Je weet dat een persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd kan staan.
Bekijk het filmpje over spelling in verleden tijd https://vimeo.com/53222020
Nieuw gereedschap verleden tijd:
Als je werkwoorden in de verleden tijd moet schrijven, bekijk je eerst of het gaat om een sterk of zwak werkwoord.
Sterke werkwoorden (klankveranderende werkwoorden) veranderen helemaal van klank in de verleden tijd. De meeste werkwoorden ken je wel. Weet je het niet: zoek op.
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank. Achter de stam zet je DE of DEN/ TE of TEN.
Maak bij zwakke werkwoorden eerst de stam van het hele werkwoord.
Kijk daarna op welke letter de stam eindigt.
Staat de laatste letter van de stam in 't (x) kofschip? Dan komt achter de stam TE (enkelvoud) of TEN (meervoud).
Staat de laatste letter van de stam niet in 't (x) kofschip? Dan komt achter de stam DE (enkelvoud) of DEN (meervoud).
KUN JIJ ALLE SLOTEN OPENEN?
Je vindt weer acht sloten die je pas kunt openen als je de vraag die bij het slot hoort op de juiste manier beantwoord. Gebruik GEEN hoofdletters in je antwoord.
Stappenplan verleden tijd
Volg het stappenplan en schrijf werkwoorden in de verleden tijd op de juiste manier.