Aan het einde van de les kan je:
- Enkele voorbeelden geven van geluidsbronnen.
- Berekenen welke afstand het geluid heeft afgelegd.
- Uitleggen hoe je met je oren geluid hoort.
Een voorwerp dat geluid maakt, noem je een geluidsbron.
Er zijn geluidsbronnen die door mensen gemaakt zijn andere komen van natuurlijke geluidsbronnen.

Geluid ontstaat door trillingen in een geluidsbron. Die trilling hoor je als geluid, doordat de trilling zich vanaf de geluidsbron naar je oren verplaatst.
Je kunt geluid alleen horen als er een tussenstof (medium) is.
Dit is een stof waardoor de trillingen zich kunnen verplaatsen van de geluidsbron naar de ontvanger (je oren).

Geluid heeft tijd nodig om zich door een stof te verplaatsen. Hoe snel geluid zich verplaatst verschilt per stof.
In lucht is de geluidssnelheid 343 m/s
v = 343 m/s
afstand = geluidssnelheid x tijd
s = v x t
Als de geluidsgolven het oor bereiken zal het trommelvlies mee gaan trillen. De gehoorbeentjes brengen de trillende beweging van het trommelvlies over naar het slakkenhuis. Daarin zitten kleine haartjes die ook mee trillen. De gehoorzenuw stuurt deze signaaltjes door naar de hersenen.

oefening 1:
t = 0,12 s
De geluidsbron (vleermuis) zend een signaal uit. Deze komt tegen de vlinder aan en het geluid gaat als een echo weer terug. De tijd dat het geluid erover doet om van de vleermuis weer terug te gaan is 0,12 seconden. De afstand v x t /2 om de afstand naar de vlinder te weten.
s = 0,12 x 343 = 41,16 m
s = 41.16/ 2 = 20,58m
oefening 2:
Een schip gebruikt geluid om de diepte van de zee te meten. Het sonarsysteem zendt een korte geluidspuls uit en vangt even later het teruggekaatste signaal (de echo) weer op. Bekijk figuur 8. Tussen het uitzenden van het geluid en het ontvangen van de echo zit 0,35 s. Bereken hoe diep de zee is, in meter. Rond het antwoord af op één cijfer achter de komma.
■Tip (gebruik de juiste v (kijk in je boek bij de tabel)
■Gebruik de GGO-methode

G: geluidssnelheid (v) zeewater = 1510 m/s tijd (t) = 0,35 s
G: afstand (s) in meter
O:
■s=v ∗t
■s=1510 ∗0,35=528,5 m
■omdat het geluid heen en terug moet, is de zee 528,5/2=264,25 m diep
oefening 3:
Een gebouw heeft betonnen muren van 50 cm dik. Aan de binnenkant van de muur zit een laag kurk van 10 cm dik. Fleur zit op 3 m van de muur. Aan de buitenkant klopt iemand tegen de muur. Bereken hoelang het geluid erover doet om Fleur te bereiken. Rond je antwoorden niet tussentijds af. Rond het eindantwoord af op drie cijfers achter de komma.
Gebruik de GGO-methode en maak je eigen tekening.
Bij je toets en met opdrachten mag je zelf ook tekeningen maken. Dit helpt om het inzichtelijk te maken.

G: geluidssnelheid (v) beton= 4300 m/s afstand (s) = 0,5 m
geluidssnelheid (v) kurk = 500 m/s afstand (s) = 0,1 m
geluidssnelheid (v) lucht = 343 m/s afstand (s) = 3,0m
G: de totale tijd die nodig is om voor Fleur het geluid te horen.
O:
beton
■s=v ∗t
■t=s/v
■t=0,5/4300=0,000116 s
Kurk
■t=s/v
■t=0,1/500=0,0002s
Lucht
■t=s/v
■t=3/343=0,0087 s
ttot=0,000116+0,0002+0,0087=0,00906 s.
afgerond duurt het 0,009 s om fleur te bereiken.