Chromosomen en Genen.

Figuur 5

Elk mens heeft miljoenen erfelijke eigenschappen. De helft heb je geërfd van je moeder en de andere helft van je vader. Deze erfelijke eigenschappen liggen vastgelegd op onze 46 chromosomen. Een chromosoom is een drager van een deel van het erfelijk materiaal van een organisme. Deze chromosomen liggen in elke kern van de cellen in ons lichaam. Er zijn miljoenen erfelijke eigenschappen en maar 46 chromosomen per cel om deze informatie op te slaan. Elk chromosoom bevat dus meerdere genen. Een gen is een stukje van een chromosoom dat een code bevat voor één enkele eigenschap. Deze code bevat de informatie voor deze enkele eigenschap.

Figuur 6

Elke cel in je lichaam heeft 46 chromosomen, 23 chromosomenparen. Al deze chromosomen hebben precies dezelfde informatie opgeslagen in de vorm van genen. Maar toch is er een groot verschil tussen een rode bloedcel en een huidcel. Dit verschil uit zich omdat sommige genen "uit" en "aan" staan. 

Chromosomen liggen op een lijn in een DNA keten, maar hoe komt het dan dat een rode bloedcel wel met hemoglobine (de stof waardoor onze rode bloedcellen de rode kleur hebben) bindt en een huidcel dat niet doet? De chromosomen zijn anders opgerold in de verschillende cellen. Net zoals bij een touw. Het eiwit dat over de DNA streng heen loopt en de genen afleest kan in een huidcel het gen niet aflezen dat ervoor zorgt dat de cel zich met hemoglobine zal binden.

Dat is precies hetzelfde met de genen die ervoor zorgen dat wij pigment hebben op onze huid, maar niet bij onze rode bloedcellen. Als het gen niet afgelezen kan worden zal het dus niet tot uiting komen. Zo ontstaan er veel verschillende soorten cellen in ons lichaam. Maar dit verklaart bijvoorbeeld ook waarom jij bruin haar hebt, maar wel een paar blonde piekjes van nature hebt.

Maak nu de oefeningen die bij deze basisstof horen.

Als je het lastig vindt maak je ook nog de extra opdrachten.