Hoofdstuk 3

Op stoom

Op stoom

Tijd van Burgers en Stoommachines (1800-1900)

Kennisclip hoe werkt deze wikiwijs

Introductie

Bron 1 Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines
Bron 1 Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines

In dit nieuwe hoofdstuk gaan we de Tijd van Burgers en Stoommachines behandelen. We gaan het hebben over het begin van de Industriële Revolutie, maar ook de daarbij komende gevolgen zoals het ontstaan van emancipatiebewegingen vanwege de slechte woon- en werkomstandigheden van de fabrieksarbeiders. Ook gaan we het hebben over het ontstaan van politieke stromingen en het algemeen mannenkiesrecht in 1917 en het latere algemeen vrouwenkiesrecht in 1919.

In deze tijd werd er ook veel kolonies veroverd men wilde een groot en sterk land zijn met veel kolonies om vandaar grondstoffen en andere producten te halen dit noemen we ook wel modern imperialisme.

Lesdoelen

Dit zijn de lesdoelen voor de volgende hoofdkopjes:

  1. Aan het einde van dit hoofdkopje weet je nu hoe Nederland een koninkrijk werd
  2. Aan het einde van dit hoofdkopje weet je nu wat er door de grondwet van 1848 in Nederland veranderde
  3. Aan het einde van dit hoofdkopje weet je nu hoe arbeiders in de negentiende eeuw leefden
  4. Aan het einde van dit hoofdkopje weet je nu hoe arbeiders en vrouwen voor een beter leven gingen strijden
  5. Aan het einde van dit hoofdkopje weet je nu hoe Indië een kolonie van Nederland werd

3.1 Koning en rijke burgers

In 1813 vertrokken de Fransen uit ons land. De Franse tijd in Nederland had bijna twintig jaar geduurd. Daarna werd Nederland een zelfstandig land.

Lesdoel 3.1: Aan het einde van dit hoofdkopje weet je hoe Nederland een koninkrijk werd en wat er veranderde door de grondwet van 1848

Koning Willem I

Bron 2 De prins van Oranje (links op de kar) komt aan op het strand bij Scheveningen. Tekening van Reinier Vinkeles, 1863
Bron 2 De prins van Oranje (links op de kar) komt aan op het strand bij Scheveningen. Tekening van Reinier Vinkeles, 1863

Veel Nederlanders wilden na het vertrek van de Fransen een eigen koning. Ook andere Europese landen wilden dat. Ten noorden van Frankrijk moest een sterk koninkrijk komen, vonden ze. Frankrijk zou dan nooit meer voor problemen kunnen zorgen. Maar wie moest koning worden? Stadhouder Willem V was in 1806 overleden. Zijn zoon Willem kwam in 1813 uit Engeland terug. Op het strand van Scheveningen werd hij enthousiast begroet. Prins Willem werd gevraagd of hij koning van Nederland wilde worden. Dat wilde hij graag. Willem werd de eerste koning van Nederland uit het Huis van Oranje-Nassau: Koning Willem I.

Een machtige koning

Bron 3 Vanaf 1815: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Bron 3 Vanaf 1815: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

Nederland kreeg een nieuwe grondwet. Daarin stond dat de koning het land samen ministers en vertegenwoordigers bestuurde. Maar de koning had de meest macht. Willem I trok zich weinig aan van de mening van de volksvertegenwoordiging in de Eerste Kamer en Tweede Kamer. Hij besliste liever alles zelf. Zijn ministers gaven advies, maar deden verder keurig wat de koning zei.

Willem I wilde de handel verbeteren, zodat mensen meer geld konden verdienen. Daarom liet hij kanalen graven en wegen aanleggen. Tussen Amsterdam en Haarlem ging een stoomtrein rijden op de eerste spoorlijn van ons land. Ook richtte de koning de Nederlandsche Handel Maatschappij op. Dit bedrijf voerde alle economische plannen uit en handelde met Nederlands-Indië. Hierdoor kreeg Willem de bijnaam 'Koning-Koopman'.

Problemen

Bron 4 Een burgergezin aan tafel. Schilderij uit 1856
Bron 4 Een burgergezin aan tafel. Schilderij uit 1856

Nederland en België hoorden allebei bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, maar er waren grote verschillen. De meeste Belgen waren katholiek, de meeste Nederlanders protestant. In het noorden spraken de mensen Nederlands, in het zuiden Frans en Vlaams. Veel Belgen in Zuid-Nederland waren ontevreden. Ze vonden dat de koning Noord-Nederland voortrok. De Belgen kwamen in opstand en verklaarden zich in 1830 onafhankelijk. België werd een zelfstandig land

De koning verliest zijn macht

Willem II volgde in 1840 zijn vader op. Een groep rijke burgers vond dat de koning te veel macht had. Zij noemden zich liberalen. Zij wilden meer invloed op het bestuur van het land. Willem II zag niets in deze plannen: 'Het volk meer macht geven? Dat kan nooit goed gaan!'

Maar in 1848 veranderde Willem II van mening. In andere Europese landen werden in die tijd koningen met veel geweld verjaagd. Willem II was bang dat ook in Nederland een opstand zou uitbreken. Daarom liet hij de liberaal Johan Rudolph Thorbecke de grondwet aanpassen.

In de nieuwe grondwet van Thorbecke stond: 

- De koning mag niets meer zelf beslissen, de ministers besturen het land.

- De ministers moeten een nieuwe wet laten goedkeuren door de volksvertegenwoordiging.

- Er komen verkiezingen voor de Tweede Kamer en provinciebestuur. Het provinciebestuur kiest de leden van de Eerste Kamer

 

Als een volk zelf zijn bestuurders mag kiezen, noem je dat democratie. Maar een echte democratie was er in  1848 nog niet. Alleen mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, mochten stemmen. Vrouwen en alle andere mannen hadden geen kiesrecht.

Hoe gaat dat nú?

Nederland is een democratie: iedereen die achttien jaar of ouder is, heeft kiesrecht. Je hebt dan het recht om te stemmen en je hebt het recht om je verkiesbaar te stellen. Door te stemmen, kiezen we wie ons land bestuurd. De bekendste verkiezingen zijn die voor de Tweede Kamer en voor de gemeenteraad. Ook zijn er verkiezingen voor de Provinciale Staten, het Europees Parlement en de waterschappen. De Europese verkiezingen zijn elke vijf jaar, alle andere verkiezingen zijn elke vier jaar. Een waterschap zorgt voor het waterbeheer (denk aan dijken, waterwegen, waterzuivering) in een bepaald gebied.

Oefenvragen 3.1

Hieronder zie je een aantal oefenvragen staan. Dit zijn controlevragen om te checken of je paragraaf 3.1 hebt begrepen. Lukken de vragen nog niet helemaal, lees dan de teksten nog even goed door!

 

Wat: Je gaat aan de slag met de volgende vragen

Hoe: Je leest de vraag en snap je het niet of mocht je het antwoord niet begrijpen lees eerst de teksten terug.

Wie: Individueel

Tijd: Geen vaste tijd, aangezien we deze les alleen aan deze wikiwijs zitten.

Klaar?  Ga naar het volgende hoofdkopje en lees en maak de volgende vragen.

Resultaat: Je weet nu alles over deze paragraaf.

Begrippenlijst 3.1

- Kiesrecht: Recht om bij een verkiezing te mogen stemmen
- Liberalen: Mensen die in de negentiende eeuw meer invloed op het bestuur wilden. Liberalen willen dat de overheid zich zo min mogelijk met de samenleving bemoeit. Ze willen vrijheid en eigen verantwoordelijkheid voor iedereen
- Volksvertegenwoordiging: Groep mensen die door het volk is gekozen als bestuur van het land. In ons land zijn dat de leden van de Eerste en Tweede Kamer.
- Willem I (1772-1843): Prins van Oranje die na de Franse tijd koning werd van het Koninkrijk der Nederlanden
- Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872): Liberaal politicus en minister-president. Hij schreef in 1848 een nieuwe grondwet 

3.2 Zwoegen en zweten

De stoommachine zorgde voor snelle veranderingen. Door de industriële revolutie ging Nederland er in de negentiende eeuw heel anders uitzien.

Lesdoel 3.2:  Aan het einde van dit hoofdkopje weet je hoe arbeiders leefden in de negentiende eeuw

Naar de stad

De uitvindingen van de stoommachine was het begin van de Industriële Revolutie. Veel producten werden niet meer met de hand gemaakt, maar door machines. Daarvoor werden grote fabrieken gebouwd. Een grote verandering was dat mensen niet langer thuis of in een werkplaats in de buurt werkten, maar voor hun werk naar een fabriek gingen. Een fabriekseigenaar bouwde zijn fabriek het liefst bij een rivier, kanaal of spoorlijn. Dat was handig voor het vervoer van de grondstoffen en producten. En om de machines te laten draaien, was er steenkool nodig als brandstof. Ook dat werd per schip of trein naar de fabriek gebracht. 

De arbeiders gingen dichtbij de fabrieken wonen. Zij hadden van alles nodig, dus er gingen ook bakkers, slagers en ambachtslieden wonen, en dokters en onderwijzers. Op die manier ontstonden grotere en nieuwe steden. Als steden groeien doordat daar meer meer mensen gaan wonen, heet dat urbanisatie

Bron 5 Rotterdam Kruiskade
Bron 5 Rotterdam Kruiskade

Werken, werken, werken

Arme boeren verhuisden van het platteland naar de stad, want daar was werk. Vanuit Friesland en Drenthe bijvoorbeeld trokken mensen naar de textielfabrieken in Twente. Ze hoopten op een beter leven daar, maar dat viel tegen. Werken in de fabriek was in die tijd ongezond. De werktijden waren lang. Veel arbeiders waren vaak moe en ziek, maar ze moesten wel werken anders werden ze ontslagen en verdienden ze niets. De lonen waren laag. Mannen verdienden vaak niet genoeg voor hun gezin. Daarom werkten er ook vrouwen en kinderen in de fabriek. Zij verdienden nóg minder dan de mannen. Door deze kinderarbeid konden kinderen niet naar school.

Bron 6
Bron 6
Bron 7 Kinderen aan een weefmachine in een fabriek
Bron 7 Kinderen aan een weefmachine in een fabriek

Zwak en ziek

Veel arbeiders woonden dicht op elkaar in kleine, vochtige ruimtes zonder water of riolering. In één huis leefden vaak meer gezinnen. De arbeidersbuurten waren modderig en vies. De mensen dronken besmet grondwater of water uit een vervuilde rivier of gracht. De lucht zat vol roet , door de rook van de fabrieken. Hierdoor waren mensen vaak ziek.

Oefenvragen 3.2

Hieronder zie je een aantal oefenvragen staan. Dit zijn controlevragen om te checken of je paragraaf 3.2 hebt begrepen. Lukken de vragen nog niet helemaal, lees dan de teksten nog even goed door!

 

Wat: Je gaat aan de slag met de volgende vragen

Hoe: Je leest de vraag en snap je het niet of mocht je het antwoord niet begrijpen lees eerst de teksten terug.

Wie: Individueel

Tijd: Geen vaste tijd, aangezien we deze les alleen aan deze wikiwijs zitten.

Klaar?  Ga naar het volgende hoofdkopje en lees en maak de volgende vragen.

Resultaat: Je weet nu alles over deze paragraaf.

Begrippenlijst 3.2

- Industriële Revolutie: Verandering van het maken van producten met de hand naar het maken van producten met machines. 
- Kinderarbeid: Als kinderen betaald werk doen
- Urbanisatie: Groei van steden doordat meer mensen in de stad gaan wonen

3.3 De strijd van de arbeiders

Veel arbeiders hadden een zwaar leven. Fabriekseigenaren wilden zo veel mogelijk geld verdienen.

Zij hadden geen aandacht voor de problemen van hun werknemers.

 

Lesdoel 3.3: Aan het einde van dit hoofdkopje weet je hoe arbeiders en vrouwen streden voor een beter leven

Samen sta je sterk

Sommige arbeiders wilden iets aan de slechte omstandigheden in de fabrieken doen. Ze gingen staken uit protest tegen de lage lonen en de lange werkdagen. Maarr wie staakte kreeg geen loon en kon ontslagen worden. Er waren immers genoeg andere arme mensen die graag een baan wilden hebben. De arbeiders begrepen dat ze moesten samenwerken, want als alle arbeiders van een fabriek tegelijk staakten kon een fabrikant zijn fabriek wel sluiten. Hij kon immers nooit iedereen tegelijk ontslaan. De arbeiders richtten vakbonden op. Elke maand gaven ze wat geld aan de vakbond. Wie ziek werd kreeg van de vakbond een kleine uitkering. En als de vakbond een staking organiseerde kregen de stakende arbeiders geld voor het gemiste loon. De vakbonden gingen strijden voor betere arbeidersomstandigheden en hogere lonen. 

Bron 8 De ongelijkheid tussen rijke burgers en arbeiders was groot. Foto uit 1920
Bron 8 De ongelijkheid tussen rijke burgers en arbeiders was groot. Foto uit 1920

Sociale wetten

Door de vele stakingen en de groei van de vakbonden ontstond er onrust in het land. Rijke burgers en politici begonnen bang te worden. Deze angst zorgde ervoor dat de regering sociale wetten ging maken. Met deze wetten probeerde de regering het leven van arbeiders te verbeteren. 

De eerste sociale wet werd het Kinderwetje genoemd. Deze wet uit 1874 verbood fabrieksarbeid voor kinderen onder de twaalf jaar. Met andere sociale wetten werd geregeld dat arbeiders een kleine uitkering kregen bij ziekte, ongeval of ouderdom. Maar veel stelde dat in het begin nog niet voor.

Na 1900 volgden andere belangrijk wetten. De leerplicht werd ingevoerd. Voortaan moesten alle kinderen tot twaalf jaar verplicht naar school. Ook werd de achturige werkdag ingevoerd.

Socialisten

Mensen die wilden dat de overheid sociale wetten maakte, noemden zich socialisten. Ze wilden kiesrecht voor iedereen: algemeen kiesrecht. Arbeiders zouden dan volksvertegenwoordigers kunnen kiezen die voor hun belangen opkwamen. De socialisten wilden ook betere omstandigheden in de fabrieken, hogere lone voor de arbeiders en een inkomen voor oude mensen. Niet alleen socialisten, maar ook sommige katholieke en protestantse politici streden hiervoor. Aan het eind van de negentiende eeuw richtten de socialisten een politieke partij op: de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Daarna kwamen er meer politieke partijen. In 1917 kwam er algemeen kiesrecht voor mannen. Voortaan mochten álle mannen stemmen. 

Bron 9 1 mei was een feestdag voor arbeiders. De socialisten organiseerden dan optochten en feesten. Poster uit 1892
Bron 9 1 mei was een feestdag voor arbeiders. De socialisten organiseerden dan optochten en feesten. Poster uit 1892

Aletta Jacobs

Een vrouw die zich het lot van de arbeiders aantrok, was Aletta Jacobs. Aletta kwam uit een rijke familie. In 1871 ging ze naar de universiteit, als eerste meisje in Nederland. Veel mensen spraken er schande van: 'Studeren is voor mannen, vrouwen horen thuis!' Maar Aletta zette door en werd de eerste vrouwelijk arts van Nederland. 

Aletta ging in een volksbuurt van Amsterdam werken. Ze zag de armoede van de arbeidersgezinnen en besloot daar iets aan te doen. Twee keer per week hield ze een gratis spreekuur voor arme mensen. Als vrouw mocht Aletta bij verkiezingen niet stemmen, hoewel ze wel genoeg belasting betaalde. Deze oneerlijkheid accepteerde ze niet. Vrouwen moesten dezelfde rechten hebben als mannen! Aletta en haar medestanders noemen we feministen. Samen met andere vrouwen ging ze strijden voor vrouwenkiesrecht. In 1919 bereikten zij hun doel: ook vrouwen kregen kiesrecht.

Bron 10 Feministen demonstreren voor kiesrecht voor vrouwen. Aletta Jacobs is de vrouw in het midden met de schuine witte band over haar jas. Foto uit 1914.
Bron 10 Feministen demonstreren voor kiesrecht voor vrouwen. Aletta Jacobs is de vrouw in het midden met de schuine witte band over haar jas. Foto uit 1914.

Oefenvragen 3.3

Hieronder zie je een aantal oefenvragen staan. Dit zijn controlevragen om te checken of je paragraaf 3.3 hebt begrepen. Lukken de vragen nog niet helemaal, lees dan de teksten nog even goed door!

 

Wat: Je gaat aan de slag met de volgende vragen

Hoe: Je leest de vraag en snap je het niet of mocht je het antwoord niet begrijpen lees eerst de teksten terug.

Wie: Individueel

Tijd: Geen vaste tijd, aangezien we deze les alleen aan deze wikiwijs zitten.

Klaar?  Ga naar het volgende hoofdkopje en lees en maak de volgende vragen.

Resultaat: Je weet nu alles over deze paragraaf.

Begrippenlijst 3.3

- Algemeen kiesrecht: Kiesrecht voor iedereen.
- Feministen: Vrouwen (en soms ook mannen) die gelijke rechten voor mannen en vrouwen willen.
- Kinderwetje: Eerste sociale wet uit 1874. Deze wet verbood fabrieksarbeid voor kinderen onder de twaalf jaar.
- Leerplicht: Plicht van alle kinderen om tot een bepaalde leeftijd naar school te gaan.
- Politieke partij: Groep mensen met dezelfde politieke ideeën die invloed wil op de overheid en meedoet aan verkiezingen.
- Sociale wet: Wet waarmee de regering het leven van vooral arme mensen wil verbeteren.
- Socialisten: Mensen die vinden dat de overheid iedereen die het moeilijk heeft, moet helpen.
- Vakbond: Vereniging van werknemers die zich inzet voor het verbeteren van omstandigheden voor arbeiders.
- Aletta Jacobs (1854-1929): Eerste vrouwelijke arts van Nederland. Zij was een feministe en streed voor kiesrecht voor vrouwen.

3.4 Indië, een Nederlandse kolonie

Indonesië en Nederland verschillen enorm van elkaar. Denk maar aan het landschap, het klimaat, de mensen en hun gewoontes. Toch waren beide landen eeuwenlang met elkaar verbonden.

 

Lesdoel 3.4: Aan het einde van dit hoofdkopje weet je hoe Indië een kolonie van Nederland werd

Nederlands-Indië

Vanaf de zeventiende eeuw handelde de VOC in Indië. Rijke Europeanen betaalden veel geld voor tropische producten. De Nederlanders verbodende boeren in Indië om hun goederen aan andere landen te verkopen. Deden ze dat toch, dan strafte de VOC hen hard. Na 1815 beschouwde Nederland Indië als bezit. Meer en meer gingen de Nederlanders zich met het bestuur van Indië bemoeien. Indië werd officieel een Nederlandse kolonie. Gebieden binnen Indië waar Nederland nog weinig contact mee had, werden na 1870 alsnog veroverd. Veel Nederlanders verhuisden naar Nederlands-Indië om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Ten slotte werden alle Indische eilanden - soms met geweld - onder Nederlands bestuur gesteld. 

Imperialisme

Ook andere Europese landen gingen gebieden in Afrika en Azië veroveren. Die gebieden werden koloniën. Veel Europeanen waren trots op hun eigen land en cultuur. Door dit nationalisme wilden ze de macht en het aanzien van hun land vergroten: 'Wij zijn de besten en dat moeten ze overal weten!' Een manier om dat te doen is door het veroveren van nieuwe gebieden. Dit noemen we imperialisme. Grote delen van de wereld kwamen zo  in handen van West-Europese landen, vooral van Frankrijk en Engeland. Voor imperialisten was het normaal dat zij over andere volken heersten.

 

Europese landen haalden grondstoffen uit hun koloniën, bijvoorbeeld katoen. Daarvan maakten ze kleding in hun fabrieken. De kleding verkochten ze in Europa, maar ook in hun koloniën. Zo werd er nog meer winst gemaakt

Bron 11 Afrika tussen 1880-1914. De kaart laat zien hoe het werelddeel werd opgedeeld
Bron 11 Afrika tussen 1880-1914. De kaart laat zien hoe het werelddeel werd opgedeeld

Geld verdienen

Nederland wilde zijn kolonie winstgevend maken. Daarvoor moest de handel in specerijen groter worden. Koning Willem I bedacht daarvoor in 1830 het cultuurstelsel. Elke boer in Nederlands-Indië werd verplicht om op een vijfde deel van zijn grond producten te verbouwen voor de Nederlandse handel. Nederlandse ambtenaren controleerden of de boeren wel genoeg produceerden. De Nederlandsche Handelmaatschappij bracht de handelswaar naar Europa en verkocht deze met veel winst. Miljoenen euro's werden zo verdiend. Daarmee werden in Nederland spoorwegen aangelegd en bruggen gebouwd. 

Armoede en honger

Door het cultuurstelsel hielden de boeren in Nederlands-Indië maar weinig land en werkkracht over om voedsel voor zichzelf te verbouwen. Veel mensen leefden daardoor in armoede en leden soms zelfs honger. 

Eduard Douwes Dekker werkte in Nederlands-Indië als ambtenaar. Hij zag hoe de Nederlandse regering de Indische bevolking onderdrukte. Terug in Nederland schreef hij er in 1860 een boek over: Max Havelaar. Hij gebruikte daarbij de schuilnaam Multatuli. Veel Nederlanders lazen het boek. Daarna vonden veel mensen dat de Nederlandse regering Nederlands-Indië beter moest besturen. 

Bron 12 Arbeiders op een plantage met kinabomen, op het eiland Java. Uit de bast van de kinaboom schrapen de arbeiders kinine. Kinine werd als medicijn tegen koorts gebruikt. Foto uit ongeveer 1900.
Bron 12 Arbeiders op een plantage met kinabomen, op het eiland Java. Uit de bast van de kinaboom schrapen de arbeiders kinine. Kinine werd als medicijn tegen koorts gebruikt. Foto uit ongeveer 1900.

Einde aan het cultuurstelsel

Tot 1870 mocht alleen de Nederlandsche Handel-Maatschappij met Indië handel voeren. Daarna mochten ook andere handelaren een bedrijf in Nederlands-Indië starten. Deze bedrijven werkten niet volgens de regels van het cultuurstelsel. Veel boeren werden loon uitbetaald. Hierdoor verdween het cultuurstelsel na verloop van tijd vanzelf. Na 1900 zag de Nederlandse regering in dat ze Indië niet alleen mocht gebruiken om geld te verdienen. Nederland legde in Indië wegen en irrigatiewerken aan. Ook kwamen er scholen voor de kinderen. Zo konden zij leren om beter voor zichzelf te zorgen en kwam er misschien vanzelf een einde aan de armoede. Maar door het onderwijs in Nederlands-Indië kritischer denken. Ze vroegen zich af waarom hun land eigenlijk door Nederland werd bestuurd, en niet door henzelf. Langzaam groeide verzet tegen de Nederlandse overheersing.

Anders en hetzelfde

De tijd waarin je nu leeft, is anders dan vroeger. Mensen, mode, muziek, ideeën veranderen. Maar sommige dingen blijven altijd hetzelfde. Mensen worden verliefd, hebben voedsel en een huis nodig, krijgen kinderen. Deze dingen veranderen nooit. Door veroveringen van gebieden door de Europeanen veranderde er op veel plaatsen in de wereld veel. In Afrika bijvoorbeel ontstonden nieuwe landen met grenzen ertussen. Maar de omtrek en het klimaat van het werelddeel Afrika zijn in duizenden jaren nauwelijks veranderd. 

Oefenvragen 3.4

Hieronder zie je een aantal oefenvragen staan. Dit zijn controlevragen om te checken of je paragraaf 3.4 hebt begrepen. Lukken de vragen nog niet helemaal, lees dan de teksten nog even goed door!

 

Wat: Je gaat aan de slag met de volgende vragen

Hoe: Je leest de vraag en snap je het niet of mocht je het antwoord niet begrijpen lees eerst de teksten terug.

Wie: Individueel

Tijd: Geen vaste tijd, aangezien we deze les alleen aan deze wikiwijs zitten.

Klaar?  Ga naar het volgende hoofdkopje en lees en maak de volgende vragen.

Resultaat: Je weet nu alles over deze paragraaf.

Begrippenlijst 3.4

- Cultuurstelsel: Regels die boeren in Nederlands-Indië verplichtten om producten zoals, thee, koffie en tabak te verbouwen voor de handel met Nederland
- Imperialisme: Macht en aanzien van je land groter maken door meer gebieden te veroveren.
- Nationalisme: Heel erg trots zijn op je eigen volk en land, en andere volken minachten. 
- Nederlands-Indië: Kolonie van Nederland in de negentiende eeuw, tegenwoordig Indonesië.

3.5 Hoger, sterker, beter!

Je weet vast wel wat de Eiffeltoren is. Deze beroemde toren werd gebouwd voor een bijzondere gebeurtenis: het was een toegangspoort tot het terrein van de wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs.

 

Lesdoel 3.5: Aan het einde van dit hoofdkopje weet je waarom in de negentiende eeuw wereldtentoonstellingen werden georganiseerd

Trots

In de negentiende eeuw dachten Europeanen nationalistisch. Ze waren trots op hun eigen land en cultuur. Maar hoe kon je duidelijk maken dat je in het beste land woonde? In Frankrijk en Engeland ontstond het idee om wereldtentoonstellingen te organiseren. Daar kon je als land laten zien hoe slim en sterk je was. De eerste tentoonstelling was in 1851 in Londen. Daarna zouden er nog veel van deze grote tentoonstellingen volgen. Ook in onze tijd wordt eens in de vijf jaar een wereldtentoonstelling georganiseerd waarin landen laten zien waar ze goed in zijn. Bijvoorbeeld op het gebied van kunst, uitvindingen, bouwkunst en handel. In de negentiende eeuw was de concurrentie tussen landen heel groot. In onze tijd is dat minder en willen landen ook van elkaar leren. Zakenmensen ontmoeten elkaar en dat is weer goed voor de handel.

Parijs in 1889

Een van de bekendste wereldtentoonstellingen was die van 1889 in Parijs. Frankrijk liet toen door Gustave Eiffel een toren bouwen. Eiffel was een van de eerste architecten die met staal bouwde. Met 317 meter was de toren in 1889 het hoogste bouwwerk van de wereld. Voor het eerst in de geschiedenis lukte het om een bouwwerk te maken dat hoger was dan de piramides in Egypte. De bouw duurde twee jaar. In totaal werkten 300 staalarbeiders aan de toren mee.

Inwoners van Parijs waren eerst helemaal niet blij met de toren. Omwonenden vonden de stalen constructie lelijk en veel te groot. Ze eisten dat de toren na de tentoonstelling weer werd afgebroken. Gelukkig is dat nooit gebeurd. Tegenwoordig is de Eiffeltoren een wereldberoemd monument. Bijzonder is dat je aan de buitenkant precies kunt zien hoe de toren is gemaakt. Hij bestaat uit 7,3 miljoen kilo aan stalen balken, bouten en moeren. Door de bijzondere constructie is de toren super sterk. Zelfs een orkaan kan de Eiffeltoren niet omver blazen. 

Bron 13 Deftige bezoekers van de wereldtentoonstelling onder de Eiffeltoren. Foto uit 1889.
Bron 13 Deftige bezoekers van de wereldtentoonstelling onder de Eiffeltoren. Foto uit 1889.

Uitvindingen

Door de industriële revolutie werd het mogelijk om gemakkelijk en goedkoop nieuwe producten te maken. Ook de ontdekking van nieuwe energiebronnen als gas, aardolie en elektriciteit zorgde ervoor dat er nieuwe apparaten werden ontworpen. De negentiende eeuw wordt daarom de eeuw van de uitvindingen genoemd. Er zijn in die tijd heel veel uitvindingen en ontdekkingen gedaan die het leven van mensen een stuk aangenamer maakten. Op de wereldtentoonstellingen presenteerden landen trots hun nieuwste uitvindingen aan de wereld. Vaak was de uitvinder daarbij aanwezig.

Bron 14 Thomas Edison presenteert op de wereldtentoonstelling zijn uitvinding: de fonograaf. Met dit apparaat kon voor het eerst in de geschiedenis geluid worden opgenomen. Tekening uit 1889.
Bron 14 Thomas Edison presenteert op de wereldtentoonstelling zijn uitvinding: de fonograaf. Met dit apparaat kon voor het eerst in de geschiedenis geluid worden opgenomen. Tekening uit 1889.

Mensentuin

Bron 15 Deze Javaanse danseressen trekken veel nieuwsgierige bezoekers op de wereldtentoonstelling. Tekening uit 1889
Bron 15 Deze Javaanse danseressen trekken veel nieuwsgierige bezoekers op de wereldtentoonstelling. Tekening uit 1889

Veel West-Europese landen bezaten aan het einde van de negentiende eeuw koloniën. De Europeanen vonden de bewoners van die koloniën minder ontwikkelde mensen. Ze vonden het vaak maar vreemde wezens. Op de wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs was een 'mensentuin' ingericht. Mensen uit Afrika en Azië werden in nagemaakte dorpjes tentoongesteld. Ze maakten gebruiksvoorwerpen, voerden dansen uit of vertoonden hun vechtkunsten. De blanke bezoekers staarden nieuwsgierig naar het uiterlijk, de kleding en gewoontes van deze mensen uit de verre koloniën. Ook Nederland had een stukje van de 'mensentuin' ingericht. Uit Nederlands-Indië waren zestig mensen overgekomen.

Oefenvragen 3.5

Hieronder zie je een aantal oefenvragen staan. Dit zijn controlevragen om te checken of je paragraaf 3.5 hebt begrepen. Lukken de vragen nog niet helemaal, lees dan de teksten nog even goed door!

 

Wat: Je gaat aan de slag met de volgende vragen

Hoe: Je leest de vraag en snap je het niet of mocht je het antwoord niet begrijpen lees eerst de teksten terug.

Wie: Individueel

Tijd: Geen vaste tijd, aangezien we deze les alleen aan deze wikiwijs zitten.

Klaar?  Ga naar het volgende hoofdkopje en lees en maak de volgende vragen.

Resultaat: Je weet nu alles over deze paragraaf.

Quizzz!!

Hieronder vind je twee quizzen je gaat aan de slag hiermee om dit hoofdstuk gedeeltelijk te kunnen afronden.

 

Wat: Je gaat aan de slag met de volgende twee quizzen

Hoe: Je klikt op de link en komt direct terecht op de site om de quiz te kunnen maken. Maak deze vervolgens samen met degene die naast je zit. 

Tijd: Geen vaste tijd, aangezien we deze les alleen aan deze wikiwijs zitten.

Klaar?  Ga naar het volgende deelkopje en lees en maak de volgende vragen.

Resultaat: Je hebt nu gedeeltelijk dit hoofdstuk afgerond!

Kahoot Tijd van Burgers en Stoommachines

Quizizz Op Stoom

Dit heb je geleerd

1. Je weet nu hoe Nederland een koninkrijk werd
2. Je weet nu wat er door de grondwet van 1848 in Nederland veranderde
3. Je weet nu hoe arbeiders in de negentiende eeuw leefden
4. Je weet nu hoe arbeiders en vrouwen een beter leven gingen strijden
5. Je weet nu hoe Indië een kolonie van Nederland werd

Om te kijken of jullie de stof echt begrepen hebben heb ik voor jullie twee oefentoetsen gemaakt. Een korte oefentoetsje van 5 vragen via Microsoft Forms. En een word document met 10 oefenvragen.

 

Hoeveel kennis hebben jullie nu over dit tijdvak?

 

Succes en zet hem op!

Kort oefentoetsje

Extra Opdracht

Je gaat een verhaal schrijven en waar gaat dit verhaal dan over? Dit verhaal zal een dagboekfragment zijn waarin jij als arbeider vertelt over hoe jij de tijd ervaart. Je moet dus in de schoenen stappen van de arbeiders van toen, hoe leefden zij?, wat aten ze?, hoeveel kinderen hadden ze?, in wat voor huis leefden ze?

Dit verhaal moet minimaal 250 woorden zijn en maximaal 400 woorden zijn. Alle dagboekfragmenten moeten of geschreven of getypt zijn en de eerstvolgende les worden ingeleverd bij mij! Is het niet gemaakt dan wordt het als huiswerk niet gemaakt ingevoerd.

 

Succes!