Om duidelijk te maken hoe eigenschappen worden over geërfd vereenvoudigen we binnen de biologie soms hoe zaken eigenlijk werken. Het voorbeeld van haarkleur wordt vaak gebruikt om overerving duidelijk te maken. We gaan er dan vaak uit van bruin en blond haar. Maar zoals jullie om je heen kunnen zien zijn er nog veel verschillende haarkleuren, de een lichter dan de ander.
Co-dominantie: er is sprake van meer dan 1 dominant gen voor dezelfde eigenschap. De kleuren van de bloem komen apart tot uiting.
Onvolledige dominantie: er is sprake van genen die niet dominant genoeg zijn. De kleuren van de bloem komen tot uiting in een mengvorm (zie figuur 13).
Een goed voorbeeld van co-dominantie is bloedgroepen bij mensen. Wanneer je het allel voor bloedgroep A en het allel voor bloedgroep B bezit, dan heb je bloedgroep AB. Je hebt de kenmerken van bloedgroep A en van bloedgroep B. De genen komen dus allebij volledig tot uiting.
Het kan ook voorkomen dat geen van beide genen dominant of recessief is. Beide genen zijn dus even "sterk". Het fenotype wat hierbij ontstaat (de mengvorm) noemen we een intermediair fenotype. Je ziet dit vaak bij bloemen, oogkleur, huidkleur en haarkleur. De rozenstruik uit figuur 13 kan witte, rode en roze bloemen hebben. De genen voor rood en wit zijn in dit geval even sterk. De schrijfwijze voor het genotype is dan Ar voor het rode gen en Aw voor het witte gen. Een rozenstruik kan dus rozen krijgen die ArAr (rood), ArAw (roze) of AwAw (wit) in hun genotype hebben staan.