De uitvindingen van de stoommachine was het begin van de Industriƫle Revolutie. Veel producten werden niet meer met de hand gemaakt, maar door machines. Daarvoor werden grote fabrieken gebouwd. Een grote verandering was dat mensen niet langer thuis of in een werkplaats in de buurt werkten, maar voor hun werk naar een fabriek gingen. Een fabriekseigenaar bouwde zijn fabriek het liefst bij een rivier, kanaal of spoorlijn. Dat was handig voor het vervoer van de grondstoffen en producten. En om de machines te laten draaien, was er steenkool nodig als brandstof. Ook dat werd per schip of trein naar de fabriek gebracht.
De arbeiders gingen dichtbij de fabrieken wonen. Zij hadden van alles nodig, dus er gingen ook bakkers, slagers en ambachtslieden wonen, en dokters en onderwijzers. Op die manier ontstonden grotere en nieuwe steden. Als steden groeien doordat daar meer meer mensen gaan wonen, heet dat urbanisatie.
