Welkom
Welkom in de Wikiwijs van Nederlands! Deze Wikiwijs gaat over hoofdletters en leestekens. Lees eerst de stukjes uitleg op elke pagina en maak daarna de vragen.
Veel succes!
Namen
Hoofdletters gebruik je altijd aan het begin van de zin. Een zin begint met 's is een uitzondering. Bekijk de volgende voorbeelden:
De juf fietst in de ochtend naar school.
's Ochtends fietst de juf naar school.
Aan het einde van de zin zet je altijd een punt. Wanneer je een vraagzin hebt, staat er aan het einde een vraagteken.
Hij gaat vandaag naar school.
Gaat hij vandaag naar school?
Je gebruikt ook hoofdletters bij namen van personen. Zowel bij voornamen als bij achternamen. Bekijk de volgende voorbeelden:
Dennis en Frank gaan naar school.
Vandaag geeft Famke Louise een optreden.
Wanneer er geen voornaam bij een achternaam met een tussenvoegsel (de Graaf, van der Wiel) staat, krijgt het tussenvoegsel een hoofdletter. Staat er wel een voornaam, dan heeft het tussenvoegsel een kleine letter. Bekijk de voorbeelden:
Elke dinsdag gaat mevrouw De Graaf winkelen.
Elke dinsdag gaat Anke de Graaf winkelen.
Elke dinsdag gaat mevrouw Van der Sluis winkelen.
Opdracht
Plaatsen
Namen van plaatsen schrijf je ook met een hoofdletter. Dat geldt voor landen, steden, straten, maar bijvoorbeeld ook voor rivieren.
In Amsterdam wonen veel mensen.
Er was een ongeluk op de Dorpsweg.
Volgend jaar ga ik op vakantie naar Duitsland.
De langste rivier in Nederland is de Rijn.
Soms schrijven de we windrichtingen (noord, oost, zuid, west) ook met een hoofdletter. Dit doe je wanneer er een - tussen staat.
Ik woon in Noord-Groningen.
Ik woon in het noorden van Groningen.
De school staat in Rotterdam-Zuid.
De school staat in het zuiden van Rotterdam.
Opdracht
Merken
Namen van merken en bedrijven schrijf je ook met een hoofdletter. Bekijk de voorbeelden:
De Primark gaat morgen weer open.
Hij loopt stage bij de Albert Heijn.
Oma doet boodschappen bij de Lidl.
Deze zomer draag ik schoenen van Nike.
Mijn zusje draagt liever Adidas.
Ik heb een abonnement bij Vodafone.
Opdracht
Talen en volken
Namen van talen en volken schrijf je ook met een hoofdletter.
Op school krijgen we Nederlands en Engels.
Mijn oom spreekt vloeiend Frans.
De Nederlanders eten graag appeltaart.
Vandaag hebben de Belgen een vrije dag.
De Marokkanen vieren vandaag feest.
Opdracht
Feestdagen
Feestdagen schrijven we ook met een hoofdletter. Let op! Woorden die te maken hebben met feestdagen schrijven we niet met een hoofdletter. Bekijk het voorbeeld:
Ik krijg veel cadeautjes met Kerst.
In de boom hangen veel kerstballen.
Je schrijft 'Kerst' wel met een hoofdletter, maar 'kerstballen' niet.
We schrijven historische gebeurtenissen ook met een hoofdletter.
Vandaag vieren we het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Opdracht
Test jezelf!