Algemene theorie over het schrijven van verslagen
De structuur van een wetenschappelijk schrijfproduct (zoals een profielwerkstuk, practicumverslag, of wetenschappelijk artikel) is vaak als volgt: inleiding, materialen & methoden, resultaten, en discussie & conclusie, ofwel de zogenaamde IMRD-structuur. In alle onderdelen van het schrijfproduct zijn verschillende fasen van de onderzoekscyclus te herkennen (zie figuur hieronder, bron: UU).
Naast de vaste IMRD-onderdelen zie je in ieder wetenschappelijk schrijfproduct ook het zandlopermodel terug (zie figuur hieronder), waarbij de inleiding de bovenkant van de zandloper vormt (ook wel het trechtermodel genoemd), de materialen & methoden en de resultaten het middendeel, en de discussie de onderkant van de zandloper. In de inleiding schrijf je van groot (brede context) naar klein (specifieke vraagstelling/hypothese) en in de discussie juist van klein (beantwoording vraagstelling, interpretatie resultaten) naar groot (betekenis resultaten voor het onderzoeksveld en de maatschappij). Ook de beknopte samenvatting van een wetenschappelijk artikel (‘abstract’ in het Engels) wordt geschreven volgens de IMRD- en zandloperstructuur, zoals je in dit voorbeeld kunt zien.
Inleiding
In de inleiding schrijf je van groot naar klein. Hierbij beschrijf je de volgende elementen in deze volgorde:
- Een beschrijving van het probleemgebied of een observatie.
- Begin met het beschrijven van de brede context en/of de maatschappelijke relevantie van het probleem. Denk dan ook aan wat je eerder op school hebt geleerd. Hoe sluit je pws aan bij de lesstof (het boek) van school.
- Vanuit brede context richt je je specifieker op algemeen aanvaarde theorieën en concepten over dit onderwerp. Dit is algemene kennis uit de biologie, natuurkunde of scheikunde. Deze kennis vind je in de lesboeken of op het internet terug (vraag je docent om degelijke sites)
- Vanuit deze bestaande kennis richt je je op de wetenschappelijke relevantie. Deze bestaat uit twee delen:
- eerdere bevindingen (beschreven in de literatuur);
- het ‘gat in de kennis’ (wat is er nog niet bekend, of welk probleem blijft er bestaan met de huidige stand van zaken?).
- Wat draagt je onderzoek bij aan de vraag of de oplossing van het probleem.
- Hoewel je onderzoeksvraag centraal staat in je onderzoek, stel je deze vraag niet letterlijk in je introductie.
- In plaats van de onderzoeksvraag letterlijk te stellen, kan je het doel van je experiment benoemen: welk probleem wil je oplossen?
- Na formulering van de onderzoeksvraag geef je de onderzoekshypothese.
- Deze wordt ondersteund door de literatuur.
- De inleiding wordt afgesloten met de onderzoeksopzet waarin je beschrijft hoe je de onderzoeksvraag gaat beantwoorden.
Materiaal en methode
In de materialen en methoden beschrijf je gedetailleerd hoe en met behulp van welke materialen en reagentia een experiment is uitgevoerd. Je schrijft dit achteraf, dus in de verleden tijd. Vaak zijn dit antwoorden op vragen als wanneer, hoe lang en hoeveel? De materialen en methoden bevatten altijd informatie over:
- Apparatuur en reagentia:
Merk of type apparatuur, instellingen van apparatuur, de omstandigheden waaronder de metingen plaatsvonden, temperatuur, pH, concentraties, vereenvoudigd schema van een ingewikkelde meetopstelling etc.
- Proefopzet en procedure:
Wat voor metingen heb je gedaan, wanneer en in welke volgorde, van welke methoden heb je gebruik gemaakt, wat was je steekproefgrootte, het aantal replica-metingen etc.
- Verwerking en betrouwbaarheid van de data:
Berekeningen en transformaties van de data, statistiek.
De lezer moet het experiment kunnen herhalen om je resultaten te verifiëren. Kleine details zijn daarom uitermate belangrijk.
Waarnemingen en resultaten
De resultatensectie geeft een beschrijving van de gemaakte observaties tijdens het experiment en een beschrijving van de resultaten die antwoord geven op je onderzoeksvraag. Een veelgemaakte fout is dat de resultaten wel voortkomen uit de data van het uitgevoerde experiment, maar dat deze niet aansluiten bij de onderzoeksvraag en hypothesen. Bedenk dus eerst welke resultaten je absoluut moet laten zien om de boodschap die je hebt over te brengen op de lezer en welke resultaten je conclusies zullen onderbouwen. Het is vaak makkelijker om eerst je tabellen en figuren op te stellen. Deze vormen de leidraad voor de resultatensectie, zodat je in de geschreven tekst kan beschrijven wat je in de figuren en tabellen ziet. De geschreven tekst ondersteunt de figuren, maar is in principe ook te begrijpen zonder de figuren.
De interpretatie van de resultaten en de conclusies hoort in principe thuis in de discussie, niet in de resultaten. Net als de materialen en methoden worden de resultaten in de verleden tijd geschreven.
Discussie en conclusie
De discussie is meer dan het bespreken van je resultaten (dat heb je al gedaan) en een foutenanalyse. In de discussie ga je je resultaten interpreteren en probeer je je resultaten juist te verklaren en in context te plaatsen. Volgens het zandlopermodel beschrijf je hier de volgende elementen van klein naar groot (dus in onderstaande volgorde):
- Je beantwoordt de vraagstelling (conclusie) uit de inleiding en geeft aan of je onderzoekshypothese klopt.
- Je geeft een onderbouwde verklaring en interpretatie voor jouw resultaten (deelconclusies) en geeft aan of de experimenten voldoen aan je verwachtingen.
- Wat betekenen je resultaten voor jouw onderzoek?
Om je resultaten in een bredere context te plaatsen ga je jouw resultaten vergelijken met het werk van anderen:
- Komen de resultaten overeen? Waarom wel of niet?
- Wat betekenen je resultaten voor het onderzoeksgebied (wetenschappelijke relevantie)?
- Leiden jouw resultaten (samen met de data van anderen) tot nieuwe inzichten en hypotheses?
- Hoe dragen je resultaten en de nieuwe inzichten bij aan de maatschappelijke relevantie?
- Als je nieuwe onderzoeksvragen (op basis van je nieuwe inzichten) wil beantwoorden: hoe zou je dat aanpakken?
De conclusie is, zoals het lijstje hierboven suggereert, een onderdeel van de discussie, maar sommige docenten of tijdschriften zien liever een aparte samenvattende conclusie.
Bronvermelding
Hier komen alle geraadpleegde bronnen te staan. Meestal zullen dit in ieder geval het theorieboek en tabellenboek (Binas of Biodata) zijn. Zeker bij uitgebreidere (praktische) opdrachten horen hier meerdere bronnen (ook internet adressen!) te staan.
Hoe je volgens APA stijl citeert heb je eerder in kunnen lezen onder 'Informatiebronnen zoeken en citeren'.
Nawoord
Als je wilt -of als je docent daarom vraagt- voeg je in een nawoord nog een eigen mening toe. Wat vond je van de proef, wat heb je er van geleerd? Hoe verliep de samenwerking? Wat zou jij de volgende keer anders doen, of wat zou de docent de volgende keer anders kunnen doen.