Willem II volgde in 1840 zijn vader op. Een groep rijke burgers vond dat de koning te veel macht had. Zij noemden zich liberalen. Zij wilden meer invloed op het bestuur van het land. Willem II zag niets in deze plannen: 'Het volk meer macht geven? Dat kan nooit goed gaan!'
Maar in 1848 veranderde Willem II van mening. In andere Europese landen werden in die tijd koningen met veel geweld verjaagd. Willem II was bang dat ook in Nederland een opstand zou uitbreken. Daarom liet hij de liberaal Johan Rudolph Thorbecke de grondwet aanpassen.
In de nieuwe grondwet van Thorbecke stond:
- De koning mag niets meer zelf beslissen, de ministers besturen het land.
- De ministers moeten een nieuwe wet laten goedkeuren door de volksvertegenwoordiging.
- Er komen verkiezingen voor de Tweede Kamer en provinciebestuur. Het provinciebestuur kiest de leden van de Eerste Kamer
Als een volk zelf zijn bestuurders mag kiezen, noem je dat democratie. Maar een echte democratie was er in 1848 nog niet. Alleen mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, mochten stemmen. Vrouwen en alle andere mannen hadden geen kiesrecht.