Zintuigen en waarnemen

Zintuigen en waarnemen

Startpagina

Beste leerlingen van de eeste klas,

 

Met deze wikiwijs gaan we zelfstandig de lesstof van hoofdstuk 3 ''Waarnemen'' doornemen. Hoe je hieraan gaat werken kun je vinden op deze pagina nadat je de leerdoelen hebt gelezen.

 

De leerdoelen die daar per paragraaf bijhoren zijn:

 

H3.1 ''zintuigen en prikkels''

1. Ik weet waar de smaakzintuigen zitten.

2. Ik kan de vijf soorten smaakzintuigen benoemen.

3. Ik weet waar het reukzintuig ligt.

4. Ik kan uitleggen waardoor je iets lekker of vies vindt.

H3.2 ''zien''

1. In kan de onderdelen van het oog herkennen en benoemen met hun bijbehorende functies.

2. Ik weet wat de pupilreflex is.

3. Ik kan uitleggen hoe de lens ervoor zorgt dat je scherp kan zien.

4. Ik kan uitleggen hoe je diepte kan zien.

5. Ik weet wanneer je een bril nodig hebt.

H3.3 ''Horen''

1. Ik kan de onderdelen van het oor herkennen en benoemen met hun bijbehorende functie.

2. Ik ken de weg van de geluidstrillingen in het oor.

3. Ik weet wat de geluidssterkte is.

4. Ik weet wat de buis van Eustachius doet.

H3.4 ''ruiken en proeven''

1. Ik weet waar de smaakzintuigen zitten.

2. Ik kan de 5 soorten smaakzintuigen benoemen.

3. Ik weet waar het reukzintuig ligt.

4. Ik kan uitleggen waardoor je iets lekker of vies vindt.

 

Deze wikiwijs bestaat uit verschillende onderdelen welke je maakt hangt af van hoe goed je bent in het vak biologie. Vind je het een lastig vak en heb je er moeite mee dan begin je bij het tabblad lesstof waar je de stof leest, bekijkt en vervolgens oefenvragen maakt. Na de lesstof ga je verder naar de herhalende opdrachten bij het tabblad extra lesstof. De tabbladen kun aan de linker kant van de webpagina vinden.

Haal je heel gemakkelijk goede cijfers voor het vak Biologie en kost het je weinig moeite dan begin je bij het tabblad lesstof en heb je dit tabblad doorgewerkt dan mag je de herhalende opdrachten overslaan. In plaats daarvan ga je verder met de verdiepende opdrachten bij het tabblad extra lesstof.

Als je het vak biologie niet heel moeilijk en ook niet heel makkelijk vind begin je gewoon bij de lesstof en daarna mag je kiezen tussen welke extra lesstof je gaat doen. Je kan kiezen tussen de verdiepende opdrachten, de herhalende opdrachten of de flashcards.

De flashcards kun je gebruiken om te kijken of je al de begrippen uit de lesstof al goed weet.

 

Heb je de opdrachten gemaakt die je moest maken? Dan maak je als laatste de eindtoets. Twijfel je nog of je genoeg hebt geleerd van de lesstof en de extra lesstof? Dan kun je ervoor keizen om de oefentoets te maken of de flashcards te gebruiken om je voor te bereiden op de eindtoets.


Je maakt deze wikiwijs individueel en als je vragen hebt mag je die aan de docent stellen. Je hebt de gehele les om aan de wikiwijs te werken.

Veel succes met het doornemen en werken aan hoofdstuk 3 ''Waarnemen''!

 

Lesstof

H3.1 Zintuigen en prikkels

We ervaren veel dingen in onze omgeving denk bijvoorbeeld aan de geur van vers gebakken koekjes, het geluid van een auto op straat of de warmte van jouw kopje thee. De geur, het geluid en de temperatuur zijn allemaal voorbeelden van Prikkels.

Een prikkel is informatie uit je omgeving en die worden waargenomen door jouw zintuigen denk bijvoorbeeld aan je gehoorzintuig, lichtzintuig of je warmtezintuigen. Deze zintuigen zijn gelegen in organen zoals het oor, het oog en de huid. Er zijn nog meer voorbeelden deze kan je in de afbeelding zien.

De eerder genoemde huid heeft wel vier zintuigen namelijk de warmte, koude, tast en pijnzintuigen. Je kunt dus veel prikkels opvangen met jouw huid.

 

Reageren

Het doel van al deze zintuigen is jouw lichaam zoveel mogelijk informatie geven zodat je kan beslissen of je reageert of niet. Neemt jouw koudezintuig waar dat het koud is dan kan je reageren door een dikke trui aan te trekken.

De informatie over de buitenwereld die jouw zintuigen waarnemen zetten ze om in berichten. Berichten die verstuurt worden door jouw zintuigen dit noemen we ook wel impulsen. De zenuwen brengen deze impulsen naar de hersenen. Pas als een impuls is aangekomen in de hersenen word je er bewust van. Iemand die bijvoorbeeld wel werkende Lichtzintuigen in het oog heeft maar waarbij de oogzenuw is doorgesneden kan niet zien omdat de impulsen van de lichtzintuigen uit het oog niet aankomen in de hersenen, de hersenen worden niet bewust van de imformatie die de lichtzintuigen hebben verzameld.

Als de hersenen hebben besloten of ze willen reageren of niet sturen ze berichten via de zenuwen. als het bericht bijvoorbeeld aankomt bij een spier word door het bericht van de hersenen de spier aangezet om te bewegen. De spier wordt bijvoorbeeld gebruikt om de trui te pakken en iets te doen aan de kou die je voelt.

In je lichaam loopt een heel netwerk van zenuwen waarlangs Impulsen en berichten lopen. Deze zenuwen lopen naar het ruggenmerg waar ze samenkomen en gebundeld zijn. Via het ruggenmerg lopen de zenuwen naar de hersenen. In afbeelding 3 kun je zien hoe dit er schematisch uitzien in het menselijk lichaam. De zenuwen, het ruggenmerg en de hersenen vormen samen het zenuwstelsel. Om het ruggenmerg en de vele zenuwen die daar in zitten te beschermen liggen ze in het midden van je ruggenwervels, de hersenen worden ook beschermd maar niet door wervels maar door de schedel.

 

 

H3.2 Zien

Hieronder vind je de tekst over het onderwerp zien. Vind je het prettiger om een filmpje te bekijken over dit onderwerp? Dan is er over dit onderwerp een video gemaakt zodat je de tekst niet per see hoeft te lezen.

H3.2 Zien

Met jouw ogen kan je zien. Om de ogen te beschermen liggen ze in de oogkassen en steken ze niet uit zoals bij een slak. In afbeelding 4 zie je de onderdelen van een oog die je aan de buitenkant kan zien. Je ziet ook de traanklier die ervoor zorgt dat je oog niet uitdroogt en daardoor beschadigd. De traanbuis werkt samen met de traanklier en voert overtollig traanvocht af.

Het oog van binnen

Het oog bestaat uit drie vliezen. Van buiten naar binnen zijn dit: het harde ooglies, het vaatvlies en het netvlies. Het harde oogvlies is wit en het gedeelte dat je kunt zien wordt daarom ook wel oogwit genoemd. Het harde oogvlies heeft ook een doorzicht stukje en dit wordt het hoornvlies genoemd, door dit doorzichtige stukje valt het licht naar binnen op het netvlies. Het harde oogvlies heeft als taak het beschermen van de binnenkant van het oog en de lichtzintuigen die daarin liggen.

Het tweede vlies is het vaatvlies. In het vaatvlies zitten de bloedvaatjes die al de cellen in het oog van voedingstoffen voorziet. Het gekleurde deel van je oog dat je kan zien is een onderdeel van het vaatvlies en wordt de iris genoemd. Bij sommige mensen is de iris groen bij andere mensen blauw en bij weer andere mensen is hij grijs. In het midden van de iris zit een gat en dit wordt de pupil genoemd.

Het derde vlies is het netvlies en daarin zitten de lichtzintuigen. Als je bijvoorbeeld naar een auto kijkt word het licht van de zon dat op de auto valt teruggekaats richting jouw oog. Via het hoornvlies en de pupil komt het licht jouw oog binnen. De lens die achter de pupil zit zorgt dat een scherp beeld op het netvlies valt waardoor de lichtzintuigen in het netvlies het opgevangen licht(de prikkel) kunnen omzetten in berichten voor de hersenen. Via de oogzenuw komen de impulsen(berichten) in de hersenen aan en je word je bewust van wat je ziet.

Het oog is tussen de lens en het netvlies gevuld met een doorzichtige gel die het glasachtiglichaam genoemd wordt.

 

Veel of weinig licht

Er is niet altijd evenveel licht in jouw omgeving. In de avond is er minder licht dan om twaalf uur smiddags en in de kelder is het donkerder dan in de achtertuin. Het oog kan bij weinig licht moelijk zien en bij teveel licht is er kans op beschadiging van de lichtzintuigen en daarom kan het oog de hoeveelheid licht die door de pupil binnevalt regelen. In de iris zitten namelijk spiertjes die de pupil groter of kleiner kan maken en dit werkt volledig automatisch. Als er weinig licht is dan wordt de pupil groter zodat er voldoende licht naar binnen valt om te kunnen zien. Als er veel licht is dan word de pupil kleiner om de gevoelige lichtzintuigen te beschermen. Het groter en kleiner worden van je pupil wordt de pupilreflex genoemd.

 

Scherp zien en diepte zien

Om scherp te kunnen zien kan het oog de lens aanpassen. Als een voorwerp ver weg is dan wordt de lens platter en als een voorwerp dichtbij is dan wordt de lens boller. Zo kan je dus op alle afstanden scherp zien.

Het scherpe beeld dat op het netvlies valt staat wel op zijn kop en in spiegelbeeld maar de hersenen vertalen het beeld zodat je het wel waarneemt zoals het in de werkelijkheid is.

Met onze ogen kunnen we ook bepalen wat dichtbij ons is en wat ver weg is dit noem je diepte zien of 3D zien. Als je fiets in een groep kan je dus zien wie ver weg van jou fiets en wie meer dichterbij fiets. Het vermogen om diepte te kunnen zien hebben wij te danken aan onze twee ogen. De twee ogen zitten iets uit elkaar en sturen dus net iets andere berichten door naar de hersenen en die maakt twee verschillende beelden die het samenvoegd en daardoor kan het diepte zien.

 

 

 

 

H3.3 Horen

In de stad zijn veel geluiden, een auto die voorbij rijd, een vogel die fluit, muziek in de winkel en nog veel meer geluiden. Geluid kun je horen doordat het de lucht laat trillen. Geluid is eigenlijk trillende lucht en die trillende lucht kan je opvangen met je oren.

In afbeelding 5 zie je hoe het oor het geluid opvangt. De rode lijn is de weg van het geluid. via de oorschelp, de gehoorgang en het trommelvlies komt het geluid aan bij de gehoorbeentjes. Het trommelvlies gaat trillen en zorgt dat de gehoorbeentjes die in de trommelholte liggen ook gaan trillen. De gehoorbeentjes geven de trilling weer door aan het slakkenhuis waarin duizenden zintuigencellen met haartjes zitten en die haartjes gaan meebewegen met de doorgegeven trilling. De trilling wordt omgezet in berichten en worden via de gehoorzenuw naar de hersenen verstuurt.

Welke geluiden kun je horen?

We kunnen niet alle geluiden horen. Geen enkel organisme kan elk geluid horen. Geluiden worden ingedeeld op toonhoogte en de laagste toon die je kan horen wordt de onderste gehoorgrens genoemd. De hoogste toon die je kan horen wordt de bovenste gehoorgrens genoemd. Alle tonen tussen de onderste en bovenste gehoorgrenzen vallen binnen het gehoorbereik. De tonen in het gehoorbereik kun je horen. Organismen hebben verschillende gehoorgrenzen en dus ook een verschillend gehoorbereik een mens heeft bijvoorbeeld een beriek tussen 20 en 20.000 Hertz maar een dolfijn heeft bijvoorbeeld een bereik tussen de 100 en 200.000 Hertz

De toonhoogte wordt weergegeven met de eenheid hertz. De eenheid hertz staat voor het aantal trillingen van de lucht per seconde. Een lage toon laat de lucht niet zo vaak per seconde trillen en een hoge toon doet dit juist wel. 100 hertz is bijvoorbeeld een lagere toon dan 10.000 hertz.

Oudere mensen kunnen soms niet meer de hoge tonen horen die een jongere wel kan horen dit komt doordat de haartjes op de zintuicellen slijten waardoor ze minder goed bewegen. Haartjes voor de hoge tonen slijten het snelst. Hierdoor wordt de bovenste gehoorgrens steeds lager.

Geluiden kunnen dus een hoge of lage toon hebben maar ze kunnen ook luider of zachter zijn. Een hoge toon die heel zacht is hoor je minder goed dan een hoge toon die erg luid is. Denk hierbij aan een volumeknop op je telefoon. Je telefoon speelt een nummer af met vaste toonhoogtes maar jij kan het volume aanpassen waardoor je de tonen zacht of hard hoort. Met de volumeknop pas je dus de geluidssterkte aan. De geluidsterkte meet je met de eenheid decibel. Hoe hoger het decibel getal is hoe harder het geluid dus ook is en voorbeeld hiervan zie je in afbeelding 7.

Harde geluiden met een hoge decibel zorgen ervoor dat de haartjes in het slakkenhuis sneller slijten en je kan er dus doof van worden. Bij beroepen waarbij veel decibel wordt geproduceert zijn dan dus ook gehoorbeschermers vaak verplicht, denk daarbij bijvoorbeeld aan de bouw.

 

H3.4 Ruiken en proeven

In het neusslijmvlies van de neus ligt het reukzintuig. De geurstoffen die via de lucht in de neus komen worden waargenomen door het reukzintuig. Het reukzintuig stuurt berichten over welke geuren het heeft waargenomen naar de hersenen. De neus kan je daardoor helpen te bepalen of jouw eten nog wel eetbaar is of toch bedorven. Van dit principe hebben mensen gebruik gemaakt bij het gebruik van aardgas. Aardgas is van zichzelf geurloos maar er is een geurstof aan toegevoegd zodat je door hebt wanneer er een gaslek is.  

De oppervlakte van de tong is ruw en bestaat uit kleine uitsteeksels. De uitsteeksels noem je smaakpapillen. Tussen de smaakpapillen liggen de smaakzintuigen in afbeelding 8 kun je ze zien. Smaakstoffen uit het voedsel komen op de tong en prikkelen de smaakzintuigen die op hun beurt berichten over de waargenomen smaken naar de hersenen sturen. Je hebt vijf verschillende soorten smaakzintuigen die gevoelig zijn voor één bepaalde smaak. De vijf smaken zijn: zoet, zout, zuur, bitter en umami(hartig). Umami is een Japanse term die gebruikt wordt voor de smaak van hartige dingen zoals kaas en vlees.  

lekker of niet lekker?

Niet alleen de smaakzintuigen bepalen wat je lekker of minder lekker vind. De zintuigen die samen bepalen wat je lekker of niet zo lekker vind zijn: De lichtzintuigen, de koude en warmte zintuigen, de tastzintuigen, het reukzintuig en de smaakzintuigen. Hoe iets er uit ziet, welke temperatuur het heeft, hoe het ruikt en hoe het aanvoelt bepalen naast de smaak dus met elkaar wat jij lekker vind.

Maar niet alleen de zintuigen spelen een rol in wat lekker of minder lekker wordt gevonden ook de eetgewoonten spelen daarbij een rol. Als je niet gewend bent iets te eten ben je vaak terughoudend om het te proeven maar pas als je het proeft weet je of je het lust of niet.

Ook ervaringen kunnen meebepalen of je iets lekker vind. Meneer den Besten lust bijvoorbeeld geen gekookte witlof en ik dacht vroeger dat deze groente altijd vies is maar toen ervaarde ik dat geroerbakte witlof of ongekookte witlof in salade best wel lekker is. Mijn ervaringen stelde mijn beeld van wat lekker en niet lekker was bij. Je voorkeur voor bepaalde soorten voedsel staat ook niet vast en veranderd in de loop van je leven.

 

Oefentoets

Extra lesstof

Verdiepend

Zien en illusies

Zintuigen en illusies

Het samenspel tussen onze zintuigen en de hersenen is niet perfect. Er zijn vele manieren waarmee je onze zintuigen kan foppen. De lichtzintuigen geven via impulsen hun berichten door aan de hersenen. De hersenen op hun beurt vertalen het bericht zo goed mogelijk maar daarbij vullen ze sommige dingen ook in die in het echt niet zo zijn. Als je op de link bovenaan de pagina klikt dan kom je op een site met een aantal voorbeelden van situaties waarbij onze hersenen de berichten van ons lichtzintuig niet goed kan vertalen.

Maak de vragen die bij deze link horen.

Herhalend

Herhalen

Onder dit tabblad vindt je een aantal filmpjes die je kan kijken. De filmpjes gaan over de zintuigen die we in hoofdstuk 3 hebben gezien maar dan met andere voorbeelden dan die we al kennen. Kijk de filmpjes en maak de vragen die bij de filmpjes horen.

Succes en veel plezier!

Ogen bij dieren

Decibel en oren

Reuk en smaakverlies door het corona virus.

Flashcards begrippen

Test of je de begrippen en de bijbehorende betekenissen uit de lesstof al weet door de flashcards te gebruiken. Je kan op meerdere manierne de flashcards gebruiken, de opties vind je rechts onderin op deze pagina bij ''kies een leermethode''. De optie combineren lijkt op het spel memory en je moet dan het begrip bij de juiste betekenis zoeken om alle kaartjes te laten verdwijnen krijg jij het voor elkaar om ze allemaal weg te spelen? Je kan ook kijken of één van de andere ''leermethoden'' voor jouw fijner zijn om te gebruiken bij het leren van de begrippen. Veel succes en plezier!

 

Eindtoets

Bronnen

In dit overzicht vind u de bronnen van het gebruikte beeldmateriaal. De bronnen van de videos die gebruikt zijn kunt u vinden bij de colofon.

 

Gaeremyn, J.(2012, 2 mei). Wikimedia Commons, Geluidsniveaus, Geraadpleegd op 22-3-2021 van: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Geluidsniveaus.svg

The Tongue(2016, 18 mei).Wikipedia, Geraadpleegd op 22-3-2021 van: https://en.wikipedia.org/wiki/Taste_bud#/media/File:1402_The_Tongue.jpg

Wikimedia commons(2009,9 november), Central nervous system 2, Geraadpleegd op 22-3-2021 van: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Central_nervous_system_2.svg

Wikimedia commons(2009, 8 juli), Oog met twee verschillende kleuren1, Geraadpleegd op 22-3-2021 van: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Oog_met_twee_verschillende_kleuren1.JPG

Wikipedia(2003, 29 juni), Anatomie van het menselijk oor, Geraadpleegd op 22-3-2021 van: https://nl.wikipedia.org/wiki/Gehoorgang#/media/Bestand:Ear-anatomy.png

 

 

  • Het arrangement Zintuigen en waarnemen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Arjan den Besten
    Laatst gewijzigd
    2021-03-22 14:47:01
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    De leerstof is geinspireerd door Nectar 5e editie Biologie en daarvan het VMBO-KGT leerboek en volgt dus een vergelijkbare structuur. de afbeeldingen die worden gebruikt zijn afkomstig uit ditzelfde leerboek waarvan u hieronder de APA vermelding kan vinden.

    Akkermans, Trijnie(2016), Nectar 5e editie Biologie VMBO-KGT leerboek, Groningen, Noordhoff.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1;
    Leerinhoud en doelen
    Interactie; Biologie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    H3.2 Zien
    https://youtu.be/6tAxZDt3a7I
    Video
    Zien en illusies
    https://www.meneerspoor.nl/illusies.html#
    Link
    Ogen bij dieren
    https://www.youtube.com/watch?v=q3r1xnXXHGE
    Video
    Decibel en oren
    https://www.youtube.com/watch?v=RTrmgzFYwro
    Video
    Reuk en smaakverlies door het corona virus.
    https://www.youtube.com/watch?v=be5fNr40hZo
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Snap ik wat ik heb gelezen?

    Oefentoets

    Zien en illusies, de vragen.

    Vragen na aanleiding van de filmpjes.

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.