Welkom bij deze les! Vandaag gaan we de hoofdstukken van de afgelopen 3 lesweken doornemen. Zo kunnen jullie alle stof makkelijk terugvinden en oefenen met extra opdrachten. Deze les zal dus gaan over woordsoorten, leestekens en meervoud op -en, -s, -ën en -n.
Tijdens deze les maken we gebruik van deze WikiWijs, een andere methode dan die we normaliter gebruiken. We gaan de theorie nogmaals bespreken, kennisclips bekijken en verschillende oefenopdrachten maken.
Je kan deze Wikiwijs ten alle tijden gebruiken, hij blijft beschikbaar.
Hoe werkt WikiWijs?
Links in het scherm zie je een hoofdmenu. Hier kan je stapsgewijs, dus van onder naar boven, doorheen door er op te klikken. Wanneer je dit doet zie je de opdracht/theorie die bij dit stukje hoort.
Succes!!
Woordsoorten
Theorie
Werkwoord --> iets wat je kunt doen (voetballen, werken, spelen). In een zin staat altijd tenminste een werkwoord. Een werkwoord is ook iets wat gebeurt of je overkomt.
Lidwoord --> de, het of een. Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
Zelfstandig naamwoord --> een mens, dier, ding of plant. Er staat altijd een lidwoord voor. Zoals bij de plant, het mens en het dier. Verder vallen ook alle namen onder zelfstandig naamwoorden.
Bijvoeglijk naamwoord --> dit zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Zoals bij de grote tafel. We hebben ook een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord, dit zegt waarvan het zelfstandig naamwoord is gemaakt. Zoals bij de gouden kooi.
Voorzetsel --> is vaak een kort woord dat de plaats, de tijd of de oorzaak aangeeft. In de kast, op de kast, onder de kast. Het woord ‘kast’ kan je goed gebruiken om een voorzetsel te herkennen.
Kennisclip
Dan gaan we nu een kennisclip bekijken van Ruud Hermans, waarin hij uitleg geeft over de woordsoorten.
Oefenopdrachten
Dan gaan we nu aan de slag met de opdrachten. In het menu zie je de verschillende woordsoorten met daaronder de bijbehorende opdrachten.
LET OP: sommige zinnen bevatten meerdere antwoorden.
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord
Voorzetsels
Hoofdletters en leestekens
Theorie
Hoofdletters
Wanneer gebruiken we hoofdletters?
- aan het begin van een zin: Zij is altijd te laat in de les.
- als de zin met 's begint, verschuift de hoofdletter: 's Morgens vergeet ik altijd om te eten.
- bij namen: Lisa Vries, Dordrecht, Zara, Kerstmis, Adidas. Dus niet alleen namen van mensen, maar ook bedrijven, officiele feestdagen etc.
- bij woorden die van namen zijn gemaakt: Chinese, Zuid-Holland, Turks.
LET OP: namen van de week (maandag), maanden (januari), seizoenen (winter) en winstreken (zuiden) krijgen geen hoofdletter.
Leestekens
We gebruiken een punt aan het einde van een zin. Verder gebruiken we een punt ook na of in sommige afkortingen: z.g.a.n, enz.
We gebruiken een vraagteken als we een vraag willen stellen.
We gebruiken een uitroepteken als het een zin is met veel nadruk.
Wanneer gebruiken we een komma?
- tussen twee persoonsvormen: Zoals ik aan de telefoon zei, ontvangt u morgen uw bestelling.
- tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en): Ik wil dat je kaas, salami, melk en hagelslag haalt.
- na een naam of een uitroep aan het begin van een zin: Mevrouw Sipovic, hebben wij vandaag een toets?, of: Hoera, jij bent vandaag jarig.
Een komma geeft aan dat er een klein rustmoment is in de zin. Wanneer je de zin dus hardop leest, hoor je ook dat je daar even stopt.
Wanneer gebruiken we een dubbele punt?
Een dubbele punt laat zien dat je iets aankondigt of opsomt.
Als je iemands woorden weergeeft in de directe rede, dus letterlijk, heet dat een citaat. Met een dubbele punt kun je een citaat aankondigen. Je zet dan het citaat tussen aanhalingstekens.
- Carmen zei: 'Ik ben naar de kapper geweest.'
- Haris vroeg: 'Heb jij al geleerd voor de toets?'
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt.
- 'Ik ben naar de kapper geweest', zei Carmen.
- 'Heb jij al geleerd voor de toets?' vroeg Haris.
LET OP: bij de laatste zin komt er geen komma achter de vraag. Na een vraag- en uitroepteken komt geen komma.
Als je iemands woorden in de indirecte rede weergeeft, gebruik je geen aanhalingstekens.
- Carmen zei dat ze naar de kapper is geweest.
Kennisclip
Dan gaan we nu een kennisclip bekijken van Arnoud Kuijpers, waarin hij het heeft over hoofdletters. Je mag stoppen na 04:03. Je hoeft dus niet het hele filmpje te bekijken.
Oefenopdrachten
Meervoud op -en, -s, -ën en -n.
Theorie
Meervoud op -en
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op –en. Lamp -> lampen, weg -> wegen, mes -> messen, kloof -> kloven. Vaak hoef je alleen maar een –en achter het woord te zetten. Zoals, dans -> dansen.
Maar er zijn ook veel aspecten waar je op moet letten bij meervoud op –en, namelijk:
- Soms moet je de laatste letter verdubbelen. Bijvoorbeeld: klas -> klassen
- Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen. Bijvoorbeeld: been -> benen
- Soms moet je een -f veranderen in een -v. Bijvoorbeeld: brief -> brieven
- Soms moet je een –s veranderen in een –z. Bijvoorbeeld: baas -> bazen
Meervoud op -s
Het meervoud op –s komt ook vaak voor. Vaak hoef je alleen maar -s achter het woord te plakken. Zoals bij het woord tafel, dat wordt tafels. Of infectie, dat wordt infecties.
Soms moet je een apostrof (‘) voor de –s schrijven. Dit doe je bij woorden die eindigen op -a, -o, -u, -i of -y. Bijvoorbeeld: pizza -> pizza’s, polo -> polo’s, accu -> accu’s, mini -> mini’s, hobby -> hobby’s.
LET OP: bij woorden die eindigen op –eau, zoals het woord cadeau, gebruiken we geen apostrof voor de -s. Ook al is de laatste letter een –u.
Meervoud op -ën en -n
Tot slot hebben we het meervoud van woorden die eindigen op –ee of –ie. Deze woorden eindigen wanneer we ze in het meervoud zetten soms op -s en soms op -ën of -n. We gaan het nu hebben over de meervoudsvormen die eindigen op -ën en -n.
Als het enkelvoud eindigt op –ee, dan is het makkelijk. Je plakt hier alleen de –ën achter. Dus bijvoorbeeld slee -> sleeën, zee -> zeeën, twee -> tweeën.
Als het enkelvoud eindigt op –ie, dan is het iets lastiger. Je moet hier namelijk letten op de klemtoon. Ligt de klemtoon op de –ie, dan komt er een –ën achter. Ligt de klemtoon niet op de –ie? Dan komt er een –n achter. De -e die al aan het einde van het woord staat krijgt een trema.
Bijvoorbeeld: bij het woord olie, ligt de klemtoon niet op de ie. Dus dit wordt oliën. Maar bij het woord melodie, ligt de klemtoon wel bij de –ie. Dus dit wordt melodieën.
Kennisclip
Dan gaan we nu een kennisclip bekijken van Arnoud Kuijpers, waarin hij het heeft over de verschillende meervoudsvormen.
Jullie mogen stoppen na 04:00. Jullie hoeven dus niet het hele filmpje te bekijken.
Het arrangement Woordsoorten en spelling is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Sanela Sipovic
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2021-01-18 00:29:12
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.