Welkom op mijn wikiwijs over het thema organen en cellen!
Op deze wikiwijs kan jij aan de slag met het thema organen en cellen. De basisstoffen worden opnieuw uitgelegd door middel van een samenvatting en 2 kennisclips. Ook vind je op deze wikiwijs extra opdrachten om te oefenen en mee aan de slag te gaan. Als je denkt dat je goed geoefend hebt en de stof echt begrijp kan je ook een oefentoets maken.
Dit zijn de leerdoelen voor dit thema:
1. Je moet in de bouw van een organisme organen, organenstelsels, cellen en weefsels kunnen onderscheiden.
2. Je moet in een afbeelding van een torso en van een dwarsdoorsnede van de romp van een mens de organen kunnen benoemen.
3. Je moet van een microscoop de onderdelen kunnen noemen met hun kenmerken en functies.
4. Je moet van cellen de delen kunnen noemen met hun kenmerken en functies
5. Je moet de verschillen tussen dierlijke en plantaardige cellen kunnen noemen.
6. Je moet de kenmerken van chromosomen kunnen noemen en de bouw van DNA kunnen beschrijven.
7. Je moet kunnen beschrijven hoe een cel zich deelt.
Waar kan je alles nou vinden? Onder het kopje lesstof vindt je alle paragraven uitgelegd. Onder het kopje extra lesstof vindt je twee extra kopjes. Onder het kopje verdiepend kan je op verschillende manieren oefenen met de begrippen. Onder het kopje herhalend vind je 4 korte kennisclips over het thema. In de kennisclips zitten er een paar vragen verstopt die je kan beantwoorden tijdens het bekijken van de kennisclips. Ook is er een eindtoets waarmee je dit thema kan afsluiten. In de volgende les bespreek ik de toets met jullie en geef jullie dan de cijfers. In het laatste kopje zit een feedback formulier die kan je invullen als je de site goed bekeken heb.
Veel succes met het maken van de opdrachten en het leren voor de toets!
lesstof
Basisstof 1 Organen en weefsels
In de biologie moeten we verschillende niveaus kennen. Voor nu hoef je alleen de 6 hoofdniveaus te kennen in de biologie. De zes hoofdniveaus zijn de cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels en organisme.
Hieronder vinden jullie een korte kennisclip die de verschillende niveaus uitlegt op volgorde van klein naar groot. Bekijk het filmpje zodat je de stof beter begrijpt en later de opdrachten beter kunt maken.
In dit thema maak je kennis met 4 verschillende soorten weefsels die je kan vinden in je lichaam. een van die weefsels is botweefsel. Botweefsel vindt je in je botten zoals je schedel. onder de microscoop ziet het er een beetje uit als een spinnenweb met grote gaten. In je spieren heb je ook weefsel, dit weefsel noem je spierweefsel en vindt je in spieren zoals je bicep en tricep. Onder de microscoop ziet dit weefsel er roze uit. Weefsels die je bijvoorbeeld kan vinden in je hersenen en ruggenmerg noem je zenuwweefsel. Onder de microscoop ziet dit eruit er wit uit met paarse vlekken en kleine paarse kleine puntjes. Het laatste weefsel dat je moet kennen is het kraakbeenweefsel. Het kraakbeenweefsel zit in je neus en in je oren en is heel erg flexibel.
Bij weefsels zit er stof tussen de cellen. Dit stof wordt tussencelstof genoemd. Het kan soms vloeistof zijn,dan is het bijvoorbeeld hersenvocht in de hersenen. Tussencelstof kan ook een stof zijn die cellen van het weefsel maakt.
Het menselijk lichaam heeft 12 orgaanstelsels in dit thema moet je er 6 uit je hoofd kennen. De 6 orgaanstelsels die je moet kennen zijn:
1. Het verteringsstelsel
2. Het beenderstelsel (skeletstelsel)
3. Het spierstelsel
4. Het bloedvatenstelsel
5. Het ademhalingsstelsel
6. Het zenuwstelsel
Hieronder laat het plaatje goed zien welke organen bij welke orgaanstelsels horen. Leer dit plaatje goed uit je hoofd want dit komt vaker terug in het hoofdstuk en is belangrijk voor de toets.
afbeelding 1
Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
In deze paragraaf wordt er een klein stukje behandeld over orgaandonatie. Maar wat is orgaandonatie? wat gebeurt er met je organen? en hoe wordt je donor? voor dit onderwerp heb ik een videoclip over orgaandonatie onder aan de pagina gezet.
Basisstof 2 De microscoop
Bij het vak biologie voer je vaak een practicum uit. Kijk maar naar de twee vorige thema's die jullie gehad hebben. Jullie hebben toen practicums moeten doen zoals bonen natekenen en zaadjes laten ontkiemen. Een ander soort type practicum is een practicum met een microscoop. Bij een microscooppracticum wordt er gekeken naar cellen. Dit kunnen bijvoorbeeld cellen zijn van een plant maar ook bijcoorbeeld cellen vanuit je wangslijmvlies. Omdat we bij het vak biologie vaak te werk gaan met een microscoop moet je weten wat de onderdelen zijn van een microscoop en moet je de functies weten van die onderdelen. Ook moet je weten hoe je een preparaat maakt. Onder aan deze teks zien jullie een afbeelding van een microscoop met de onderdelen en hun functies.
afbeelding 2
Bron: Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
Leer deze afbeelding goed uit je hoofd. Je gaat met het vak biologie vaak gebruik moeten maken met de microscoop, daarom is het handig als je alle onderdelen weet en hun functie. Door de lockdown is het natuurlijk jammer dat we nu niet naar school toe kunnen gaan en aan de slag kunnen met een microscoop. toch kan je wel vanuit huis met een microscoop werken, dit kan door een eigen DIY microscoop te maken. Dit doe je met behulp van je webcam. Bekijk het filmpje hieronder als het je leukt lijkt om een microscoop te maken met je oude webcam.
De onderdelen die je nodig heb voor de microscoop van je oude webcam zijn:
1. Webcam met handmatige scherptestelling
2. Karton
3. Zaklamp
Je kan ook een microscoop maken met je telelfoon. Daarvoor kan je het tweede filmpje hieronder bekijken. Voor de het maken van de microscoop met behulp van je telefoon heb je de volgende onderdelen nodig:
1. Je telefoon
2. Laser
3. Een bobbypin
4. Tape
Basisstof 3 Werken met de microscoop
Als we cellen onder een microscoop willen bekijken moeten we eerst een preparaat maken. Een preperaat bestaat altijd uit 3 onderdelen:
1. een preperaatglas
2. een object (bv een stuk blad van een plant)
3. een dekglas
In het filmpje hieronder wordt er uitgelegd hoe je een preparaat maakt van waterpest. Waterpest is een plantje dus onder microscoop zou je plantaardige cellen moeten zien. Bekijk het filmpje goed en neem aantekeningen als dat nodig is.
Als het gelukt is om een preparaat te maken ga je hem bekijken onder de microscoop. Om goed en scherp beeld te krijgen moet je eerst een paar stappen volgen zodat alles goed verloopt. We beginnen bij stap 1, de tafel omlaag draaien en leg je preperaat op het tafeltje. Je draait de tafel altijd als eerst helemaal omlaag voordat je preparaat op de tafel legt. Als je preperaat gelijk op de tafel zet heb je kans dat als je aan de revolver draait dat er een objectief tegen je preperaat aan knalt en je je preparaat verpest. vervolgens gaan we naar stap 2 draai aan de revolver voor het objectief met de kleinste vergroting en draai met de grote schroef de tafel weer omoog. Bij de derde stap ga je het beeld scherpstellen met behulp van de kleine schroef. Als je het beeld scherp ziet is het gelukt en kan je doorgaan et de andere objecttieven. Als je cellen onder een microscoop bekijkt begin je altijd met het objectief met de kleinste vergroting. Je kan niet gelijk beginnen met de objectief met de grootste vergroting want dan kan het fout gaan met het scherp stellen van het beeld, ook kan je niet gelijk van de objectief met de kleinste vergroting naar de objectief gaan met de grootste vergroting. Doe je dit wel is er een grote kans dat je de cellen onder de microscoop niet goed ziet.
Basisstof 4 Dierlijke cellen
Cellen zien er heel verschillend uit. De cellen van planten zien er weer heel anders uit dan de cellen van dieren (mensen) bijvoorbeeld. Dierlijke cellen bevatten niet alle onderdelen die plantaardige cellen hebben. Het plaatje dat hieronder wordt weergegeven is een plaatje van een dierlijke cel. Leer dit plaatje goed uit je hoofd!
Zoals je hier boven in het plaatje kan zien bestaat een dierlijke cel uit 4 onderdelen:
1. Cytoplasma
Het cytoplasma bestaat uit water met opgeloste stoffen.
2. Celmembraan
Het celmembraan is een stevig dun vliesje om het cytoplasma heen en speelt een rol bij de opname en afgifte van stoffen.
3. Celkern
In het cytoplasma zit de celkern. In de celkern zitten langgerekte dunne draden die eruit zien als kruisjes, deze langgerekte dunne draden noemen we chromosomen.
4. Kernmembraan
Het kernmembraan is een vliesje om de celkern.
Chromosomen zijn superklein, zo klein dat je ze niet gelijk onder een microscoop kan zien. Een chromosoom kan je pas zien wanneer de cellen zich gaan delen. chromosomen bestaan voor een gedeeltde uit DNA. DNA regelt van alles in de cel en bevat informatie over verschillende eigenschappen. Deze eigenschappen krijg je van je ouders mee en noem je erfelijke eigenschappen. Voorbeelden van erfelijke eigenschappen zijn de vorm van je neus, je haar kleur, je oogkleur etc.
Basisstof 5 Plantaardige cellen
afbeelding 4
Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
Net zoals een dierlijke cel bestaat een plantaardige cel ook uit verschillende onderdelen. Net zoals een dierlijke cel heeft een plantaardige cel een cytoplasma, een celmembraan en een celkern. Ook heeft een plantencel bladgroenkorrels, vacuole en een celwand. Deze begrippen zijn heel belangrijk voor de opdrachten die je maakt en voor de toets dus onthoud deze begrippen.
1. Bladgroenkorrels
Bladgroenkorrels zijn korrels die zich bevinden in het cytoplasma van een plantaardige cel. De korrels zijn groen en zorgen ervoor dat de bladeren en stengel van een plant groen zijn. Ook vindt er in de bladgroenkorrels fotosynthese plaats.
2. Vacuole
De vacuole ligt in het midden van de cel. Het is in de meeste gevallen een groot blaasje dat gevuld is met vocht.
3. Celwand
De celwand is een stevig laagje om de cel heen. De celwand zorgt ook voor stevigheid.
Nu dat je alle onderdelen een plantaardige cel weet en alle onderdelen van een dierlijke cel weet kun je die twee cellen met elkaar vergelijken en kijken welke verschillen die twee hebben. Dit is handig zodat je weet wat voorst cel je bekijkt onder een microscoop. Om je te helpen heb ik een klein tabelletje gemaakt en aangekruist welk onderdeel welke cel heeft. schrijf dit tabbeletje ergens op en leer hem goed uit je hoofd, dit tabbeletje ga je vaker nodig moeten hebben in de biologie.
Celonderdeel
Plantaardige cel
Dierlijke cel
Celwand
X
Celmembraan
X
X
Cytoplasma
X
X
Celkern
X
X
Bladgroenkorrels
X
Vacuole
X
Basisstof 6 celdeling
Ons lichaam bestaat uit meer dan miljoenen cellen. Die cellen blijven niet voor altijd goed, ze verouderen en sterven op een gegeven moment af. Je lichaam heeft wel steeds nieuwere cellen nodig om te kunnen functioneren en te kunnen groeien. Maar hoe komt je lichaam aan nieuwere cellen? Je lichaam komt aan nieuwere cellen door middel van deling.
De cel die zich gaat delen noemen we de moedercel. De moedercel deelt zich en er ontstaan twee dochtercellen. Het lichaam is opgebouwd uit lichaamscellen. Elke lichaamscel waaruit de mens is opgebouwd heeft 46 chromosomen in de kern, 46 chromosomen staan gelijk aan 23 chromosomenparen.
afbeelding 5
Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
De deling vindt plaatst in verschillende stappen:
1. Kerndeling
In de kerndeling ontstaan er twee kernen door middel van deling. De dochtercellen lijken precies op de moedercel, vandaar dat er na de deling twee kernen ontstaan met evenveel chromosomen als de moedercel.
2. Celdeling
Tijdens de celdeling onstaan er twee aparte cellen. Iedere cel heeft nu een aparte kern met 46 chromosomen.
3. Plasmagroei
Er zijn nu twee cellentjes met twee kernen met daarin 46 chromosomen. Ondanks dat ze alles hebben lijken ze niet helemaal op de moedercel, ze zijn nog heel erg klein. Om dezelfde groote als de moedercel te krijgen vindt er plasmagroei plaats in de twee dochtercellen. Het plasma groeit en uiteindelijk is de cel even groot als de moedercel.
Uiteindelijk ontstaan er dus twee dochtercellen. Na de celdeling gaat een van deze twee dochtercellen zich verder ontwikkelen tot een specifieke cel voor bv in de hersenen of in de spieren. De andere dochtercel specialiseert zich niet tot en specifieke cel maar gaat zich delen in weer twee nieuwe dochtercellen.
Mijn uitleg hierboven over de cyclus is in de afbeelding hier beneden mooi aangegeven. Bekijk de afbeelding en neem het voor jezelf door om te kijken of je het begrijpt
afbeelding 6
Bron: Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
basisstof 7 plastiden
In plantaardige cellen kunnen er korrels voorkomen in het cytoplasma. Zulke korrels noemen we plastiden. Er zijn 3 soorten plastiden die je moet kennen:
1. Bladgroenkorrels
2. Zetmeekorrels
3. Kleurstofkorrels
De bekendste plastiden zijn de bladgroenkorrels, jullie hebben daarmee in het 2e thema kennis gemaakt. Door de bladgroenkorrels kan er fotosynthese plaatsvinden in de plant, bladeren en stengels. Ook zorgen de bladgroenkorrels voor de groene kleur van de plant.
De zetmeelkorrels slaan zetmeel op in de korrels en komen vooral voor in aardappels. De zetmeelkorrels zijn kleurloos.
De kleurstofkorrels komen in de cellen van bloemen en vruchten voor en zorgen voor een rood oranje of gele kleur.
Een belangrijke eigenschap van een plastiden is dat die kan verandern van kleur. Denk hierbij maar aan de bladeren van een boom. In de zomer en lente is die mooi groen en in de herfst verandert de mooie groene kleur naar een bruine kleur. Het zelfde geldt bijvoorbeeld voor tomaten, een onrijpe tomaat is knalgroen al de tomaat rijp wordt wordt knal rood. In beide gevallen zijn de plastiden van kleur veranderdt.
extra lesstof
verdiepend
In dit thema zijn er veel nieuwe begrippen langsgekomen die je hebt moeten leren en moeten gebruiken bij de huiswerkopdrachten. Omdat het er veel zijn heb ik flitskaarten gemaakt zodat je kan oefenen met de begrippen.
Je kan gebruik maken van de flitskaarten door op start te klikken. Als je op start klikt kan je rechts onderaan de pagina kiezen op welke manier je wilt oefenen met de flitskaarten. In totaal zijn er manieren dat je kan oefenen met de flitskaarten.
1. Combineren
In de leermethode combineren moet je termen combineren met de bijbehorende definitie. Let op! er wordt gebruikt gemaakt van tijd zodat je kan bijhouden hoe snel je de opdracht kan maken. Als je de termen niet met de bijbehorende definitie combineert wordt er extra tijd toegevoegd.
2. Leren
In de leermethode leren moet je twee keer de goede definitie antwoorden bij iedere term om de opdracht af te ronden.
3. Test
In de leermethode test oefen je met de begrippen in de vorm van een toets
4. Kaarten
In de leermethode oefen je op de originele manier met de flits kaarten, je ziet een begrip en als je dan op het kaartje klikt zie je aan de andere kant de defenitie van het begrip
5. Speller
In de leermethode speller oefen je met het spellen van de begrippen.
Als je op het knopje optie klikt kan je dingentjes aanpassen zoals de snelheid en de hoeveel vragen waarmee je wilt oefenen.
Om nog meer te kunnen oefenen heb ik nog een opdracht voor jullie gemaakt. Deze oefenopdracht is een kruiswoordpuzzel. Je klikt op het vakje en dan krijg je een hint, als je dit krijgt kan je dan bedenken welke begrip bij de hint hoort en dit invullen.
herhalend
Hier kan je korte kennisclips bekijken over het thema organen en cellen. Tijdens de kennisclips worden er vragen gesteld zodat je kan oefenen met de stof. De stof is opgedeeld in 4 kennisclipjes zodat je zelf kan kiezen met welke stof je extra kan oefenene
Kennisclip thema 3 organen en cellen Organisatieniveaus
Kennisclip thema 3 organen en cellen Microscoop en preparaat
Kennisclip thema 3 organen en cellen Plantaardige cellen en dierlijke cellen
Kennisclip thema 3 organen en cellen Celdeling
eindtoets
Feedback formulier leerlingen
bronvermelding
Afbeeldingen:
afbeelding 1 Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
afbeelding 2 Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
afbeelding 3 organen en cellen. (z.d.). biologieonderbouw.jouwweb.nl. https://biologieonderbouw.jouwweb.nl/leerjaar-1/organen-en-cellen/dierlijke-cellen
afbeelding 4 Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
afbeelding 5 Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
afbeelding 6 Nassau, V. J. (z.d.). Biologie voor jou handboek deel 1a 1 vmbo-t/havo/vwo. Malmberg.
Het arrangement Organen en cellen Mavo/Havo is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
kenisha cornecion
Laatst gewijzigd
2021-01-19 11:19:55
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0
Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.