Arme boeren verhuisden van het platteland naar de stad, want daar was werk. Vanuit Friesland en Drenthe bijvoorbeeld trokken mensen naar de textielfabrieken in Twente. Ze hoopten op een beter leven daar, maar dat viel tegen. Werken in de fabriek was in die tijd ongezond. De werktijden waren lang. Veel arbeiders waren vaak moe en ziek, maar ze moesten wel werken anders werden ze ontslagen en verdienden ze niets. De lonen waren laag. Mannen verdienden vaak niet genoeg voor hun gezin. Daarom werkten er ook vrouwen en kinderen in de fabriek. Zij verdienden nóg minder dan de mannen. Door deze kinderarbeid konden kinderen niet naar school.

