Werkwoordspelling. Gereedschapskist.

Werkwoordspelling. Gereedschapskist.

Wat weet je al?

OPEN ALLE SLOTEN. Zet elk werkwoord op de juiste manier in de tegenwoordige tijd!

  • Als je de link hieronder aanklikt, zie je acht slotjes staan.
  • Klik slot 1 aan. Beantwoord de vraag op de juiste manier. Type het antwoord in  kleine letters.
  • Heb je het antwoord ingetikt, klik dan op de sleutel.
  • Goed antwoord?Slot gaat open.
  • Klik daarna op de pijl naar links en ga naar het volgende slot.

 

Oefening
Kun jij alle sloten openen?

Gereedschap:

  • Je weet wat een persoonsvorm is.

  • Je weet hoe je een persoonsvorm vindt in een zin.

 

Toekomstig gereedschap:

  • Je kunt een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijven.

  • Je kunt een persoonvorm in de verleden tijd schrijven.

  • Je weet wat een voltooid deelwoord is.

  • Je weet op welke letter een voltooid deelwoord eindigt.

Tegenwoordige tijd

Filmpje 

Hoe schrijf werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

Schrijf tijdens het bekijken van het filmpje de regels op.

Gereedschap om werkwoorden in de tegenwoordige tijd te zetten.

Gebruik het stappenplan voor de tegenwoordige tijd.

Wat moet je doen om werkwoorden op de juiste manier in de tegenwoordige tijd te zetten?

Gereedschap om werkwoorden in tegenwoordige tijd te zetten.
Gereedschap om werkwoorden in tegenwoordige tijd te zetten.

Gereedschap:

  • Je weet wat een persoonsvorm is.
  • Je weet dat je eerst van het hele werkwoord de stam moet maken (hele werkwoord-EN).
  • Je kent de regels van de tegenwoordige tijd in het enkelvoud.
  • Je kent de regels van de tegenwoordige tijd in het meervoud.
  • Als JE (altijd te veranderen in JIJ) achter het werkwoord staat, gebruik je de stam.
  • Je hoort of er een T achter de stam komt, als je het werkwoord HOREN (of SMURFEN) gebruikt.
Oefenen
Oefenen

Oefenen met tegenwoordige tijd

Oefenen met tegenwoordige tijd

Verleden tijd

Gereedschap werkwoorden in verleden tijd:

  • Je kunt een persoonsvorm vinden in een zin.
  • Je weet dat een persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd kan staan.

Bekijk het filmpje over spelling in verleden tijd

Nieuw gereedschap verleden tijd:

  • Als je werkwoorden in de verleden tijd moet schrijven, bekijk je eerst of het gaat om een sterk of zwak werkwoord.
  • Sterke werkwoorden (klankveranderende werkwoorden) veranderen helemaal van klank in de verleden tijd. De meeste werkwoorden ken je wel. Weet je het niet: zoek op.
  • Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank. Achter de stam zet je DE of DEN/ TE of TEN.
  • Maak bij zwakke werkwoorden eerst de stam van het hele werkwoord.
  • Kijk daarna op welke letter de stam eindigt.
  • Staat de laatste letter van de stam in 't (x) kofschip? Dan komt achter de stam TE (enkelvoud) of TEN (meervoud).
  • Staat de laatste letter van de stam niet in 't (x) kofschip? Dan komt achter de stam DE (enkelvoud) of DEN (meervoud).

 

Maak de oefening.
Maak de oefening.

KUN JIJ ALLE SLOTEN OPENEN?
Je vindt weer acht sloten die je pas kunt openen als je de vraag die bij het slot hoort op de juiste manier beantwoord. Gebruik GEEN hoofdletters in je antwoord.

Stappenplan verleden tijd

Volg het stappenplan en schrijf werkwoorden in de verleden tijd op de juiste manier.

Gereedschap sterke werkwoorden
Gereedschap sterke werkwoorden
Gereedschap zwakke werkwoorden in verleden tijd
Gereedschap zwakke werkwoorden in verleden tijd

Oefening zwakke werkwoorden in verleden tijd
Niveau 2 F. Brugklas en tweede klas

Oefening sterke werkwoorden in verleden tijd

Oefening sterke en zwakke werkwoorden in verleden tijd

Voltooid deelwoord

Benodigd gereedschap:

  • Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.
  • Je weet wat de regels zijn of zwakke werkwoorden in de verleden tijd op te schrijven.

Bekijk het volgende filmpje over het voltooid deelwoord

Gereedschap om voltooid deelwoord te herkennen
Gereedschap om voltooid deelwoord te herkennen

Gereedschap voltooid deelwoord:

  • Je weet dat een voltooid deelwoord begint met een voorvoegsel.
  • Je weet dat een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord van klank verandert.
  • Je herkent een voltooid deelwoord in de zin omdat er altijd een hulpwerkwoord bij staat.
  • Een voltooid deelwoord kan eindigen op een T of een D of (E)N.
  • Je kunt het voltooid deelwoord langer maken met een E. Je hoort dan of het op welke letter ht eindigt.

Oefening tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord

Toets: Wat ben je te weten gekomen. Test jezelf

Start