Digitale ondersteuning 3GL: Erfelijkheid.

Digitale ondersteuning 3GL: Erfelijkheid.

Startpagina.

Inleiding.

Figuur 1
Figuur 1

Het eindexamen biologie bestaat uit het centraal examen en de schoolexamens. Een van de onderdelen die terugkomen in beide examens is erfelijkheid. 

In deze module maak je kennis met verschillende nieuwe begrippen en zal je af en toe zelfs een kleine rekensom moeten maken. Deze online module is gemaakt ter ondersteuning van de leerlingen die nu tijdens de tweede lockdown thuis hun lessen moeten volgen. Deze module herhaalt de stof die wordt uitgelegd tijdens de les, en geeft de kans om hier extra mee te oefenen.

Voor het eindexamen moet je onder andere weten dat chromosomen uit DNA bestaan en dat zij genen bevatten. Ook moet je kunnen uitleggen wat een gen precies is, en wat dominante en recessieve genen nou precies zijn. Wat zorgt er nou uiteindelijk voor dat je een man of vrouw bent? Wat je allemaal begrijpt na het afronden van dit onderwerp is te vinden in het kopje "Wat kan ik straks?" in de navigatie balk.

Wat kan ik straks?

Hieronder vindt je de leerdoelen per basisstof in het hoofdstuk erfelijkheid. De leerdoelen kan je goed gebruiken om je eigen kennis te beoordelen. Kan je een leerdoel makkelijk uitleggen of beantwoorden zonder de informatie of te zoeken? Dan heb je het leerdoel behaald en kan je je focussen op de leerdoelen die je nog niet makkelijk kan uitleggen of beantwoorden. Maar vergeet niet om alle leerdoelen, of je deze al kent of niet, te herhalen zodat je de stof niet vergeet.

Figuur 2
Figuur 2

Leerdoelen van basisstof "Fenotype en Genotype".

  • Je kunt omschrijven wat een genotype en een fenotype is.
  • Je kunt omschrijven dat zowel genotype als het milieu bepalen hoe een organisme er uit ziet.

 

Leerdoelen van basisstof "Chromosomen en Genen".

  • Je kunt omschrijven wat chromosomen en genen zijn.

 

Leerdoelen van basisstof "Genenparen".

  • Je kunt omschrijven wat homozygoot en heterozygoot is.
  • Je kunt omschrijven wat dominant en recessief is.

 

Leerdoelen van basisstof "Geslachtschromosomen".

  • Je kunt uitleggen hoe geslachtchromosomen het geslacht van een mens bepalen.

 

Leerdoelen van bassisstof "Kruisingen".

  • Je kunt een kruisingsschema opstellen.
  • Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.

 

Leerdoelen van bassisstof "Stambomen".

  • Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welk genotype de individuen hebben, welk gen dominant is en welk gen recessief.

 

Leerdoelen van bassisstof "Intermediar Fenotype".

  • Je kunt omschrijven wat een intermediair fenotype is.
  • Je kunt omschrijven wat co-dominantie is.

 

Leerdoelen van bassisstof "Mutaties".

  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is en waardoor mutaties kunnen ontstaan.
  • Je kunt het ontstaan van kanker op een eenvoudige manier uitleggen.

Lesstof.

Genotype en Fenotype.

Figuur 3
Figuur 3

De kleur van je ogen, huid en haar staan bij de geboorte al vast in je genen. Dit kan natuurlijk veranderen tijdens je leven. Denk bijvoorbeeld aan een blank persoon die elke week een uurtje in een zonnebank ligt, of een donker persoon die de huidziekte vitiligo krijgt waardoor de persoon zijn pigment verliest en dus uiteindelijk een witte huid krijgt. Michael Jackson is een bekend voorbeeld als persoon die de kleur van zijn huid is verloren aan vitiligo. Meer voorbeelden van een verandering tijdens je leven is het verven van je haar. In je DNA staat de kleur van je haar vast, dit is blond, bruin of zwart. Of natuurlijk een mix van de kleuren. Maar zodra je je haar gaat verven weet een vreemde niet gelijk wat jouw natuurlijke haarkleur is. Deze veranderingen, met uitzondering van het voorbeeld vitiligo, zijn niet permanent. Deze veranderingen kunnen na enige tijd weer vervagen waardoor je echte huidskleur of je natuurlijke haarkleur weer tevoorschijn komt. 

Figuur 4
Figuur 4

Zonlicht is een invloed uit het milieu waar jij in zit. Het beïnvloeden van hoe je eruit ziet aan de buitenkant veranderd niet de informatie die beschreven staat in jouw DNA. Als jij dus je hele leven in Nederland hebt gewoont met een blanke huid, en je verhuist naar Australië zal jij een donkere huidskleur krijgen omdat je meer in de zon bent. Dit noemen wij dat een fenotypische verandering. Het fenotype is wat je waarneemt aan een persoon's uiterlijk.

Het genotype daar in tegen is wat er in jouw DNA beschreven staat met genen. In jouw DNA staat ondanks dat je bruin haar hebt en vaak de zon in gaat, dat jij van nature zwart haar en een lichte huidskleur hebt. Het genotype verandert nooit, tenzij er mutaties optreden bij het kopieren van je DNA.

 

 

Maak nu de oefeningen die bij deze basisstof horen.

Als je het lastig vindt maak je ook nog de extra opdrachten.

Als je het makkelijk vindt maak je ook de uitdagende opdrachten.

Chromosomen en Genen.

Figuur 5
Figuur 5

Elk mens heeft miljoenen erfelijke eigenschappen. De helft heb je geërfd van je moeder en de andere helft van je vader. Deze erfelijke eigenschappen liggen vastgelegd op onze 46 chromosomen. Een chromosoom is een drager van een deel van het erfelijk materiaal van een organisme. Deze chromosomen liggen in elke kern van de cellen in ons lichaam. Er zijn miljoenen erfelijke eigenschappen en maar 46 chromosomen per cel om deze informatie op te slaan. Elk chromosoom bevat dus meerdere genen. Een gen is een stukje van een chromosoom dat een code bevat voor één enkele eigenschap. Deze code bevat de informatie voor deze enkele eigenschap.

Figuur 6
Figuur 6

Elke cel in je lichaam heeft 46 chromosomen, 23 chromosomenparen. Al deze chromosomen hebben precies dezelfde informatie opgeslagen in de vorm van genen. Maar toch is er een groot verschil tussen een rode bloedcel en een huidcel. Dit verschil uit zich omdat sommige genen "uit" en "aan" staan. 

Chromosomen liggen op een lijn in een DNA keten, maar hoe komt het dan dat een rode bloedcel wel met hemoglobine (de stof waardoor onze rode bloedcellen de rode kleur hebben) bindt en een huidcel dat niet doet? De chromosomen zijn anders opgerold in de verschillende cellen. Net zoals bij een touw. Het eiwit dat over de DNA streng heen loopt en de genen afleest kan in een huidcel het gen niet aflezen dat ervoor zorgt dat de cel zich met hemoglobine zal binden.

Dat is precies hetzelfde met de genen die ervoor zorgen dat wij pigment hebben op onze huid, maar niet bij onze rode bloedcellen. Als het gen niet afgelezen kan worden zal het dus niet tot uiting komen. Zo ontstaan er veel verschillende soorten cellen in ons lichaam. Maar dit verklaart bijvoorbeeld ook waarom jij bruin haar hebt, maar wel een paar blonde piekjes van nature hebt.

Maak nu de oefeningen die bij deze basisstof horen.

Als je het lastig vindt maak je ook nog de extra opdrachten.

Genenparen.

Figuur 7
Figuur 7

Welke eigenschappen je hebt is vastgesteld vanaf het moment dat een eicel en een zaadcel met elkaar waren versmolten. De genen die jij hebt gekregen vormen op dat moment een paar, dus voor iedere eigenschap heb jij twee genen. Elk van die genen ligt op één van de chromosomen die een paar vormen. Dus als het bijvoorbeeld gaat over het gen dat je oogkleur bepaald, dan ligt het ene gen op een specifieke plek op het chromosoom dat je van je moeder heb gekregen, en het andere gen op dezelfde plek maar op het chromosoom dat je van je vader hebt gekregen.

Neem als voorbeeld de vachtkleur van de muizen die je hiernaast ziet. Vaak zie je dat een van de twee genen sterker is dan de andere. We noemen dit 'sterkere' gen een dominant gen. Het andere gen is het recessieve gen die je vaak niet kan zien. In het voorbeeld hiernaast is het gen dat codeert voor een zwarte vacht dominant over het gen dat codeert voor een witte vacht.

De schrijfwijze voor het genotype is als volgt:
1. Je kiest een letter om het gen aan te geven, bijvoorbeeld de letter a.
2. Het dominante gen schrijf je dan met een hoofdletter: A
3. Het recessieve gen schrijf je dan met een kleine letter: a

Bijvoorbeeld:
In de afbeelding staan drie muizen met drie verschillende genotypes. Eerder is er gezegd dat het gen voor een zwart vacht dominant is over het gen dat codeert voor een witte vacht. Het gen voor een zwarte vacht is dus A, en het gen voor een witte vacht is a.
Muis 1 heeft 2 genen die coderen voor een zwarte vachtkleur, dit schrijven wij op als "AA" omdat het twee dominante genen zijn.
Muis 2 heeft 2 genen die coderen voor een witte vachtkleur, dit schrijven wij op als "aa" omdat het twee recessieve genen zijn.
Muis 3 heeft als enige twee verschillende genen, een die codeert voor een witte vachtkleur en een die codeert voor een zwarte vachtkleur. Dit schrijven wij op als "Aa" omdat het één dominant en één recessief gen is. Als je het genotype opschrijft, komt de hoofdletter altijd eerst.

Genen komen altijd voor in paren. Welke eigenschap je hebt wordt dus bepaald door de combinatie van de 2 genen die voor een bepaalde eigenschap coderen. Jullie hebben net geleerd dat in veel gevallen een gen dominant is over de andere, en dat er dan maar een gen tot uiting komt in het fenotype. Er zijn 3 mogelijkheden van combinaties: AA, aa en Aa. Deze verschillende combinaties van genotypen hebben een naam. Je hebt misschien wel gemerkt dat muis 1 en muis 2 twee keer hetzelfde gen hebben (AA en aa). Omdat het twee keer hetzelfde gen is noemen wij deze combinaties homozygoot. Ook hebben jullie net geleerd dat een hoofdletter aanduidt dat een gen dominant is, AA noemen wij dus homozygoot dominant. Precies hetzelfde met de recessieve genen. Deze schrijven wij als aa en noemen wij homozygoot recessief. Muis 3 uit de afbeelding heeft twee verschillende genen (Aa), dit noemen wij heterozygoot.

 

Tip, leer het ezelsbruggetje gemaakt met de begrippen heterosexueel en homosexueel.
Heterosexueel: je valt op het andere geslacht. In een relatie zijn er dus twee verschillende geslachten. Hetero betekent dus verschillende.
Homosexueel: je valt op hetzelfde geslacht. In een relatie is er dus maar één geslacht. Homo betekent dus hetzelfde.

Maak nu de oefeningen die bij deze basisstof horen.

Als je het lastig vindt maak je ook nog de extra opdrachten.

Geslachtschromosomen.

Figuur 8
Figuur 8

Hiernaast zie je een foto  van een karyogram. In een karyogram zijn alle chromosomen van een organisme in paren te zien. Chromosomenparen worden genummerd, vandaar dat er een nummer staat onder elke twee chromosomen die je in het karyogram ziet. Er is echter een uitzondering: de geslachtschromosomen. Dit zijn de chromosomen die je geslacht bepalen. In de foto zie je een karyogram van een man. Dit is te herkennen aan het laatste paar chromosomen, dit chromosomenpaar bestaat namelijk uit een X en een Y. Deze combinatie van geslachtschromosomen kan ook XX zijn. vanuit die combinatie van geslachtschromosomen ontstaat een vrouw.

Een mens heeft 46 chromosomen, 23 chromosomenparen. Je ziet dat de chromosomen in het karyogram die een paar vormen hetzelfde zijn wanneer het neer komt op lengte en streepstructuur. Dit komt omdat het dezelfde soort chromosoom is. Het enige verschil is dat de genen op het ene chromosoom niet precies hetzelfde zijn op het andere chromosoom. In de basisstof "Kruisingen" gaan we hier verder op in.

Het 23ste paar chromosomen bij de mens zijn dus de geslachtschromosomen. Een vrouw heeft XX en een man heeft XY. Een X chromosoom is veel groter dan een Y chromosoom, dus als je karyogram ziet die niet benummerd is kan je aan het laatste chromosomenpaar zien of het de chromosomen zijn van een man of een vrouw. Is het laatste chromosomenpaar even groot? Dan is het een vrouw (XX). Is een chromosoom langer dan de ander? Dan is het karyogram van een man (XY).

Hoe wordt er nou eigenlijk bepaalt of je een jongen of een meisje bent? Een vrouw heeft als geslachtschromosomen alleen maar X, het is dus onmogelijk voor haar om een Y-chromosoom door te geven aan haar kind. De vrouw geeft dus altijd een X-chromosoom aan haar kind via haar eicellen. Mannen daar in tegen kunnen zowel een X-chromosoom als een Y-chromosoom doorgeven via hun zaadcellen. Een man bepaalt dus eigenlijk het geslacht van het kind. 

Zoals we hebben geleerd worden geslachtscellen gemaakt door de meiose (reductiedeling). Als een man zaadcellen maakt, heeft elke zaadcel maar 1 chromosoom van elk chromosomenpaar. Dat betekent dat de zaadcel uiteindelijk maar 23 chromosomen heeft. De combinatie van chromsomen kan bij elke zaadcel varieren. Een vrouw haar eicellen hebben ook maar 23 chromosomen in totaal, waarbij ook variatie kan zijn bij alle chromosomen. Behalve het geslachtschromosoom, omdat zij alleen maar een X-chromosoom door kan geven. In figuur 9 zie je een kruisingsschema waar in je kunt laten zien wat er gebeurt als de geslachtschromosomen bij elkaar komen. Je zet in de ene lijn de geslachtschromosomen die een vrouw kan doorgeven, en op de andere lijn de geslachtschromosomen die een man door kan geven. Zo zie je dat je net zoveel kans hebt op een jongen als op een meisje wanneer de cellen samensmelten bij de bevruchting.

Figuur 9
Figuur 9

Maak nu de oefeningen die bij deze basisstof horen.

Als je het lastig vindt maak je ook nog de extra opdrachten.

 

Kruisingen.

Kennisclip kruisingsschema's

Figuur 10
Figuur 10
Figuur 11
Figuur 11

Met behulp van een kruisingsschema kun je de ook de kans berekenen dat een nakomeling een bepaalde eigenschap heeft. Hieronder zie je een kruisingsschema voor haarkleur. Je ziet dat de roze velden van de moeder zijn en de blauwe velden bij de vader horen. Zij kunnen allebij een B en een b doorgeven via hun zaadcellen of eicellen. De kans dat de ene eicel wordt bevrucht is 50%, en de kans dat dat gebeurd door één van de twee zaadcellen is ook 50%. De kans op 1 van de combinaties in de witte hokjes is dus telkens 0,5 x 0,5 = 0,25, oftewel 25%.

Hoe groot is nu de kans op de volgende genotypes:
1. Homozygoot dominant, BB. 1 van de 4 witte hokjes is BB. 1/4, oftewel 25%.
2. Homozygoot recessief, bb. 1 van de 4 witte hokjes is bb. 1/4, oftewel 25%.
3. Heterozygoot, Bb. 2 van de 4 witte vakjes zijn Bb. 2/4=1/2, oftewel 50%.

Hoe groot is nu de kans op de volgende fenotypes:
1. Als je homozygoot dominant of heterozygoot bent dan heb je bruin haar. 3 van de 4 vakjes vallen binnen deze regel. 3/4, oftewel 75%.
2. Als je homozygoot recessief bent dan heb je blond haar. 1 van de 4 vakjes valt binnen deze regel. 1/4, oftewel 25%

Maak nu de oefeningen die bij deze basisstof horen.

Als je het lastig vindt maak je ook nog de extra opdrachten.

Als je het makkelijk vindt maak je ook de uitdagende opdrachten.

Stambomen.

Figuur 12
Figuur 12

In een stamboom kun je aflezen of een bepaalde eigenschap in de familie voorkomt en welke familieleden deze dan hebben geërfd. Kijk naar de stamboom en de legenda rechts. In de stamboom is af te lezen hoe de fenotypen worden weergegeven in de stamboom, in dit voorbeeld nemen wij de erfelijke ziekte vitiligo. Een rondje betekent dat het een vrouw is, en een vierkantje is een man. Als er strepen tussen een vierkantje en een rondje staan, betekent dit dat de twee kinderen hebben gekregen met elkaar. De kinderen die zij hebben gekregen worden met een lijn en vertakkingen naar beneden aangegeven. Je ziet in de legenda dat de wit gekleurde figuren geen vitiligo hebben, en de donker gekleurde vormen wel.

Wat kan je nu eigenlijk afleiden uit de bovenstaande stamboom?
1. Je kan afleiden uit de stamboom dat de ziekte vitiligo recessief is, hoe? Om uit te vinden of een bepaalde eigenschap dominant of recessief is, zoek je in een stamboom naar 2 ouders met dezelfde eigenschap, je zoekt dus ouders die dezelfde kleur hebben, die een kind krijgen die het tegenovergestelde kleurtje heeft. Dit zie je bij rij 2, ouders 1 en 2 hebben allebij de afwijking niet, maar hun kind 2 heeft de afwijking wel. Zo weten we ook meteen dat het genotype van allebij de ouders van kind 2 Aa is.
2. Van alle gezonde individuen weet je dat ze heterozygoot of homozygoot dominant zijn. Dit weet je omdat het gen voor de ziekte recessief is. Daarom ben je alleen gezond als je een of twee dominante genen hebt (Aa of AA).
3. Van alle zieke individuen weet je dat ze homozygoot recessief zijn (aa). Dit weet je omdat de twee zieke individuen allebij ouders hebben die gezond zijn en dus minimaal een dominant gen bij hun dragen.

Maak nu de oefeningen die bij deze basisstof horen.

Als je het lastig vindt maak je ook nog de extra opdrachten.

Als je het makkelijk vindt maak je ook de uitdagende opdrachten.

Intermediar Fenotype.

Figuur 13
Figuur 13

Om duidelijk te maken hoe eigenschappen worden over geërfd vereenvoudigen we binnen de biologie soms hoe zaken eigenlijk werken. Het voorbeeld van haarkleur wordt vaak gebruikt om overerving duidelijk te maken. We gaan er dan vaak uit van bruin en blond haar. Maar zoals jullie om je heen kunnen zien zijn er nog veel verschillende haarkleuren, de een lichter dan de ander.

Co-dominantie: er is sprake van meer dan 1 dominant gen voor dezelfde eigenschap. De kleuren van de bloem komen apart tot uiting.
Onvolledige dominantie: er is sprake van genen die niet dominant genoeg zijn. De kleuren van de bloem komen tot uiting in een mengvorm (zie figuur 13).

Een goed voorbeeld van co-dominantie is bloedgroepen bij mensen. Wanneer je het allel voor bloedgroep A en het allel voor bloedgroep B bezit, dan heb je bloedgroep AB. Je hebt de kenmerken van bloedgroep A en van bloedgroep B. De genen komen dus allebij volledig tot uiting.

Het kan ook voorkomen dat geen van beide genen dominant of recessief is. Beide genen zijn dus even "sterk". Het fenotype wat hierbij ontstaat (de mengvorm) noemen we een intermediair fenotype. Je ziet dit vaak bij bloemen, oogkleur, huidkleur en haarkleur. De rozenstruik uit figuur 13 kan witte, rode en roze bloemen hebben. De genen voor rood en wit zijn in dit geval even sterk. De schrijfwijze voor het genotype is dan Ar voor het rode gen en Aw voor het witte gen. Een rozenstruik kan dus rozen krijgen die ArAr (rood), ArAw (roze) of AwAw (wit) in hun genotype hebben staan.

 

Maak nu de oefeningen die bij deze basisstof horen.

Als je het lastig vindt maak je ook nog de extra opdrachten.

Mutaties.

Figuur 14
Figuur 14

Wat is een mutatie? Een mutatie kan in elke cel van je lichaam optreden, meestal merk je hier niets van. De verandering zit alleen in die ene cel. Maar stel dat er een mutatie optreed in een geslachtscel en dat deze later samensmelt met een andere geslachtscel. Dan bevat de allereerste cel van het nieuwe leven al deze mutatie. Alle andere cellen die voortkomen uit deze eerste cel, zullen die mutatie in zich hebben. 

Hoe ontstaat een mutatie? Mutaties kunnen spontaan ontstaan, maar onder normale omstandigheden komen ze niet vaak voor. Als je echter wordt blootgesteld aan bepaalde stralingen (radioactive- of röntgenstraling) dan komen mutaties veel vaker voor. De straling of stof die vaker mutaties veroorzaken noemen we mutagene straling en mutagene stoffen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan sigarettenrook, asbeststof, of uv-straling.

Je weet dat in je lichaam elke cel continue aan het delen is. Dat is nodig om te groeien en om wonden te genezen. De snelheid waarmee cellen delen wordt nauwkeurig geregeld. Maar soms gaat er iets mis en gaan cellen zich snel en ongeremd delen. Als dit gebeurt onstaat er een gezwel/tumor.

Er bestaan 2 soorten gezwellen:
1. Een goedaardig gezwel groeit langzaam en verstoort de bouw van het weefsel waar het in is ontstaan niet. Wordt het gezwel te groot, dan kan het worden verwijderd met een operatie en is iemand weer genezen,
2. Een kwaadaardig gezwel groeit heel snel en verstoord de bouw van het weefsel waar in het is ontstaan. Bij een kwaadaardig gezwel spreken we van kanker. Dit ontstaat door een bepaalde mutatie in de genen van een cel waardoor deze zich ongeremd gaat delen.

Figuur 15
Figuur 15

Maak nu de oefeningen die bij deze basisstof horen.

Oefeningen + extra's en uitdagingen.

Genotype en Fenotype.

Extra oefeningen:

Uitdagende oefeningen:

Chromosomen en Genen.

Extra oefeningen:

Genenparen.

Figuur 1
Figuur 1

Bestudeer de afbeelding en de informatie die hieronder is gegeven. Maak vervolgens de oefeningen 1 tot en met 3.

 

Er zijn drie muizen met drie verschillende genotypen weergegeven in de afbeelding links. Het dominante gen in dit voorbeeld is het gen voor een zwarte vachtkleur, het gen voor een witte vachtkleur is dus recessief. Wij willen graag weten wat het fenotype is van alle drie de muizen.

Extra vragen:

Geslachtschromosomen.

Extra oefeningen:

Kruisingen.

Stambomen.

Figuur 2
Figuur 2

Extra oefening:
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Erfelijkheid/stamboom.htm

Korte uitleg: Bij autosomaal dominante overerving is het gen met de mutatie het sterkst. Deze 'overwint' de gezonde versie van het gen dat jij van jouw andere ouder kreeg. Het woord autosomaal betekent dat het niet uitmaakt of je een jongen of een meisje bent. Jongens en meisjes hebben 50% kans om de aanleg te erven.

https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Erfelijkheid/erfelijkheidautosomaalr.htm

 

Uitdagende oefening:

Korte uitleg: X-chromosomaal gebonden erfelijke eigenschappen liggen op de geslachtschromosomen (X chromosomen) van het organisme. Als we de mens als voorbeeld nemen heeft de man een X en een Y (geslachts)chromosoom en de vrouw twee X chromosomen. Als een eigenschap x-chromosomaal is heeft de vrouw twee allelen van het gen en de man maar een allel van het gen omdat het Y-chromosoom genetisch leeg is.

https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Erfelijkheid/erfelijkheidxchromosomaal.htm

Intermediar Fenotype.

Extra oefeningen:

Mutaties.

Oefening kruiswoordpuzzel.

Oefentoets.

Eindtoets.

Nu ben je bijna klaar met deze wikiwijs. Maak alleen nog de eindtoets. Voorwaarde is wel dat je de hele wikiwijs hebt doorgenomen en de kennisclip hebt bekeken, de oefenvragen, extra vragen en uitdagende vragen hebt gemaakt. Lees de vragen goed door. Als je klaar bent verschijnt er een beeld waar de juiste antwoorden bij staan. Kom je er dan ook nog niet uit, vraag het dan in de eerst volgende les.

1. Wat moet je doen?: Je moet deze eindtoets maken om de wikiwijs af te ronden.
2. Hoe moet je dat aanpakken?:  Ga in een stille ruimte zitten en hou pen en papier bij de hand.
3. Hulp, bij wie en waar?: Je mag niet om hulp vragen, beschouw dit als een echte toets.
4. Tijd, hoeveel krijg je?: Je zal ongeveer 15 tot 20 minuten over de toets doen.
5. Uitkomst, wat doen we ermee?: Van de uitkomst maak je een screenshot en deze stuur je naar Mevrouw Willemse via Teams. 
6. Klaar, wat ga je doen?: Kijk op welke onderdelen je niet goed hebt gescoord, neem daar nogmaals de theorie van door. Maar de oefeningen, extra oefening en uitdagende opdrachten nogmaals om meer te oefenen.

Feedback.

Bronnenlijst.

Bronnen gebruikt bij onderdeel "Inleiding".

Figuur 1: Alle centrale eindexamens geschrapt door coronavirus. (2020, 24 maart). [Foto]. https://www.hartvannederland.nl. https://www.hartvannederland.nl/nieuws/2020/geen-centrale-eindexamens-door-coronavirus/

Bronnen gebruikt bij onderdeel "Wat kan ik straks?".

Figuur 2: Hard skills vs soft skills. (z.d.). [Illustratie]. https://www.ag5.com. https://www.ag5.com/nl/hard-skills-vs-soft-skills/

Bronnen gebruikt bij bassisstof "Fenotype en Genotype".

Figuur 3: Ter nagedachtenis van Michael Jackson. (2020, 29 augustus). [Foto]. https://www.nporadio2.nl/. https://www.google.com/url?sa=i&url=https%3A%2F%2Fwww.nporadio2.nl%2Fnieuws%2F28859%2Fde-vijf-meest-succesvolle-albums-van-michael-jackson&psig=AOvVaw3SP6FBUYbSAYOpjhJJUpyJ&ust=1609419027861000&source=images&cd=vfe&ved=0CAIQjRxqFwoTCPie-KXf9e0CFQAAAAAdAAAAABAD

Figuur 4: 15 Billie Eilish’s Best Hair Colors All The Time! (z.d.). [Foto]. mcsara-store.com. https://mcsara-store.com/15-billie-eilishs-best-hair-colors-all-the-time/

Bronnen gebruikt bij bassisstof "Chromosomen en Genen".

Figuur 5: Pwsbiologie. (z.d.). [Illustratie]. pwsbiologie.jouwweb.nl. https://www.google.com/url?sa=i&url=https%3A%2F%2Fpwsbiologie.jouwweb.nl%2Fdna-erfelijkheid%2Fchromosomen&psig=AOvVaw3ui1eDHOu6e6swipIVXiyb&ust=1609417961550000&source=images&cd=vfe&ved=0CAIQjRxqFwoTCLi5nKrb9e0CFQAAAAAdAAAAABBI

Figuur 6: Touw knoop. (z.d.). [Foto]. https://depositphotos.com. https://depositphotos.com/nl/stock-photos/touw-knopen.html

Bronnen gebruikt bij bassisstof "Genenparen".

Figuur 7: Biologie voor Jou VMBO-GT 3 Thema 3, basisstof 3. (z.d.). [Illustratie]. Wikiwijs.nl. https://maken.wikiwijs.nl/bestanden/1031241/Bvj_VMBO-GT_3_Th03_bs03.pdf

Bronnen gebruikt bij bassisstof "Geslachtschromosomen".

Figuur 8: Karyogram. (z.d.). [Foto]. www.biologielessen.nl. https://biologielessen.nl/index.php/a-6/1485-karyogram

Figuur 9: Willemse, L. M. (2021, 1 januari). Kruisingschema geslachtschromosomen [Illustratie]. In Wikiwijs

Bronnen gebruikt bij bassisstof "Kruisingen".

Figuur 10: Willemse, L. M. (2021, januari 1). Kruisingsschema stap voor stap [Illustratie]. In Wikiwijs.

Figuur 11: Willemse, L.M. (2021, januari 1). Kruisingsschema voorbeeld [Illustratie]. In Wikiwijs.

Bronnen gebruikt bij bassisstof "Stambomen".

Figuur 12: College voor Toetsen en Examens. (z.d.). Opgave 18 [Illustratie]. http://www2.malmberg.nl/. http://www2.malmberg.nl/biologievoorjou/oefenen/vwo-ex/4vt3e.htm

Bronnen gebruikt bij bassisstof "Intermediar Fenotype".

Figuur 13: Onvolledige dominantie. (z.d.). [Illustratie]. https://biologielessen.nl. https://biologielessen.nl/index.php/a-10/1623-onvolledig-dominant

Bronnen gebruikt bij bassisstof "Mutaties".

Figuur 14: Malmberg. (2018). Thema erfelijkheid en evolutie [Illustratie]. https://view.publitas.com. https://view.publitas.com/malmberg/513360_bvj_34k_lwb_bladerboek/page/68-69

Figuur 15: Malmberg. (2018). Thema erfelijkheid en evolutie [Illustratie]. https://view.publitas.com. https://view.publitas.com/malmberg/513360_bvj_34k_lwb_bladerboek/page/74-75

Bronnen gebruikt bij oefeningen "Genenparen".

Figuur 1: Biologie voor Jou VMBO-GT 3 Thema 3, basisstof 3. (z.d.). [Illustratie]. Wikiwijs.nl. https://maken.wikiwijs.nl/bestanden/1031241/Bvj_VMBO-GT_3_Th03_bs03.pdf

Bronnen gebruikt bij oefeningen "Kruisingen".

Oefentoets Erfelijkheid. (z.d.). Biologiepagina.nl. Geraadpleegd op 3 januari 2021, van https://biologiepagina.nl/Toetsen/erfelijkheidvmbokruisingen/erfelijkheid.htm

College voor Toetsen en Examens. (z.d.-a). Examenopdracht VMBO-gl. In2itive. Geraadpleegd op 3 januari 2021, van https://2.eindexamensite.nl/iframe-page.html?template=1&tx_iframequestion_pi1%5Bquestion%5D=6749

College voor Toetsen en Examens. (z.d.-a). Examenopdracht VMBO-gl. In2itive. Geraadpleegd op 3 januari 2021, van http://www.eindexamensite.nl/iframe-page.html?tx_iframequestion_pi1%5Bquestion%5D=14494&template=1

College voor Toetsen en Examens. (z.d.-a). Examenopdracht VMBO-gl. In2itive. Geraadpleegd op 3 januari 2021, van http://www.eindexamensite.nl/iframe-page.html?tx_iframequestion_pi1%5Bquestion%5D=2926&template=1

Bronnen gebruikt bij oefeningen "Stambomen".

Figuur 2: Biosight. (z.d.). Oefenen erfelijkheid. biosight.nl. Geraadpleegd op 3 januari 2021, van http://www.biosight.nl/?page_id=624

biologiepagina. (z.d.). Erfelijkheid: De stamboom oefenen. biologiepagina.nl. Geraadpleegd op 3 januari 2021, van https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Erfelijkheid/stamboom.htm

biologiepagina.nl. (z.d.-a). Oefening erfelijkheid. Geraadpleegd op 3 januari 2021, van https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Erfelijkheid/erfelijkheidautosomaalr.htm

biologiepagina.nl. (z.d.). Oefening Erfelijkheid X-Chromosomaal. Geraadpleegd op 3 januari 2021, van https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Erfelijkheid/erfelijkheidxchromosomaal.htm

Bronnen gebruikt bij "oefening kruiswoordpuzzel".

Janse, M. (2016, 3 november). Crossword puzzle: Erfelijkheid (biology - vmbo - erfelijkheid). educaplay.com. https://www.educaplay.com/learning-resources/2643197-erfelijkheid.html

Bronnen gebruikt bij de oefentoets.

Figuur 1: College voor Toetsen en Examens. (z.d.). Karyogram [Illustratie]. docplayer.nl. https://docplayer.nl/18773659-Erfelijkheid-examen-vmbo-gl-en-tl-biologie-cse-gl-en-tl-bij-dit-examen-hoort-een-bijlage.html

Bronnen gebruikt bij de eindtoets.

Olympic Channel. (2019, 24 november). Yuzuru Hanyu [Foto]. https://www.olympicchannel.com/en/stories/news/detail/yuzuru-hanyu-considering-strategy-grand-prix-final-turin/. https://www.olympicchannel.com/en/stories/news/detail/yuzuru-hanyu-considering-strategy-grand-prix-final-turin/

Examenblad. (2012). Polydactylie [Foto]. examenblad.nl. https://static.examenblad.nl/9336112/d/ex2012/gt-0191-a-12-2-o.pdf

Bronnen gebruikt bij overige onderdelen.

Willemse, L. M. (2021, januari 3). Biologie begrippen oefenen. quizlet.com. https://quizlet.com/nl/558757220/biologie-oefening-begrippen-flash-cards/?new

Willemse, L. M. (2021d, januari 3). "Eindtoets" erfelijkheid. Microsoft Forms. https://forms.office.com/Pages/ResponsePage.aspx?id=zrpvyrp8U02GgaBihPf_RrufU1F0VqJOj_sMc93jf5xUOEFNR1dTNllKRVhWNU41SlBZVlRDWVFFOS4u

  • Het arrangement Digitale ondersteuning 3GL: Erfelijkheid. is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Laura Willemse Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2021-01-19 22:17:15
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Een digitaal leerarrangement ontworpen voor leerlingen die in 3GL zitten. Het onderwerp van het digitaal leerarrangement is Erfelijkheid.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    3gl, 3tl, 3vmbo, bijles, biologie, erfelijkheid, extra les, middelbare school, middelbareschool

    Bronnen

    Bron Type
    Kennisclip kruisingsschema's
    https://youtu.be/eBxAaOV2uHM
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Oefentoets erfelijkheid

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.