Inleiding op het vak 'Trainingsontwerp'
Welkom bij het vak 'Trainingsontwerp'.
Als trainers van het nieuwe bureau 'Het Kompas' gaan jullie je eigen training ontwikkelen op basis van literatuur, intakes en een try-out.
In de Studenthandleiding (op de portal) vind je belangrijke informatie over het vak, zoals de wijze van beoordeling.
Deze Wikiwijs is bedoeld om je te ondersteunen bij het doorlopen van het vak en het uitwerken van je training. Hier vind je aanvullende informatie, inspiratie en verdiepende vragen, naast wat er al klaar staat in de portal. Het is bedoeld om je ideeën te geven. Jullie kunnen eventueel zelf ook een Wikiwijs maken voor jullie eigen training om jullie online materialen te kunnen delen met elkaar, met je docenten en met mogelijke deelnemers. Dit is geen verplichting. Uiteindelijk moet je in Gradework een toelichtend dossier inleveren met het draaiboek en de verantwoording voor gemaakte keuzes (zie Studenthandleiding). Wie wil weten hoe je zelf een Wikiwijs maakt, kan een snelle knoppencursus vinden in het bijgevoegde bestand.
We wensen jullie, trainers van het nieuwer bureau Het Kompas, veel succes met het ontwerpen van jullie eigen training!
Stap 1: Literatuuronderzoek
1.1 Welke algemene principes over effectief trainen ga je gebruiken?
Wat maakt een training effectief?
In je toelichtend dossier trek je conclusies over de kenmerken van effectief trainen. Deze kunnen betrekking hebben op: leertheorieën, leerstijlen, geheugen, transfer, emoties, feedback, groepsdynamiek, werkvormen en leerklimaat.
Beschrijf hoe jullie in de opbouw en de uitvoering van jullie training rekening houden met de principes van effectief trainen.
Online trainen
Een training wordt vaak gegeven in bijeenkomsten waarin deelnemers en trainer fysiek samenkomen. Echter, online trainingen kunnen net zo effectief, intensief en coöperatief zijn. Wat komt er kijken bij online trainen? Waar letten jullie op bij het organiseren van online trainingsbijeenkomsten en het klaarzetten van online trainingsmateriaal?
Bruikbare principes over online trainen
Karin de Galan geeft in haar boek 'Online trainen' (2020) een aantal tips voor het maken en geven van een onine training. Om je deelnemers gemotiveerd te krijgen/houden voor de training, fysiek of online, is het als eerste belangrijk om praktijkgericht te werken. Wat houd dat in? Hieronder volgen wat korte tips, maar lees vooral de toelichting die Karin de Galan erbij geeft in haar boek of zoek op internet naar informatie over online trainen.
Over de praktijkgerichtheid van de training:
- Laat ieder trainingsonderdeel over één probleemsituatie gaan.
- Start de training met een herkenbaar voorbeeld voor de deelnemers van deze probleemsituatie.
- Maak een overzichtelijke checklist voor je deelnemers over hoe zij deze situatie kunnen aanpakken.
- Verwerk de theorie die je wilt bespreken in de stappen van je checklist.
- Laat ze oefeningen doen om zich stapje voor stapje te ontwikkelen.
- Geef de deelnemers opdrachten mee om na de training in praktijk uit te voeren.
- Bespreek de ervaringen in de praktijk en geef feedback.
Over de online communicatie met deelnemers:
- Vraag voorafgaand aan de deelnemers om vast een eigen 'lastige' situatie te delen.
- Vraag deelnemers om al een half uur voor aanvang van de training in te loggen om te controleren of het werkt. Je hebt dan tijd om eventuele technische problemen op te lossen. Degenen die ingelogd zijn, hoeven pas terug te zijn als de training begint.
- Laat tijdens de pauze niet uitloggen, maar alleen het beeld/microfoon even uitzetten.
- Start met een korte kennismakingsvraag of ludieke enerziger waarbij je iedereen even aan het woord kan laten komen.
- Maak afspraken over hoe mensen kunnen reageren tijdens de training.
Over handige online werkvormen:
Zie hier meer over bij de stap: ontwerp van je draaiboek voor de training.
1.2 Wat is er bekend over de vaardigheid waarover de training gaat?
Welke vaardigheid werkt jouw groepje uit?
1. Effectief communiceren
2. Stressmanagement
3. Conflicthantering
Of kiezen jullie er, in overleg met de docent zelf eentje?
Welke bronnen kun je hierover vinden? Start met het kiezen van een aantal zoektermen die passen bij de gekozen vaardigheid.
Ga dan ook eens naar de site van de mediatheek van TP, waarvandaan je allerlei geschikte online catalogi kunt raadplegen:
https://fontys.nl/Mediatheek-De-Witte-Dame-2/Toegepaste-Psychologie-1.htm
Probeer vanuit de gekozen bronnen een antwoord te vinden op vragen als:
- Wat wordt er in de literatuur verstaan onder de vaardigheid?
- Uit welke deelvaardigheden is de vaardigheid opgebouwd?
- Welke problemen kunnen mensen in hun dagelijks leven ervaren als ze zwak zijn in de vaardigheid?
- Zijn er al effectieve trainingsmethoden bekend voor het trainen van deze vaardigheid?
In het toelichtend dossier beschrijf je de vaardigheid vanuit meerdere invalshoeken/perspectieven, recente ontwikkelingen en onderliggende deelvaardigheden. Er wordt een vertaalslag gemaakt naar bijvoorbeeld (zelf)kennis, inzicht en attitude.
1.3 Wat is er bekend over de doelgroep van jouw training?
Welke (segment/ deel van) de doelgroep jongeren hebben jullie gekozen voor de training?
Met welke kenmerken van deze doelgroep kun je rekening houden bij een training?
Wat is hun leerbehoefte en wat is hun leerstijl?
In het toelichtend dossier beschrijf je de relevante leefgebieden, bijv.: werk, familie, relaties, onderwijs, fysieke kenmerken, financiën, dagbesteding, wonen en zingeving. Deze zijn alleen relevant als ze inzicht geven in wie de doelgroep is en ook als ze van invloed kunnen zijn op de leerstijl en leerbehoefte van de potentiële deelnemer.
Stap 2: Intakes
Intakegesprekken
Ieder groepslid houdt één intake met iemand die behoort tot de doelgroep. Het doel van het houden van de intake is dat je ontdekt hoe je doelgroep graag leert, wat de huidige situatie is ten aanzien van de vaardigheid (wat kunnen ze al en wat nog niet?) en wie je doelgroep nou eigenlijk is.
- Hoe leert je (potentiële) deelnemer graag?
- Wat doet je deelnemer nu als het gaat om de vaardigheid?
- Welke gedragingen die horen bij de vaardigheid lukken goed?
- Waar loopt de deelnemer tegenaan?
- Wat wil de deelnemer graag anders?
- Wie is je deelnemer, hoe ziet zijn/ haar leven eruit, wat vindt hij/ zij belangrijk?
In het verschil (the gap) tussen huidige en gewenste situatie ligt de leerbehoefte van je (potentiële) deelnemers. Precies daar willen jullie met je training op inspelen!
Na het houden van de intakes met de potentiële deelnemers, bepaal je als groep welke nieuwe informatie naar voren is gekomen en in hoofdstuk 3 ga je bepalen wat dat betekent voor de manier van trainen, het uitwerken van de vaardigheid en het afstemmen op de doelgroep.
2.1 Hoe leren de beoogde deelnemers graag?
Ieder groepslid houdt één intake met iemand die behoort tot de doelgroep. Waar moet een goede (online) training aan voldoen volgens de deelnemer?
2.2 Wat is de kloof tussen gewenste en huidige situatie?
Als je wilt trainen voor 'impact' (dus voor het echt bereiken van verbetering in praktijk), moet je uitgaan van de leerbehoefte van de deelnemers. Je moet weten waar hun onzekerheden liggen, en met welke situaties ze moeite hebben. Je moet weten welke voorkennis ze al hebben, zodat je daarop aan kunt sluiten. Wat willen ze leren? Wat is de huidige situatie en wat is de gewenste situatie?
2.3 Wat is de profielschets van de deelnemers aan de training?
Wie de deelnemer en hoe ziet zijn of haar wereld eruit?
In combinatie met wat je in de literatuur gevonden hebt, kun je komen tot een profielschets van de deelnemers.
Stap 3: Ontwerp van het draaiboek
3.1 Op welk doel ga je de training richten?
In hoofdstuk drie worden relevante conclusies getrokken m.b.t.: opbouw (waaronder digitale alternatieven), soort werkvormen, duur, hoeveelheid deelnemers, competentieniveau, de vaardigheidsdoelen van de training als geheel en de thema’s van de losse bijeenkomsten.
Deze conclusies zijn gebaseerd op zowel de literatuur als de intakes. Je geeft in dit onderdeel een schets van de ‘gap’ (discrepantie) tussen de gewenste en huidige vaardigheden van de deelnemers. En je verwerkt alle belangrijke informatie van de doelgroep om je training vorm te geven en zo goed mogelijk af te stemmen op de doelgroep.
Doelen vaststellen
Op basis van je literatuuronderzoek en je intakes, bepaal je de vaardigheidsdoelen van de training als geheel. De vaardigheid vertaal je naar gedragingen die erbij horen. Bekijk hiervoor eventueel nog een keer de kennisclip die in de inleiding van deze wiki werd aangeboden ('Van vaardigheid naar gedragsdoel').
Wat moeten de deelnemers aan het einde van de training kunnen? Welke gedragingen wil je dat ze laten zien? Een gedragsdoel beschrijft hoe de deelnemers het geleerde gaan toepassen in praktijk. Het is gedrag dat je zou kunnen filmen met een camera. Probeer de leerdoelen zo concreet mogelijk te formuleren en af te stemmen op de vaardigheid en de doelgroep. Bijvoorbeeld:
De deelnemers voeren verkoopgesprekken volgens het ABC-model.
De deelnemers bieden hun cliënt tijdens de coachsessies keuzemogelijkheden.
Zie voor meer informatie over het stellen van doelen voor een training de boeken van Karin de Galan.
Feedback geven
De gestelde doelen geven richting aan het leerproces van de deelnemers. Het is belangrijk dat je bij het nabespreken van oefeningen ook feedback geeft aan deelnemers. Feedback geeft deelnemers informatie over hun vorderingen in het behalen van het gestelde doel.
Hoe kun je dat doen, feedback geven? Hoe ga jij tijdens oefeningen zicht krijgen op de vorderingen? En hoe ga jij feedback geven?
Feed-up: Waar gaat de deelnemer heen? Wat wil de deelnemer bereiken?
Feed-back: Hoe heeft de deelnemer het tot nu toe gedaan? Wat ging er goed? Wat kan er beter?
Feed-forward: Wat is de volgende stap voor de deelnemer om te leren?
3.2 Hoe bouw je de training op? Welke tussendoelen stel je?
Een overzicht van thema's en doelen per bijeenkomst
Om duidelijk te maken hoe je het grote doel van de training opsplitst in tussendoelen en hoe je die verdeelt over de bijeenkomsten, kun je een overzicht maken in de vorm van een verhaalschema ('storyboard'). Dat wil zeggen dat je per bijeenkomst beschrijft welke tussendoelen je behandelt, en globaal welke activiteiten je laat uitvoeren. Pas bij de volgende stap werkt ieder groepslid de eigen bijeenkomst precies uit.
Draaiboek maken van de training
Als het overzicht van de bijeenkomsten gemaakt is, kunnen jullie aan de slag met het draaiboek van de training. Iedere bijeenkomst wordt door één groepslid verder uitgewerkt. Je kunt het draaiboek in een document maken, maar je mag dit ook maken in een wikiwijs. Het voordeel van een wiki is dat je hierin je online materialen en oefeningen kunt opnemen zoals je ze ook kunt delen met je deelnemers als je een online training geeft of tijdens de try-out. Een beknopte handleiding voor het maken van een wiki stond al bij de inleiding.
Uiteindelijk moet je zowel een een toelichtend dossier maken als een draaiboek en dien je beide documenten in te leveren in Gradework (in een Word document).
3.3 Wat is de uitwerking van iedere bijeenkomst (werkvormen)?
Opbouw van een trainingsbijeenkomst
Iedere bijeenkomst wordt opgebouwd volgens de basisstructuur: inleiding - kern - slot.
In de inleiding licht je toe wat het doel van de bijeenkomst is, en start je het liefst meteen praktijkgericht met een voorbeeld van een probleemsituatie.
In de kern geef je uitleg over een goed stappenplan om te volgen in deze probleemsituaties. Daarna laat je de deelnemers zelf oefenen met de stappen. Die oefeningen kunnen heel gevarieerd zijn. Hier kun je echt je creativiteit op los laten. Kijk wel steeds of de gekozen werkvorm past bij het doel van de bijeenkomst en bij de kenmerken van de doelgroep. Draagt de werkvorm bij aan het bereiken van het doel? Past de werkvorm bij de leerstijl en leerbehoefte van de doelgroep?
In het slot bespreek je na wat er bereikt is tijdens de training. Je grijpt daarbij terug op het doel dat je gesteld hebt. En je vraagt actief na bij de deelnemers hoe zij de training ervaren hebben. Je geeft hen een opdracht mee om in praktijk uit te voeren, zodat ze gaan toepassen wat ze geleerd hebben.
Uitwerking van werkvormen
Je geeft de deelnemers aan het begin van de training een programma waarin de werkvormen ingepland staan. Je geeft de tijden globaal aan, inclusief de pauzemomenten. In je draaiboek zet je dit programma ook neer, en werk je vervolgens per werkvorm uit:
- Wat hoop je dat deelnemers leren van de werkvorm?
- Hoe lang mag de werkvorm ongeveer duren?
- Wat moet er klaar staan voor de werkvorm?
- Welke instructie geef je aan deelnemers: Wat doen zij? Wat doe jij? Wat moet er af zijn bij het einde van de werkvorm? Hoe ga je dat met ze nabespreken? Wat kunnen deelnemers doen die al eerder klaar zijn?
Voorbeelden van (online) werkvormen
Er zijn werkvormen voor de start van een bijeenkomst, voor het geven van uitleg, voor het oefenen van vaardigheden, het voeren van groepsgesprekken en discussies en werkvormen voor de afsluiting en de transfer. Hieronder volgen enkele tips over werkvormen in je training. Er wordt daarbij 1 concrete startwerkvorm genoemd. Deze dient enkel als inspiratie en mag niet gebruikt worden in het draaiboek. De docent kan ervoor kiezen een werkvorm samen met jullie te oefenen zodat je een beeld krijgt bij het gebruik van werkvormen in een training.
Voorbeeld Werkvorm
Bij de start van een training is het belangrijk om contact te maken met iedere deelnemer. Handig is het om het kennismaken te combineren met het inventariseren van de lastige situaties waar ze tegenaan lopen. Dan is het bruggetje naar het doel van de training snel gelegd. Als er deelnemers zijn die moeite hebben met het verzinnen van een lastige situatie, kun je ze ook een lastige situatie voorleggen en vragen wat zij zouden doen in een dergelijke situatie.
Online is het belangrijk om erop te letten of iedere deelnemer over de drempel is getrokken om te reageren.
Voorbeeld van een werkvorm als start
Digitale landkaart
(bron: Het groot online werkvormenboek Deel 3, Dirkse, Talen et.al., 2020)
Doel: na de werkvorm hebben de deelnemers met elkaar kennisgemaakt en zijn ze gaan nadenken over hun dromen/ambities.
Vooraf: Maak een digitaal prikbord aan met bijvoorbeeld Padlet of Mural, waarbij je de achtergrond instelt met een eigen afbeelding van een landkaart.
Instructie: Vraag de deelnemers waar zij hun loopbaan gestart zijn (of waar ze gestudeerd hebben). Vraag iedereen een eigen stip te zetten op de kaart.
Uitvoering: Deel je scherm met het digitale prikbord en bekijk de geplaatste vlaggen. Maak duo's van mensen die hun stippen dicht bij elkaar hebben gezet. Laat de duo's in breakout rooms of in een zelf gestart chatgesprek elkaar bevragen op de start van ieder loopbaan. Geef wat vervolgvragen mee, zoals: Wat waren je dromen en ambities in die tijd? Wat deed je toen anders dan nu? Wie of wat heeft bijgedragen aan jouw carrière?
Stap 4: Uitproberen en evalueren
4.1 Hoe verliepen de trainingsonderdelen tijdens de try-out?
De try-out
In week 6 en week 7 gaan jullie samen onderdelen uit de ontwikkelde training (online) testen bij de doelgroep. Jullie klasgenoten spelen deze doelgroep. Je kiest, in overleg met de docent, welke trainingsonderdelen/ werkvormen jullie in duo's en/ of trio's willen oefenen. Iedereen oefent in ieder geval 30 minuten.
Evalueren
Per onderdeel wordt beschreven: Sluiten de doelen aan op het startniveau van de deelnemers? Is het doel behaald? Sluiten de werkvormen aan op de doelen en de doelgroep? Is er sprake van transfer? Zijn de randvoorwaarden in orde? (locatie, deelnemersaantal, duur, materiaal etc.). Welke reacties leverde de tryouts op bij de deelnemers? Waar ben je tevreden over en waar niet? Dit wordt vertaald naar een conclusie m.b.t. verbetermogelijkheden in de inhoud en opzet van de training in z’n geheel.