand van de website kunstkwartetcuracao.org de CV’s van de kunstenaars, die de foto’s gemaakt hebben en vertel iets over hun achtergrond.
Aan de slag
Deel vervolgens Opdrachtvel 7a uit. Laat de leerlingen de rest van de les aan de opdracht werken. Ga hiermee verder in Les 3. Aan het eind van Les 3 moeten de opdrachten af zijn.
Afsluiten
Herhaal de belangrijkste punten: genres, beroepsfotografie, kunstfotografie.