Opbouw van een trainingsbijeenkomst
Iedere bijeenkomst wordt opgebouwd volgens de basisstructuur: inleiding - kern - slot.
In de inleiding licht je toe wat het doel van de bijeenkomst is, en start je het liefst meteen praktijkgericht met een voorbeeld van een probleemsituatie.
In de kern geef je uitleg over een goed stappenplan om te volgen in deze probleemsituaties. Daarna laat je de deelnemers zelf oefenen met de stappen. Die oefeningen kunnen heel gevarieerd zijn. Hier kun je echt je creativiteit op los laten. Kijk wel steeds of de gekozen werkvorm past bij het doel van de bijeenkomst en bij de kenmerken van de doelgroep. Draagt de werkvorm bij aan het bereiken van het doel? Past de werkvorm bij de leerstijl en leerbehoefte van de doelgroep?
In het slot bespreek je na wat er bereikt is tijdens de training. Je grijpt daarbij terug op het doel dat je gesteld hebt. En je vraagt actief na bij de deelnemers hoe zij de training ervaren hebben. Je geeft hen een opdracht mee om in praktijk uit te voeren, zodat ze gaan toepassen wat ze geleerd hebben.
Uitwerking van werkvormen
Je geeft de deelnemers aan het begin van de training een programma waarin de werkvormen ingepland staan. Je geeft de tijden globaal aan, inclusief de pauzemomenten. In je draaiboek zet je dit programma ook neer, en werk je vervolgens per werkvorm uit:
Voorbeelden van (online) werkvormen
Er zijn werkvormen voor de start van een bijeenkomst, voor het geven van uitleg, voor het oefenen van vaardigheden, het voeren van groepsgesprekken en discussies en werkvormen voor de afsluiting en de transfer. Hieronder volgen enkele tips over werkvormen in je training. Er wordt daarbij 1 concrete startwerkvorm genoemd. Deze dient enkel als inspiratie en mag niet gebruikt worden in het draaiboek. De docent kan ervoor kiezen een werkvorm samen met jullie te oefenen zodat je een beeld krijgt bij het gebruik van werkvormen in een training.