Veel arbeiders woonden dicht op elkaar in kleine, vochtige ruimtes zonder water of riolering. In één huis leefden vaak meer gezinnen. De arbeidersbuurten waren modderig en vies. De mensen dronken besmet grondwater of water uit een vervuilde rivier of gracht. De lucht zat vol roet , door de rook van de fabrieken. Hierdoor waren mensen vaak ziek.