Ga eens op (virtueel) bezoek bij een museum hierover!
Plaatselijke bevolking: De Europeanen en de volkeren die zij tegenkwamen op hun reis konden elkaar meestal totaal niet verstaan. Ook waren veel Europeanen vaak arrogant en probeerde zij de plaatselijke bevolking te bekeren naar het christendom. Om veel verschillende redenen eindigden contact tussen Europeanen en de plaatselijke bevolking wel eens in ruzie, dit met dodelijke afloop.
Tot de vijftiende eeuw, voor de Europeanen kwamen, leefden er zes tot negen miljoen inheemsen in het Amazonegebied. Een eeuw later, na massale epidemieën, waren dat er nog maar een miljoen. Nu zijn er nog honderd geïsoleerde stammen over. De meesten leven in het Amazonegebied.
Inheemse stammen worden op allerlei manieren bedreigd. Zo hebben ze geen immuniteit tegen bepaalde westerse virussen en bacteriën. Griepepidemieën hebben daarom al hele stammen weggevaagd, nadat missionarissen het virus meebrachten.
Kort nadat Columbus de Cariben bereikte, verspreidden Europese ziektekiemen zich in een razend tempo over Noord- en Zuid-Amerika. Het kostte miljoenen oorspronkelijke bewoners het leven. Zij hadden geen weerstand tegen onze 'onschuldige' infectieziektes.
Kort na de oversteek van Columbus in 1492 kregen ziektekiemen de bewoners van het Caribisch gebied in hun greep. Ze verspreidden zich verder naar Mexico, Peru en de rest van de Nieuwe Wereld.
Rond 1527 stierf Inca-keizer Huayna Capac aan een mysterieuze ziekte die zijn gezicht bedekte met korsten. Het rijk van de dode keizer raakte verzwakt en viel uiteen in twee stukken. In 1532 waren er maar 180 Spanjaarden voor nodig om het complete noordelijke Inca-rijk te veroveren en de nieuwe keizer Atahualpa gevangen te nemen.
De inheemse bevolking vocht niet alleen tegen roofzuchtige, gewelddadige Europese kolonisten, maar ook tegen een onzichtbare vijand. Ongeveer een eeuw na de eerste reis van Christoffel Columbus noteerde de Spaanse geschiedschrijver José de Acosta dat zo'n 97 procent van de inwoners van de Caribische kustgebieden was verdwenen.
Welke ziektes de bevolking van Noord- en Zuid-Amerika het zwaarste hebben getroffen, is uit geschreven bronnen niet af te leiden. Er waren geen artsen in de buurt en schrijvers deden weinig moeite om de juiste diagnose te stellen. Wat voor hen telde, was dat de kolonisten er nauwelijks last van hadden en de lokale bevolking wel.
Spaanse teksten vermelden dat de slachtoffers pokken hadden, maar daar kunnen ze ook andere ziektes mee bedoelen waar je bultjes van kreeg: mazelen, waterpokken en tyfus bijvoorbeeld. Waarschijnlijk hadden veel slachtoffers verschillende virussen tegelijk. Zodra je pokken te pakken had, werd je vatbaarder voor bijvoorbeeld pleuris.
Waarom waren de inheemse Amerikanen de klos, en was het niet andersom? Volgens microbiologen komt dat doordat in Azië en Europa al vele duizenden jaren boerderijdieren leven, en in Amerika veel korter. Zo'n tienduizend jaar geleden werden in Azië en Europa voor het eerst koeien, varkens, schapen en andere beesten tam gemaakt.
Het vee werd al snel onmisbaar vanwege de melk, het vlees, de wol en het ploegwerk dat ze leverden. Door het zeer intensieve contact met de dieren sprongen bacteriën en virussen over van de dieren op de boeren. Zo kwamen ze in aanraking met griep, pokken en mazelen. Het leidde regelmatig tot dodelijke uitbraken van ziektes in de Oude Wereld. Maar de inwoners bouwden ook weerstand op.
In Amerika leefden minder dieren die je kon temmen en houden. De enige dieren die de inwoners hielden waren de hond, kalkoen, cavia, lama en muskuseend. Bovendien gebeurde dit veel kleinschaliger dan in Europa of Azië. Daardoor droegen inheemse Amerikanen andere ziektekiemen bij zich dan de Europeanen.
Het was minder prettig dat de columbiaanse uitwisseling ook betrekking had op ziekten. Doordat de oorspronkelijke bewoners niet immuun waren voor veel Europese ziekten werden ze gauw ziek en ‘stierven ze bij bosjes’. Één epidemie, vermoedelijk van virale hepatitis, heeft in de kuststreek van Masschusetts naar schatting het leven gekost aan 90 procent van de oorspronkelijke bevolking. Een ooit machtige stam in de regio van het moderne Texas en Arkansas, de Caddo, nam in aantal af van naar schatting tweehonderdduizend tot maar veertienhonderd – een achteruitgang van meer dan 99 procent. Een soortgelijke uitbraak in het moderne New York zou de bevolking reduceren tot zesenvijftigduizend – ‘niet genoeg om het Yankee Stadium te vullen’, volgens de angstaanjagende woorden van Charles C. Mann. Tijdens de eerste eeuw van contact met Europeanen is de autochtone bevolking van Meso-Amerika door ziekten en slachtpartijen in totaal afgenomen met 90 procent. In ruil daarvoor gaven ze de mannen van Columbus syfilis.
De Indianen die in Amerika woonden hadden alleen maar nadeel bij de ontdekkingsreizen. De Spanjaarden konden met een klein leger de Indianen makkelijk veroveren.
De Indianen waren onder de indruk van de blanken met hun vuurwapens en paarden. Dat de Indianen geen christenen waren, maakte de zaak nog eenvoudiger.
Grote en machtige Indianenrijken zoals die van de Azteken, de Inca's en de Maya's werden door de Spanjaarden vernietigd.
Maar de meeste doden vielen door Europese ziekten die de Spanjaarden meebrachten.
Overblijfselen van Machu Picchu,
een van de weinige incasteden
die niet door de Spanjaarden is verwoest.
Columbus geloofde heel zijn leven dat hij echt Indië had bereikt. Dit is ook waarom hij de inheemse bevolking daar Indianen had genoemd.
Een deel van de Indianen in Amerika woonden in een landbouwsamenleving. De volken zoals de Azteken en de Inca's woonden in grote rijken met een landbouwstedelijke samenleving.
Na de ontdekkers kwamen de mensen die het gebied wilden overnemen, de veroveraars. De veroveraars kwamen voornamelijk naar het continent voor goud en rijkdom. Ze hadden gehoord dat de Azteken en Inca's veel goud bezaten en dat de Inca's zelf een hele stad van goud hadden, genaamd El Dorado.
De reden waarom de Europeanen makkelijk het gebied konden veroveren, kwam door een aantal omstandigheden;
Aan het begin van de zestiende eeuw woonden in Amerika veel verschillende bevolkingsgroepen, ieder met eigen taal en cultuur. Eén van die bevolkingen was de Azteken die leefden in het huidige Mexico. Zij hadden in de vijftiende eeuw veel andere volkeren onderworpen. In 1519 kwamen de Azteken in contact met de Spaanse conquistador Hernán Cortes, die vanaf Cuba met 500 soldaten naar het vasteland was overgestoken. De Azteken aanbidden hun leider Montezuma als een god, maar geloofden dat er ook andere goden waren die het aanbidden waard waren. De Azteken waren zo onder de indruk van Cortes en zijn gezelschap dat zij met veel eerbied werden onthaald. Maar in 1521 maakte eerbied plaats voor ruzie. Zonder veel tegenstand wisten de Spanjaarden de Azteken te onderwerpen. Daarbij kregen de Spanjaarden hulp van de volken die eerder door de Azteken waren verslagen en onderdrukt. Cortés ging daarbij grondig te werk. Daardoor werd de Azteekse beschaving vernietigd en Cortés de nieuwe bestuurder van Mexico.
Een ander groot indiaans rijk behoorde de Inca’s toe. Dit lag aan de westkant van Zuid-Amerika in het gebied van het Andesgebergte. Door samen te werken met andere bevolkingen of deze te onderdrukken, wisten de Inca’s een gigantisch rijk – dat reikte van Ecuador tot diep in Chili – bij elkaar te houden. Om dit rijk goed te kunnen besturen, hadden de Inca’s een effectief communicatiesysteem aangelegd. Over verharde wegen reisden koeriers met boodschappen en opdrachten uit het bestuurscentrum Cuzco door het hele land. Daarnaast werden de wegen gebruikt door de Inca legers. De Inca’s hadden een polytheïstische godsdienst waarin de zon, de maan en de leider van de Inca’s – waarvan werd geloofd dat hij de incarnatie was van de zonnegod Inti – een belangrijke positie hadden.
In 1524 en 1526 ontmoette de leider van de Inca’s de Spaanse conquistador Francesco Pizarro. Tijdens deze ontmoeting viel het Pizarro op dat de Inca’s over veel goud, zilver en edelstenen beschikten. In 1532 zou een derde ontmoeting plaatsvinden in Cuzco tussen de Spanjaarden en de Inca’s. Maar deze ontmoeting verliep niet als gepland. Na een korte ruzie gaf Pizarro het bevel ‘de indianen als mieren te vermorzelen’. Nu de Inca legers niet meer bevelen kregen vanuit Cuzco was het voor Pizarro gemakkelijk het hele Incarijk te veroveren. Het zou niet lang duren voordat ook Portugal zich in deze ‘Nieuwe Wereld’ ging wagen.