Welkom bij het leerarrangement over het zenuwstelsel.
Dit arrangement is bedoeld als BASIS leerprogramma. Ik realiseer me dat hetgeen ik op SPOC heb gezet onvoldoende was beargumenteerd in die zin dat jullie niet goed wisten wat ermee te doen. De insteek lieve mensen was ook echt wel het niveau wat je als verpleegkundige dient te beheersen maar waarvan ik heel goed begrijp dat het een beetje abacadabra overkwam.
Welnu daar hoef je je nog geen zorgen over te maken we beginnen bij de basis en bouwen daarna uit.
Dit arrangement begint op een lager niveau en legt je de basis uit, maak het voor jezelf en beschrijf PERSOONLIJKE LEERDOELEN WAAR DE MOEILIJKHEID ZIT...
Het zenuwstelsel speelt een rol bij alle handelingen die je doet. Het zorgt voor het aansturen van spieren en het verwerken van prikkels. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en het perifeer zenuwstelsel.
Aan het einde van dit leerarrangement zijn jullie in staat:
- Het verschil tussen het centrale- en perifere zenuwstelsel te benoemen.
- De bouw van een zenuwcel te beschrijven.
- De impulsgeleiding te uitleggen.
Je begint dit leerarrangement met het lezen van de informatie over het zenuwstelsel. Daarna ga je de kennisclip over het zenuwstelsel bekijken. Vervolgens ga je, jezelf testen door een formatieve toets te maken. Dit vind je in het kopje "Test Jezelf". Deze formatieve toets is bedoeld om te kijken in hoeverre je de stof beheerst.
Heb je meer dan 4 fouten? Ga naar het kopje "extra leerstof" en maak de extra opdrachten om voor de eindtoets te voorbereiden. Als je de theorie en de extra opdrachten goed kan beheersen, kun je aan de extra uitdaging beginnen. De extra uitdaging bestaat uit twee verdiepende opdrachten. Je kan zelf uitkiezen welke opdracht je leuk vindt en ga aan de slag!
Ben je klaar? Denk jij dat je een voldoende voor de toets gaat halen? Ga naar het kopje "eindtoets" en maak de toets.
Veel plezier en succes! en vergeet niet op te schrijven waar de moeilijkheden liggen zodat we die in de klas kunnen bespreken!
Jolanda
Lesstof
Het centrale- en perifere zenuwstelsel
Het zintuigenstelsel bestaat uit zintuigen. Deze receptoren bevatten zintuigcellen. Onder invloed van prikkels uit het milieu ontstaan in zintuigcellen impulsen. Een prikkel krijg je door iets te zien, voelen, ruiken en/ of horen. De impulsen die ontstaan worden door sensorische zenuwcellen naar het centrale zenuwstelsel geleid. Ze kunnen leiden tot een reflex, een waarneming en/of een wilde beweging.
Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. De hersenen bestaan uit de grote hersenen, tussenhersenen, hersenstam en de kleine hersenen. Het ruggenmerg bevindt zich in de wervelkolom en het behoort tot het centrale zenuwstelsel omdat het ook zenuwcellen bevat. Dit is nuttig bij spierreflexen, zoals bij de kniepeesreflex of de terugtrekreflex. We zullen later terug op deze twee reflexen komen.
Het perifere zenuwstelselbestaat uit hersenzenuwen, ruggenmergszenuwen en sympathische grensstrengen. Het perifere zenuwstelsel wordt ingedeeld in het autonome (onwillekeurige) en animale (willekeurige) zenuwstelsel. Het animale zenuwstelsel zorgt voor de zintuiglijke waarnemingen en bewegingen. Het bestaat uit:
Opstijgende (afferente) banen: ze sturen impulsen naar het centrale zenuwstelsel. Er zijn sensibele en sensorische banen. Sensibele banen sturen prikkels naar de hersenen vanuit het lichaam, bijvoorbeeld bij pijn- en drukgevoel. Sensorische banen sturen prikkels vanuit de zintuigen, bijvoorbeeld oog en oor, naar de hersenen.
Afdalende (efferente) banen: ze sturen impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spieren of klieren.
Het autonome zenuwstelsel zorgt voor allerlei lichaamsfuncties. Het staat niet onder invloed van de wil. Het regelt de werking van de interne organen, zoals je bloeddruk en circulatie, spijsvertering, ademhaling en uitscheiding. Het autonome zenuwstelsel wordt beïnvloed door emoties. Het wordt onderverdeeld in het (ortho)sympathische en parasympatische zenuwstelsel. Deze twee delen hebben een tegengesteld effect op de organen. Het sympathische zenuwstelsel zorgt ervoor dat het lichaam snel in actie kan komen, bijvoorbeeld als het lichaam op een vecht- vlucht- of schrikreactie voorbereidt. Het parasympatische zenuwstelsel zorgt vooral voor de instandhouding van de persoon, bijvoorbeeld voor herstel, rust, opslag en energiehuishouding.
Afbeelding 1: Het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel
De zenuwcellen
Het zenuwstelsel bestaat uit zenuwen en deze zijn opgebouwd uit zenuwcellen. Zenuwcellen of neuronen zijn de informatie- en signaalverwerkers van het lichaam. Een zenuwcel bestaat uit drie gedeeltes:
Opvangend gedeelte: hier komen de impulsen aan. Dit zijn ook de korte uitlopers die dendrieten worden genoemd.
Geleidend gedeelte: dit zijn de lange uitlopers die axonen worden genoemd.
Overdragend gedeelte: dit zijn de contactplaatsen (synaps) die impulsen van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel sturen.
Er zijn drie soorten zenuwcellen:
De gevoelszenuwcellen: dit zijn de sensorische neuronen. Ze sturen prikkels vanuit de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel.
De bewegingszenuwcellen: dit zijn de motorische neuronen. Ze brengen de opdrachten vanuit het centrale zenuwstelsel naar de spieren en klieren.
Schakelzenuwcellen of schakelneuronen: ze brengen binnen het centrale zenuwstelsel prikkels over van het ene neuron op het andere neuron.
De meeste axonen van zenuwcellen zijn omgeven door een myelineschede. De impulsgeleiding in de uitlopers die door een myelineschede zijn omgeven gaat veel sneller dan in de uitlopers zonder myelineschede. Via het axon wordt de impuls overgedragen aan een volgend neuron. Deze impulsoverdracht vindt plaats op speciale contactplaatsen die synaps wordt genoemd. Aan het einde van de uitloper bevindt zich de neurotransmitter. Dit is een chemische stof die de impuls van de ene zenuwcel naar de andere zenuwcel overbrengt. De impulsen worden altijd vanuit het axon overgedragen op de ontvangplaats van de volgende cel, nooit andersom.
De ziekte van Parkinson
De ziekte van Parkinson wordt veroorzaakt door het afsterven van zenuwcellen die voor de prikkeloverdracht zorgen. Tremoren, pijnlijke spierstijfheid, bewegingstraagheid, speekselvloed, moeizaam praten en lopen zijn de lichamelijke verschijnselen van deze ziekte. Door een gebrek aan neurotransmitter worden de signalen niet goed van de ene cel naar de andere cel doorgegeven. De aansturing van de spieren wordt daardoor bemoeilijkt. De snelheid van het ziekteproces verschilt per persoon. Na verloop van jaren, is de persoon aan stoel of bed gebonden en heeft veel verzorging nodig.
Afbeelding 2: structuur van een neuron
De impulsgeleiding
Impulsen via de hersenen
De hersenen bestaan uit de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam. De grote en kleine hersenen bestaan elk uit twee helften, een linker- en rechterhelft. Deze twee helften worden hemisferen genoemd. De hersenstam ligt in het verlengde van het ruggenmerg en het geleidt impulsen van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen, en omgekeerd. Pas als een prikkel de hersenen bereikt, wordt je bewust van de prikkel. De plaats waar impulsen in de grote hersenen aankomen en wordt verwerkt, bepaalt de waarnemingen die je doet. In de grote hersenen liggen de cellichamen van de schakelcellen in groepen bij elkaar. Dit wordt de hersencentra genoemd. De hersencentra bestaat uit het sensorisch centra en motorisch centra. In het sensorisch centrum worden binnenkomende impulsen verwerkt. In het motorisch centrum kunnen impulsen ontstaan. Deze impulsen kunnen via de hersenstam en motorische zenuwcellen naar spieren in hoofd en hals worden geleid, of via het ruggenmerg en motorische zenuwcel naar spieren in romp en ledematen. Deze impulsen veroorzaken gewilde bewegingen en de kleine hersenen zorgen voor de coördinatie van deze bewegingen. De stappen van de impulsgeleiding zien er als volg uit:
Zintuig - gevoelszenuwcel - ruggenmerg of hersenstam - hersenen - ruggenmerg/hersenstam - bewegingszenuwcellen - spieren of klieren
Impulsen via het ruggenmerg
De functie van het ruggenmerg is zorgen voor de verbinding tussen de hersenen en de rest van het lichaam. Het ruggenmerg bestaat uit:
Sensorische banen die impulsen naar het centrale zenuwstelsel voeren.
Motorische banen die impulsen vanuit het centrale naar de spieren en klieren sturen.
Het ruggenmerg zorgt ook voor het mogelijk maken van reflexen. Een reflex is een onbewuste reactie op een prikkel. De binnengekomen sensorische prikkel wordt rechtstreeks doorgeschakeld naar de motorische prikkel. Een voorbeeld van een prikkel is de terugtrekreflex bij het terugtrekken van de hand bij het voelen van vuur. Voordat iemand van de hitte bewust wordt, heeft de beweging al plaatsgevonden. De pijn voel je pas daarna. De weg waarlangs de reflex verloopt wordt de reflexboog genoemd. De stappen van de reflexboog ziet er als volgt uit:
Aangeboren of onvoorwaardelijke reflexen, zoals de voetzoolreflex bij baby’s, de ooglidreflex en de kniepeesreflex. Klik hier om een animatie van de kniepeesreflex te bekijken.
Aangeleerde of voorwaardelijke reflexen, zoals het hoofd wegtrekken als een slag dichtbij komt of handen over de oren bij harde geluiden.
Kennisclip zenuwstelsel
Bekijk de kennisclip over het zenuwstelsel en ga daarna verder met het onderdeel "Test jezelf".
Test jezelf
Oefening: Test jezelf
0%
Welkom bij de oefentoets over het zenuwstelsel. Aan deze toets worden geen punten toegekend. Nadat je de antwoord hebt ingevoerd, druk op "controleren" om feedback op je antwoord te krijgen.
Dit opdracht is een interactieve opdracht waar je een video over het zenuwstelsel bekijkt en tussendoor beantwoord je de vragen die worden opgesteld.
Succes!
Eindtoets
Beste studenten,
Je bent bij de eindtoets terechtgekomen. Als je de informatie heeft gelezen, de kennisclip gekeken en de extra opdrachten/uitdagingen gemaakt kun je deze eindtoets maken.
Het arrangement Het zenuwstelsel BASIS asvz is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Jolanda Vermeulen
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-02-01 22:26:58
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Test jezelf
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.