Mens en maatschappij - Europese ontdekkingsreizigers
Mens en maatschappij - Europese ontdekkingsreizigers
0. Info startweek
Inhoud
Gebruik je leerspier Verbeelden...
Kijk eens naar de afbeelding hierboven. Stel je nu eens voor dat je zeshonderd jaar geleden geboren was, in de vijftiende eeuw dus. Dan weet jij dus niet beter dan dat de wereld er zó uit ziet.
.... dan ben je toch gek in je hoofd als je op ontdékkingsreis wilt gaan??
Tot in de tweede helft van de 15e eeuw durfden veel zeevaarders niet verder te varen dan de Middellandse Zee. Als je te ver doorvoer zou je immers van de aarde af kunnen vallen…
In deze quest ga je kennis maken met de mensen die het wél aandurfden, waarom en hoe ze dat deden, wat ze daar tegen kwamen en hoe ze het vastlegden.
LET OP BELANGRIJK:
Deze quest wordt begeleid en ondersteund met een Serie-bloX en via een speciale chatgroep in Teams.
Zorg dat je jezelf inschrijft voor de Serie-bloX
Je wordt door mw Wams of mw van Leeuwen in een chatgroep in Teams geplaatst
Deze quest kent 5 uitgewerkte taken. Als je 1 week voor elke taak plant, komt het helemaal goed.
Vind je dit onderwerp super-interessant? Aan het eind van de quest vind je vrije taken die je kunt gebruiken om een eigen vrije quest vorm te geven.
Egodact voortgangsmonitor: met deze quest werk je aan de leerdoelen binnen Mens & Maatschappij: plaats & ruimte, tijd & chronologie, diversiteit/cultuur, globalisering en ongelijkheid
eXplore Miles
Deze quest levert jou 20 eXplore miles op als je hem helemaal doorloopt, alle stappen zet en alle producten op tijd levert.
Voor deze quest moet je de volgende producten leveren:
1. Jij begint
Egodact-tegel inrichten
mindmap Verderkijker
2. Europese Ontdekkingsreizigers
onderzoeksvragen
poster
3. Handel
onderzoeksvragen
praktische opdracht
4. Cartografie
onderzoeksvragen
kaart
5. Inheemse Bevolkingen
vergelijkingstabel
vlog/dagboek
6. Illustraties
beeldkraken
foto's + kijkwijzer
1. Jij begint
1a. Motivatiemotor
Motivatiemotor
Kijk naar onderstaand filmpje over misschien wel de allerbekendste ontdekkingsreiziger. Wat was zijn motivatie eigenlijk?
En denk nu eens over jezelf na. Wat hoop jij te ontdekken door deze quest te doen? Schrijf je antwoord op in het Egodact tegeltje dat je voor deze quest aanmaakt bij 'WAT wil ik weten' en 'WAAROM wil ik dit doen'.
1b. Verderkijker
Verderkijker
Wat weet je al van ontdekkingsreizigers?
Maak een mindmap (op papier of met simplemind) en sla deze op als afbeelding op je iPad.
Bespreek met een klasgenoot de mindmaps die jullie met elkaar gemaakt hebben.
Verifieer en omcirkel feiten met een eigen kleur.
Omcirkel meningen met een andere kleur.
Zet de twee of drie belangrijkste feiten en de twee of drie meest gedeelde meningen op een rijtje als jullie conclusie. Schrijf deze vier tot zes items op in je Egodact-tegeltje bij "WAT weet ik er al over?"
1c. Logboek
Logboek en Reflective Journal
Onder het kopje UITVOERINGin je tegeltje in Egodact vind je een logboek en een reflective journal.
Het logboek gebruik je om je onderzoek- en je verwerkingsopdrachten van de taken bij te houden.
Het reflective journal gebruik je om telkens terug te kijken op wat je geleerd hebt en je mening daarover te vormen. Op die manier maak je de kennis echt 'eigen'. Aan het eind van elke taak vind je vragen die je helpen met het nadenken over de quest en het verwerken van de informatie.
Hieronder vind je de eerste vragen voor je reflective journal:
Schrijf de datum van vandaag op (dit doe je elke keer als je hier iets gaat schrijven, zodat je je reflective journal kunt zien groeien).
Wat roept het onderwerp ontdekkingsreizigers bij je op?
Wat zou je interessant vinden aan een heel nieuw werelddeel ontdekken? En wat zou je spannend/eng vinden?
2. EUROPESE ONTDEKKINGSREIZIGERS
2a. Onderzoek
In deze eerste taak ga je op onderzoek naar wie er op ontdekkingsreis gingen. Kijk voor een introductie naar het filmpje hieronder.
De Europese expansie
Onderzoek
Doe alleen of in een tweetal onderzoek naar ontdekkingsreizigers. Je doet onderzoek naar (tenminste twee van) onderstaande vragen:
Wat waren de motieven van Portugese en Spaanse zeevaarders om de wereld te verkennen?
Wie waren de belangrijkste zeevaarders uit die tijd? Noem er minimaal 5, met voor ieder een korte introductie
Waren er ook vrouwelijke ontdekkingsreizigers? Noem er minimaal 5, met voor ieder een korte introductie
Welke routes en landen zijn ontdekt? Noem er minimaal 2, met plaatjes en verhaal over route en landen
: beantwoord twee vragen
: beantwoord drie vragen
: beantwoord vier vragen
Bronnen: hiernaast vind je bij het kopje 'Informatie & bronnen' bijna alles wat je nodig hebt. Je kunt natuurlijk ook zelf op zoek gaan naar (extra) materiaal. Vergeet dan niet om je extra bronnen te noteren in je logboek.
Plaats de vragen met jullie antwoorden in Seesaw.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
2b. Verwerking
Verwerking
Maak een poster over een bekende ontdekkingsreiziger en zijn/haar bekendste reis. Gebruik hiervoor het materiaal uit je onderzoek.
In je poster verwerk je de volgende punten:
Wie was deze ontdekkingsreiziger? Naam, tijd, plaats...
Wie financierde / gaf de opdracht voor deze reis?
Wat was de opdracht precies?
Wie gingen er allemaal mee?
Welke route legden ze af?
Wat hebben ze ontdekt?
Maak een foto/screenshot van je poster en plaats die in Seesaw.
Als we weer op school zijn (joepie), geef dan je poster een mooie plek op een prikbord op je basecamp, zodat andere leerlingen er ook iets van kunnen leren.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
2c. Reflective Journal
Reflective Journal
Werk je reflective journal in Egodact bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Schrijf dit stuk onder je vorige reflective journal. Schrijf de datum van vandaag.
Wat heeft op jou de meeste indruk gemaakt van de ontdekkingsreizen?
Zou jij zelf op ontdekkingreis gegaan zijn als je de kans had gehad? Waarom wel, waarom niet?
In augustus 1492 vertrok Christoffel Columbus met drie schepen vanuit Spanje op ontdekkingsreis. Zijn eindbestemming moest Azië zijn. Columbus dacht door westwaarts te varen ook Azië te kunnen bereiken, in plaats van de gebruikelijke lange route te varen langs de kust van Afrika. Mocht hem dit lukken, dan had hij iets gedaan wat nog nooit iemand eerder was gelukt! Na zeventig dagen varen kreeg hij land in zicht. Columbus en zijn gezelschap gingen aan land, plantten de Spaanse vlag en maakten kennis met een nieuwsgierige bevolking. Het was Columbus niet duidelijk of hij in India of China was beland. Na de tocht van Columbus zouden nog vele andere ontdekkingsreizigers volgen, waaronder Amerigo Vespucci. Het was deze ontdekkingsreiziger die beweerde – en de rest van Europa overtuigde – dat Columbus een heel nieuw continent had ontdekt. Aan Amerigo Vespucci ontlenen de continenten Noord- en Zuid-Amerika hun naam.
Columbus verliet Palos de la Frontera in Spanje op 3 augustus 1492 met drie schepen (de Nina, de Pinta en de Santa Maria) en proviand voor een jaar. Bewust misleidde hij de bemanning over de afstanden die zij zeilden, om hen de indruk te geven dat zij dichter bij huis voeren dan in werkelijkheid. Na verscheidene weken varen, waarvan al enige tijd letterlijk van de kaart, ontstond er onrust onder de bemanning. De mannen waren bang dat ze nooit meer thuis zouden komen. Slechts enkele dagen voordat ze land zouden bereiken, brak muiterij uit.
Helaas voor Columbus ontdekte hij niet de westelijke route naar ‘De Oost’. Noch vond hij goud op het eiland van ‘Hispaniola’. Toen hij terugkeerde naar Castilië (Spanje) gaf koningin Isabella hem alle koninklijke titels die hij bij zijn vertrek had gevraagd in geval van succes. Columbus bleef pogingen ondernemen om een westelijke route te vinden. Hij maakte vier reizen waarin hij de kolonisatie van Amerika door de Spanjaarden verder vormgaf. Ondertussen was het iedereen, behalve Columbus zelf, duidelijk dat Spanje niet ‘De Oost’ had bereikt maar een ‘nieuwe wereld’ had ontdekt.
Wie waren de bekendste ontdekkingsreizigers van de 16e eeuw.
Er zijn veel verschillende ontdekkingsreizigers op pad gegaan naar veel verschillende bestemmingen. De ontdekkingsreizigers die aan bod komen in dit tijdvak zijn:
- Marco Polo
- Hendrik de Zeevaarder
- Cristoffel Columbus
- Bartholomeus Diaz
- Vasco da Gama
- Ferdinand Magelhaes
- Amerigo Vespucci
- Willem Barentsz
De ontdekkingsreizen werden ondernomen om routes naar nieuwe handelsgebieden te ontdekken.
Een route vinden naar Azië was het belangrijkste doel. Het was onduidelijk of zo'n route wel bestond.
Door de reizen naar het zuiden ontdekte men de kortste route: eerst voer men naar het uiterste puntje van Afrika en daarna weer 'omhoog'.
Vasco da Gama (1469-1524)
Vasco da Gama was een Portugese ontdekkingsreiziger die als eerste Europeaan over zee naar India voer. Daar legde hij de eerste handelscontacten. Er werd een Portugese kolonie gesticht.
Christoffel Columbus (1451-1506)
Columbus kwam uit Genua in Italië. Hij vestigde zich enkele jaren in Portugal. Hij zag daar de schepen vertrekken die op zoek gingen naar een zeeweg naar Indië (Zuid- en Zuidoost Azië).
Columbus dacht dat Indië sneller te bereiken was via een westelijke zeeroute. Van de Spaanse koning mocht hij op expeditie om dat te ontdekken. Toen hij op zijn eerste reis na drie maanden land bereikte, dacht hij dat hij in Indië was aangekomen. Dat was niet zo. Columbus had Amerika ontdekt! Maar dat heeft hij zelf nooit geweten.
Fernão de Magalhães (1480-1521)
Magelhães, in het Nederlands vaak Magellaan genoemd, was een Portugese ontdekkingsreiziger.
De Spaanse koning betaalde zijn expeditie over zee naar de Aziatische Molukken.
In 1519 verliet hij met vijf schepen de Zuid-Spaanse kust. Slechts één schip kwam in Spanje terug na de reis rond de wereld.
Magelhães was toen zelf onderweg al overleden.
Bartholomeus Diaz (1450-1500)
Diaz was een Portugese ontdekkingsreiziger. In 1487 kreeg hij van de Portugese koning een opdracht. Hij moest langs de Afrikaanse kust naar het zuiden varen om een handelsroute naar Indië (Azië) te vinden.
In 1488 ontdekte hij de zuidelijke punt van Afrika, later Kaap de Goede Hoop genoemd.
Het was een belangrijke ontdekking. Vanaf daar kon men verder op zoek gaan naar een route naar Indië.
Willem Barentsz (1550-1597)
De Terschellinger Willem Barentsz probeerde in 1596 een noordoostelijke doorvaart naar Indië te vinden.
Het schip liep vast op het ijs van de Noordpool, bij Nova Zembla.
Hij overwinterde daar met zijn bemanning in het Behouden Huys. Dat was een hut, gemaakt van hout van het schip.
Na de winter konden ze in sloepen(roeiboten) wegvaren van Nova Zembla. Tijdens die tocht overleed Barentsz. Zijn manschappen keerden wel terug.
Routes
Vanaf de tijd van de kruistochten gingen Europese landen vaak handelen met de Arabieren om specerijen zoals peper, nootmuskaat en kruidnagel te halen. De specerijen waren allemaal afkomstig uit Indië, een gebied in Zuidoost-Azie. Natuurlijk was het makkelijker geweest voor de Europeanen om direct de specerijen te halen, in plaats van via de Arabieren. En dat is precies wat ze hebben geprobeerd om te doen.
Vanaf de 15e eeuw zijn de Europeanen op zoek gegaan naar zeeroutes die direct naar Indië zouden leiden. De Europeanen mochten de routes via het Midden-Oosten niet gebruiken. De Portugezen probeerden daarom de zeeroute te nemen naar Indië via de oostkust van Afrika. Het is Vasco de Gama, de eerste Europeaan, in 1498 gelukt om te doen.
De Portugezen hadden handelsposten (= een plaats waar gehandeld werd) gesticht aan de kusten van Afrika en Azie om makkelijker handel te drijven met de inheemse bevolking (= mensen die origineel uit het gebied komen).
De Portugezen bracht de gehandelde producten terug naar Lissabon waar ze heel goed verkocht werden. Zo begon het verhaal van de Europese expansie (= de uitbreiding van activiteiten buiten Europa vanaf 1500).
In 1497 besloot Vasco da Gama, die uit Portugal vertrok, via de andere kant naar het oosten te gaan, om de onderkant van Afrika heen. Dat plan was veel hachelijker dan het klinkt. Doordat een schip op weg naar het zuiden de staande wind en de stroom tegen had, kon het niet gewoon de kust volgen, zoals de logica zou voorschrijven. In plaats daarvan moest Da Gama ver de Atlantische Oceaan op varen – bijna tot Brazilië, hoewel hij dat niet wist – om de westenwind te pakken te krijgen die zijn vloot snel om de zuidelijke kaap heen zou blazen. Daardoor werd het werkelijk een heroïsche reis. Europeanen hadden nog nooit zo ver gevaren. Da Gama’s schepen hadden drie maanden achter elkaar geen land in zicht. Tijdens deze reis werd scheurbuik pas echt ontdekt. Eerdere zeereizen waren nooit zo lang geweest dat de verschijnselen van scheurbuik de kop hadden kunnen opsteken.
In 1519 vertrok Fernão Magalhães met vijf lekkende schepen voor de dappere onderneming, waar echter veel te weinig geld in was gestoken, om een westelijke route te vinden. Hij ontdekte dat tussen Amerika en Azië zo’n grote leegte lag dat niemand zich ooit had kunnen voorstellen dat daar op aarde ruimte voor was: de Stille Oceaan. Geen mens heeft ooit zo geleden tijdens een expeditie om rijk te worden als Fernão Magalhães en zijn bemanning terwijl ze in 1521 in groeiend ongeloof de Stille Oceaan overstaken. Toen hun voorraden nagenoeg op waren, bedachten ze wellicht hun onappetijtelijkste gerecht dat ooit is opgediend: rattenkeutel met houtkrullen. ‘We aten beschuit die geen beschuit meer was maar beschuitkruim, waarin het wemelde van de wormen’, noteerde een bemanningslid. ‘Het spul stonk vreselijk naar de urine van ratten. We dronken geel water dat al dagen bedorven was. We hebben ook enkele ossenhuiden opgegeten die de bovenkant van de grote ra bedekten… en vaak aten we zaagsel van de planken.’ Ze moesten het drie maanden en twintig dagen zonder vers voedsel of water stellen voor ze redding en de kust van Guam vonden – en dat allemaal met het doel de scheepsruimen te vullen met gedroogde bloemknoppen, stukjes boomschors en ander geurig schaafsel dat op eten werd gestrooid of in pomanders werd gebruikt.
Uiteindelijk hebben maar achttien van de tweehonderd zestig mannen de reis overleefd. Magalhães zelf is gedood tijdens een schermutseling met inboorlingen op de Filipijnen. De achttien overlevenden hebben echter behoorlijk winst gemaakt op de reis. Op de specerijeilanden laadden ze de schepen vol met 24 ton kruidnagelen, die ze in Europa verkochten met een winst van 2500 procent; en passant werden ze bijna toevallig de eerste mensen die de wereld rondvoeren. Het werkelijke belang van Magalhães’ reis was niet dat hij als eerste de wereld had rondgevaren, maar dat hij als eerste had beseft hoe groot die wereld was.
Wie was Abel Tasman?
De Lutjegaster Abel Tasman is bekend tot in de verste uithoeken van onze wereld. Van het eiland Tasmanië en de Tasman Zee tot aan hotels, golfclubs, bedrijven en natuurparken: de naam Tasman duikt steeds weer op. Wie was deze 17e eeuwse ontdekkingsreiziger en hoe belandde hij zo ver van huis?
Abel Tasman (1603-1659) kwam ter wereld in het dorp Lutjegast in de provincie Groningen. In die tijd lag Lutjegast niet ver van zee. Het kwam regelmatig voor de boeren in het rustige zomerseizoen naar zee gingen. Boerenzonen werkten vaak in hun jonge jaren als zeevarende, om zich later als boer aan land te vestigen. Maar Tasman nam zijn carrière op zee serieus en studeerde navigatie. In 1633 kwam hij in dienst van de VOC. Hij woonde toen al niet meer in Groningen, maar was verhuisd naar Amsterdam. In 1636 emigreerde hij met zijn vrouw en dochter naar Batavia, waar hij als schipper een goede reputatie opbouwde.
Dit schilderij stamt uit 1637, toen Tasman al kapitein bij de VOC was, maar nog geen bekende ontdekkingsreiziger. De opstelling is symbolisch: Tasman bij de wereldbol, afgebeeld als kundig navigator. Zijn vrouw geeft een appel aan hun dochter. Dit symboliseert de overdracht van kennis aan de jeugd.
Uit Amsterdamse archieven weten we dat Abel Tasman in 1632 trouwde met Jannetje Tjaers. Hij was toen al weduwnaar van Claesgen Heyndrix en had uit dit huwelijk een dochter, die ook Claesgen heette. Op dit portret lijken (stief)moeder en dochter sprekend op elkaar... Toeval of symboliek?
Ambitieuze expeditie
Het was de meest ambitieuze ontdekkingsreis die de VOC ooit voorbereidde. De expeditie van Tasman moest de kusten van het Zuidland in kaart brengen waarbij het vooral om het Onbekende Zuidland ging: de VOC dacht dat daar veel goud en zilver te vinden was. Letterlijk luidde zijn opdracht om, net als Christoffel Columnus en Amerigo Vespucci, een nieuw werelddeel te ontdekken. Dat moest de Republiek van goud en zilver voorzien, gelijk Peru, Chili en andere zuid Amerikaanse koloniën dat voor het Spaanse rijk deden.
Bovendien hoopten de opdrachtgevers van de VOC dat deze expeditie een veilige zeeweg naar Zuid-Amerika zou openleggen. De Nederlanden waren in 1642 nog altijd in oorlog met Spanje en Portugal.
Inés Suárez (1507(?) – 1580) was een conquistadora
Elisabeth van der Woude (1657 – 1698) was een Nederlands wereldreiziger en schrijver van een familiekroniek annex reisverslag.
19e eeuw
De negentiende eeuw was de tijd van de grote ontdekkingsreizen in Azië, Afrika, Australië en Amerika. Veelvuldig werd verhaald over de reizen en ontdekkingen van Henry Morton Stanley, David Livingstone, Samuel White Baker en John Hanning Speke. In deze tijd werden in West-Europa het huis en het gezin als de geëigende plek en taak gezien voor een vrouw die niet tot de laagste (arbeiders)klasse behoorde. Zo werden vrouwen vooral geacht te wachten op een geschikte huwelijkskandidaat; echtscheiding was gedurende een groot deel van de negentiende eeuw voor veel vrouwen verboden en overspel was strafbaar. De vrouwen die in deze Victoriaanse tijd op ontdekkingsreis gingen, gingen op pad met andere verwachtingen en doelstellingen dan de mannen[1]. Anders dan mannen — die vaak voor hun reizen werden betaald door wetenschappelijke instellingen of regeringen — moesten vrouwelijke ontdekkingsreizigers hun reizen over het algemeen zelf bekostigen. Hierdoor waren de vrouwelijke ontdekkingsreizigers ook vaker dan mannen afkomstig uit het "gegoede milieu". Door hun goede opvoeding hadden ze ook vaak een of meer andere talen geleerd. Doordat de expedities van de mannen meestal werden bekostigd door opdrachtgevers waren zij meestal in staat om op reis te gaan met expeditieleden en bijvoorbeeld dragers en gewapende escortes. Vrouwelijke ontdekkingsreizigers gingen meer dan eens alleen of met een heel klein gezelschap op pad.
Bekende vrouwelijke ontdekkings- en wereldreizigers in de negentiende eeuw waren onder andere:
Gertrude Bell (1868 – 1926), Brits ontdekkingsreiziger en archeologe
Alexandra David-Néel (1868 – 1969), Belgisch ontdekkingsreiziger, boeddhist, feminist en schrijver
Isabelle Eberhardt (1877 – 1904) was een Zwitserse/Russische ontdekkingsreiziger
Mary Kingsley (1862 – 1900) was een Britse etnograficus en ontdekkingsreiziger
Ida Pfeiffer (1797 – 1858) was een Oostenrijkse wereldreiziger en schrijver van reisboeken
Isabella Bird (1831 – 1904) was een Engelse ontdekkingsreiziger, fotograaf en schrijver. Ze was de eerste vrouw die verkozen werd als lid van de Royal Geographical Society
Mary Kingsley (1862 – 1900) was een Britse etnograficus en ontdekkingsreiziger
Marianne North (1830 – 1890) was een Engelse bioloog, botanisch kunstenaar en wereldreiziger.
Susie Rijnhart-Carson (1868 – 1908) was een Canadees zendeling en ontdekkingsreiziger in Tibet. Ze was de tweede Westerse vrouw die Tibet bezocht.
Alexandrine Tinne (1835 – 1869) was een Nederlandse ontdekkingsreiziger die als eerste westerse vrouw in Centraal-Afrika doordrong en in 1868/69 eerste westerse vrouw ver in de Sahara reisde
Lady Hester Stanhope (1776 – 1839) was een Britse ontdekkingsreiziger die vooral in het Nabije- en Midden-Oosten rondreisde
Jane Dieulafoy (1851 – 1916) was een Franse archeoloog, ontdekkingsreiziger, schrijver en journalist. Ze kreeg onder meer bekendheid door haar opgravingen in het Perzische Susa.
Annie Royle Taylor (1855 - 1922) was een Engelse zendeling en ontdekkingsreiziger. Ze was de eerste Westerse vrouw die Tibet bezocht.
Margaret Fountaine (1862 - 1940) was een Engelse lepidopterist en ontdekkingsreiziger.
Kate Marsden (1859 – 1931) was een Britse zendeling, ontdekkingsreiziger en auteur
Florence Baker (1841 – 1916) was een Hongaars-Britse ontdekkingsreiziger.
Mary Slessor (1848 – 1915) was een Schotse zendeling en ontdekkingsreiziger in Nigeria
Fanny Bullock Workman (1859 – 1925) was een Amerikaanse geograaf, ontdekkingsreiziger en cartograaf die vooral door de Himalaya trok.
The map is not the territory. Dat is een uitspraak van de Franse filosoof Gilles Deleuze en het wil zoveel zeggen dat een representatie van de werkelijkheid niet de werkelijkheid is. Alles wat je opschrijft en tekent is een interpretatie, het is niet dé realiteit. Niet de enige althans.
3. HANDEL Het waarom van ontdekkingsreizen
3a. Onderzoek
In deze taak ga je leren over een van de belangrijkste redenen om op ontdekkingsreis te gaan: de handel. Op het plaatje hieronder zie je een voorbeeld van wat er door de ontdekkingsreis van Columbus verhandeld kon worden. Zie je jouw lievelingseten daarbij staan?
Onderzoek
De ontdekkingsreizen vormen de start van de wereldeconomie. Er werden nieuwe landen en nieuwe producten ontdekt die over de wereld verhandeld gingen worden. Doe alleen of in een tweetal onderzoek naar handel. Je doet onderzoek naar (tenminste twee van) onderstaande vragen:
Welke goederen werden over de wereld verscheept? Noem er minimaal 5
Hoe verliep de handel in peper en welke landen speelden hierbij een rol?
Welke rol speelde de slavenhandel en de slavenarbeid?
Welke landen namen deel aan de wereldeconomie/handel in de tijd van de ontdekkingsreizen?
: beantwoord twee vragen
: beantwoord drie vragen
: beantwoord vier vragen
Bronnen: hiernaast vind je bij het kopje 'Informatie & bronnen' bijna alles wat je nodig hebt. Je kunt natuurlijk ook zelf op zoek gaan naar (extra) materiaal. Vergeet dan niet om je extra bronnen te noteren in je logboek.
Plaats de vragen met jullie antwoorden in Seesaw.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
3b. Verwerking
Verwerking
Ook nu is Nederland onderdeel van de wereld economie. Wij hebben een open economie: import, doorvoer en export zijn erg belangrijk voor Nederland.
De verwerkingsopdracht is een praktische opdracht. Volg hiervoor onderstaand stappenplan.
Ga naar de supermarkt en zoek 10 verschillende producten die uit verschillende landen komen.
tip: kijk goed op de etiketten om deze informatie te achterhalen.
Schrijf de producten en de landen van herkomst op.
Ga weer naar huis voor stap 4 (en neem evt nog een boodschapje voor je moeder mee ;)).
Zoek uit hoe deze producten in Nederland gekomen zijn en welke rol ze spelen in onze economie.
via welke routes komen ze binnen?;
met welke transportmiddelen?;
hoeveel van deze goederen importeren wij in Nederland?
Maak hiervan een wereldkaart, een Keynote of een verslag waarin je jouw verwerking laat zien.
Plaats je product in Seesaw.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
Tip: als je je verder wilt verdiepen in Internationale ontwikkelingen, dan kan dat via deze quest:
Werk je reflective journal in Egodact bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Schrijf dit stuk onder je vorige reflective journal. Schrijf de datum van vandaag.
Welk deel van de handel is voor jou het meest opvallend?
Kijk jij naar of je voedsel dichtbij of ver weg geproduceerd wordt? En of het op een milieuvriendelijke wijze hier komt? Waarom wel, waarom niet?
Informatie & bronnen
Commerciële reden: In verre landen zoals India groeide verschillende soorten specerijen. Deze specerijen zoals nootmuskaat, kanaal en peper waren erg populair in Europa. Ze waren echter moeilijk te verkrijgen op de Arabieren gedomineerde markt. De Europes vorsten vonden het beter om ze zelf op te halen om zo meer geld te verdienen. De ontdekkingsreizen waren een soort speurtochten naar deze specerijen.
Wat hadden de Europeanen te zoeken in Azië, Afrika en Amerika? Wat dreef hen ertoe om de zeeën te gaan bevaren richting bijna alle continenten? In de middeleeuwen hadden Europese handelaren contacten met kooplieden uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Deze kooplieden handelden in producten als suiker – verkregen uit suikerriet – edelstenen, zijde en specerijen. Voor specerijen als kaneel, gember, peper, nootmuskaat en kruidnagel waren populair. Ze werden gebruikt bij het bereiden van eten, om de smaak te verhogen en het eten langer houdbaar te maken. Bovendien konden mensen door het gebruik van specerijen laten zien hoe rijk ze waren. Hoe meer er in een gerecht gebruikt werd, hoe rijker iemand was. Een hand vol peperkorrels was namelijk zo duur als een heel varken. Daarom de uitspraak: ‘het is peperduur’.
Specerijen en exotische goederen kwamen uit Oost-Azië. Karavanen voerden de kostbare goederen over land aan. Vandaar dat de handelsroute de zijderoute heette, vernoemd naar de dure stof zijde die uit Azië kwam; waarvan één gram meer waard was dan één gram goud. Maar de handelaren legden deze reis niet helemaal zelf af. Als een handelaar een gedeelte van de route had afgelegd, verkocht hij zijn producten door aan een andere handelaar. Deze voltooide dan de volgende etappe van de reis. Elke handelaar moest aan deze handel verdienen. Daardoor werden de specerijen steeds duurder. Doordat de Europeanen niet zelf in Azië handelden, profiteerden de handelaren – vooral uit het Midden-Oosten – van deze tussenhandel.
Bovendien was de zijderoute speciaal. Het was een van de meest veilige routes naar Azië. Daar had het Mongoolse Rijk voor gezorgd door de routes te laten bewaken door soldaten. Rovers en bandieten werden bij overvalpogingen van handelskaravanen streng gestraft door de Khan, de leider van het rijk. Europeanen waren zich daar niet van bewust, want slechts enkele Europeanen durfden de reis naar Azië aan waaronder Marco Polo in 1272. Deze koopman verbleef vele jaren aan het hof van Koeblai Khan als Europees gezant en bron van informatie over het christendom en Europese gebruiken. Want Koeblai had nog nooit een blanke Europeaan ontmoet. Uit Marco Polo’s reisverslagen weten historici dat het Mongoolse Rijk heel belangrijk was bij het veiligstellen van de zijderoute.
De opvolgers van Koeblai Khan hadden om verschillende redenen moeite met hun rijk bij te elkaar houden, waardoor het uiteindelijk in 1294 uiteenviel. Dit uiteenvallen had als gevolg dat de wegen die de reizigers en handelaren namen richting Azië niet meer werden beschermd.
Handel was een belangrijke reden om op ontdekkingsreis te gaan. Er werden gebieden ontdekt waarvan men niet wist dat ze bestonden. Dat had grote gevolgen. Er werd geprobeerd om uit deze gebieden zoveel mogelijk rijkdom te halen. Men ging de gebieden exploiteren (beheren met als doel winst maken).
Er kwamen plantages met handelsgewassen en men zocht overal naar edelmetalen. Voor de oorspronkelijke bewoners, de indianen, was dit een grote ramp. Ze werden vermoord of ze stierven door ziektes die de Europeanen verspreidden.
Nieuw voedsel
Door de ontdekking van Amerika leerden de ontdekkingsreizigers veel nieuwe producten kennen, zoals mais en tomaten. Veel van deze producten vinden wij nu heel normaal. Aardappels en bonen konden goed worden gekweekt in het Europese klimaat.
Wereldeconomie
De wereldeconomie is het geheel van economische betrekkingen tussen de landen van de wereld. Het is niet alleen een optelling van alle nationale economieën, maar ook de onderlinge interactie. Deze wereldwijde interactie is pas echt mogelijk geworden door de technologische vernieuwingen van de Moderne Tijd.
Hoewel er al voor de vijftiende eeuw contacten waren tussen de verschillende beschavingen, ontstond pas vanaf het tijdperk van de grote ontdekkingen een wereldeconomie waarbij alle economieën steeds intensiever met elkaar in contact stonden. Door Braudel werden de eerdere betrekkingen aangeduid als wereld-economieën met koppelteken om aan te geven dat deze niet de gehele wereld omspanden, maar economisch autonome delen van de wereld waren.[2]
De industriële revolutie veranderde de economische verhoudingen drastisch. Meer dan een eeuw zou Azië niet meer de grootste economie zijn.
Hoewel Europa vanaf de elfde eeuw bezig was aan een inhaalslag, bleef China als eerste markteconomie tot 1800 de grootste economie. Aan het begin van de negentiende eeuw nam China dan ook nog ongeveer een derde van de wereldeconomie voor zijn rekening en Azië in zijn geheel ongeveer 60%. Economische groei werd eerder voornamelijk veroorzaakt door bevolkingsgroei. Hoewel de economische groei gedurende de Vroegmoderne Tijd met minder dan 0,25% per jaar naar de huidige maatstaven laag was, lag dit aanmerkelijk hoger dan in de voorgaande periodes.
Peperduur
Peper vormde wat omvang betrekt ongeveer 70 procent van de specerijenhandel, maar andere producten van nog verder weg – nootmuskaat en foelie, kaneel, gember, kruidnagel en kurkuma, en ook verscheidene grotendeels vergeten exotische producten als kalmoes, duivelsdrek, ajowan, galangawortel of laos en zedoarwortel – begonnen hun weg te vinden naar Europa en werden nog kostbaarder. Specerijen werden eeuwenlang niet alleen de meest gewaardeerde gewassen ter wereld, maar werden bovendien meer gekoesterd dan enig ander product. De specerijeilanden, verschillen in het verre oosten, bleven heel begeerlijk, prestigieus en exotisch, waardoor het zo’n triomf was toen Jacobus I twee kleine eilandjes in bezit kreeg dat hij zich een tijdje graag uitgaf voor ‘Koning van Engeland, Schotland, Ierland, Frankrijk, Pulau Ai en Pulau Run’.
Al die specerijen bereikten Europa via een ingewikkeld netwerk van handelaars, die uiteraard allemaal een provisie berekenden. Wanneer nootmuskaat en foelie eindelijk de Europese markten bereikten, brachten ze wel zestigduizend keer zoveel op als waarvoor ze in het verre oosten waren verkocht. Het was onvermijdelijk slechts een kwestie van tijd voor de mensen aan het eind van de aanvoerroute tot de conclusie kwamen dat het een stuk lucratiever zou zijn om de tussenhandel over te slaan en alle winst aan het begin op te strijken.
Zo begon het beroemde tijdperk van de ontdekkingsreizen. Christopher Columbus kennen we het best van alle vroege ontdekkingsreizigers, maar hij was niet de eerste. In 1487, vijf jaar voor hem, voeren Fernaõ Dulmo en João Estreito vanuit Portugal de onbekende Atlantische Oceaan op, nadat zee een eed hadden afgelegd dat ze zouden terugkomen als ze na veertig dagen nog niets hadden gevonden. Dat was het laatste wat iemand ooit van hen heeft gehoord. Het bleek helemaal niet zo gemakkelijk te zijn om de juiste wind te vinden die je weer naar Europa terugbracht. Columbus’ ware prestatie bestond eruit dat het hem was gelukt de oceaan met succes in beide richtingen over te steken. Hoewel hij een redelijk bekwame zeeman was, blonk hij niet uit in veel andere dingen, vooral niet in aardrijkskunde, een vakgebied dat toch van cruciaal belang lijkt voor een ontdekkingsreiziger. Het is knap lastig een ander historisch figuur te noemen die met minder kundigheid meer blijvende roem heeft weten te verwerven. Hij was haast aandoenlijk ongeschikt voor zijn taak. Hij heeft bijna acht jaar heen en weer gezwalkt tussen de Caraïbische eilanden en de kust van Zuid-Amerika in de overtuiging dat hij in het hart van het oosten was en dat Japan en China aan de rand van elke zonsondergang lagen. Het is nooit tot hem doorgedrongen dat Cuba een eiland was en hij heeft nooit voet aan wal gezet op, of zelfs maar het bestaan vermoed van, de landmassa ten noorden ervan waarvan iedereen denkt dat hij hem heeft ontdekt: het grondgebied van de toekomstige Verenigde Staten. Hij heeft zijn ruimen gevuld met waardeloos pyriet in de veronderstelling dat het goud was en met iets waarvan hij vol vertrouwen geloofde dat het kaneel en peper was. Het eerste was waardeloze boomschors en het tweede was geen echte peper maar chilipeper – voortreffelijk als je enig idee hebt wat het is, maar na een enthousiaste flinke hap schieten er vaak tranen in je ogen van verbazing.
Na de trans-Atlantische slavenhandel ontstond de driehoekshandel. De driehoekshandel verwijst naar de handelsafspraken tussen de drie werelddelen: Amerika, Europa en Afrika.
Europa nam geweren, textiel, glas en sieraden mee naar Afrika en in ruil daarvoor stuurde Afrika slaven naar Amerika. In Amerika werden de slaven verkocht aan Europese handelaren zodat de slaven konden werken op plantages en in mijnen. Van de opbrengsten kochten ze suiker, tabak en andere producten en stuurden die naar Europa, waar ze weer verkocht werden. Van die opbrengsten kocht Europa geweren, textiel en glas om naar Afrika te sturen.
En zo begon de cyclus van de driehoekshandel.
De Europese expansie en de Nederlandse economie, 1600-1800
Rijk aan de rand van de wereld?
Om twee redenen was Nederland tussen 1600 en 1800 een bijzonder land. Anders dan vrijwel alle andere landen in Europa was Nederland een republiek en die regeringsvorm leek lange tijd veel voordelen te bieden. Geen hof, geen adel, maar eenvoudige, hardwerkende handelsfamilies maakten de dienst uit.
Politieke vluchtelingen en godsdienstige minderheden zochten vaak hun toevlucht in de Republiek, omdat zij daar niet werden vervolgd. Waar kreeg de economie meer kansen dan in Nederland? Een tweede reden was de expansie overzee. Geen land ter wereld heeft zo’n groot handelsimperium opgebouwd in Azië en ook in het Atlantische gebied was Nederland aanvankelijk een belangrijke speler.
In onze ogen botsten deze twee bijzondere kenmerken van Nederland met elkaar. In het overzeese Nederland leken de hardhandige uitroeiing van de bevolking van Banda, evenals de slavenhandel en de slavernij in Oost en West in lijnrechte tegenstelling te staan tot de liberale, tolerante cultuur van het Europese Nederland.
Nu was deze spagaat niet uniek. Ook in het overzeese Engeland en Frankrijk waren de zeden, gewoonten en wetgeving anders dan in het moederland. Dat verschil leidde in die landen tegen het einde van de achttiende eeuw tot onvrede. Niet dat er in die landen werd getwijfeld aan de superioriteit van Europa, maar de Afrikanen, Indianen en Aziaten verdienden toch een minimum aan respect en zouden niet langer als vee verhandeld en verkocht moeten worden. In Nederland ontbrak zo’n discours vrijwel, en dat zou het gevolg kunnen zijn van het feit dat de handel met verre continenten voor ons land economisch veel meer gewicht in de schaal legde dan voor de veel grotere en anders georiënteerde economieën van de buurlanden met veel meer interne bedrijvigheid. Je zaagt niet de tak af, waarop je zit.
Op zich blijkt die veronderstelling juist. In een schatting van het Nederlandse nationaal inkomen rond 1800 komt het totaal uit op ruim 300 miljoen gulden, waarvan nog niet de helft werd gegenereerd door de landbouw. Ongeveer 20 miljoen was afkomstig uit de handel met Oost- en West-Indië, dus minder dan 10 procent, en daarvan namen de door slaven bewerkte koffie-, suiker- en katoenplantages iets minder dan de helft voor hun rekening. Hoe moeten we die 10 procent wegen? Het zou kunnen zijn dat de langeafstandshandel een veel grotere uitstraling op de economie had dan de landbouw of de binnenlandse handel. De overzeese handel vereiste immers veel planning, ingewikkelde betalingsinstrumenten, grote investeringen en veel, heel veel menskracht. Al die elementen zouden wel eens belangrijker geweest kunnen zijn voor de latere modernisering van Nederland dan bijvoorbeeld de effecten van de landbouw, waar traditie en kleinschaligheid een veel grotere rol speelden.
“Voor vrijwel alle koloniale machten blijkt het overzeese rijk op den duur een economische rem te zijn geworden.
Deze hypothese wordt echter niet door de feiten ondersteund, want de Nederlandse economie moderniseerde niet, maar stagneerde juist aan het einde van de achttiende en in de eerste helft van de negentiende eeuw in vergelijking met de buurlanden. Dat de Nederlandse activiteiten overzee vol risico’s waren, gepaard gingen met veel geweld en onmenselijke werk- en leefomstandigheden, met grootscheepse slavenhandel en slavernij en met een desastreus hoge sterfte onder Europeanen en niet-Europeanen van hoog tot laag, betekende blijkbaar nog niet dat die activiteiten alleen al daarom winstgevend waren en zelfs niet dat ze economisch uitzonderlijk belangrijk waren.
Laten we eerst eens de invloed op de Nederlandse economie van onze ‘nationale trots’, de VOC proberen te meten. Wat heeft deze indrukwekkende onderneming eigenlijk tot stand gebracht? De VOC heeft een beperkt aantal Aziatische luxe producten naar Nederland vervoerd en verkocht, maar zeker geen wezenlijke veranderingen in de economie teweeggebracht. De textiel, de koffie en thee noch de specerijen waren producten die het leven in Nederland en Europa diepgaand hebben veranderd. Ze verscherpten de sociale verschillen, omdat het arme deel van de Nederlandse bevolking die producten niet of niet vaak kon aanschaffen. Het bewijs daarvoor is de trage groei van de afzet: ongeveer 1 procent per jaar. Tegen het einde van de achttiende eeuw consumeerde iedere bewoner van Europa gemiddeld één pond Aziatische producten. De VOC heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat die consumptie in Nederland wat hoger lag dan het Europese gemiddelde, maar ook dan is het effect bescheiden, om niet te zeggen zeer bescheiden.
Dat gold ook voor het aandeel van de VOC in de Nederlandse koopvaardijvloot. Op het jaarlijkse aantal van 4000 schepen maakten de vijftig tot zestig uitvarende en binnenkomende VOC-schepen maar een paar procent uit. Die rekensom doet echter geen recht aan het aandeel van de VOC in de totale Nederlandse scheepstonnage en in het aantal gevaren zeemijlen. De VOC-schepen behoorden immers tot de grootste koopvaardijschepen uit die tijd en ook hun reizen duurden veel langer dan die van schepen met vaarroutes binnen Europa. Ook de waarde van de goederen was veel hoger dan gemiddeld en overtrof in de loop van de achttiende eeuw zelfs de waarde van de ‘moedernegotie’, de handel met de landen rond de Oostzee.
Daar komen we bij de crux van dit verhaal. De bovenstaande cijfers doen uitkomen dat de VOC niet een overheersende positie in de Nederlandse koopvaardij innam, laat staan in de Nederlandse economie als geheel, maar het is opvallend dat die positie in de loop van de achttiende eeuw steeds belangrijker werd. Voor de WIC gold weliswaar het omgekeerde: die Compagnie beëindigde haar commerciële activiteiten rond het midden van de achttiende eeuw, maar de omvang van de Nederlandse handel in het Atlantisch gebied nam toe door de groei van privérederijen. Omdat de Nederlandse handel binnen Europa stagneerde of terugliep, werd Nederland steeds meer een draaischijf van koloniale waren en het is de vraag of dat een stimulans heeft gegeven aan economische vernieuwing.
Het antwoord op die vraag verschilt van eeuw tot eeuw. In de zeventiende eeuw had de Republiek voordeel van haar omvangrijke handel met Azië, Afrika en de Nieuwe Wereld, want die versterkte de positie van Nederland op de Europese goederenmarkt. In de loop van de achttiende eeuw werd het belang van de band met Azië minder uniek, want de buitenlandse concurrentie had niet stilgezeten. Van productinnovatie kon geen sprake zijn, want de VOC produceerde in Azië nauwelijks goederen en zij was vrijwel geheel afhankelijk van Aziatische producenten. Dat wil niet zeggen dat de samenstelling van de retourladingen uit Azië altijd maar gelijk bleef, want er werden procentueel steeds minder dure, hoogwaardige specerijen uit Azië naar Nederland gezonden, en steeds meer textiel, koffie en thee. De VOC moest dus meer en grotere schepen bouwen en in de vaart houden, meer varen, harder werken en meer personeel in dienst nemen en houden, en dat alles voor lagere winsten. Dat proces kan geen opstapje naar, laat staan een goede voorbereiding op een moderne economie worden genoemd.
Was het zonder VOC beter met Nederland gegaan? Dat is niet zeker. De VOC deed een groot beroep op de markt voor zeelieden en zonder de Compagnie was de toestroom van honderdduizenden arme, ongehuwde, jonge arbeidsmigranten naar Nederland veel kleiner geweest. Ook het aantal Hollandse en Zeeuwse mannen dat ter zee voer, zou zonder de VOC geringer zijn geweest, maar onduidelijk is in welke andere sectoren van de economie ze dan emplooi hadden gevonden. Wel zouden al die Nederlandse en buitenlandse personeelsleden van de VOC bij andere werkgevers langer hebben geleefd. De hoge sterfte onder het VOC personeel is al genoemd en waarschijnlijk keerde minder dan de helft van het uitgezonden personeel levend naar Nederland terug, zij het dat de sterfte disproportioneel veel hoger was onder de lagere rangen en vooral onder de VOC-soldaten, van wie verreweg de meesten uit het buitenland kwamen.
Binnenzijde van het oudst bekende VOC-aandeel. Dit document werd in 2010 door een geschiedenisstudent ontdekt in het Westfries Archief in Hoorn
Wat gold voor de mensen, gold ook voor het geld. De VOC heeft een groot beroep op de Nederlandse kapitaalmarkt gedaan, en het is de vraag wat er met dat geld zou zijn gebeurd als de Compagnie niet had bestaan of eerder ter ziele was gegaan. Door de bijzondere dividendpolitiek van de directie van de Compagnie, de Heren XVII, werden de aandelen in de Compagnie door de beleggers min of meer gelijk gesteld aan staatsobligaties met een rendement van enkele procenten, zoals toen gewoon was. Veel beleggingsalternatieven voor de VOC-aandelen en obligaties waren er niet. Zonder de Compagnie hadden vermogende Nederlanders wellicht meer buitenlandse staatspapieren gekocht en was de rente op de kapitaalmarkt mogelijk een fractie lager geweest.
“In de achttiende eeuw heeft de VOC de relatieve achteruitgang van de Nederlandse economie gedempt, maar zij heeft niet bijgedragen aan de modernisering van de Nederlandse volkshuishouding. Er zou zelfs reden kunnen zijn om te veronderstellen dat Nederland eerder de bakens had verzet en zich eerder had ingespannen om in Europa weer mee te komen als de VOC al rond 1700 had opgehouden te bestaan.”
Was de uitvoer via de VOC belangrijk voor de Nederlandse nijverheid? In de loop van haar bestaan stuurde de Compagnie immers niet alleen maar geld naar Azië voor de aanschaf van Aziatische producten, maar ook goederen zoals het Leidse laken, waarvoor in Japan en China veel belangstelling bestond. Dat heeft sommige takken van industrie meer omzet en winst opgeleverd, maar 2 miljoen is op de totale export van nijverheidsproducten van 15 miljoen wel belangrijk, maar niet essentieel. Zonder de VOC zou een deel van deze producten in Europa zijn verkocht en dat zou door de moordende concurrentie een veel grotere commerciële uitdaging zijn geweest dan de afzet via de VOC.
Kortom, in de achttiende eeuw heeft de VOC de relatieve achteruitgang van de Nederlandse economie gedempt, maar zij heeft niet bijgedragen aan de modernisering van de Nederlandse volkshuishouding. Er zou zelfs reden kunnen zijn om te veronderstellen dat Nederland eerder de bakens had verzet en zich eerder had ingespannen om in Europa weer mee te komen als de VOC al rond 1700 had opgehouden te bestaan. Dan waren er meer kapitaal en arbeid beschikbaar geweest voor nieuwe activiteiten. In de achttiende eeuw was de Compagnie een instrument van de behoudzuchtige regentenelite geworden, die via staatssubsidies de belastingbetalers van Nederland aan hun onderneming lieten meebetalen. Geen wonder dat aan het einde van de achttiende eeuw de VOC voor Patriotten als een rode doek fungeerde. De Compagnie symboliseerde toen alles wat de regentenkliek fout had gedaan.
De handel met Azië mocht dan een relatief beperkte invloed hebben gehad op de Nederlandse economie, dat zou met de handel in het Atlantische gebied wel eens anders geweest kunnen zijn. In die regio ging het immers om de export van goederen en niet van geld, en om de import van bulkproducten en niet van luxe artikelen. Voorts vormden de slavenhandel en de plantageslavernij een essentieel onderdeel van de Atlantische economie, en Nederland zou zich daaraan toch niet bezondigd hebben als die instituties niet flink wat hadden opgeleverd.
Deze veronderstellingen hebben in de geschiedschrijving over het Engelse en Noord-Amerikaanse aandeel in de Atlantische economie tot hevige debatten geleid. Engeland was immers het land met het grootste aantal slaven in zijn koloniën en zijn rederijen vervoerden in de tweede helft van de achttiende eeuw de meeste slaven over de Atlantische Oceaan. Het kon toch geen toeval zijn dat Engeland ook het land was waar de Industriële Revolutie zijn zegetocht was begonnen. Dan ligt het voor de hand om aan te nemen dat de Engelsen en later het Westen als geheel rijk zijn geworden ten koste van de menselijke ellende, de hoge sterfte en de voortdurende discriminatie van de Afrikaanse slaven.
Dat emotionele debat is voor Nederland niet relevant, want in ons land begon de Industriële Revolutie pas laat in de negentiende eeuw, toen de slavenhandel en de slavernij allang waren afgeschaft. Bovendien daalde de omvang van de Nederlandse slavenhandel scherp tegen het einde van de achttiende eeuw, omdat de plantagekolonie Suriname werd geteisterd door een hardnekkige kredietcrisis, die de beleggers kopschuw maakte. Het sterkste argument voor de these dat de Atlantische economie voor Engeland tegen het einde van de achttiende eeuw veel belangrijker was dan voor Nederland ligt in het feit dat rond 1750 in Engeland ongeveer een derde van zijn handel met de Nieuwe Wereld dreef, terwijl dat percentage voor Nederland nog geen tien procent bedroeg.
De handel en productie in het Atlantische gebied mogen dan in Nederland geen doorbraak naar een moderne economie hebben bewerkstelligd, deze activiteiten waren wel in staat om in bepaalde steden en in bepaalde takken van nijverheid relatief veel inkomen te genereren. Het aantal schepen van een naar Atlantische bestemmingen buiten Europa was veel groter dan dat van de VOC, maar nog steeds veel kleiner dan het aantal uittredingen binnen Europa. Dat betekende dat zonder de handel op Afrika en de Nieuwe Wereld de werven in Nederland weliswaar minder groot en talrijk zouden zijn geweest, maar dat er ook zonder Atlantisch gebied nog steeds scheepswerven in Nederland zouden zijn geweest. Dat geldt ook voor de bedrijven die buskruit, geweren, textiel en alcoholica maakten, producten die gebruikt werden om op de kust van Afrika slaven in te kopen en om de slaven op de plantages in de West van kleding te voorzien. Overigens was een flink deel van de door Nederland in het Atlantische gebied verhandelde textiel niet uit eigen land afkomstig, maar uit de buurlanden en uit Azië.
Zelfs voor de aanvoer van tropische landbouwproducten waren de Nederlandse plantagekoloniën niet strikt noodzakelijk, want de meeste ruwe suiker voor de 130 Nederlandse suikerraffinaderijen was afkomstig uit vreemde koloniën, aangekocht in Europese havensteden. Katoen uit het Caribische gebied, een belangrijke stimulans voor de industrialisering van Engeland, had op de modernisering van de achterlopende textielnijverheid in Nederland geen invloed. Bovendien bleek het Atlantische gebied anders dan voor beleggers in Engeland en Frankrijk voor de Nederlandse kapitaalbezitters een bodemloze put, omdat veel plantagehypotheken nooit zijn afgelost. De Nederlandse rederijen, die in het Atlantische gebied opereerden, maakten geen uitzonderlijke winsten. Integendeel, de Nederlandse slavenrederijen hadden het bijltje er helemaal bij neergelegd als ze aan het einde van de achttiende eeuw geen vrijstelling van belasting hadden gekregen.
Rijk aan de rand van de wereld
De geschiedenis van de Europese expansie overzee mag dan vol jongensboekenromantiek zitten, in economisch opzicht blijkt een overzees rijk een tweesnijdend zwaard te zijn geweest. Aanvankelijk heeft de expansie de economie van de deelnemende landen wel gestimuleerd, maar op den duur werd het overzees rijk een alibi om in de moederlandse economie alles maar bij het oude te laten. Portugal, Spanje en Nederland vormen daarvan het bewijs, want die landen zijn tussen 1500 en 1800 van de economische voorhoede in Europa gedegradeerd tot de achterhoede. De modernisering van Frankrijk, Duitsland en België is evenmin in verband te brengen met hun bezittingen overzee en zelfs voor Engeland waren interne factoren belangrijker dan die van overzee. Voor vrijwel alle koloniale machten blijkt het overzeese rijk op den duur een economische rem te zijn geworden. En naast die economische schade komt daar volgens de normen van vandaag nog de humanitaire schade bij, want de geschiedenis van de Europese expansie zat vol met geweld, dwang en discriminatie.
Toch blijft de geschiedenis zich herhalen, want nog steeds zijn er investeerders in het Westen, die denken in de Derde Wereld gouden bergen te kunnen verdienen en nog steeds heersen er in de exportbedrijven daar arbeidsomstandigheden, die de toets van onze kritiek niet kunnen doorstaan.
~ Piet Emmer
De bovenstaande tekst is een – licht gewijzigd – onderdeel van de conclusie uit Piet Emmer en Jos Gommans, Rijk aan de rand van de wereld: Geschiedenis van Nederland overzee (1600-1800) (Amsterdam: Bert Bakker, 2012)
4. CARTOGRAFIE Wereldbeeld in kaarten
4a. Onderzoek
Wij vinden onze weg tegenwoordig via Google Maps of de TomTom en vinden dat de normaalste zaak van de wereld. Maar vroeger kon dat niet (ook al doen Fokke en Sukke net alsof dat wel kon).
Maar hoe deden ze dat vroeger dan? Daar ga je over leren in deze taak.
Kijk alvast naar het filmpje hieronder voor een introductie.
Hoe worden kaarten gemaakt?
Onderzoek
Portugese en Spaanse cartografen maakten tijdens de expedities op zee kaarten van de nieuwe kusten. Deze kaarten waren staatsgeheim. Andere zeevaarders of andere landen mochten ze niet zien. Er viel immers veel geld te verdienen in de nieuw ontdekte gebieden.Kaarten werden superbelangrijk en het maken van kaarten was een vak apart!
Je doet onderzoek naar cartografie en het belang van kaarten door (tenminste twee van) onderstaande vragen te beantwoorden:
Wat zijn cartografen?
Waar komen de oudste kaarten vandaan? Leg uit wat je hierover vindt via de bronnen hiernaast en/of Google.
Hoe teken je een bol op een plat vlak?
Hoe dacht men dat de wereld eruit zag in de 15e eeuw? Geef voorbeelden door kaarten uit die tijd te laten zien
: beantwoord twee vragen
: beantwoord drie vragen
: beantwoord vier vragen
Bronnen: hiernaast vind je bij het kopje 'Informatie & bronnen' bijna alles wat je nodig hebt. Je kunt natuurlijk ook zelf op zoek gaan naar (extra) materiaal. Vergeet dan niet om je extra bronnen te noteren in je logboek.
Plaats de vragen met jullie antwoorden in Seesaw.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
4b. Verwerking
Verwerking
Als verwerking ga je zelf een kaart maken waarop twee vaarroutes van ontdekkingsreizigers te zien zijn. Volg daarvoor onderstaand stappenplan.
Download hier een wereldkaart (Bestand - Downloaden als).
Print deze uit.
Kijk nog eens terug naar je onderzoek over wie de belangrijkste ontdekkingsreizigers waren.
Kies er twee: een buitenlandse en een Nederlandse.
Teken hun routes in verschillende kleuren op de kaart.
Natuurlijk schrijf je bij de routes de namen van de ontdekkingsreizigers.
Schrijf voor beide reizen een kort informatief stukje op een los papiertje. Denk aan: data, opdrachtgever, reisdoel, reislengte.
Plak je losse stukjes papier op een (leeg) plekje van je kaart en verbind die met de route waar het bij hoort.
Maak een foto van je kaart en plaats die in Seesaw.
Als we weer op school zijn (joepie), geef dan je kaart een mooie plek op een prikbord op je basecamp, zodat andere leerlingen er ook iets van kunnen leren.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
Vind je kaarten tekenen supermoeilijk? In de les hieronder vind je uitgebreide informatie en tips over hoe je dat het beste kunt aanpakken.
Hier vind je extra uitleg over het tekenen van kaarten! Op een kaart kun je aangeven waar een gebeurtenis heeft plaatsgevonden of gaat plaatsvinden.
4c. Reflective Journal
Reflective Journal
Werk je reflective journal in Egodact bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Schrijf dit stuk onder je vorige reflective journal. Schrijf de datum van vandaag.
Welk onderdeel van de cartografie vond jij het interessantst?
Hoe vind jij nu je weg als je niet weet waar je moet zijn? Welke hulpmiddelen gebruik jij dan?
Ben jij goed in kaartlezen? Waarom wel/niet?
Informatie & bronnen
Kaarten
Portugese en Spaanse cartografen maakten tijdens de expedities op zee kaarten van de nieuwe kusten. Deze kaarten waren staatsgeheim. Andere zeevaarders of andere landen mochten ze niet zien. Er viel immers veel geld te verdienen in de nieuw ontdekte gebieden.
Er stonden strenge straffen op het doorgeven van kaarten.
Aan het einde van de 16e eeuw gingen ook de Nederlanders en Engelsen op expeditie.
De cartografische kennis van de Spanjaarden en Portugezen was toen geen geheim meer.
De Piri Reis-kaart is een kaart, getekend op gazellehuid, die in 1929 door een groep historici gevonden werd. Uit onderzoek bleek dat het een echt document was dat door de Ottomaans-Turkse admiraal Piri Re'is in 1513 werd gemaakt.
Diverse zeekaarten, ook wel portolanen genaamd, waren tijdens de Middeleeuwen in omloop, accurate kaarten waarop de meest in gebruik zijnde vaarroutes, met kustlijnen, havens, doorvaarten en baaien stonden vermeld. De meeste van deze kaarten richtten zich op de Middellandse Zee, de Egeïsche Zee en andere bekende routes. Er was een eeuwenoude traditie van zeevaart op de Middellandse Zee. Deze kennis werd verzameld en bestudeerd in de grote bibliotheek van Alexandrië (Egypte). De compilatiekaarten werden gemaakt door de geografen die daar werkten.
Piri Reis gebruikte verschillende bronnen en de eigen waarnemingen die hij tijdens zijn reizen deed om de kaart te kunnen tekenen. In een aantal nota’s gaf hij aan hoe hij de kaart had samengesteld. Verbazend is dat zijn kaart ook al informatie van de reis van Christoffel Columbus bevat van nog geen twintig jaar eerder.
De geschiedenis van de aardrijkskunde begint in de oudheid met kaarten met legende uit Babylon, hoewel de mensen in de prehistorie de hemel en de aarde al afgebeeld hadden. De Grieken maten de omtrek van de aarde en de Romeinen legden heirbanen aan. In de middeleeuwen brachten vooral de Perziërs en de Chinezen de aardrijkskunde vooruit met hun kaartprojecties. Met de ontdekkingsreizen in de nieuwe tijd werden de werelddelen Amerika en Australië van de Nieuwe Wereld ontdekt, maar pas in de nieuwste tijd werd Antarctica ontdekt. In de moderne tijd breidde de kennis enorm uit en werd ze voor iedereen digitaal toegankelijk.
Bernhardus Varenius schreef zijn Geographia Generalis.[84]Gerardus Mercator (1512-1594) bracht zijn wereldkaart uit en bedacht de mercatorprojectie, die navigatie vereenvoudigde, omdat een vaste koers met een rechte lijn overeenkwam.[85]Jodocus Hondius gaf de atlassen van Mercator uit. De verbreiding van de kaarten en atlassen was mogelijk doordat Gutenberg de boekdrukkunst had ingevoerd.
Abraham Ortelius (1527-1598) bracht de eerste atlasTheatrum Orbis Terrarum uit met telkens een kaart en op de achterkand de uitleg erbij.[86] Ortelius merkte in 1596 in het woord vooraf bij zijn Thesaurus Geographicus al op, dat de westkust van Afrika paste in de oostkust van Zuid-Amerika, wat leidde tot de hypothese dat ze ooit één continent geweest waren.[87]
Vanaf 1550 publiceerde Giovanni Battista Ramusio in Venetië Delle navigationi e viaggi.[88]Richard Hakluyt publiceerde in Engeland in 1528Divers Voyages Touching the Discoverie of America en in 1600The Principal Navigations, Voiages, Traffiques and Discoueries of the English Nation.[89]Theodoor de Bry uit Luik publiceerde India Occidentalis Westelijk Indië over Amerika en India Orientalis Oostelijk Indië over Indië.[90]
Mercator zag zichzelf veel meer als een wetenschappelijk kosmograaf, dan als iemand die met het maken en verkopen van kaarten zijn brood moest verdienen. Zijn productie bleef beperkt. Hij is bekend van een globepaar, een vijftal wandkaarten en een onvoltooide kosmografie. Daarnaast introduceerde hij het woord atlas. Dit woord omvatte destijds alle kaarten van de kosmos; dus van zowel het heelal als de aarde. Zijn producten, die Mercator voornamelijk in de Duitse Rijnstad Duisburg vervaardigde, hadden voor de latere commerciële kaartmakers in de Nederlanden een significante invloed.
Mercators successen. En dat is heel wat: de invoering van de Latijnse cursief in de cartografie, de berekening van de magnetische noodpool, de eerste voorstelling van loxodromen op globen en kaarten, het eerste gebruik van het begrip ‘atlas’ en vooral de introductie van de ‘mercatorprojectie’ met wassende breedten als betrouwbaar oriëntatiemiddel voor navigatiekaarten.
5. INHEEMSE BEVOLKING
5a. Onderzoek
Introductie
De ontdekking van Amerika door Christoffel Columbus staat bekend als een van de grootste ontdekkingen in de wereld, maar dit wordt niet door iedereen gezien als iets positiefs. De inheemse bevolking die toen op het continent Amerika woonden, is bijna allemaal uitgemoord. Hoe is dat eigenlijk gebeurd? En zijn er nog meer inheemse volken dan de Indianen? Kijk eens naar de korte filmpjes hieronder om meer te weten te komen over inheemse bevolkingen.
Onderzoek
Hieronder vind je een lijst met inheemse bevolkingen van allerlei 'ontdekte' werelddelen. Je gaat een vergelijkend onderzoek doen naar bevolkingen uit verschillende werelddelen.
In je onderzoek vergelijk je de volkeren op een aantal punten, namelijk locatie (waar ze woonden/wonen), tijd (wanneer werden ze 'ontdekt'? Wat was hun hoogtij-periode?), religie (waar ze in geloofden/geloven), mate van beschaving (of ze een eenvoudige levenswijze hadden of juist hele steden hadden gebouwd), ambachtenen kunst (wat maakten ze? Waar waren ze goed in?), taal (wat voor taal spraken/spreken ze? En is daar nog iets van over?) en een punt dat jezelf verzint (bijvoorbeeld kleding, muziek, politiek systeem, eten, enz enz enz).
Je onderzoek verwerk je in een vergelijkingstabel zoals in het voorbeeld hieronder.
: vergelijk twee bevolkingsgroepen (uit verschillende werelddelen)
: vergelijk drie bevolkingsgroepen (uit verschillende werelddelen)
: vergelijk vier bevolkingsgroepen (uit verschillende werelddelen)
Inheemse Noord-Amerikanen
Sioux
Apache
Cherokee
Cheyenne
Inheemse Midden/Zuid-Amerikanen
Azteken
Inca's
Maya's
Inheemse Australiërs/Oceaniërs
Aboriginals
Maori
Torres Strait Islanders
Polynesiërs
Papoea's
Bronnen: hiernaast vind je bij het kopje 'Informatie & bronnen' bijna alles wat je nodig hebt. Je kunt natuurlijk ook zelf op zoek gaan naar (extra) materiaal. Vergeet dan niet om je extra bronnen te noteren in je logboek.
Plaats een screenshot van je vergelijkingstabel in Seesaw.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
5b. Verwerking
Verwerking
In je onderzoek heb je twee of meer inheemse bevolkingsgroepen met elkaar vergeleken. In de verwerkingsopdracht ga je met één bevolkingsgroep aan de slag: kies degene die je het meest aanspreekt.
In de verwerkingsopdracht ga je oefenen met de leerspier Empathie. Je gaat je namelijk proberen in te leven in een "inboorling" en visualiseren hoe hij/zij de kolonisatie ervaren heeft. Ook ga je je inleven in een "hedendaags" lid van een inheemse bevolking. Dit kun je doen door een vlog te maken of een (paar dagen uit een) dagboek te schrijven. In je dagboek/vlog beschrijf je:
"inboorling tijdens de kolonisatie"
Je dag in het kort: waar woon je, wat heb je vanochtend ontbeten, hoe ben je je dag begonnen, wat heb je aan, wat ben je aan het doen?;
Welke ontdekkingsreiziger / kolonist je vandaag ontmoet hebt;
Hoe je je voelt over die ontdekkingsreiziger/kolonist. Ben je bijvoorbeeld bang, of heb je juist zin om handel te gaan drijven?
"hedendaagse inheemse bevolking"
Je dag in het kort: waar woon je, wat heb je vanochtend ontbeten, hoe ben je je dag begonnen, wat heb je aan, wat ben je aan het doen?;
Hoe verbonden je je nog voelt met de cultuur en geschiedenis van je oorspronkelijke stam/volk;
Op welke manier jouw stam/volk nog voelbaar/merkbaar is in de moderne maatschappij.
Plaats je vlog/dagboek in Seesaw.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
5c. Reflective Journal
Reflective Journal
Werk je reflective journal in Egodactbij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Schrijf dit stuk onder je vorige reflective journal. Schrijf de datum van vandaag.
Welk(e) volk/stam spreekt jou het meest aan en waarom?
Heb je iets in huis (een kunstwerk, een kledingstuk, sieraad...?) dat duidelijk beïnvloed is door de kunst en cultuur van een inheemse bevolkingsgroep? Zo ja, wat is dat en hoe kom je eraan? Zo nee, zoek een afbeelding van een woonproduct op VT Wonen of een kledingstuk op Zalando dat die invloed duidelijk heeft, en beschrijf wat je daarvan vindt.
Informatie & bronnen
Ga eens op (virtueel) bezoek bij een museum hierover!
Plaatselijke bevolking: De Europeanen en de volkeren die zij tegenkwamen op hun reis konden elkaar meestal totaal niet verstaan. Ook waren veel Europeanen vaak arrogant en probeerde zij de plaatselijke bevolking te bekeren naar het christendom. Om veel verschillende redenen eindigden contact tussen Europeanen en de plaatselijke bevolking wel eens in ruzie, dit met dodelijke afloop.
Tot de vijftiende eeuw, voor de Europeanen kwamen, leefden er zes tot negen miljoen inheemsen in het Amazonegebied. Een eeuw later, na massale epidemieën, waren dat er nog maar een miljoen. Nu zijn er nog honderd geïsoleerde stammen over. De meesten leven in het Amazonegebied.
Inheemse stammen worden op allerlei manieren bedreigd. Zo hebben ze geen immuniteit tegen bepaalde westerse virussen en bacteriën. Griepepidemieën hebben daarom al hele stammen weggevaagd, nadat missionarissen het virus meebrachten.
Kort nadat Columbus de Cariben bereikte, verspreidden Europese ziektekiemen zich in een razend tempo over Noord- en Zuid-Amerika. Het kostte miljoenen oorspronkelijke bewoners het leven. Zij hadden geen weerstand tegen onze 'onschuldige' infectieziektes.
Kort na de oversteek van Columbus in 1492 kregen ziektekiemen de bewoners van het Caribisch gebied in hun greep. Ze verspreidden zich verder naar Mexico, Peru en de rest van de Nieuwe Wereld.
Rond 1527 stierf Inca-keizer Huayna Capac aan een mysterieuze ziekte die zijn gezicht bedekte met korsten. Het rijk van de dode keizer raakte verzwakt en viel uiteen in twee stukken. In 1532 waren er maar 180 Spanjaarden voor nodig om het complete noordelijke Inca-rijk te veroveren en de nieuwe keizer Atahualpa gevangen te nemen.
De inheemse bevolking vocht niet alleen tegen roofzuchtige, gewelddadige Europese kolonisten, maar ook tegen een onzichtbare vijand. Ongeveer een eeuw na de eerste reis van Christoffel Columbus noteerde de Spaanse geschiedschrijver José de Acosta dat zo'n 97 procent van de inwoners van de Caribische kustgebieden was verdwenen.
Welke ziektes de bevolking van Noord- en Zuid-Amerika het zwaarste hebben getroffen, is uit geschreven bronnen niet af te leiden. Er waren geen artsen in de buurt en schrijvers deden weinig moeite om de juiste diagnose te stellen. Wat voor hen telde, was dat de kolonisten er nauwelijks last van hadden en de lokale bevolking wel.
Spaanse teksten vermelden dat de slachtoffers pokken hadden, maar daar kunnen ze ook andere ziektes mee bedoelen waar je bultjes van kreeg: mazelen, waterpokken en tyfus bijvoorbeeld. Waarschijnlijk hadden veel slachtoffers verschillende virussen tegelijk. Zodra je pokken te pakken had, werd je vatbaarder voor bijvoorbeeld pleuris.
Waarom waren de inheemse Amerikanen de klos, en was het niet andersom? Volgens microbiologen komt dat doordat in Azië en Europa al vele duizenden jaren boerderijdieren leven, en in Amerika veel korter. Zo'n tienduizend jaar geleden werden in Azië en Europa voor het eerst koeien, varkens, schapen en andere beesten tam gemaakt.
Het vee werd al snel onmisbaar vanwege de melk, het vlees, de wol en het ploegwerk dat ze leverden. Door het zeer intensieve contact met de dieren sprongen bacteriën en virussen over van de dieren op de boeren. Zo kwamen ze in aanraking met griep, pokken en mazelen. Het leidde regelmatig tot dodelijke uitbraken van ziektes in de Oude Wereld. Maar de inwoners bouwden ook weerstand op.
In Amerika leefden minder dieren die je kon temmen en houden. De enige dieren die de inwoners hielden waren de hond, kalkoen, cavia, lama en muskuseend. Bovendien gebeurde dit veel kleinschaliger dan in Europa of Azië. Daardoor droegen inheemse Amerikanen andere ziektekiemen bij zich dan de Europeanen.
Latijns-Amerikaanse Nahuas worden verzorgd voor hun besmetting met de pokken.
Het was minder prettig dat de columbiaanse uitwisseling ook betrekking had op ziekten. Doordat de oorspronkelijke bewoners niet immuun waren voor veel Europese ziekten werden ze gauw ziek en ‘stierven ze bij bosjes’. Één epidemie, vermoedelijk van virale hepatitis, heeft in de kuststreek van Masschusetts naar schatting het leven gekost aan 90 procent van de oorspronkelijke bevolking. Een ooit machtige stam in de regio van het moderne Texas en Arkansas, de Caddo, nam in aantal af van naar schatting tweehonderdduizend tot maar veertienhonderd – een achteruitgang van meer dan 99 procent. Een soortgelijke uitbraak in het moderne New York zou de bevolking reduceren tot zesenvijftigduizend – ‘niet genoeg om het Yankee Stadium te vullen’, volgens de angstaanjagende woorden van Charles C. Mann. Tijdens de eerste eeuw van contact met Europeanen is de autochtone bevolking van Meso-Amerika door ziekten en slachtpartijen in totaal afgenomen met 90 procent. In ruil daarvoor gaven ze de mannen van Columbus syfilis.
Indianen
De Indianen die in Amerika woonden hadden alleen maar nadeel bij de ontdekkingsreizen. De Spanjaarden konden met een klein leger de Indianen makkelijk veroveren.
De Indianen waren onder de indruk van de blanken met hun vuurwapens en paarden. Dat de Indianen geen christenen waren, maakte de zaak nog eenvoudiger.
Grote en machtige Indianenrijken zoals die van de Azteken, de Inca's en de Maya's werden door de Spanjaarden vernietigd.
Maar de meeste doden vielen door Europese ziekten die de Spanjaarden meebrachten.
Overblijfselen van Machu Picchu,
een van de weinige incasteden
die niet door de Spanjaarden is verwoest.
Columbus geloofde heel zijn leven dat hij echt Indië had bereikt. Dit is ook waarom hij de inheemse bevolking daar Indianen had genoemd.
Een deel van de Indianen in Amerika woonden in een landbouwsamenleving. De volken zoals de Azteken en de Inca's woonden in grote rijken met een landbouwstedelijke samenleving.
Na de ontdekkers kwamen de mensen die het gebied wilden overnemen, de veroveraars. De veroveraars kwamen voornamelijk naar het continent voor goud en rijkdom. Ze hadden gehoord dat de Azteken en Inca's veel goud bezaten en dat de Inca's zelf een hele stad van goud hadden, genaamd El Dorado.
De reden waarom de Europeanen makkelijk het gebied konden veroveren, kwam door een aantal omstandigheden;
De Europeanen hadden betere wapens.
De Europeanen hadden vuurwapens en paarden, terwijl de Indianen pijlen en llamas hadden.
De Indianen hadden veel burgeroorlogen.
Er was bijna constant ruzie over wie de verschillende volken zou moeten leiden, waardoor de Indianen zwak waren geworden door al hun eigen oorlogen.
De Europeanen brachten ziektes met hun mee.
Het leven op zee was nooit hygiënisch. De tocht duurde minimaal 10 weken. Vaak waren er ook ratten aan boord, die verschillende ziektes meenamen vanuit Europa, de boot op en vervolgens mee naar Amerika. De Indianen die die ziektes nooit eerder hadden ervaren, overleden snel.
Azteken en Inca’s
Aan het begin van de zestiende eeuw woonden in Amerika veel verschillende bevolkingsgroepen, ieder met eigen taal en cultuur. Eén van die bevolkingen was de Azteken die leefden in het huidige Mexico. Zij hadden in de vijftiende eeuw veel andere volkeren onderworpen. In 1519 kwamen de Azteken in contact met de Spaanse conquistador Hernán Cortes, die vanaf Cuba met 500 soldaten naar het vasteland was overgestoken. De Azteken aanbidden hun leider Montezuma als een god, maar geloofden dat er ook andere goden waren die het aanbidden waard waren. De Azteken waren zo onder de indruk van Cortes en zijn gezelschap dat zij met veel eerbied werden onthaald. Maar in 1521 maakte eerbied plaats voor ruzie. Zonder veel tegenstand wisten de Spanjaarden de Azteken te onderwerpen. Daarbij kregen de Spanjaarden hulp van de volken die eerder door de Azteken waren verslagen en onderdrukt. Cortés ging daarbij grondig te werk. Daardoor werd de Azteekse beschaving vernietigd en Cortés de nieuwe bestuurder van Mexico.
Een ander groot indiaans rijk behoorde de Inca’s toe. Dit lag aan de westkant van Zuid-Amerika in het gebied van het Andesgebergte. Door samen te werken met andere bevolkingen of deze te onderdrukken, wisten de Inca’s een gigantisch rijk – dat reikte van Ecuador tot diep in Chili – bij elkaar te houden. Om dit rijk goed te kunnen besturen, hadden de Inca’s een effectief communicatiesysteem aangelegd. Over verharde wegen reisden koeriers met boodschappen en opdrachten uit het bestuurscentrum Cuzco door het hele land. Daarnaast werden de wegen gebruikt door de Inca legers. De Inca’s hadden een polytheïstische godsdienst waarin de zon, de maan en de leider van de Inca’s – waarvan werd geloofd dat hij de incarnatie was van de zonnegod Inti – een belangrijke positie hadden.
In 1524 en 1526 ontmoette de leider van de Inca’s de Spaanse conquistador Francesco Pizarro. Tijdens deze ontmoeting viel het Pizarro op dat de Inca’s over veel goud, zilver en edelstenen beschikten. In 1532 zou een derde ontmoeting plaatsvinden in Cuzco tussen de Spanjaarden en de Inca’s. Maar deze ontmoeting verliep niet als gepland. Na een korte ruzie gaf Pizarro het bevel ‘de indianen als mieren te vermorzelen’. Nu de Inca legers niet meer bevelen kregen vanuit Cuzco was het voor Pizarro gemakkelijk het hele Incarijk te veroveren. Het zou niet lang duren voordat ook Portugal zich in deze ‘Nieuwe Wereld’ ging wagen.
6. ILLUSTRATIES
6a. Onderzoek
Als wij tegenwoordig op reis gaan, hebben we onze fotocamera mee om herinneringen vast te leggen. Maar, hoe deden de ontdekkingsreizigers dat? Zij hadden geen mobieltje op zak!
Als de ontdekkingsreiziger zelf een beetje kon tekenen, deed hij dat al in zijn logboek. En anders namen ze kunstenaars mee aan boord, die de mensen, dieren en planten die ze ontdekten vastlegden. In deze taak ga je kritisch leren kijken naar een aantal illustraties over ontdekkingsreizen.
In de video hieronder wordt een boek doorgebladerd met allemaal voorbeelden van dit soort illustraties. Kijk je mee?
Onderzoek
Je gaat een of meerdere illustraties over ontdekkingsreizen bekijken en onderzoeken. Bij de illustraties horen opdrachten. Volg per illustratie het stappenplan hieronder om je onderzoek uit te voeren.
: onderzoek één illustratie volgens het stappenplan.
: onderzoek twee illustraties volgens het stappenplan.
: onderzoek drie illustraties volgens het stappenplan.
Stappenplan
Kies de illustratie(s) die je gaat onderzoeken.
Open het bijbehorende PDF-bestand 'Intro opdrachten'.
In dit PDF-bestand vind je drie opdrachten: Het eerste gezicht, Kijkwijzer en Inhoud.
Deze doe je alle drie.
Ga daarna naar de link 'Verwerkingsopdrachten' die bij je illustratie hoort.
Nu kom je op de website van BeeldKraken terecht.
Hier vind je onder Verwerken meerdere opdrachten die bij deze illustratie horen.
Kies er één of twee die je interessant lijken, en doe deze opdrachten.
Plaats je werkblad 'Intro' opdrachten en je uitwerkingen van de BeeldKraken-Verwerkingsopdrachten in Seesaw.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
Voor de verwerking ga je een praktische fotografie-opdracht doen. Hierbij wordt een flink beroep gedaan op je leerspier Verbeelden.
De situatie
Stel je eens voor dat er een alien in jouw straat zou landen en jou dus zou 'ontdekken'. De alien heeft natuurlijk in zijn ruimteschip ook een fotocamera mee, en heeft als opdracht van zijn thuisplaneet meegekregen dat hij een aantal dingen moet vastleggen van deze nieuwe planeet. Die opdracht luidt:
Opdracht voor het verkennen van een nieuwe planeet: Leg de volgende beelden vast:
Lokale planten
een overzichtsbeeld en twee detailbeelden
Lokale dieren
een overzichtsbeeld en twee detailbeelden
Lokale mensen
een overzichtsbeeld en twee detailbeelden
Lokale beschaving / bebouwing
een overzichtsbeeld en twee detailbeelden
Schrijf een kijkwijzer bij je beelden, zodat wij thuis goed kunnen begrijpen wat jij ontdekt hebt.
Live long and prosper!
Jij gaat deze foto's maken en de kijkwijzer schrijven voor je bevolking op je eigen planeet. Daarbij leg je uit wat er op de foto's te zien is en hoe het typerend is voor deze nieuwe planeet die je ontdekt hebt.
Plaats (een collage van) je foto's en je kijkwijzer in Seesaw.
Kopiëer de link van je Seesaw-post en plak die in je logboek in Egodact.
6c. Reflective Journal
Reflective Journal
Werk je reflective journal in Egodact bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Schrijf dit stuk onder je vorige reflective journal. Schrijf de datum van vandaag.
Welke dingen heb jij ontdekt op de illustraties in het onderzoek die je zonder nauwkeurig te kijken misschien gemist zou hebben?
Hoe vond je het om met een 'vreemd' oog naar je eigen omgeving te kijken?
Een bekende uitspraak is "een beeld zegt meer dan duizend woorden". Ben je het hier mee eens? Waarom (niet)?
Dit handschrift vol vissen en wonderbaarlijke wezens uit 1579 is een feest om in rond te dwalen, digitaal of op papier. De maker, Adriaen Coenen, sleept u mee in zijn nieuwsgierigheid naar alles wat leeft en beweegt, van monstervissen tot boomganzen.
In de 16e eeuw ontdekten Europeanen voor het eerst exotische dieren als giraffes, gordeldieren en paradijsvogels... maar het was lastig om ze in 1 keer goed te tekenen!
Rond 1600 begon de tijd van de ontdekkingsreizen. Botanici en tekenaars reisden mee. Er werden planten en zaden meegenomen, die opgekweekt werden in botanische tuinen. De Hortus in Leiden werd al in 1590 gesticht. Belangrijke kunstenaars uit die tijd zijn Maria Sybilla Merian, die in 1599 naar Suriname reisde en Redouté, die keizerin Josephine Bonapartes bloemenpracht vereeuwigde.
Het Logboek van de ontdekkingsreiziger
Een schitterend uitgegeven boek met korte biografieën, dagboekaantekeningen, karakteristieke uitspraken, maar vooral kleurrijke schetsen van zeventig ontdekkingsreizigers. Sommigen waren uitstekende tekenaars zoals Margaret Mee, Marianne North, Edward Wilson, ondanks soms barre omstandigheden. Linnaeus noch Darwin waren goede tekenaars maar hun dagboekaantekeningen boeien nog steeds. Aantekenboekjes zijn het belangrijkste wat je op reis mee moet nemen en schetsen wat je ziet leert je beter kijken, (beter dan snel wat foto’s maken) dat is wat we uit dit boek kunnen leren. Gewoon wandelen en je verwonderen, een tijdje stilzitten, kijken en schetsen wat je ziet en wilt vasthouden.
Louis Apol - Kunstenaar mee op poolexpeditie
Historische kaart met de route van de Willem Barents. De route is er ingetekend.
In 1880 vertrok een Nederlandse poolschoener richting het hoge noorden met als doel Nova Zembla. Veertien bemanningsleden op een houten zeilschip. Een van hen was kunstschilder Louis Apol. De ruim tweehonderd tekeningen die hij maakte, bleken van grote waarde voor zowel de Nederlandsche geschiedenis als wetenschap en cultuur.
7. Afronding
7a. Assessment
Gedurende deze quest heb je al veel onderzoek gedaan en allerlei producten gemaakt die dienen als bewijs voor je leren. In de eXpoweek loop je nog één keer de lijst met producten na om te checken of je alles gedaan hebt.
taak
producten
1. Jij begint
Egodact-tegel inrichten
mindmap Verderkijker
2. Europese Ontdekkingsreizigers
onderzoeksvragen
poster
3. Handel
onderzoeksvragen
praktische opdracht
4. Cartografie
onderzoeksvragen
kaart
5. Inheemse Bevolkingen
vergelijkingstabel
vlog/dagboek
6. Illustraties
beeldkraken
foto's + kijkwijzer
Heb je alles naar tevredenheid ingeleverd? Dan kun je aan de Terugkijker beginnen.
-- hier volgt nog informatie over de beoordeling van de leerdoelen / rubric --
7b. Terugkijker
Eind terugkijker
Reflective Journal
Werk je reflective journal in Egodact voor de laatste keer bij.
Schrijf dit stuk onder je vorige reflective journal. Schrijf de datum van vandaag.
Lees de reflective journals die je tijdens deze quest gemaakt hebt. Heb je nieuwe gedachten, inzichten en antwoorden gekregen nu je deze quest hebt afgerond?
Kijk terug op het proces van hoe je deze quest hebt aangepakt en uitgewerkt. Waar ben je tevreden over en wat kan er beter?
Welke taak vond je het interessantst? En welke het minst interessant?
Welke taak was het meeste werk? En welke het minste werk?
VRIJE QUEST IDEEEN
8. SCHEEPSBOUW
Op het eerste vlak bestonden de verbeteringen uit karveelbouw, waarbij de planken stuitend tegen elkaar zijn geplaatst, gladboordig, bevestigd aan een spantenframe. Hierdoor werd de constructie lichter en steviger. De nieuwe scheepsontwerpen konden beter overweg met het ruwe weer in het noorden van de Atlantische en Grote Oceaan, waardoor scheepvaart hier een rol op zich kon nemen die het in de veel kalmere Indische Oceaan al lang had gehad.
Onderzoek
Welke technologische uitvindingen speelden een rol?
Als je deze vraag wilt uitwerken maak dan een voorstel en bespreek dit met meneer Howell
Verwerking
Terugkijker
Werk je reflective journal bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Informatie & bronnen
Een caravela latina, niet te verwarren met een karveel. Dit naar onze maatstaven kleine scheepstype speelde een belangrijke rol tijdens de beginfase van de Europese expansie.
Een eigen zeeroute zoeken was gevaarlijk. Vandaar dat het technisch mogelijk moest zijn om lange stukken over zee te varen, van het land af en veilig terug te keren. Maar ook moest er strijd geleverd kunnen worden op zee. De schepen verschilden van de middeleeuwse schepen in dat zij wendbaarder waren, sneller en meer ruimte hadden om bijvoorbeeld voedsel en goederen op te slaan. Maar misschien nog wel belangrijker, de nieuwe schepen konden veel beter bewapend worden. In de Italiaanse stad Genua werd een schip ontworpen waar op de voor- en achterkant kanonnen op konden worden bevestigd: de kraak. Bovendien werden de ontwerpen van Chinese en Arabische navigatie-instrumenten overgenomen, hierdoor werd het navigeren over open zee mogelijk.
Op het eerste vlak bestonden de verbeteringen uit karveelbouw, waarbij de planken stuitend tegen elkaar zijn geplaatst, gladboordig, bevestigd aan een spantenframe. Hierdoor werd de constructie lichter en steviger. De nieuwe scheepsontwerpen konden beter overweg met het ruwe weer in het noorden van de Atlantische en Grote Oceaan, waardoor scheepvaart hier een rol op zich kon nemen die het in de veel kalmere Indische Oceaan al lang had gehad. De verbeteringen resulteerden in twee nieuwe scheepstypen: de kraak en later de caravela, de eerste schepen die voldoende zeewaardig waren om de lange en zware reis over de Atlantische Oceaan te doorstaan.
Om de grote afstanden van de ontdekkingsreizen af te kunnen leggen was er dringend behoefte aan grotere en snellere schepen. Om sneller te kunnen zeilen moest de tuigage hoger worden. Tot die tijd werden schepen geroeid of hadden één razeil. Met de uitvinding van de scheepsrust kreeg het want meer spreiding, waardoor de tuigage hoger kon worden. Door Columbus werd al gebruikgemaakt van een klein marszeil boven het grootzeil. Voor oceaanreizen werd gebruikgemaakt van vierkante tuigage. Langsscheepse tuigage werd niet geschikt geacht voor grote reizen. In de zestiende eeuw werd de mast verlengd met de steng. Rond 1570 werd deze strijkbaar gemaakt, zodat de wind minder vat had op het schip in een storm. Vervolgens werd aan de bramsteng het bramzeil geplaatst. Rond 1600 kregen de schepen drie masten; de fokkemast, de grote mast en de kruismast of bezaanmast, het zogenaamde volschip. Aldus begon de periode van de 'Grote Zeilvaart'.
Door de invoering van het stevenroer in Europa begon er onderscheid te komen tussen voor- en achtersteven en verbeterde de manoeuvreerbaarheid. Volgetuigde schepen verbeterden zowel manoeuvreerbaarheid als snelheid, zodat de noodzaak voor riemen verviel en schepen eenvoudiger en goedkoper gebouwd konden worden en er veel scherper aan de wind kon worden gevaren.
9. NAVIGATIE
Met navigatie wordt feitelijk bedoeld stuurmanskunst. Het is het veilig brengen van een schip van de haven van vertrek naar de haven van aankomst. Om dit te kunnen doen heeft men een zekere kennis en een aantal instrumenten nodig. De kennis betreft het lezen en omgaan met een zeekaart, het regelmatig zo exact mogelijk bepalen van de positie van het schip en het omgaan met de instrumenten die nodig zijn om koers en snelheid van het schip te kunnen bepalen.
Welke technologische uitvindingen speelden een rol?
Hoe bepaal je je positie op aarde?
Hoe bepaal hoe snel een schip vaart (knopen)
Welke instrumenten kwamen er en hoe werden deze gebruikt?
Sterretje schieten op het noordelijk en zuidelijk halfrond
Wat is een kompas en hoe werkt het?
Als je hiermee aan de slag wilt maakt dan een voorstel voor ofwel meneer Hoogenhuis ofwel mevrouw Jonkman (natuurkundig voorstel of wiskundig voorstel).
Verwerking
Terugkijker
Werk je reflective journal bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Informatie & bronnen
Even inzoomen op je achtertuin met Google Earth, of je door je smartphone met ingebouwde GPS naar Spanje laten brengen... Wie leest er tegenwoordig nou nog kaart? Dat was vroeger wel anders. Een beetje landrot kon met een (zelfgemaakte) kaart de weg naar huis nog wel vinden, maar menig schipper slaagde hier niet in. Toch navigeerden er ook soms schepen wel netjes naar de handelshaven. Hoe deden ze dat, in het pre-satellieten tijdperk?
Columbus was een uitstekende navigator. Helaas zat hij er behoorlijk naast met zijn inschatting van de afstand die hij westwaarts moest reizen tot Azië. Hij berekende dat de afstand van de Canarische Eilanden tot Japan ongeveer 3.000 Italiaanse zeemijlen bedroeg (3.700 kilometer). In werkelijkheid was het 19.600 kilometer.
Met navigatie wordt feitelijk bedoeld stuurmanskunst. Het is het veilig brengen van een schip van de haven van vertrek naar de haven van aankomst. Om dit te kunnen doen heeft men een zekere kennis en een aantal instrumenten nodig. De kennis betreft het lezen en omgaan met een zeekaart, het regelmatig zo exact mogelijk bepalen van de positie van het schip en het omgaan met de instrumenten die nodig zijn om koers en snelheid van het schip te kunnen bepalen.
Door het overnemen van de navigatie instrumenten uit Azië kon over open zee worden gevaren. Bovendien werden de wiskundige ideeen uit de oudheid toegepast in de scheepvaart, hierdoor werd het veel makkelijker de positie op een kaart te berekenen.
Enkele technische uitvindingen in de tweede helft van de 15e eeuw maakten het voor bemanningsleden van schepen makkelijker om op zee hun plaats te bepalen.
Er kwamen betere schepen. Er werden betere kaarten gemaakt. En er kwamen betere navigatie-instrumenten. Dat zijn instrumenten waarmee men de weg kan vinden.
Er was veel moed voor nodig om op ontdekkingsreis te gaan.
Op dit schilderij zie je Arabische werknemers van de sterrenwacht in Istanbul.
Twee waarnemers werken met een astrolabium.
Astrolabium
Met het astrolabium werd op het land de stand van hemellichamen nauwkeurig gemeten.
Bij het bereiken van een onbekende kust werd het gebruikt om de breedtegraad van de aarde te berekenen.
Het instrument was al een oude uitvinding maar kwam pas in de 12e eeuw via de Arabieren naar Europa.
Uitvindingen - Kwadrant en Sextant
Het kwadrant was een navigatie-instrument waarmee zeevaarders ook 's nachts op zee de plaats van hun schip konden bepalen.
Met de sextant kon de hoogte van een hemellichaam worden bepaald.
De sextant kon ook worden gebruikt voor het bepalen van de plaats van het schip op zee in het donker.
Het kompas werd voor het eerst in China gebruikt.
Het kwam in de 12e eeuw via de Arabieren naar Europa.
Een kompas was onmisbaar aan boord.
Omdat de naald van het instrument altijd naar het noorden wijst, kon er goed mee worden genavigeerd.
Vroegere zeelui bleven altijd dicht bij de kust. Ze waren sowieso bang om van hun platte wereld af te vallen, maar als land uit zicht was, zouden ze ook onmiddellijk verdwalen. De Chinezen ontdekten ongeveer in het jaar 200 voor Christus het kompas, maar pas in de 11e eeuw werd in het Westen voor het eerst melding gemaakt van dit handige instrument.
Een kompas is niets meer of minder dan een magneetje dat vrij rond mag draaien. Als er geen sterke magneetvelden in de buurt zijn zal dit magneetje zich uitlijnen met het magnetische veld van de aarde.
Zo wijst het kompas altijd in de richting van het magnetische noorden van de aarde. Zie figuur 2: het ‘echte’ noorden (Ng), het noorden zoals het op iedere kaart staat aangegeven, valt niet precies samen met het magnetische noorden (Nm). De hoek tussen de richtingen van het magnetische en echte noorden wordt magnetische declinatie genoemd. Hoe groot deze hoek is hangt af van je locatie.
Gegist bestek
Met de komst van het kompas waren zeelui ver op zee in staat om toch een vaste koers te zeilen. Dit zorgde voor de mogelijkheid om ‘gegist bestek’ (‘dead-reckoning’) toe te passen. De schipper hield vanaf een bekend punt (de havenstad) bij voor hoeveel tijd (t) hij een bepaalde kant ten opzichte van het magnetische noorden opging. Als de snelheid (v) tijdens deze koers constant en bekend was, kon berekend worden hoe veel afstand (x) het schip had afgelegd.
x = v.t
Als je weet in welke richting je een bepaalde afstand hebt afgelegd dan weet je waar je bent door dit uit te tekenen op een kaart. Dit concept uitgewerkt, was al in de 13e eeuw betrouwbaar genoeg om lange reizen mee te maken. De oudste gevonden ‘dead-reckoning chart’ komt uit 1275, namelijk de Carta Pisana.
De grootste moeilijkheid van varen op gegist bestek was het bepalen van de snelheid van het schip. Volgens veel latere bronnen gooide de navigator een stuk hout over boord en telde hoe lang het schip nodig had om er voorbij te varen. In die tijd werkten zeelui met knopen en maritieme mijlen. Voor ons is de snelheid uit deze informatie makkelijk te berekenen, maar was een ongeschoolde navigator uit die tijd ook in staat om zo’n berekening te maken? Groter is de kans dat zeelui zo veel tijd op zee waren dat ze op gevoel heel behoorlijke schattingen konden maken.
Aangezien gegist bestek zo goed werkte duurde het lang voordat de kennis van sterren toegepast werd op zee. Observaties van de sterren zorgden er wel voor dat kaarten steeds beter werden. Aan boord van een schip kwam vaak een geleerde mee die op elk stuk land dat gepasseerd werd observaties deed en deze thuis rapporteerde aan de hofkosmografen. Dit resulteerde in gedetailleerde Mercatorprojectie kaarten (kaarten waarop breedte- en lengtegraden altijd loodrecht op elkaar staan) met isogonische lijnen: lijnen op een kaart, die de plaatsen verbinden waar de horizontale afwijking van de kompasnaald gelijk is en daardoor gebruikt konden worden om de kompaskoers om te zetten in een ware koers.
Kruisstaf
Om tijdens het zeilen toch metingen te doen, gebruikten vroegere navigators een lastig te hanteren instrument, de kruisstaf.
Figuur 4 - Een kruisstaf
De kruisstaf, ook bekend als Jacobstaf of voorstaf, is in de 14e eeuw uitgevonden en bestaat uit een gekalibreerde staf waarlangs een dwarsbalkje kan schuiven. Dit balkje heeft twee gaatjes aan de uiteinden. Wanneer de navigator langs de staf kijkt moet door het ene gaatje de horizon te zien zijn en door het andere het midden van de zon. Zoals in figuur 4 te zien is, geldt:
>
Aangezien b altijd gelijk is, verandert θ alleen als l verandert. Dus om het de navigator makkelijker te maken werden op staf niet de lengtematen voor l genoteerd, maar de uitkomst van 2.tan(b/l) ofwel hoek θ, zijnde de hoek tussen zon en horizon.
Als deze hoek gemeten is wanneer de zon op zijn hoogst staat, dan kan hieruit de breedtegraad van de positie afgeleid worden. De breedtegraad vertelt hoe noordelijk of zuidelijk je je bevindt. Stel dat de zon direct boven de evenaar staat, dan meet de waarnemer hoek θ tussen de rode en blauwe lijnen, zoals aangegeven in figuur 5. Aangezien de zon ontzettend ver van de aarde staat (naar verhouding veel verder dan in de figuur is aangegeven) kan aangenomen worden dat de blauwe en groene lijn parallel zijn. Dan volgt uit de figuur dat θ en β gelijk zijn (het zijn Z-hoeken). De hoeken van een driehoek zijn samen altijd 180°. De hoek α is daardoor gelijk aan 180°-90°- θ =90°- θ. De hoek α is gedefinieerd als de breedtegraad.
De ooghoogte van de navigator is over het algemeen niet precies op zeeniveau, vooral als hij zich in het vogelnest bevindt. Om dit te corrigeren bestond de volgende vuistregel: voor elke 10 voet (circa 3 meter) is de hoek in werkelijkheid 1/20 graden kleiner. De gemeten hoek moet ook nog gecorrigeerd worden met behulp van een tabel uit een almanak. Vanwege refractie (breking van licht) lijken de zonnestralen namelijk van hoger te komen dan werkelijk het geval is omdat ze afgebogen zijn in de atmosfeer. Zie tabel 1.
Tabel 1
Uiteraard bevindt de zon zich niet altijd recht boven de evenaar, er moet rekening gehouden worden met de declinatie van de zon. De declinatie van de zon is iets anders dan de eerder genoemde magnetische declinatie. Declinatie staat hier namelijk voor de hoek tussen de evenaar van de aarde en de stralen van de zon, die veroorzaakt is omdat de as waar de aarde om draait ‘scheef’ staat ten opzichte van de zon.
Als de zon zich ten noorden van de evenaar bevindt dan moet de declinatie bij de gewoonlijke 90° opgeteld worden. Als de zon ten zuiden van de evenaar is moet deze worden afgetrokken. De declinatie van de zon verandert niet zo snel en wordt daarom vaak per dag gegeven. Een goede schatting van de declinatie (δ) van de zon (die er vanuit gaat dat de baan van de aarde rond is) kan gemaakt worden met de volgende formule:
>
Waar N gelijk is aan het aantal dagen geteld sinds 1 januari. De formule om de breedtegraad te berekenen komt dus neer op:
>
Waar θ gelijk is aan de met de kruisstaf gemeten hoek.
Rond 1515 begonnen zeelui de kruisstaf te gebruiken in combinatie met de poolster. Deze ster staat namelijk heel dicht bij het ware noorden en heeft een zo goed als verwaarloosbare declinatie. Metingen met de poolster zijn in principe preciezer, maar kunnen alleen op het noordelijk halfrond gemaakt worden. Op het zuidelijk halfrond kan gebruikt worden van het Zuiderkruis, een sterrenbeeld dat het zuiden aanwijst.
Een nadeel van de Jacobstaf was dat de waarnemer zijn ogen vernielde door rechtstreeks naar de zon te kijken. De Engelse kapitein John Davis introduceerde in 1595 het Davis kwadrant, waarbij de waarnemer met de rug naar de zon toe stond.
Vanaf 1770 wilde men instrumenten die grotere hemelhoeken konden meten om de maan, de planeten of de sterren waar te nemen. Dit leidde uiteindelijk tot de sextant.
Eigenlijk was het dus al in de 14e eeuw mogelijk om de breedte positie te bepalen aan de hand van de sterren. De lengtegraad (hoe westelijk of oostelijk je je bevindt) bepalen, is theoretisch makkelijker Toch waren de ontdekkingsreizigers pas in de 18e eeuw hiertoe in staat. Nodig hiervoor is namelijk een accurate manier om de tijd te bepalen. De tijd in de thuishaven (of in Greenwich zoals tegenwoordig de gewoonte is) en de tijd op de huidige locatie zijn nodig. Zelfs als je hopeloos verdwaald bent is het bepalen van de lokale tijd niet moeilijk. Om 12 uur ’s middags staat de zon namelijk op zijn hoogst. De wereld is tegenwoordig opgedeeld in tijdzones, zodat de klokken een kilometer verderop niet net anders staan, maar de werkelijke tijd is per locatie verschillend (de zon staat in bijv. Zwolle eerder in de hoogste stand dan in Amsterdam omdat Zwolle meer in het oosten ligt. Dus in werkelijkheid is het in Zwolle eerder 12 uur ’s middags dan in Amsterdam).
De tijd in de thuishaven (referentietijd) moet aan boord bijgehouden worden. Jammer genoeg werkten de slingerklokken uit die tijd niet aan boord van een deinend schip. In het begin van de 18e eeuw vond John Harrison de H4 chronometer uit, die ook werkte op volle zee.
Het duurde vreemd genoeg lang voordat deze belangrijke uitvinding op zijn grote waarde geschat werd. Nu hoefden zeelui enkel tijdens het middaguur even op de chronometer te kijken. Dit lokale middaguur wordt gedefinieerd als het moment waarop de zon het hoogst staat. De chronometer liep bijvoorbeeld gelijk met de klok in de thuishaven. Van de afgelezen tijd moest de tijd waarop de zon in de referentiestad op zijn hoogst stond worden afgetrokken. Het verschil in uren kon omgezet worden in lengtegraden door het verschil (decimaal geschreven, dus bijvoorbeeld 3,5 uur) door 15 te delen. Dit omdat in 24 uur de aarde 360 graden draait, of 15 graden per uur. Hetzelfde principe kan ’s nachts toegepast worden op de sterren. Door in de thuishaven observaties te doen van hoeken tussen bepaalde sterren (of tussen de maan en een bepaalde ster) kon de navigator eenzelfde soort tijdvergelijking doen als dezelfde hoek werd geobserveerd, waardoor hij niet meer slechts afhankelijk was van de hoogste stand van de zon.
In hoeverre speelden christelijke motieven (evangelisatie) een rol bij de onderwerping van nieuwe gebieden?
Als je met dit onderwerp aan de slag wilt maak dan een voorstel en bespreek dit met mw. Rebel!
Verwerking
Terugkijker
Werk je reflective journal bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Informatie & bronnen
De heilige taak van de evangelisatie. Het is zo oud als de laatste opdracht van Jezus: “Ga, maak alle volkeren tot leerling!” Vanuit de caput mundi, de stad van waaruit de opvolgers van de heilige Petrus verkondigers ‘uitstuurden’ om de verlossende Persoon, boodschap en uitnodiging die de kern van het evangelie is voor te stellen: door Europa, naar de ‘nieuwe wereld’ in het tijdperk van de ontdekkingsreizen, in recente eeuwen naar Afrika en Azië.
11. SPAANS ALS WERELDTAAL
Spaans – 466 miljoen sprekers
De Spaans sprekende wereldbevolking bezit in zekere zin eigenlijk een tweede-plek als we zouden kijken naar eerste-taal sprekers. Er zijn ongeveer 406 miljoen mensen die Spaans als eerste taal spreken en daarmee zijn er meer dan de nummer twee uit deze lijst, Engelsen. Echter, we hebben hier gekeken naar zowel eerste- als tweede-taal sprekers, en in tegenstelling tot in het Engels, zijn er niet zo erg veel mensen die Spaans als tweede taal gebruiken. Onze bron beschrijft slechts 60 miljoen mensen die het als tweede taal spreken, en dat is erg weinig, vergeleken met het Engels.
Onderzoek
Waar wordt Spaans gesproken
Teken een wereldkaart met gekleurd de landen waar Spaans wordt gesproken
Spaanse ontdekkingsreizigers
Spaanse fenomenen uit deze tijd: conquestador, el dorado, volto do mar
Taalverwerving rond reizen
Als je met dit onderwerp aan de slag wilt maak dan een voorstel en bespreek dit met meneer Teters!
Verwerking
Terugkijker
Werk je reflective journal bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Nadat Columbus de Amerika's had ontdekt, stuurde Spanje al snel expedities uit om de Nieuwe Wereld te veroveren en te evangeliseren. Circa dertig procent van hen waren hidalgo's en behoorden tot de verarmde adel. Door af te reizen naar Latijns-Amerika en de Filipijnen hoopten zij het fortuin te maken dat ze in Europa niet konden krijgen. Veel conquistadores kwamen uit Extremadura.
Aanvankelijk gingen de conquistadores tekeer als ware roofridders en mishandelden de inheemse bevolking van de regio op gruwelijke wijze. De indianen werden uitgewrongen en van hun waardevolle bezittingen beroofd, misbruikt, tot slavernij gedwongen en uiteindelijk vaak zonder pardon gedood en hun steden werden vernietigd. Hierdoor zijn veel culturele centra van onder meer de Inca's en de Azteken verdwenen.
Er waren echter ook Spanjaarden die tegen deze misdaden in opstand kwamen. Als gevolg daarvan werd in 1542 een nieuwe koloniale wet aangenomen, waarin werd getracht de indianen in Latijns-Amerika beter te beschermen. Maar voor veel indiaanse gemeenschappen kwam die wet al te laat. Nog veel drastischer voor de bevolking waren de vele ziektes die de veroveraars meebrachten en waartegen de inheemse bevolking aanvankelijk geen weerstand had. Naar schatting verminderde de Indiaanse bevolking binnen korte tijd met 90%.
Volta do mar
(terugkeer van de zee) of volta pelo largo was een navigatietechniek die de Portugezen ontwikkelden in de vijftiende eeuw om terug te kunnen keren van reizen langs de kust van Afrika. Hierbij maakten zij gebruik van de circulaire zeestromen en winden van de Atlantische Oceaan.
Langs de noordwestelijke kust van Afrika heerst een bestendige noordoostpassaat. Dat betekende voor de Portugese ontdekkingsreizigers, dat de uitreis met wind in de rug weliswaar gemakkelijk verliep, maar dat een terugreis langs de kust een voortdurend laveren inhield. Naarmate de Portugezen vertrouwder werden met de zeilvaart, kozen ze steeds vaker bij de terugreis een noordwestelijke koers richting Madeira en de Azoren. Ze hadden dan halve wind van de passaat. Verder naar het noorden kwamen ze dan in de Westenwindgordels terecht, die ze konden benutten om Portugal te bereiken. Deze wijze van driehoekzeilen in een cirkel legde de basis voor de grote Europese ontdekkingsreizen.
Christoffel Columbus had het inzicht en de moed om de volta do mar over de volle breedte van de Atlantische Oceaan toe te passen. Hij zeilde vanaf de Canarische Eilanden zes weken lang pal westwaarts tot hij na 6000 kilometer de Bahama's tegenkwam. Bij zijn terugkeer koos hij een noordelijke koers tot hij de westenwinden vond. Behalve Amerika ontdekte hij dus ook de beste route heen en terug.
Bartolomeu Dias had bij zijn reis naar Kaap de Goede Hoop langs de zuidwestkust van Afrika hetzelfde probleem als zijn voorgangers in het noorden, maar nu omgekeerd. Hij moest opboksen tegen de zuidoostpassaat. Maar eenmaal bij de Kaap merkte hij dat hier de wind veelal uit het westen kwam. Hij adviseerde zijn navolger Vasco da Gama om vanaf de Kaapverdische Eilanden een zuidwestelijke koers richting open zee aan te houden. Dit had het gewenste effect en da Gama landde via een grote bocht keurig bij de Kaap en kon zijn reis naar India vervolgen. Zijn directe opvolger Pedro Álvares Cabral maakte een nog grotere volta do mar en stuitte daardoor op Brazilië.
De vijf grote oceaan cirkels
Ferdinand Magellaan leidde de eerste reis om de wereld. In 1520 voer hij met de passaat in de rug 99 dagen lang 17.500 kilometer over de Stille Oceaan voor hij bij de Marianen weer land aantrof. Maar het duurde tot 1565 voordat iemand in staat was om de Stille Oceaan van west naar oost over te steken. Andrés de Urdaneta koerste vanuit de Filipijnen noordwaarts tot zo'n 36 graden noorderbreedte, waar hij de gewenste westenwinden vond, die hem naar Nieuw-Spanje brachten.
De Nederlandse VOC-kapitein Hendrik Brouwer legde de laatste hand aan het kraken van de grote windsystemen op aarde. Hij voer in 1611 vanaf Kaap de Goede Hoop zuidwaarts tot de Roaring Forties, waar een groot deel van het jaar sterke westenwinden waaien, om vervolgens pas ter hoogte van de Straat Soenda noordwaarts richting Java te sturen. De tocht was succesvol en enkele maanden korter dan de gebruikelijke route. Brouwers route werd de nieuwe richtlijn. Het vaststellen van de lengtegraad was echter moeilijk, en soms landden de Nederlandse zeevaarders op de kust van Australië.
De reden voor de eerste kruistocht was, omdat de Turken in het MiddenOosten het heilige land, Jeruzalem, hadden ingenomen. De Byzantijnse keizer vroeg paus Urbanus II voor hulp om Jeruzalem terug te nemem.
Columbus vond evangelisatie belangrijker dan handel
De Amerikaanse Carol Delaney wijst in een maandag te verschijnen boek op het hogere doel van Columbus. Zijn streven naar een Indiase handelsroute werd gedreven door geldzucht, schrijft ze. Toch was geld niet het uiteindelijke doel. Hij zou het hebben willen gebruiken voor een kruistocht in Jeruzalem. De heilige stad moest gekerstend worden.
Da Gama had helemaal weinig met geld, meent schrijver Nigel Cliff. In zijn boek 'Holy War' stelt hij dat de Portugees naar India zocht om daar het geloof te verspreiden.
Na zijn aankomst hebben christenen er de macht gegrepen, ten koste van de islam. Da Gama voer als eerste Europeaan rechtstreeks naar India. Columbus zocht het land ook, maar belandde in Amerika.
Helden
'Negentiende-eeuwse historici noemden de reizigers helden', vertelt Cliff aan Religion News Service. 'En in de twintigste eeuw keken ze vooral naar economische drijfveren.' Het belang van religie is volgens hem altijd onderbelicht gebleven.
Andere historici tonen zich sceptisch. Delaney en Cliff geloven de ontdekkingsreizigers op hun woord, meent Columbus-expert Felipe Fernandez-Armestro. Daarmee maken ze een klassieke fout. Ook zouden ze naïef omgaan met dubieuze bronnen. Een andere historicus doet theorieën over Jeruzalem resoluut van de hand. Volgens hem is er geen bewijs voor.
12. ENGELS ALS WERELDTAAL
Engels – 765 miljoen sprekers
Sommige lijsten laten Spaans vóórlopen op het Engels, en in zekere zin is dit correct, wanneer we kijken naar het aantal mensen dat Engels als eerste taal spreekt. ‘Slechts’ 335 miljoen mensen spreken Engels als eerste taal, terwijl Spaans 406 miljoen eerste-taal-sprekers heeft. Echter, de Engelse taal wordt door enorm veel mensen als tweede taal gesproken, en dit geldt slechts in mindere mate voor Spaans. De groep mensen die Engels als tweede taal spreekt is zelfs groter dan de groep eerste-taal sprekers. Dit is redelijk bijzonder aan het Engels (we zagen dit ook bij het Arabisch, de meeste andere talen vinden meer eerste-taal sprekers dan tweede-taal sprekers.
Maarliefst 430 miljoen mensen spreken Engels als tweede taal, bijna een half miljard dus. Engels wordt in maarliefst 101 landen gesproken als eerste of tweede taal, en daarmee is de nalatenschap van het koloniale tijdperk nog goed zichtbaar. Het is daarnaast ook de taal van zowel de wereldhandel en de wetenschap en als je dus in een internationaal project gaat samenwerken is het zeer waarschijnlijk dat Engels, en niet de nummer één van deze lijst, de leidende taal zal zijn. Desondanks is het Engels niet de meest gesproken taal ter wereld!
Als we kijken naar het aantal mensen dat de taal als buitenlandse taal spreekt (dus redelijk goed, niet drie tot 5 woorden), zien we ineens een dramatisch ander beeld. Inderdaad, als we deze groep mensen erbij nemen, dan springt het aantal Engels sprekenden omhoog naar maarliefst 1500 miljoen, oftewel één zesde van de totale wereldbevolking!
Onderzoek
waarom spreken ze amerikaans in de VS?
wat is het verschil tussen engels en amerikaans
Engels op de kaart
Taalverwerving rond reizen
Als je met dit onderwerp aan de slag wilt maak dan een voorstel en bespreek dit met mw. Wamms of dhr. Balwin of Witbraad!
Verwerking
Terugkijker
Werk je reflective journal bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
13. ETEN & DRINKEN AAN BOORD
Onderzoek
Maanden op zee hoe neem je daar eten en drinken voor mee?
Wat doet zout met eten en hoe is dat bruikbaar?
Welke chemische reacties spelen zich hier allemaal af?
Als je met dit onderwerp aan de slag wilt maak dan een voorstel en bespreek dit met meneer Heijna!
Verwerking
Terugkijker
Werk je reflective journal bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Informatie & bronnen
Zout is een gekoesterd bestanddeel van onze voeding om een zeer essentiële reden. We hebben het nodig. Zonder zout zouden we doodgaan. Het is een van de stuk of veertig bijkomstige stoffen – een allegaartje uit de chemische wereld – waarvan we minieme hoeveelheden moeten binnenkrijgen om voor de noodzakelijke fut en balans te zorgen die het dagelijks leven in stand houden. Gezamenlijk worden ze vitaminen en mineralen genoemd en er is heel veel – echt verrassend veel – wat we er niet van weten, onder andere hoeveel we er nodig hebben, wat sommige precies doen en in welke hoeveelheden ze het best kunnen worden ingenomen.Van alle mineralen is niets zo onontbeerlijk in onze voeding als natrium.
Zout is nu zo alomtegenwoordig en goedkoop dat we zijn vergeten wat een ongelooflijk begeerlijke stof het ooit is geweest, maar gedurende een groot deel van de geschiedenis heeft het mensen naar de einden der aarde gedreven. Zout werd gebruikt om vlees en ander voedsel te conserveren en zodoende waren er enorme hoeveelheden nodig: Hendrik VIII liet in 1513 voor één militaire campagne vijfentwintigduizend ossen slachten en pekelen. Zout was dus een belangrijke strategische stof. In de middeleeuwen brachten karavanen van wel veertigduizend kamelen – genoeg om een colonne van ruim 100 kilometer te vormen – zout van Timboektoe door de Sahara naar de levendige markten aan de Middellandse Zee.
De scheepskok en het scheepsdieet
De scheepskok behoorde tot de onderofficieren, wat betekende dat hij hoger in rang stond dan de matrozen en de soldaten. Zijn taak was het bereiden van voedsel voor de gehele bemanning. Het scheepsvolk at gescheiden van de officieren. De bemanning voor de mast at met zeker zeven personen uit dezelfde bak. Het dieet bevatte weinig vitamine C, omdat dergelijke producten snel bedierven. Het slechte eten had vele ziektes tot gevolg en ook ondervoeding was een veelvoorkomend probleem. De officieren kregen anderhalf keer meer te eten dan het scheepsvolk.
De maaltijd
De maaltijden van de lieden voor de mast verschilde ook enorm van dat van andere opvarenden. Al was de hoeveelheid eten voor de zeelieden en soldaten wel vaak voldoende, de maaltijden waren wel zeer eenzijdig, te zout en veel te vet. Er werd gezorgd voor voldoende calorieën maar er was een groot tekort aan vitaminen. Zo kreeg een man 5 kazen per reis, ½ pond boter en 5 pond scheepsbeschuit per week en per dag ruim een liter bier en een mutsje (1 dl.) wijn of jenever.
De bemanning kreeg driemaal daags te eten: het ontbijt bestond uit gort met pruimen en boter, ’s middags en ’s avonds erwten, bonen of rijst met boter en enorme hoeveelheden mosterd. Zondags en donderdags 5 pond gepekeld rundvlees, dinsdags 3 ½ pond gepekeld varkensvlees en vrijdags en zaterdags 2 pond stokvis. In warme streken werd het rantsoen verminderd, maar werd meer bier verstrekt. Met drinkwater was men zeer zuinig en de kwaliteit was, na enige maanden in kuipen, slecht. Het gewone scheepsvolk at in groepen van zes of zeven man gezamenlijk uit één bak. Ondervoeding en uitdrogingsverschijnselen waren niet zeldzaam op de VOC schepen.
14. ZIEKTES
Onderzoek
Welke ziektes kwamen aan boord veel voor en wat waren de oorzaken hiervan?
Welke ziektes namen Europeanen op hun reizen
Welke ziektes liepen Europeanen op op hun reizen en brachten zij dus mee naar Europa?
Als je met dit onderwerp aan de slag wilt maak dan een voorstel en bespreek dit met mevrouw Buren!
Verwerking
Terugkijker
Werk je reflective journal bij door antwoord te geven op de volgende vragen:
Informatie & bronnen
Ziekte: Een reis over de oceaan was lang. Vaak was er weinig gezond eten en de hygiëne was slecht aan boord. Een veel voorkomende ziekte was scheurbuik. Scheurbuik wordt veroorzaakt door een gebrek aan vitamine C. Vitamine C zit in fruit en hier was een groot tekort aan bij een lange zeereis.
Er is beweerd dat er tussen 1500 en 1850 alleen al aan scheurbuik twee miljoen zeelieden zijn overleden. Op een lange reis bezweek doorgaans ongeveer de helft van de bemanning eraan. Er zijn uiteenlopende wanhoopsmiddelen uitgeprobeerd. Vasco da Gama moedigde zijn mannen aan om tijdens een reis naar India en terug hun mond te spoelen met urine, wat niet hielp tegen scheurbuik en waar ze ook niet veel vrolijker van zullen zijn geworden. Soms was het aantal slachtoffers werkelijk schokkend. Rond 1740 verloor een Britse marine-expeditie onder bevel van commandeur George Anson tijdens een reis van drie jaar veertienhonderd van de tweeduizend opvarenden. Vier werden gedood tijdens gevechten; vrijwel alle anderen zijn overleden aan scheurbuik.
In de loop van de tijd viel het op dat zeelieden met scheurbuik vaak opknapten wanneer ze in een haven kwamen en vers eten kregen, maar niemand kon het erover eens worden wat er in het eten zat dat hielp. Sommigen dachten dat het helemaal niet door het eten kwam, maar gewoon door de andere lucht. In elk geval was het onmogelijk om eten op lange reizen een hele tijd goed te houden, dus had het weinig zin om vast te stellen welke groenten en dergelijke goed zouden werken. Er was behoefte aan een soort gedistilleerd extract dat goed tegen scheurbuik zou helpen maar ook kon worden meegenomen. Omstreeks 1760 voerde de Schotse arts William Stark, kennelijk aangemoedigd door Benjamin Franklin, een stel onmiskenbaar roekeloze experimenten uit waarbij hij probeerde vast te stellen wat het werkende bestanddeel was door het zichzelf bizar genoeg te ontzeggen. Hij leefde wekenlang alleen van het simpelste voedsel – voornamelijk van water en brood – om te kijken wat er zou gebeuren. Het gevolg was dat hij zichzelf in ruim zes maanden doodde, door scheurbuik, zonder tot een nuttige conclusie te zijn gekomen. Min of meer in dezelfde tijd voerde James Lind, een marinechirurgijn, een zorgvuldiger en wetenschappelijker (en voor hemzelf minder riskant) experiment uit door twaalf matrozen te zoeken die al scheurbuik hadden, hen in groepjes van twee te verdelen en elk tweetal een verschillend vermeend elixer te geven: azijn aan het ene paar, knoflook en mosterd aan het andere, sinaasappelen en citroenen aan het derde enzovoorts. Vijf groepen vertoonden geen enkele verbetering, maar het tweetal dat sinaasappelen en citroenen had gekregen knapte snel helemaal op. Verbazingwekkend genoeg besloot Lind het belang van het resultaat te negeren en hield hij koppig vast aan zijn persoonlijke overtuiging dat scheurbuik werd veroorzaakt door onvolledig verteerd voedsel, waardoor giftige stoffen zich in het lichaam ophoopten.
Het was de beroemde kapitein James Cook die de zaak op het goede spoor moest zetten. Tijdens zijn reis om de wereld van 1768 tot 1771 nam kapitein Cook een reeks middelen tegen scheurbuik mee om mee te experimenteren, onder andere 132 liter wortelmarmelade en 45 kilo zuurkool per bemanningslid. Tijdens zijn reis is niemand aan scheurbuik overleden – een wonder dat zeker zoveel heeft bijgedragen aan zijn status van nationale held als de ontdekking van Australië of een van zijn andere prestaties tijdens die heroïsche onderneming. De Royal Society, het voornaamste wetenschappelijk genootschap van Groot-Brittannië, was zo onder de indruk dat ze hem de Copley Medal verleende, haar hoogste onderscheiding. De Britse marine was helaas niet zo snel. Ondanks al het bewijs werd er nog een generatie lang omheen gedraaid voor er ten slotte stelselmatig citrussap aan zeelieden werd verstrekt.
De chirurgijn - ervaring belangrijker dan opleiding?
Ook de opperchirurgijn behoorde tot de onderofficieren. Hij had geen opleiding genoten, maar wel praktijkervaring opgedaan in de chirurgijnsgilde. Zijn taak was het verzorgen van de zieken en gewonden aan boord. Lang werd aangenomen dat de chirurgijn maar heel weinig kon en dat hij eigenlijk geen mensen beter kon maken, als gevolg van een gebrek aan opleiding. In sommige gevallen was dit inderdaad het geval, maar gemiddeld hadden de chirurgijnen zeker zes jaar ervaring en konden ze wel degelijk mensen genezen. De chirurchijnen liepen zelf ook een groot risico; één derde van hen stierf binnen vijf jaar nadat ze voor het eerst op een schip meegingen.
Ziekte en verwondingen aan boord
De chirurgijn kreeg voornamelijk te maken met slachtoffers van scheurbuik. Deze ziekte ontstond als gevolg van een tekort aan vitamine C. Daarnaast kwamen rodeloop en vlektyfus veel voor. Er gebeurden veel ongelukken aan boord, als gevolg van het zware werk dat de matrozen soms moesten verrichten. Het behandelen van botbreuken als gevolg van scheepswerk werd vergoed. Wanneer een matroos gewond raakte door toedoen van een gevecht, moest het slachtoffer zijn behandeling zelf bekostigen. Tenslotte zorgde ongedierte aan boord voor ziekten en vooral ook voor pijn; schorpioenen, duizendpoten en ratten konden lelijk bijten.
Chirurgijn bij de VOC
In 1753 had de Compagnie ruim driehonderd chirurgijns in dienst: ruim honderd in de vestigingen in Azië en tweehonderd op de schepen op zee (meestal twee per schip).
Chirurgijns hadden vooral een praktische opleiding doorlopen binnen het gilde van chirurgijns, waarbij de nadruk lag op heelkunde. Aderlaten, het zetten van botbreuken en het amputeren van ledematen werd grotendeels door chirurgijns uitgevoerd.
Daarnaast waren er academisch gevormde doctores medicinae, afgestudeerden in de geneeskunde, die in het Latijn aan de universiteiten werden onderwezen. Zij hielden zich vooral bezig met het genezen van interne ziekten, met diagnostiek en het voorschrijven van medicamenten.
De heelkunde en de geneeskunde waren echter niet strikt gescheiden en in de achttiende eeuw begaven chirurgijns en geneesheren zich in toenemende mate op elkaars gebied. Het zou trouwens weinig verschil gemaakt hebben of er nu een chirurgijn of een doctores medicinae aan boord was geweest. Beiden hadden geen idee en ervaring hoe de ziektes aan boord en in de tropische landen bestreden moesten worden.
De chirurgijn aan boord
De chirurgijn had zijn hut op het halfdek. ’s Morgens vroeg begon de chirurgijn met het klaarmaken van medicijnen op het vuur van de kombuis. Na het ochtendgebed hield de chirurgijn spreekuur aan dek. De provoost (scheepsonderofficier) riep de patiënten op met het versje: “Kreupelen en blinden, komt laat U verbinden. Boven bij de grote mast, kunt ge de meester vinden…”
Tragische ongevallen
Nog afgezien van oorlogsverwondingen, was het aantal ongevallen aan boord groot en waren de letsels door vallende stangen, katrollen, losrakend geschut en storm vaak ernstig. Bevriezingsverschijnselen waren ook niet zeldzaam gedurende de koude winters. Tragische ongevallen vonden ook plaats.
Neem als voorbeeld een ongeval op het schip Prinses Royal dat in 1652 op het punt stond om terug te varen naar Holland. Een dienaar van de konstabel was bevolen iets uit de kruitkamer te halen. De specerijengeur was echter zo sterk dat de jongen van zijn adem werd benomen en stikte. Een ander werd er achteraan gestuurd en bezweek eveneens. Toen men vermoedde wat er aan de hand was werd een derde man aan een touw naar beneden de kamer in gehesen.
Bij het ophijsen bleek de knoop van het touw niet strak genoeg te zitten. De man viel in de kamer en stierf net als zijn voorgangers. Een vierde man werd naar beneden gestuurd aan een touw en kwam bewusteloos doch levend terug. Het was duidelijk dat niemand meer de kruitkamer in kon gaan. Luiken en deuren werden daarom geopend en de wind moest de gevaarlijke dampen wegblazen. Een dag later konden de lijken worden geborgen.
Naast dergelijke ongevallen kwamen veelvuldig zogenaamde Kwalen van Venus en Mars voor: geslachtsziekten (Venus) en verwondingen door vechtpartijen (Mars). Deze behandelingen mocht de chirurgijn bij de bemanning zelf in rekening brengen. Alleen behandelingen die een gevolg waren van de scheepsdienst werden gratis behandeld.
De medicijnenkist
De kist met medicamenten en instrumenten was de wapenuitrusting van de scheepschirurgijn. De verscheidenheid van de inhoud was zeer groot: bijna 250 verschillende soorten laxerende middelen, kruiden, bloemen, zaden, stropen, honingsoorten, gedroogde vruchten, poeders, oliën, zalven, pleisters, gommen, meelsoorten, en chymica. De kist was verdeeld in laden en vakken.
Kruiden en andere drogerijen werden bewaard in leren zakjes, behalve de sterk vochtaantrekkende, die in tinnen busjes geborgen moesten worden. Stropen en conserveren gingen in geglazuurde aarden kruikjes; gedestilleerde waters en bijtende vloeistoffen in glazen flessen met tinnen dop. Iedere fles had in de kist zijn afzonderlijk met wollen stof gevoerd vakje. Zalven borg men in stenen potjes, afgesloten door een varkensblaas.
Ziektes
De meeste passagiers hadden last van scheurbuik, rodeloop en waterzucht. Daarnaast zag de chirurgijn vele gevallen van vlektyfus, hoofdpijn, hevige, brandende koortsen, en krankzinnigheid voorbij komen. Uit ellendigheid sprongen sommigen van boord, weer anderen staken zichzelf neer om zelf een einde te maken aan hun lijden.
Scheurbuik
Zieken met scheurbuik klaagden over ‘benoudtheydt op de borst, pijn en snijdinghe in de buik, blauwe vlekken, swelling aan de beenen, sterke coors, bedorve tandvlees, groote dorst en een droge beslaghe tongh, bloedige fluymen en wonden waaruyt bloedige stinkende etter vloeyen’. Scheurbuik was een van de meest voorkomende kwalen aan boord. Na verloop van tijd was de voorraad vers fruit en groente op en kreeg de bemanning een tekort aan vitamine C.
Medici wisten wel dat deze kwaal simpel verholpen kon worden met behulp van citroensap, maar citroensap was maar beperkt houdbaar en al bedorven voordat bij de bemanning de eerste tekenen van scheurbuik zichtbaar werden. Pas omstreeks 1780 werd ontdekt dat door toevoeging van rum citroensap veel langer houdbaar werd gemaakt. Ook de verversingsstations van o.a. Kaap de Goede Hoop, met tuinen vol verse groenten en fruit, hebben ertoe bijgedragen dat scheurbuik op een gegeven moment niet meer de belangrijkste oorzaak van ziekte en sterfte aan boord was.
Vlektyfus
Vlektyfus werd gekenmerkt door “verlies van eetlust, hoofdpijn, moeheid, droefgeestigheid, dorst en bittere smaak in de mond, dan volgde koorts en andere verschijnselen als delire, spruw, convulsies en flauwten. In de huid zag men vlekken van verschillende kleur, maar vooral de kleine donkere vlekjes, het ‘peperkoorn’…”
Vlektyfus is een ziekte die veel voorkwam en voorkomt in gevangenissen en soldatenkampen. Het is een ziekte die te maken heeft met het te dicht opeen wonen van mensen, met vervuiling en onzindelijkheid. Vlektyfus woedde hevig onder de soldaten tijdens de oorlogen in Europa in de achttiende eeuw en onder de bemanning van marine- en koopvaardijschepen op zee. De ziekte wordt overgebracht van mens tot mens door een steek van kleerluizen. Kleerluizen leven in de kleren en kunnen niet langer dan een dag zonder bloedmaal. Simpele hygiëne zoals wassen of uithangen van kleren is daarom tegen vlektyfus uiterst effectief.
Behandeling
De scheepschirurgijn kon vaak alleen het leed wat verzachten door geneeskrachtige omslagen, zalven, laxeermiddelen en aderlatingen toe te passen. Een andere methode van behandeling was de zogenaamde zweetkuur: De patiënt kreeg een afkooksel van pokhout –guajac of lignum sanctum geheten- en van kina, sarsaparilla- en sassafraswortels te drinken. Daarnaast kreeg hij vele dekens of dampbaden waardoor hij sterk aan het zweten gebracht werd. De behandeling moest dertig dagen herhaald worden. Aan boord werden dergelijke zweetkuren uitgevoerd in een donker hol, onder in het schip bij het kabelgat, dat, waarschijnlijk niet ten onrechte, ‘de Hel’ werd genoemd. Mocht de zweetkuur niet baten, dan had de chirurgijn een nog sterker middel: de kwijlkuur. De patiënt werd met kwikhoudende zalf ingesmeerd totdat een sterke speekselvloed optrad. Hoeveel patiënten aan een kwikvergiftiging zijn gestorven, laat zich slechts raden.
Rol Christoffel Columbus in verspreiding syfilis
Ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus heeft met zijn bemanning de geslachtsziekte syfilis in West-Europa geïntroduceerd.
"Het wordt steeds duidelijker dat een voorloper van syfilis vanuit de nieuwe wereld met de bemanning van Columbus is meegereisd naar Europa en zich daar ontwikkeld heeft tot de geslachtsziekte die ook vandaag nog steeds slachtoffers maakt," merkt Armelagos op. De onderzoekers merken op dat syfilis als één van de eerste wereldwijde ziektes moet worden beschouwd. Een inzicht in de herkomst van de ziekte kan volgens hen dan ook veel bijdragen tot de strijd tegen andere epidemieën.
Armelagos merkt op dat de eerste syfilis-epidemie in Europa op het einde van de vijftiende eeuw werd opgetekend. De onderzoekers zeggen dat de bacterie, afkomstig uit het warme en vochtige klimaat van de nieuwe wereld, zich gemuteerd heeft om te kunnen overleven in de koudere en relatief meer hygiënische omgeving van Europa. "Syfilis was het bijproduct van de ontmoeting van twee verschillende populaties, waarbij pathogenen werden uitgewisseld.
Het arrangement Mens en maatschappij - Europese ontdekkingsreizigers is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.