C. Ontwikkeling van een module in de MOT

C. Ontwikkeling van een module in de MOT

Start

Welkom op deze wiki waarin alle informatie staat voor het ontwerpen van een module binnen de Academie voor Deeltijd.

Ben je benieuwd naar de informatie over het ontwerpen van een blauwdruk? Klik dan hier voor de link naar de wiki het maken van een blauwdruk binnen de Academie voor Deeltijd.

Nieuws

24 feb    Start wiki MOT-stappen

Stap 0: Ambitie 2025 en onderwijsmodel Avans

AVD leidt op voor de toekomst!
De partner voor een leven lang ontwikkelen

Als partner voor een leven lang ontwikkelen levert AVD een bijdrage aan de toekomstbestendigheid van de maatschappij. Wij doen dit door het aanbieden van flexibel onderwijs voor werkend lerenden, vraaggestuurd en in co-creatie met het werkveld.

 

Landelijke noodzaak om onderwijs voor werkend lerenden toegankelijk te maken.

Kern rapport commissie Rinnooy Kan overige cijfers

  • Dalende trend van instroom en deelname van volwassenen aan bekostigd hoger deeltijd onderwijs (2003: 57.000 / 2019:42.000)
  • Deelname bekostigd hoger onderwijs: 2019: 42.000 (hoger onderwijs in cijfers. Deelname niet bekostigd hoger onderwijs 65.000 (2019; de staat van het hoger onderwijs).
  • Deelnemers deeltijd hoger onderwijs Nederland (2010) 74.000;  Finland/Zweden: 108.000
  • Percentage hoger opgeleiden in Nederland blijft achter (2012: 29,5%  Verenigd Koninkrijk 37,5%)
  • Sluit aan bij wat werkenden al hebben geleerd en biedt ruimte voor differentiatie en flexibiliteit; omschrijf opleidingen in termen van leeruitkomsten.
  • Versterk aanbod online onderwijs/blended leren.
  • Versterk gebruik van werkplek bij deeltijdonderwijs.

 

Aanbevelingen commissie Rinnooy Kan gerealiseerd bij AVD

  • Deeltijdopleidingen onderbrengen in een aparte academie. Deeltijdstudenten zijn anders dan voltijdstudenten. Om hier optimaal rekening mee te houden moet het onderwijs specifiek op hen zijn gericht en niet een kopie van de voltijd.
  • Werken met onderwijs o.b.v. leeruitkomsten. Dit maakt het mogelijk om leerwegonafhankelijk onderwijs te realiseren.
  • Onderwijs wordt ontwikkeld in co-creatie met het werkveld. AVD: mechatronica en engineering.
  • Onderwijs wordt aangeboden in modules van max. 30 ec.

 

Onderwijsvisie AVD

Kaders en richtlijnen voor modulair onderwijs bij de AVD (document van de directie)

Wie zijn wij?

Deze wiki is gemaakt en wordt bijgehouden door het OKI-team van AVD i.s.m. collega's Avans-breed van het LIC team onderwijs en team kennismanagement. Hieronder in de tabel vind je een overzicht van collega's die bijdragen en hun expertise.

Het OKI-team van AVD bestaat uit Onderwijskundigen, kwaliteitskundigen en ICTO's. Gezamenlijk ondersteunen en adviseren zij de docenten teams binnen de AVD bij de totstandkoming van de blauwdruk en bij de totstandkoming van de modules.

Hieronder vind je een overzicht van welke collega aan welke opleiding is gekoppeld:

Opleiding Onderwijskundige ICTO         
Bedrijfskunde/ Bestuurskunde/ Integrale Veiligheidskunde Irma van Slooten Edwin Zeelenberg
Technische Bedrijfskunde Annemiek Nijst Yvette van den Bersselaar
Management in de Zorg Annemiek Nijst Wendy van Buul
Ondernemerschap & Retailmanagement
Angelie Broeren Yvette van den Bersselaar
HRM Angelie Broeren Judith Vocks
Commerciele economie/ Marketing management
Angelie Broeren Yvette van den Bersselaar
Communicatie
Myrte Legemaate
Yvette van den Bersselaar
Informatica/ Business IT & Management Angelie Broeren Eky Fioole
Ad Engineering/ 
Mechatronica/ 
Elektrotechniek/ Werktuigbouwkunde
Arina van Mierlo Eky Fioole
Social work Arina van Mierlo Judith Vocks
Verpleegkunde Annemiek Nijst Eky Fioole
Accountancy/ 
Finance and control
Arina van Mierlo Judith Vocks
     

 

Collega's team kwaliteit AVD

Naam Werkzaam bij... Expertise
Ingrid Emmen AVD OER
Brigitte van Loon AVD Visitaties
Sue Vogelenzang AVD Evaluaties
Marielle Wolbers AVD Evaluaties en docentprofessionalisering
Jolanda van Bentum AVD & LIC  
Pascale Heuts AVD & LIC  

 

 

Collega's Avans breed en hun expertise

Naam Werkzaam bij Expertise
Eva Deurloo LIC Team Onderwijs

Avans onderwijsmodel
Leeruitkomsten
Docentprofessionalisering

Frank Vriens LIC Team Onderwijs Avans Onderwijsmodel
Ontwikkelingen AVD
Catherine Francis LIC Team kennis- management Informatievaardigheden
Onderzoeksvaardigheden
Literatuurverwijzing
Janneke Mulder LIC Team Kennismanagement  
Mariette Vissers LIC Team Kennismanagement  

 

Status van deze wiki

Deze WIKI is nu nog onder constructie!

Voorwaarden

Taakverdeling BOT en MOT

Bij AVD werken we sinds 2019 met de DOT-aanpak. Concreet worden er bij AVD twee soorten DOT's onderscheiden, de BOT en de MOT.

BOT = Blauwdruk Ontwerp Team

→ curriculumcommissie met onderwijskundige en ICTO-coach

→ (her)ontwerpt de blauwdruk en formuleert op basis daarvan ontwikkelopdrachten voor de MOTs

 

MOT = Module Ontwikkel Team

→ twee of meer docenten met onderwijskundige en ICTO-coach

→ werkt de ontwikkelopdrachten die volgen uit de blauwdruk uit en ontwikkelen de Leerwegonafhankelijke toets (LOT) en het Leerararrangement (LA)

Stap 1: Overdracht

Hier komt tekst die uit de WIKI BOT komt mbt de overdracht van BOT naar MOT.

-relevante onderliggende documenten uitwisselen

- leeruitkomst

- toetsing

- etc

Stap 2: Leeruitkomst defintief maken

De rol van de MOT bij het maken van de leeruitkomsten

In dit onderdeel staat beschreven hoe je een leeruitkomst schrijft en wat daarbij de voorwaarden zijn.

Leeruitkomsten formuleren is een heel belangrijke stap, hierin omschrijf je wat de student moet kennen en kunnen om de module of het module-onderdeel af te kunnen sluiten. In termen van kennen en handelen wordt per leeruitkomst of module-onderdeel aangegeven wat het niveau van toetsing is.

Het blauwdruk ontwikkelteam (BOT) schrijft in eerste instantie de leeruitkomst. Deze kun je vinden in de ontwikkelopdracht. Het Module Ontwikkel Team (MOT) kan hier nog een inhoudelijke check op doen en feedback geven aan de BOT zodat zij dit kunnen aanpassen in het Avans Edu Platform (AEP). Het is belangrijk dat jullie je als MOT kunnen vinden in deze leeruitkomst. Bespreek de leeruitkomst dan ook met jullie achterban, het werkveld en vul deze aan met jullie eigen expertise.

Als de leeruitkomst definitief is vastgesteld door BOT én MOT kan deze in het AEP worden ingevoerd.

 

Definitie en waarom deze stap?

Hieronder vind je de volgende informatie:

1. Wat zijn leeruitkomsten?
2. Wat is de rol van leeruitkomsten in de blauwdruk?
3. Waarom werken we met leeruitkomsten?
4. Welke onderdelen zitten in een leeruitkomst?

 

1. Wat zijn leeruitkomsten?

 

Definitie leeruitkomst
Een leeruitkomst geeft aan wat de student of afgestudeerde daadwerkelijk kan in termen van beroepsprestaties. Leeruitkomsten beschrijven wat een student wordt geacht te weten, te begrijpen en te kunnen toepassen na afronding van een leerperiode en heeft een substantiële omvang.

Leeruitkomsten beschrijven de uitkomst of het resultaat van een leerproces. Leeruitkomsten beschrijven wat een student wordt geacht te weten, te begrijpen en te kunnen toepassen na afronding van een leerperiode en heeft een substantiële omvang. Een leeruitkomst geeft aan wat de student of afgestudeerde daadwerkelijk kan in termen van beroepsprestaties. De leeruitkomst bestaat uit een beschrijving en een specificering in beschreven criteria (Bron: Avans onderwijsmodel).

 

2. Wat is de rol van leeruitkomsten in de blauwdruk?

Een leeruitkomst geeft een duidelijke omschrijving van een beroepsprestatie (analyse, advies, ontwerp, fabricaat, handeling) die iemand levert. Daarmee toont iemand een stukje van de beroepsbekwaamheid aan. De leeruitkomst omschrijft NIET de beroepsopdracht, hoe je de beroepsprestatie eigen maakt. Dit om te zorgen dat er meerdere mogelijkheden zijn om de beroepsprestatie te realiseren. Met andere woorden, om te zorgen dat het onderwijs leerwegonafhankelijk is.

 

 

3. Waarom werken we met leeruitkomsten?

hebben geleerd en meer ruimte te bieden voor differentiatie en flexibiliteit, is het van belang dat opleidingen worden omschreven in termen van leeruitkomsten (Rinnooy Kan, 2014, p.8).

Leeruitkomsten beschrijven het gedrag, vaardigheden en kennis die een student dient aan te tonen. De weg om daar te komen kan op verschillende manieren ingevuld worden. Door leeruitkomsten (…) te beschrijven wordt het mogelijk een diversiteit aan flexibele leerwegen te realiseren en tegelijkertijd te waarborgen dat studenten voldoen aan dezelfde eisen qua inhoud en niveau (Rinnooy Kan, 2014, p.20). Kortom: door standaardisering van de lat aan het einde, is er ruimte voor flexibilisering in de weg er naartoe.

  • Flexibel: het werken met leerwegonafhankelijke toetsing en beoordeling op basis van leeruitkomsten wordt gezien als succesfactor en behulpzame randvoorwaarde voor flexibilisering; ‘standaardisering voor flexibilisering’. Niet het onderwijsprogramma, de lessen van de docent en specifieke literatuur staan centraal, maar de leerresultaten van de student. Daarnaast biedt dit de mogelijkheid tot erkenning van eerdere ervaring en opgedane kennis van de student. Doordat de route er naartoe niet vastligt, kun je eerder opgedane kennis en ervaring benutten om de leeruitkomst aan te tonen.
  • Vraaggestuurd: Leerwegonafhankelijk geformuleerde leeruitkomsten maken het mogelijk leertrajecten meer vraaggericht in te vullen en deze af te stemmen op:
    • reeds verworven competenties van deelnemers;
    • specifieke leervragen, profilerings- en ontwikkelingsbehoeften van deelnemers;
    • mogelijkheden die de werksituatie van de deelnemer biedt;
    • vragen en behoeften van werkgevers.
  • Leerwegonafhankelijke toetsing is gericht op het toetsen en beoordelen van leeruitkomsten, ongeacht de gevolgde leerweg. Het gaat er dus niet om hoe en waar is geleerd, maar juist wat is geleerd.

 

4. Welke onderdelen zitten in een leeruitkomst?

...

Vijf onderdelen in de LU

Waarom dit onderdeel in de LU?

Waar helpt dit onderdeel later bij?

Beroepsprestatie of -product in de vorm van het zichtbare gedrag/product/dienst in de context van de beroepspraktijk.

 

Actie die iemand heeft uitgevoerd en beheerst (gedrag) in de vorm van actieve werkwoorden

Het verwoorden van de beroepsprestatie maakt inzichtelijk aan welk stukje van de beroepsbekwaamheid de student werkt met deze leeruitkomst.

 

Het verwoorden van leeruitkomsten in actieve werkwoorden is van belang om bij de toetsing helderheid te hebben in wat je de student ziet doen, wat de student daadwerkelijk kan.

Voorbeelden van vage werkwoorden zijn werkwoorden zoals inzien, begrijpen, de betekenis kennen etc.
Voorbeelden van actieve werkwoorden zijn werkwoorden als demonstreren, uitvoeren, schrijven, construeren, verklaren etc.[1]

Het verwoordt welk stukje van het beroep de student aantoont met deze leeruitkomst.

 

Daarnaast geeft het richting/ handvatten om de toetsvorm te bepalen.

 

De uitleg moet voor zowel student als examinator helderheid geven in wat er van de student verwacht wordt.

 

HBO-niveau

De doelen van de opleiding m.b.t. vakinhoud en HBO-niveau.

Alle LU’s samen moeten alle doelen van de opleiding (eindkwalificaties) omvatten. Zo ontstaat een samenhangend curriculum dat de student opleidt in beroepspraktijk X naar Ad- of Ba-niveau.

Ook als de student één of enkele modules volgt, voor het geval dat de student later alsnog een getuigschrift wil behalen.

Om als team het overzicht te houden of alle LU’s samen alle eindkwalificaties bevatten. Dit is een van de eisen die de NVAO (2015) stelt.

Inhoud/onderwerp
Welke kennis en vaardigheden nodig zijn om deze beroepsprestatie met succes uit te voeren.

Om te komen tot een handeling in de beroepspraktijk (hogere orde leren), zijn kennis en vaardigheden nodig (lagere orde leren). Deze kennis en vaardigheden zijn bij veel opleidingen landelijk vastgelegd in een body of knowledge en skills (BOKS).

 

Voor lerenden is dit van belang om te expliciteren omdat je, als je nieuw bent in een vakgebied,  dit zelf niet kunt overzien. Dat maakt zelfs dat je je eigen competenties kunt overschatten. Dit wordt ook wel het Dunning-Kruger-effect genoemd.

 

Deze stap helpt bij het formuleren van toetscriteria.

Standaarden/ methoden Welke actuele kaders, richtlijnen, professionele normen en wetgeving gebruikt dienen te worden en (actuele) vakliteratuur.

Het opleidingsprofiel waarin de eindkwalificaties worden beschreven wordt meestal om de zoveel jaar geactualiseerd. Zodoende kan het zijn dat bepaalde ontwikkelingen in beroep en vakgebied daarin niet zijn meegenomen.

Standaarden / methoden zegt ook iets over hoe je vindt dat de weg tot het komen van de beroepsprestatie aangepakt moet worden.

Deze constateringen kunnen meegenomen worden naar het landelijk overleg bij de herziening van het opleidingsprofiel.

De beoordelingscriteria rondom de onderbouwing van het product.

Scope/context
In welke context en met welke mate van complexiteit (scope context) dit uitgevoerd moet kunnen worden.

Onderscheid te maken in welke context je een vaardigheid moet kunnen toepassen en met welke moeilijkheidsgraad. Soms komen inhouden van een LU tussen twee opleidingen sterk overeen maar blijkt uit de context dat de toepassing in de praktijk verschilt.

Dit helpt bij het valideren van eerdere leerervaringen.


[1] Gebaseerd op Formuleren van leerdoelen / SNRO instituut.

 

OF DEZE TEKST

Leeruitkomsten formuleren is een heel belangrijke stap, hierin omschrijf je wat de student moet kennen en kunnen om de module of het module-onderdeel af te kunnen sluiten. In termen van kennen en handelen wordt per leeruitkomst of module-onderdeel aangegeven wat het niveau van toetsing is. De formulering wordt gedaan m.b.v. het Tuning-model:

  • een beschrijving van het eindresultaat in termen van gedrag (werkwoord), (deel)handelingen en/of beroepsproducten;
  • een omschrijving van de inhoud (onderwerp), over welk onderwerp
  • een aanduiding van de minimumprestatie, de norm, het vereiste niveau (standaard/methoden);
  • een aanduiding van de voorwaarden, de condities en de context (scope/context) voor zover relevant om te waarborgen dat leeruitkomsten in een variëteit aan contexten wordt gerealiseerd en dit geen onnodige inperkingen oplevert voor de flexibiliteit en vraaggerichtheid.

Er is voor het formuleren een handleiding geschreven en deze vind je onderaan deze pagina.

Kwaliteitscriteria

De NVAO stelt de volgende kwaliteitseisen aan leeruitkomsten (NVAO, 2015).

  • leerwegonafhankelijk: ze maken variatie in leeractiviteiten van (groepen) studenten mogelijk.
  • representatief voor de eindkwalificaties van de opleiding.
  • herkenbaar voor het werkveld.
  • specifiek en meetbaar: ze bieden een eenduidig beoordelingskader bij leerwegonafhankelijke toetsing.
  • transparant: de relatie tussen eindkwalificaties, modules, , leeractiviteiten en toetsing is duidelijk.
  • samenhangend: iedere eenheid is een samenhangende eenheid van leeruitkomsten die te onderscheiden is van andere eenheden van leeruitkomsten; gezamenlijk en in samenhang stellen de eenheden de student in staat de eindkwalificaties te realiseren.
  • duurzaam: de leeruitkomsten zijn op zo’n manier geformuleerd dat deze een aantal jaren gehanteerd kunnen worden.

Tips and trucs

  • Overleg met het werkveld wat er volgens hen in de leeruitkomst moet komen.
  • Maak gebruik van je reeds geformuleerde beroepsbekwaamheid, beroepstaken, beroepsmethoden, beroepsprestaties en beroepsproducten en landelijke competentieprofiel bij het formuleren van de leeruitkomst

 

Concept document leeruitkomst formuleren AVD, maart 2020

Stap 3: Leerwegonafhankelijke toets

De toetsvorm is door de BOT al bepaald en gecheckt met het OER. De MOT checkt of deze toetsvorm passend is bij de inhoud en werkt de toets verder uit. In dit onderdeel staan de stappen voor het uitwerken van de toets uitgewerkt. 

Wat is leerwegonafhankelijk toetsen?

Wat is leerwegonafhankelijk toetsen?

Leerwegonafhankelijk toetsen (LOT) en beoordelen is het beoordelen van leeruitkomsten ongeacht in welk (type) leertraject deze leeruitkomsten zijn ontwikkeld. Bij leerwegonafhankelijk toetsen liggen de leeruitkomsten vast en kan de weg daar naar toe, de leerweg, verschillen (Klarus, 1998). Dat betekent dat de toets wordt ontwikkeld op basis van de leeruitkomst en niet op basis van het (gegeven) onderwijs. In de adviesnotitie van Rinnooy Kan (bron) wordt het werken met leerwegonafhankelijke toetsing en beoordeling op basis van leeruitkomsten gezien als succesfactor en behulpzame randvoorwaarde voor flexibilisering. De leeruitkomst ligt vast. De leerweg die de student aflegt, naar het behalen van die leeruitkomst toe, is flexibel en niet afhankelijk van het onderwijsprogramma, specifieke lessen of opdrachten. Studenten leren tijdens hun werk, zelfstandig aan de hand van eigen gekozen en/of in leerarrangementen ter beschikking gestelde onderwijsmaterialen en literatuur en contactmomenten. Door leerwegonafhankelijke toetsing wordt tegemoet gekomen aan gepersonaliseerd leren.

Kaders voor LOT:

  • LOT bevat geen inhouden die alleen in het onderwijs worden aangeboden. LOT staat los van het volgen van lessen;
  • De beoordelingsformulieren en de daarin opgenomen beoordelingscriteria zijn in lijn met de leeruitkomst en de toetscriteria;
  • LOT en de daarbij behorende toetscriteria zijn vooraf bekend en mogen geen ‘verrassing’ voor de student zijn;
  • Er zijn geen tussentijdse overlegmomenten of producten die voorwaardelijk zijn voor het afleggen van LOT;
  • Een LU kan met behulp van beroepservaring of werkervaring worden gevalideerd of worden vastgesteld met een daarbij passende LOT;
  • De benoemde examinatoren voor het LOT zijn toetsbekwaam om het deel van het palet van toetsvormen waarvoor zij zijn aangewezen, te kunnen ontwikkelen en beoordelen;
  • LOT kan op meerdere momenten, in overleg met de onderwijsinstelling, worden afgenomen;
  • Afhankelijk van de leeruitkomst en criteria zoals studeerbaarheid en flexibiliteit (vanuit het perspectief van de student), en organiseerbaarheid, beheersbaarheid en betaalbaarheid (vanuit het perspectief van de organisatie), wordt de toetsvorm vooraf bepaald of kan de student, in overleg met de onderwijsinstelling een bij het toetsniveau horende toetsvorm bepalen.

Miller, G.E. (1990) The assessment of clinical skills/performance. Academic Medicine, 65(9), S63-7.

Toolkit Toetsen Toetscyclus in kaart gebracht

Handreiking Toetsbeleid

Handreiking toetsprogramma (2017)

Notitie LOT

Werkwijze bij het maken van leerwegonafhandelijke toetsen

Leerwegonafhankelijk toetsen kun je als volgt ontwikkelen:

1: Criteria

2: Beroepsprodukten/ toetsvormen

3: Toetsmatrijs

4: Rubrics en beoordelingsformulier

5: Construeren en normeren

6: Toetsafname en beoordeling

1. Criteria

Criteria

Uitgangspunten voor de inhoudelijke criteria van de LOT zijn de landelijke eisen, competenties en kernbegrippen zoals uitgewerkt in de leeruitkomst. Deze bepalen wat je van de student verwacht als eindresultaat in termen van concreet waarneembaar gedrag.  

Kwaliteitscriteria

Eindtermen landelijke beroepsprofielen. Landelijke opleidingsprofiel (Het Tuning-model). NLQF niveau 5 of 6.

Kwaliteitscriteria vanuit AVD

Geen kennistoetsen tenzij.-CGI! >> Criteriumgericht interview: een individueel vraaggesprek ten behoeve van een beoordeling van competenties (en onderliggende kennis) op basis van een uitgevoerde opdracht, gebeurtenis of handeling. Deze toetsvorm staat meestal niet op zichzelf, maar gaat vaak gepaard met een observatie, documentanalyse of portfolio, en biedt dan aanvullende informatie.

 

Criteria

  • De leerwegonafhankelijke toets (LOT) is gebaseerd op de leeruitkomsten en daaruit afgeleide criteria.
  • De LOT betreft een toets waarmee een leeruitkomst wordt getoetst, onafhankelijk van het leertraject dat een student heeft doorlopen.
  • De criteria van de LOT zijn meetbaar en beschrijven wat je van de student wilt zien. Denk bij de criteria aan validiteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid en transparantie.
  • De criteria geven houvast voor eenduidige beoordeling
  • De LOT en daarbij behorende criteria zijn vooraf bekend.

2. Beroepsprodukten en toetsvormen

Beroepsprodukten/ toetsvormen

Definitie:

Beroepsproducten zijn goederen of diensten die een beroepsbeoefenaar levert aan een interne of externe afnemer, die voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteitseisen (specificaties) met betrekking tot het product en/of het proces, en die direct of indirect toegevoegde waarde creëren (Cluijtmans, 2002)

 

Volgens Losse (2016) zijn er vijf typen beroepsproducten:

  1. Analyse; een samenhangende ontleding van een vraagstuk dat dient tot inzicht. Voor sommige analyses is onderzoek nodig en andere analyses volstaan met het aanleveren van een berekening.
  2. Advies; wat kan de opdrachtgever het beste doen om een situatie te veranderen/verbeteren? Het kenmerkende is dat het stelling neemt.
  3. Ontwerp; visuele/schematische weergave van een product of interventie.
  4. Fabricaat; concreet fysiek/digitaal eindproduct dat de eindgebruiker functioneel kan inzetten. Het is het maakproces en voegt iets toe aan de kwaliteiten die in het ontwerp zijn vastgelegd.
  5. Handeling; handelen is professioneel gedrag tegenover belanghebbenden (klanten, patiënten, publiek, leerlingen, organisaties). Het kenmerkende is een dienstverlenend of interactief aspect en gaat gepaard met een verscheidenheid aan praktische vaardigheden.

Uitleg van de stap

De LOT is opgebouwd uit verschillende onderdelen (beroepsproducten) die de bewijzen vormen.  De beroepsprestaties worden vaak getoetst met beroepsauthentieke vormen zoals een project, een presentatie, een performanceassessment, een portfolio of een praktijkstage (zie toolkit toetsen). De toetsvorm moet studenten in de gelegenheid stellen om de prestatie te laten zien die van hen verwacht wordt. Hoe beroepsauthentieker de vorm van de toets is, hoe beter.

Daar waar mogelijk laat je de keuze aan de student welke toetsvorm hij gebruikt om de leeruitkomst aan te tonen, daar waar nodig schrijf je de toetsvorm voor.  De leeruitkomst/ beroepsprestatie kan op basis van beroeps- of werkervaring worden gevalideerd/ vastgesteld met een daarbij passende LOT. In overleg kan een student, op basis van de vooraf opgestelde criteria, een bij het toetsniveau horende toetsvorm bepalen.

 

Tips and trucs

  • De beroepsprestaties worden vaak getoetst met beroepsauthentieke vormen zoals een project, een presentatie, een performanceassessment, een portfolio of een praktijkstage.

  • De toetsvorm moet studenten in de gelegenheid stellen om de prestatie te laten zien die van hen verwacht wordt. Hoe beroepsauthentieker de vorm van de toets is, hoe beter.

  • Daar waar mogelijk laat je de keuze aan de student welke toetsvorm hij gebruikt om de leeruitkomst aan te tonen, daar waar nodig schrijf je de toetsvorm voor.

  • De leeruitkomst/ beroepsprestatie kan op basis van beroeps- of werkervaring worden gevalideerd/ vastgesteld met een daarbij passende LOT.

  • In overleg kan een student, op basis van de vooraf opgestelde criteria, een bij het toetsniveau horende toetsvorm bepalen.

3. Toetsmatrijs

Definitie toetsmatrijs
Een tabel waarin wordt aangegeven hoe per module-onderdeel de inhoudelijke onderdelen van de toets zijn verdeeld en op welke (cognitieve) niveaus en beoordelingscriteria er wordt getoetst.

Uitleg van de stap

De toetsmatrijs helpt om ervoor te zorgen dat getoetst wordt wat je wilt toetsen. En dat je een betrouwbaar beeld krijgt van de bekwaamheid van de student, zodat zij alleen een voldoende voor je toets kunnen halen als zij de kern van de module of onderwijseenheid beheersen.

Tips and trucs

  • De zwaarte van een onderdeel in de toetsmatrijs bepaalt de weging in de toets. Kernonderdelen van een beroepsprestatie wegen zwaarder in de beoordeling dan minder centrale begrippen rondom een thema.
  • De toetsmatrijs is een soort blauwdruk voor de toets en helpt bij de ontwikkeling van de toets.
  • De toetsmatrijs blijft in principe meerdere jaren hetzelfde, waardoor de verdeling van de inhoudelijke onderdelen van de toets, herkansing en toetsen in volgende collegejaren qua inhoud en niveau gelijkwaardig blijven.
  • De toetsmatrijs voer je in in de Avans Student Path

4. Rubrics en beoordelingsformulier

Rubrics en beoordelingsformulier

Definitie rubrics:

Een rubrics is een beoordelingsmatrix (oftewel scoringsmatrix, antwoordmodel, lijst met criteria), bestaande uit twee dimensies . De eerste dimensie bevat de toetscriteria en de tweede dimensie bevat de beoordelingsniveaus. (Berkel Et. Al., 2017).  

 

Uitleg van de stap

Rubrics vormen een uitgewerkte beoordelingsschaal van een beoordelingsformulier om prestaties en producten a.d.h.v. niveaubeschrijvingen te kunnen waarderen. De prestatieniveaus zijn gebaseerd op specifiek uitgewerkte beoordelingscriteria al dan niet in gedragskenmerken of indicatoren. Rubrics zijn geschikt als instrument voor het beoordelen van beroepsproducten en prestaties waaraan een kwaliteitsniveau moet worden toegekend en wanneer je veel belang hecht aan de ontwikkelgerichte functie van een toets.

 

Holistische rubrics
Bij een holistische rubrics worden complexe vaardigheden zoveel mogelijk als een geheel beoordeeld. Dit type rubrics geeft een algemene impresse over de uitvoering van een taak.  (Van Berkel et. Al. 2017).
Voordeel:
Nadeel:

 

Analytische rubrics
In een analystische rubrics wordt juist gestreefd naar zo eenduidig en eenvoudig mogelijke criteria zodat alle relevante beoordelingsaspecten afzonderlijk van een kwalificaties worden voorzien. (Van Berkel et. Al. 2017).
Voordeel: in losse criteria ligt heel gedetailleerd vast wat we van een student verwachten.
Nadeel: kan resulteren in een afvinklijstje voor student en docent waarbij door alle aandacht voor de losse criteria, de aandacht voor het geheel ontbreekt.

 

Kwaliteitscriteria

  • De beoordelingsformulieren en de daarin opgenomen beoordelingscriteria zijn in lijn met de leeruitkomst en de toetscriteria.

Tips and trucs

  • Op basis van de leeruitkomst(en)  (in termen van meetbaar gedrag en het beoogde resultaat) formuleer je specifieke beoordelingscriteria:
    wanneer is het gewenste gedrag of het beoogde resultaat goed?

  • Voor elk beoordelingscriterium brainstorm je over bijbehorende kenmerken, zodanig dat je voor elk criterium tot niveaubeschrijvingen komt. Kijk of je tot voldoende gedragskenmerken komt  om de verschillende prestatieniveaus te vullen. Merk je dat je enkel het gewenste en
    ongewenste gedrag kunt beschrijven, kies er dan voor om een ‘gewoon’ beoordelingsformulier met alleen het gewenste prestatieniveau te
    maken.

  • Formuleer vervolgens nauwkeurige gedragsbeschrijvingen voor het laagste en het hoogste niveau. Gebruik hierbij geen woorden als
    beter, vaker of excellent. Vermijd negatieve beschrijvingen, maar definieer precies wat de student op een bepaald niveau moeten laten
    zien.

  • Maak daarna de gedragsbeschrijvingen voor de overgebleven niveaus. Beperk het schema tot één A4-tje.

  • Voeg de normering en cesuur toe.

  • Bespreek de rubric met collega’s en studenten om te bepalen of alles duidelijk is beschreven.

  • Verzamel voorbeelden of bewijzen van ingeleverd werk voor elke niveaubeschrijving, zodat je die later kunt gebruiken als ijkpunt.

  • Evalueer de rubric en pas het eventueel aan.

 

Gebruikte bronnen

  • Berkel. H. van, Bax, A. & Joosten-Ten Brinke, D. (red.) (2017). Toetsen in het hoger onderwijs. 4e herziene editie. Houten: Bohn Staflau van Loghum.

 

5. Construeren en normeren

Definitie normeren
Normeren is het relateren van een toetsscore aan een criterium. Dat kan een relatief criterium zijn, bijvoorbeeld de scores van toetsdeelnemers (relatief normeren), of een vast criterium, bijvoorbeeld de maximaal te behalen punten (absoluut normeren). In de praktijk gebruiken docenten vaak compromismodellen (Van Berkel et. Al., 2017, p.333).
Voorbeeld relatief normeren: 60% van de studenten dient te slagen. De normering hangt af van de prestaties van de hele groep. De normering wordt dan achteraf vastgesteld.
Voorbeeld absoluut normeren:  als je 80% van de maximale score behaald krijg je een  cijfer 8. Deze norm is voorafgaand bepaald.

Definitie cesuur
De cesuur is de zak/slaaggrens (Van Berkel et. Al., 2017). Dit is de grens van een voldoende (toets behaald) en een onvoldoende (toets niet behaald). Het is van belang om hier transparant in te zijn.

Definitie normeren
Normeren is het relateren van een toetsscore aan een criterium. Dat kan een relatief criterium zijn, bijvoorbeeld de scores van toetsdeelnemers (relatief normeren), of een vast criterium, bijvoorbeeld de maximaal te behalen punten (absoluut normeren). In de praktijk gebruiken docenten vaak compromismodellen (Van Berkel et. Al., 2017, p.333).

Voorbeeld relatief normeren: 60% van de studenten dient te slagen. De normering hangt af van de prestaties van de hele groep. De normering wordt dan achteraf vastgesteld.
Voorbeeld absoluut normeren:  als je 80% v

 

 

Uitleg van de stap

In deze stap worden de toetsonderdelen geformuleerd. Deze inhoud moet de leeruitkomsten en niveaus afdekken zoals in de toetsmatrijs zijn vastgesteld. De toets wordt geconstrueerd en gescreend: vragen voor een kennistoets en de opdracht voor een competentietoets. Elke toets kent een beoordelingsmodel. Voor kennistoetsen is dit een antwoordmodel, voor competentietoetsen een beoordelingsformulier. Voor alle typen toetsen geldt dat er gescoord wordt (hoeveel punten krijgt men per onderdeel en hoeveel punten voor de totale toets), dat er een cesuur is (hoeveel van de maximaal te behalen punten moeten worden behaald voor een voldoende) en een normering (welk cijfer bij welk aantal punten). De normering en de cesuur staan vermeld op de toets of op het beoordelingsformulier en zijn hiermee inzichtelijk voor de student.

 

Definieren van de cesuur
De cesuur wordt vastgesteld. Er wordt een keuze gemaakt tussen de volgende drie vormen van cesuur:

  1. Absolute cesuur
  2. Relatieve cesuur
  3. Een combinatie van beiden.

 

Definieren van de normering

De normering wordt vastgesteld. Er wordt een keuze gemaakt tussen de volgende drie vormen van cesuur:

  1. Absolute normering: er wordt voorafgaand een normering gemaakt waarin staat hoeveel punten een student voor een antwoord krijgt. Dit punten aantal wordt niet aangepast nadat de toets is gemaakt. De cijfers worden bepaald door de norm die dus voorafgaand aan de toets is gemaakt. Meestal bestaat de norm uit een % punten dat een student moet bepalen om een 6, 7, 8 etc. te krijgen.
  2. Relatieve normering: de norm wordt vastgesteld na afloop van het maken van de toets als de docent/beoordelaar inzicht heeft in de kwaliteit van het werk. Op basis van het totale beeld wordt bepaald met welk % goede antwoorden studenten een 6, 7, 8 etc. krijgen. Dit biedt als voordeel dat rekening gehouden kan worden met de unieke omstandigheden van de groep. Dit biedt als risico dat er een normverschuiving optreed (het minder streng beoordelen als blijkt dat meerdere studenten die specifieke vraag fout hebben).
  3. Een combinatie van beiden.

 

Kwaliteitscriteria

Op dit moment zijn er (nog) geen kwaliteitscriteria geformuleerd

Tips and trucs

  • Een competentietoets bestaat uit een (beroeps) opdracht die resulteert in een (beroeps)product of prestatie. Dit product of deze prestatie weerspiegelt de kerntaken van een beroepsbeoefenaar.  Competentietoetsen beoordelen het gewenste professionele gedrag (competenties) afgeleid van de beroepsbekwaamheid waartoe wordt opgeleid.
  • Competentietoetsen kennen een (beroeps)opdracht en een beoordelingsformulier met beoordelingscriteria waarmee het product of de prestatie van de student beoordeeld wordt.
  • Een beoordelingsformulier bestaat uit:
    • Beoordelingscriteria; aan welke eisen dient de prestatie o.b.v. de leeruitkomsten te voldoen?
    • Een beoordelingsschaal; op welke schaal wordt een prestatie gewaardeerd?
    • Normering en cesuur (zie toolkit): richtlijn over hoe de beoordeling tot een eindoordeel (cijfer) leidt.

• Beoordelaarsinstructie: richtlijnen over het gebruik en invullen van het beoordelingsformulier.

 

Gebruikte bronnen

Berkel. H. van, Bax, A. & Joosten-Ten Brinke, D. (red.) (2017). Toetsen in het hoger onderwijs. 4e herziene editie. Houten: Bohn Staflau van Loghum.

6. Toetsafname en beoordeling

Uitleg van de stap

Een spannend moment voor de student: de afname en beoordeling. De meeste beroepsproducten zullen op een vooraf aangegeven moment moeten worden ingeleverd op Brightspace.

Het is belangrijk dat je de producten in laat leveren via Brightspace, zodat we meteen kunnen borgen dat de beroepsproducten bewaard worden en beschikbaar blijven. In Brightspace heb je mooie mogelijkheden om een rubrics toe te voegen, waarmee je eenvoudig het beroepsproduct kunt beoordelen.  
Sommige opleidingen kiezen ervoor om het inlevermoment niet vast te leggen en de student optimale flexibiliteit te geven en zelf te bepalen wanneer hij/zij klaar is om het product te laten beoordelen.

Kwaliteitscriteria

  • LOT kan op meerdere momenten, in overleg met de opleiding, worden afgenomen.
  • Er zijn geen producten of tussentijdse overlegmomenten die voorwaardelijk zijn voor het afleggen van LOT (Notitie Leerwegonafhankelijk toetsen)
  • De LOT kan worden afgenomen door gecertificeerde vakdocenten, werkveldpartners en/of examinatoren 3

Het is heel erg belangrijk dat je zorgt voor een betrouwbare afname:

  • Zorg voor heldere toets-instructie voor de studenten
  • Zorg voor gelijkwaardigheid tussen studenten
  • Zorg voor gelijkwaardige omstandigheden tussen studenten

En draag zorg voor een betrouwbare beoordeling

  • Bij een toets gericht op kennen is er een uitgewerkt antwoordmodel met beoordelaarsinstructie, uitgewerkte antwoorden, scoringsvoorschrift, normering en cesuur
  • Bij een toets gericht op handelen is er een beoordelingsformulier met specifieke beoordelingscriteria, een beoordelingsschaal, normering en cesuur en een beoordelaarsinstructie.

Als de examinatoren voorafgaand aan de beoordeling antwoord hebben op de volgende vragen, is de kans groot dat hun beoordeling betrouwbaar is:

  • Welk gedrag moet een student laten zien?
  • Welke bewijsvoering moet hij hiervoor leveren?
  • Welke (kwantitatieve en kwalitatieve) eisen stellen we aan de betreffende antwoorden, producten of prestaties?
  • Aan welke beoordelingscriteria (gedragskenmerken) of indicaties moet de bewijsvoering of het antwoord voldoen?
  • Wanneer is het gedrag en het geleverde bewijs in een bepaalde context goed (cesuur)?

Stap 4: Leerarrangement

Wat is een leerarrangement en uitgangspunten

Werkwijze bij het maken van een leerarrangement

De stappen om tot een leerarrangement te komen zijn:

1. Verdelen in thema's

2. Leeractiviteiten, werkvormen en blended

3. Lesplanschema

4. Onderwijsmateriaal zoeken

5. Onderwijsmateriaal maken

6. Brightspace vullen

7. Lesvoorbereidingsformulier

Definitie leerarrangement

Een leerarrangement is een mix aan leeractivteiten die plaatsvinden op de werkplek, online of tijdens het contactmoment. De student kan zelf een arrangement samenstellen vanuit de door het Module Ontwikkelteam  aangedragen leerinhouden en –activiteiten. Deze activiteiten dragen bij aan het behalen van de leeruitkomst.

Uitleg van de stap

In deze stap is het belangrijk om eerst te bedenken aan welke uitgangspunten het leerarrangement zal moeten gaan voldoen.

Deze uitgangspunten die van invloed zijn op het ontwerp van het leerarrangement binnen de AvD zijn:

  • De beschikbare uitvoeringstijd voor de docent(en) (DBU). De DBU is door de AvD vastgesteld op 6,75 uur per student per periode. (Dit is tijd waarin onderwijs moet passen, let op: hierbij valt alle tijd die je besteed aan de studenten dus reken ook tijd voor online begeleiding!)
  • Er is sprake van Constructive Alignement: dit houdt in dat de leeruitkomst, toets(en) en leerarrangement goed op elkaar aansluiten. De toetsing gaat over de leeruitkomst en het leerarrangement helpt om de leeruitkomt eigen te maken.
  • Er is sprake van een  optimale blend in het leerarrangement: dit houdt in een combiantie tussen leren op de werkplek (dat is immers betekenisvol), online leren (dat is tijd- en plaatsonafhankelijk) en contactonderwijs.
  • Er wordt rekening gehouden met de bouwstenen voor leren en de 12 bouwstenen voor effectieve didactiek

Naast de vaststaande uitgangspunten AvD-breed kun je als BOT ook zelf uitgangspunten opstellen. Dit zijn uitgangspunten waarvan jullie zeggen doe zijn nodig om met elkaar kwalitatief goed onderwijs te verzorgen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • Mogelijke samenhang met andere leerarrangementen in de module en mate waarin afstemming vereist is bij ontwikkeling.  
  • Mogelijke samenhang met modules die als voorkennis vereist worden (heeft niet de voorkeur, maar is soms noodzakelijk) en mate waarin afstemming vereist is bij ontwikkeling.
  • Mate waarin de module docentgestuurd of (opbouwend) studentgestuurd is ofwel aanbod- en vraaggericht
  • Mate van gevraagde zelfstandigheid van de student.
  • Leeromgevingen die minimaal aan bod moeten komen
  • Inrichting van contactonderwijs (mate waarin dit frontaal is of verplichting voor gebruik van (bepaalde) werkvormen, gebruik maken van principes flipping the classroom, etc.)
  • Mate waarin eigen praktijk van student centraal staat.
  • Mate waarin formatieve toetsing en feedback een rol inneemt.
  • Welke onderdelen eventueel (verplicht) gevolgd worden vanuit de academiebrede: ondersteunende cursussen.
  • Volledigheid en overdraagbaarheid van het ontwikkelde materiaal (klaar voor gebruik of wordt er iets gevraagd van de docent)

doelgroep analyse

Waarom willen we deze stap?

Als er cursisten of studenten van andere opleidingen zich aanmelden voor deze module, wat voor verwachtingen hebben zij dan? Wat willen ze aan inhoud kunnen halen? Welke werkvormen spreken aan?  Welke blend willen ze? Wat zijn hun kwaliteitseisen?

Maar ook wat wil de zittende student?

Alle groepen./ persona's bedienen met één leerarrangement, wat is ervoor nodig?

 

  • Welke doelgroep(en) verwacht je dat deze module gaan volgen? Waarom volgen ze deze module?  

  • Welke werkvormen en begeleiding passen bij deze doelgroep?

  • Welke kennis en vaardigheden hebben deze doelgroep nodig?  

  • Welke fundamentals kunnen de studenten/ cursisten helpen bij het doorlopen van deze module?  

  • Wat verwacht de student van de module en wat verwacht de module van de student (casus)?

Welke substappen heeft stap 3? Zie voorbeeld van substappen hierboven

  1. Persona's uit de BOT pakken

  1. Meerdere persona's specifiek maken voor de module

  1. Antwoord krijgen op specifieke vragen van de module

  1. Achtergrond (niveau 5/6, allemaal zelfde vakgebied, vrouwen/ mannen, leeftijd, motivatie)

  1. Demografische gegevens

  1. Niveau

  1. Interdisciplinair/ vakgericht

  1. Doelen: welk doel heeft de student met deze module?

  1. Leervoorkeuren en leeruitdagingen  

  1. Student/ cursist

  1.  

  1. Behoefte m.b.t. leerarrangement  

  1. Ontwerpcriteria voor het leerarrangement

  1.  

 

Welk materiaal is beschikbaar om deze stap verder mee uit te werken?

  • Binnen de academie

  • Binnen Avans

  • Extern

Wat mag niet ontbreken in de uitwerking van de substappen?

1. Verdelen in thema's

Definitie thema's:

Thema's zijn onderdelen waaruit het leerarrangement bestaat. Deze onderdelen gezamenlijk zorgen ervoor dat je de leeruitkomst beheerst.
Denk bijvoorbeeld aan "een externe analyse " en een "interne analyse " die je moet maken alvorens je een totale analyse kunt maken over de effectiviteit en doeltreffendheid van een beleidsterrein in een organisatie. (Voorbeeld thema's o.b.v. een leeruitkomst van de opleiding Integrale Veiligheidkunde en Bestuurskunde).

Uitleg van de stap

In deze stap kijk je welke criteria samen een logisch geheel vormen, of welke kennis/inzichten/vaardigheden samen een logisch geheel vormen om in een relatief kort tijdsbestek aan te leren. Het leerarrangment wordt namelijk opgebouwd in thema's en per thema zullen we de student leeractiviteiten aanbieden.

Het indelen van een leerarrangement in thema's doen we omdat:

  • Doordat we de leeractiviteiten per thema uitwerken kan een student gemakkelijk zien welke leeractiviteiten hij niet hoeft te volgen, aangezien hij van dat thema al voldoende kennis/ vaardigheden beheerst.
  • De student krijgt vooraf duidelijkheid over waar de leeractiviteiten bij horen en waarvoor ze dienen en tijdens het volgen van de leeractiviteit ziet de student beter de samenhang tussen de leeractiviteiten onderling en de samenhang met de leeruitkomst.

Kwaliteitscriteria

  • Een thema bevat een afgebakende (set van) taken/vaardigheden/kennis dat los aangeleerd kan worden.
  • Een thema heeft een herkenbare naam die studenten inzicht geeft over wat geleerd wordt.
  • Ieder thema is tenminste gekoppeld aan één toetscriterium. Dit om te zorgen dat de toetsing aansluit bij de
  • Alle thema’s binnen een leerarrangement samen behelzen de gehele leeruitkomst.

Tips and trucs

  • Leg je thema's aan elkaar voor met onderbouwing van de keuze. Kunnen jullie elkaar
  • TIP werkveld: toets thema's.
    Zorg ieder van jullie in eigen woorden kan verantwoorden waarom we deze thema's hebben gekozen. dat je thema's voor jullie als docenten logisch voelen voordat je verder gaat met het ontwerpen van het leerarrangement. Anders maak je het jezelf heel lastig.

Handreikingen

Op dit moment zijn er (nog) geen handreikingen beschikbaa

2. Leeractiviteiten, werkvormen, blend

Definitie leeractiviteiten

Leeractiviteiten zijn handelingen die een student verricht om de leeruitkomst te behalen, deze leeractiviteiten vinden plaats op de werkplek, online of tijdens het contactmoment. Er kunnen verschillende leeractiviteiten worden aangeboden zodat de student kan kiezen wat het beste bij hem/haar aansluit. Alle leeractiviteiten samen vormen het persoonlijke leerarrangement van de student.

Definitie werkvorm
Een werkvorm is een manier van aanpakken. Een didactische werkvorm is een aanpak waarmee je als docent, studenten wilt laten leren.
Voorbeelden van werkvormen zijn een een discussie, groepsopdracht etc.

Definitie blend

Een blend wil zeggen dat je in je leerarrangment meerdere manieren en omgevingen van leren opneemt. Bij de Academie voor deeltijd is ervoor gekozen dat er geleerd wordt op de werkplek van de student, online en tijdens contactonderwijs, we noemen dit blended learning.

Uitleg van de stap

Voor deze stap heeft Team Onderwijs, Kwaliteit en ICT een gemaakt, zie https://blot.avansavd.nl Deze tool helpt je bij het kiezen van welke werkvormen je in het leerarrangement wilt opnemen. In deze  tool doorloop je de volgende stappen:

  1. Bedenk bij elke thema welke leeractiviteiten je per leerfase wilt doen:  Voorkennis activeren, Informatie verwerven, Informatie verwerken, kennis toepassen en Reflecteren en feedback.
  2. Bepaal in welke volgorde je deze leeractiviteiten wilt aanbieden.
  3. Kies bij deze leeractiviteiten welke werkvormen je wilt gebruiken en of je dat online, op de werkplek en/of tijdens contactonderwijs wilt doen.
  4. Zorg dat je alleen online tools gebruikt die worden ondersteund door Avans, meer informatie vind je op tools.avans.nl

Voorbeelden:

• Voorkennis activeren ga je doen door middel van een online, gezamenlijke mindmap, informatie verwerven doe je middels een kennisclip met tussendoor vragen en de kennis verwerken gaat via een discussie op Brightspace, waarbij elke student elke week, van de te lezen literatuur, één prikkelende vraag moet stellen en op twee vragen van medestudenten moet reageren, deze vragen en antwoorden zouden eventueel door de docent als een toets kunnen worden beoordeeld. (online leren)

• Het toepassen van kennis kan op de werkplek plaatsvinden door ze bijvoorbeeld drie clientgesprekken volgens een bepaalde methodiek te laten uitvoeren en op te nemen, bij de reflectie moeten ze deze opnames nakijken en op zichzelf reflecteren. (werkplek leren)

• Discussies, opdrachten en werkervaring uitwisselingen zijn mooie werkvormen om kennis te verwerken, te  reflecteren en feedback te geven en ontvangen. (contactonderwijs)

Kwaliteitscriteria

  • Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de online mogelijkheden en het werkplekleren en er wordt gezorgd voor een goede blend.
  • De leeractiviteiten vormen een goede voorbereiding op de toets.
  • De leeractiviteiten, werkvormen en blend passen goed bij elkaar.
  • Het contactonderwijs wordt optimaal benut, hierin worden geen dingen gedaan die de student ook individueel, thuis, online of op de werkplek kan doen.
  • De opdrachten op de werkplek zijn praktisch uitvoerbaar.
  • Studenten worden geactiveerd door de aangeboden leeractiviteiten, Dat betekent bijv. dat je niet alleen een kennisclip deelt, maar daar ook verwerkingsvragen bij laat maken, zodat een student wordt geactiveerd.

Tips and trucs

  • Probeer nieuwe dingen uit maar maak het jezelf ook niet te moeilijk. Houdt rekening met de docentbelastingstijd.

Handreikingen

Blended Leren Ontwikkel Tool

3. Lesplanschema

Definitie lesplanschema:

Op dit moment is er (nog) geen definitie geformuleerd

Uitleg van de stap

Om de lokalen te regelen, docenten in te kunnen zetten en te bekijken of je binnen de DBU blijft is het belangrijk het lesplanschema in te vullen en ingevuld vóór de deadline te sturen naar Team inzet.
Iedere opleiding heeft een inzet-verantwoordelijke waaraan je  vragen kunt stellen bij het invullen van dit lesplanschema.

Kwaliteitscriteria

Op dit moment zijn er (nog) geen kwaliteitscriteria geformuleerd

Tips and trucs

Op dit moment zijn er (nog) geen tips and trucs geformuleerd

Format

Mail voor het meest recente format naar inzet.avd@avans.nl  

BLOT (Blended Leren Ontwikkel Tool)

4. Onderwijsmateriaal zoeken

Definitie onderwijsmateriaal

Materiaal (educatieve content) bestemd voor gebruik binnen het onderwijs. De MOT ontwikkelt materiaal waarmee de gekozen werkvorm kan worden uitgevoerd  en de student de benodigde kennis en vaardigheden kan verwerven voor de betreffende leeruitkomst/ het thema. Dit kunnen bijvoorbeeld presentaties. instructiefilmpjes, discussies, casussen, (werkplek)opdrachten, expertcolleges en reflectie opdrachten zijn.

Uitleg van de stap: Onderwijsmateriaal zoeken

Voordat je materiaal gaat ontwikkelen is het belangrijk dat je eerst opzoek gaat naar bestaand materiaal. Het is natuurlijk zonde van de tijd als je iets gaat maken wat al beschikbaar is en goed past binnen het thema en de gewenste leeractiviteit. We hebben daarvoor de volgende stappen geformuleerd:

  • Onderzoek eerst welk bestaand materiaal van voorgaande jaren hergebruikt kan worden.

  • Onderzoek welk materiaal beschikbaar is bij andere opleidingen binnen de Avans Deeltijd of de voltijdopleidingen van Avans Hogeschool

  • Onderzoek welk materiaal online (gratis) beschikbaar is. Zoek bijvoorbeeld op YouTube, naar MOOC's, weblectures etc.

  • Onderzoek wat de uitgevers aan passend materiaal leveren

  • Onderzoek welk geschikt materiaal er in het verleden door (oud)-studenten is gemaakt

  • Raadpleeg je informatiespecialist om duidelijkheid te krijgen over wat er binnen Xplora beschikbaar en toegankelijk is

 

Kwaliteitscriteria

  • Er is gekeken naar de auteursrecht en alleen vrij te gebruiken materieel wordt ingezet

  • Het onderwijsmateriaal past goed bij de geformuleerde leeruitkomst en bereid goed voor op de toets.

5. Onderwijsmateriaal ontwikkelen

Definitie onderwijsmateriaal

Materiaal (educatieve content) bestemd voor gebruik binnen het onderwijs. De MOT ontwikkelt materiaal waarmee de gekozen werkvorm kan worden uitgevoerd en de student de benodigde kennis en vaardigheden kan verwerven voor de betreffende leeruitkomst/ het thema. Dit kunnen bijvoorbeeld presentaties. instructiefilmpjes, discussies, casussen, (werkplek)opdrachten, expertcolleges en reflectie opdrachten zijn.

Uitleg van de stap

Wanneer je goed hebt onderzocht of het onderwijsmateriaal dat je nodig hebt niet beschikbaar is, zul je het zelf moeten gaan ontwikkelen. Onderwijsmateriaal is heel breed, het kan zijn dat je een instructiefilmpje wilt maken, stelingen wilt formuleren voor op een online dicussiebord, opdrachten voor op de werkplek, een PowerPoint-presentatie of Prezi voor het contactmoment etc.

Voor het maken van een breinvriendelijke presentatie is er binnen Avans een checklist beschikbaar. Er is een handleiding voor het maken van instructiefilmpjes beschikbaar deze is hier te raadplegen.

 

Kwaliteitscriteria

  • Er is gekeken naar de auteursrechten en alleen vrij te gebruiken materieel wordt ingezet

6. Inrichten Brightspace

Uitleg van de stap

Voor het inrichten van Brightspace hebben we gekozen voor een vaste structuur, zodat elke opleiding de koppen op dezelfde plek heeft en het voor studenten overzichtelijk blijft, we hebben de opzet in een voorbeeld module in Brightspace gezet, dit voorbeeld vind je in de Brightspace module: AVD voorbeeld module 01

Belangrijk is dus dat je per module onderdeel de thema's aangeeft en dan per thema welke leeractiviteten je aanbiedt. Dat hoeft niet op dezelfde volgorde als in het voorbeeld. Je kunt bijvoorbeeld ook starten met een opdracht op de werkplek bij een thema of meerdere contactmomenten organiseren per thema. We zetten deze leeractiviteiten in een voor ons wenselijke volgorde, maar de student kan zijn eigen leerweg bepalen en dus zelf kiezen in welke volgorde hij de leeractivitreiten uitvoert.  Het is dus belangrijk om geen voorwaardelijkheden in te bouwen ofwel niet een gedeelte pas zichtbaar te maken als een ander gedeelte eerst bekeken is.

Beschrijf ook goed wat je van de studenten verwacht, we willen de studenten activeren dus voeg aan een kennsclip bijvoorbeeld  een drietal verwerkingsvragen over de kennisclip toe of een discussieforum waarop ze hun mening kunnen geven over de kennisclip. Geef ook duidelijk aan wat ze moeten doen aan voorbereiding om een effectief contactmoment te hebben.

7. Lesvoorbereidingsformulieren

Uitleg van de stap

Het is belangrijk dat alle docenten in staat zijn het contactmoment op een didactische manier uit te voeren. Daarom is de afspraak om voor elk contactmoment een lesvoorbereidingsformulier in te vullen. Dit zorgt ervoor dat het gehele docententeam in staat om dezelfde bijeenomst te organiseren en bij onvoorziende omstandighedenhet contactmoment over te nemen. Ook voor jezelf zorg je ervoor dat je een goede indeling hebt tijdens het contactmoment en een tijdschema hebt.

Hierbij wat uitleg m.b.t. het lesvoorbereidingsformulier:

  • Beginsituatie: Wat weten, kunnen of vinden de studenten al van het onderwerp? Hoe staan ze er tegenover? Hebben ze er al praktijkervaring mee opgedaan? Hoe is de verdeling binnen de groep? Waar en wanneer vindt de les plaats? Etc.
  • Leeruitkomst/thema: Beschrijf de leeruitkomst en het thema waaraan je gaat werken.
  • Leermiddelen: Welke leermiddelen gebruik je tijdens je les? (boek, smartboard, whiteboard, papier, etc.)
  • Toetsing: Hoe ziet de toetsing aan het eind van de onderwijseenheid er uit? Is dit gericht op Kennen of Handelen of beiden?
  • Planning: Maak een planning van de les en neem daarin voor zowel de inleiding, de kern van de les, als de afronding op: de tijdsverdeling, de inhoud, de activiteiten & werkvormen & hoe (splits studenten & de docent), het waarom

Kwaliteitscriteria

In verband met de overdraagbaarheid aan docenten die niet mee-ontwikkeld hebben aan de module is per leeractiviteit is het volgende aan de docenten uitgelegd:

  • Wat moet de docent nog doen in de voorbereiding?
  • Wat moet de docent weten om de leeractiviteit goed uit te kunnen voeren?
  • Wat moet de docent doen ter afronding en opvolging van de leeractiviteit?

Stap 5: Overdracht naar module team

...

...

Beleid en kaders per thema

Afstuderen

..

 

...

Fundamentals

..

Studiepunten per module

..

Toetsing

..

Validering

..

Vrije ruimte

..

Begrippen

A - D

E - H

..test

I - N

Module
Een module is de combinatie van een (voor het werkveld) herkenbaar, samenhangend en afgerond geheel van 1 tot maximaal 3 leeruitkomst(en) gebaseerd op (delen van) beroepsprestaties, een bijhorend tentamen en een bijhorend modulearrangement.

O - S

Nederlandse kwalificatieraamwerk (NLQF)
NLQF is een raamwerk voor inschaling naar niveau van alle mogelijke kwalificaties. Van basiseducatie tot doctoraat, en van bedrijfsopleiding tot meerjarige avondstudie. NLQF maakt hiermee door de overheid gereguleerde kwalificaties en private kwalificaties met elkaar vergelijkbaar. Een NLQF inschaling vertelt niet zozeer iets over de geleverde studie-inspanning of studie-inhoud, maar over wat iemand kan en weet als een bepaald leerproces is afgerond.

  • LU’s: De betreffende beroepsprestatie is beschreven in maximaal 3 leeruitkomsten voor een module van 15 EC en maximaal 4 leeruitkomsten voor een module van 30 EC (OER AVD modulair 2021-2022).
  • NIVEAU VAN DE LU's: Alle modules worden gegeven op NLQF niveau 5 of 6. Dit houdt in dat de toetsing van de leeruitkomsten van de module plaatsvindt op het niveau van de Associate degree (= NLQF niveau 5) of bachelor (= NLQF niveau 6). In AvansStudyPath staat per module vermeld op welk niveau deze wordt gegeven. (OER AVD modulair 2021-2022).
  • INFORMATIE BIJ DE START: Als je aan een module gaat werken, stellen we de volgende informatie beschikbaar: (OER AVD modulair 2021-2022).
    • Over welke leeruitkomsten de module gaat.
    • Hoeveel studiepunten je kunt behalen voor deze module.
    • Welk leerarrangement je kunt volgen en uit welke onderdelen dit bestaat.
    • Welke beoordelingscriteria en -normen we gebruiken om de leeruitkomsten te beoordelen.
    • Of het tentamen uit meerdere toetsen bestaat. We laten je in dat geval weten wat voor  soort toetsen het zijn.
    • Het (de) moment(en) waarop je toetsen kunt maken of opdrachten moet inleveren.
    • Welke hulpmiddelen je bij een toets mag gebruiken.
    • Op welk toetsniveau (Miller) de leeruitkomsten worden getoetst.
  • VERKLARING MODULE BEHAALD: Om de verklaring Module behaald te kunnen downloaden, moet je aantonen dat je alle leeruitkomsten van deze module hebt behaald. Dit toon je aan door een voldoende resultaat te behalen voor het bij de module behorende tentamen. Waar het tentamen uit bestaat lees je in AvansStudyPath en in de course in Brightspace.
  • VORM VAN DE LU: Qua vorm is de leeruitkomst een lopend verhaal dat de verschillende onderdelen beschrijft. Streef er naar om de leeruitkomst in ongeveer 10 regels te verwoorden. De leeruitkomst is geen opsomming van kennis en vaardigheden waar de student aan moet voldoen maar een toegankelijke beschrijving, die alle vijf de onderdelen bevat en de student een beeld geeft van wat er van hem/haar verwacht wordt. (Bron: handleiding ontwerpen van leeruitkomsten 2021).