Verschillende soorten grenzen in mijn eigen regio beschrijven, verklaren én verbanden leggen met identiteit.
Verschillen in regionale identiteit en de manier waarmee men daarmee omgaat in Nederland en een andere regio in Europa beschrijven, verklaren én de situatie in beide gebieden met elkaar vergelijken.
Territoriale conflicten in een buiten-Europese regio beschrijven, verklaren én verbanden leggen met grondstoffen en culturele verschillen.
Wat ga je doen?
Je verwerkt alle opdrachten van deze quest in één Pages document.
Je houdt een posterpresentatie tijdens de SE week.
Planning
Je kunt deze quest als volgt inplannen:
Datum
To-do
17 t/m 21 mei
▶️ Start en Stap 1
24 t/m 28 mei
Stap 2
31 mei t/m 4 juni
Stap 3
7 t/m 11 juni
Stap 4
14 t/m 22 juni
Stap 5 en 6
23 t/m 29 juni
SE week: Stap 7
Hulp
Natuurlijk hoef je deze quest niet helemaal alleen te doorlopen. Ik plan in ieder geval de volgende contacttijd in:
Donderdagmiddag van 14:00 tot 15:00
Als je daarnaast nog hulp wil bij deze quest dan kun je het volgende doen:
Tijdens de zelfstandig werktijd na de grote pauze ben ik op Basecamp B
Via teams ben ik bereikbaar
...
Ik wens je veel plezier!
Groetjes,
Meneer Boll
▶️ Start
Voorbereiding
Maak een pages document aan en noem dit 'AK: SE 3. Grenzen en identiteit Voornaam Achternaam'
Maak een tegel aan in egodact en vul de voorbereiding in.
Introductie
“De Nederlander bestaat niet” zei prinses Maxima en dat heeft ze geweten! Veel mensen waren het niet met haar eens. Maar probeer het maar eens, de identiteit van dé echte Nederlander te omschrijven. Toegegeven, de verschillen in Nederland tussen bijvoorbeeld het platteland en de stad nemen af en streekgebonden taal en gebruiken raken meer op de achtergrond. Grenzen vervagen. Maar wat zijn grenzen eigenlijk? Hoe ontstaan ze? En wat hebben volkeren en culturen daarmee te maken? Hoor je bij wij of bij zij? Dat zijn vragen die in deze periode centraal staan.
► Bekijk onderstaand filmpje over 'Het geweld in Israël en de Palestijnse gebieden'
► Neem deel aan het gesprek wat we hierover voeren
► Lees onderstaande stukjes tekst over 'Grenzen' en 'Volk en staat'
► Maak opdracht 1
Grenzen
Een grens is een zichtbare of onzichtbare lijn in het landschap.
Een grens scheidt fysiek of denkbeeldig groepen mensen van elkaar.
Een zichtbare grens is bijvoorbeeld een rivier, een zee, een bergketen of een woestijn. Zo'n grens is een natuurlijke grens.
Er zijn ook grenzen die je niet kunt zien of die niet natuurlijk zijn.
Die grens is er omdat mensen hem gemaakt hebben.
Zo'n grens heet een kunstmatige grens.
Een voorbeeld van een kunstmatige grens zie je in België waar een taalgrens het land in tweeën deelt. Aan de noordkant van de grens spreekt men Nederlands en aan de zuidkant spreekt men Frans.
Politieke grenzen zijn ook vaak kunstmatige grenzen. Voorbeelden van politieke grenzen zijn grenzen tussen landen, grenzen tussen provincies en grenzen tussen gemeenten.
Volk en staat
Een volk is een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont. Ze hebben overeenkomsten op het gebied van godsdienst, kleding en muziek: ze hebben dezelfde cultuur. Elk volk leeft in een woongebied dat het graag duidelijk afgrenst. Binnen de grenzen vind je dezelfde taal, godsdienst en cultuur. Binnen de grenzen voelt een volk zich thuis.
Een staat is een gebied dat door landsgrenzen is afgebakend. Een staat onderscheidt zich van een andere staat doordat het een eigen bestuur heeft. Een ander woord voor "staat" is vanzelfsprekend "land".
In een staat kunnen verschillende volken wonen. In Kosovo wonen bijvoorbeeld Albanezen en Serviërs.
Het komt ook voor dat het woongebied van een volk verdeeld is over verschillende landen. Zo strekt het woongebied van de Lappen zich uit over de landsgrenzen van Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland.
Opdracht 1.
A. Zoek een afbeelding op van een natuurlijke grens en een van een kunstmatige grens, zet deze in je pages document. Leg uit wat het verschil is tussen deze twee.
B. Wat wordt bedoeld met een 'volk'?
C. Wat is een 'staat'?
D. Beschrijf in je eigen woorden waardoor het conflict in Israël en Palestina ontstaat en gebruik in je antwoord de woorden: volk, staat, kunstmatige grens.
Stap 1
Aan het eind van deze stap kan ik:
herkennen dat een aantal eigenschappen bepalend zijn voor mijn identiteit;
omschrijven wat een groepsidentiteit is en waarin deze verschilt van een persoonlijke identiteit;
opnoemen welk soort grenzen er zijn;
herkennen dat taal, religie, gewoontes en gebruiken, culturele verschillen, ook grenzen kunnen opwerpen;
omschrijven voor wie een inburgeringsexamen bedoeld is;
uitleggen hoe de inburgering verloopt;
herkennen wat wordt bedoeld met culturele identiteit.
Wij en zij in de wijk
Je bent herkenbaar aan je voor- en achternaam. Maar niet alleen daaraan. Een heleboel eigenschappen maken je tot wie je bent, geven je een identiteit. In deze opdracht bekijk je die eigen identiteit en vraag je je af bij welke groepen in je wijk, dorp of stad die identiteit aansluit.
► Maak opdracht 1 t/m 3
Opdracht 1
Wie ben ik? Ga op zoek naar je eigen identiteit. De identiteit bestaat uit gegevens, eigenschappen en kenmerken die jou samen maken tot wie je bent, die je onderscheiden van anderen.
Stel dat je roodharig bent, geboren op 12 oktober 2005 in . . . . , 1,80 m lang, 70 kilo, relaxed, gameverslaafd, dol op aardrijkskunde, aardig voor je moeder en ook nog eens muzikaal. Dan geeft dat samen een aardig beeld van je, daarmee ben je goed te onderscheiden van anderen.
Afzonderlijk zegt het niet zoveel. Er zijn wel meer roodharigen of gameverslaafden. En er zijn er ook nog wel een paar die aardig voor hun moeder zijn of dol op aardrijkskunde.
Maak een mindmap van jouw identiteit. Probeer je beeld zo compleet mogelijk te maken.
Gebruik eventueel eigenschappen die anderen, familie en vrienden, aan je toeschrijven.
Opdracht 2. Wie zijn wij? Waar hoor ik bij? Met welke groep mensen voel je de grootste verbondenheid? Welke kenmerken, eigenschappen en gegevens deel je met deze groep? Denk bijvoorbeeld aan:
nationaliteit (bij welk volk of land hoor je?)
etniciteit (bevolkingsgroep met gezamenlijke afkomst en cultuur)
religie (welk geloof hang je aan?)
taal/dialect (welke taal of talen spreek je?)
woonplaats/wijk (waar ben je thuis?)
sportieve voorkeur (supporter van ... )
muzikale voorkeur (fan van ... )
mentaliteit, dat is het denk- en gedragspatroon van personen en groepen
Opdracht 3.
Je hebt met opdracht 1 en 2 al antwoord gegeven op 'wie ben ik?' En op 'wie zijn wij?' Daarmee komt automatisch de vraag naar boven 'wie zijn zij?' Met die gedachtesprong ontstaat er eigenlijk in jouzelf al een grens, ook al is dat nog geen grens met een slagboom. Toch zijn er in ieders leven 'anderen' waar je minder tijd mee doormaakt. Bij de ene buurvrouw loop je bijvoorbeeld zo naar binnen, bij de ander kom je eigenlijk nooit. Je hebt bij de introductie al geleerd dat grenzen soms bergen of rivieren zijn, maar taal, religie, gewoontes en gebruiken, culturele verschillen, kunnen ook grenzen opwerpen. Hoe zit dat bij jou? Geef voorbeelden van 'grenzen' door:
Verschillen in afkomst.
Culturele verschillen, in taal, godsdienst, gewoontes of gebruiken.
Verschillen in de buurt. Denk aan ouderen-jongeren, oorspronkelijke bewoners-nieuwkomers, enz.
Inburgeren
Komt iemand voor langere tijd naar Nederland, dan moet die persoon verplicht inburgeren. Dat betekent dat je een inburgeringsexamen moet doen. Als je dat hebt gedaan, is het idee dat je dan beter kunt meedoen aan de Nederlandse samenleving.
► Maak opdracht 1.
Opdracht 1. In deze opdracht ga je kijken of jij door het inburgeringsexamen zou komen. De onderdelen over taalvaardigheid slaan we over. Maar hoe scoor je op het onderdeel Kennis van de Nederlands Maatschappij?
A. Klik op deze link en maak het examen.
B. In hoeverre moeten nieuwkomers volgens jou inburgeren?
C. Vind jij de thema's uit dit examen belangrijk genoeg voordat mensen onderdeel kunnen worden van de Nederlandse cultuur?
Stap 2
Aan het eind van deze opdracht kan ik:
het verschil omschrijven tussen geschreven en ongeschreven regels;
de begrippen 'betrokkenheid' en 'participatie' beschrijven;
omschrijven wat wordt bedoeld met 'burgerschap';
omschrijven wat wordt bedoeld met 'sociale samenhang';
voorbeelden geven van ongeschreven regels;
voorbeelden geven van ongeschreven regels die ergenis oproepen bij anderen;
uitleggen waarom niet iedereen elkaars regels kent
Ongeschreven regels
► Lees onderstaande tekst over 'Regels en ongeschreven regels' en maak opdracht 1.
Regels en ongeschreven regels
Nederland heeft regels. Sommige regels zijn opgeschreven en worden wetten genoemd. Wie een wet overtreedt, kan daarvoor worden gestraft. De politie handhaaft de wet en rechters bepalen welke straf je krijgt bij overtreding van de wet.
Andere regels zijn ongeschreven. Wie deze overtreedt, wordt daarvoor niet opgepakt en door een rechter gestraft. De verantwoordelijkheid voor het naleven en de handhaving van deze regels ligt bij ons allemaal. We moeten ons er zelf aan houden en anderen erop aanspreken als ze dat niet doen. We moeten er zelf voor zorgen onze maatschappij leefbaar te houden. Door ons aan de (ongeschreven) regels te houden en ook anderen daaraan te houden. Dat lukt alleen als je betrokken bent bij de samenleving, meedoet.
'Betrokkenheid' en 'participatie' zijn begrippen om aan te geven dat je verbonden bent met de samenleving en er actief aan deelneemt.
Een andere term die je in dit verband vaak tegenkomt, is 'burgerschap'. Van burgerschap is sprake als je deel uitmaakt van de samenleving, als je de regels kent van het land, je verbonden voelt met andere bewoners en de vaardigheden hebt om mee te doen aan de samenleving.
Als burgers van een straat, wijk, stad of land betrokken zijn, meedoen en zich als een burger opstellen dan is er sociale samenhang.
Sociale samenhang gaat over de mate waarin mensen in een straat, wijk, stad of land bij elkaar horen.
Over de mate waarin ze zich met de anderen om zich heen verbonden voelen.
Maar ja, niet iedereen is altijd een even keurige burger.
Er zijn momenten waarop we wat minder met anderen hebben en ons niet echt verbonden voelen.
Soms gelden de regels niet voor onszelf. Of zijn er regels die we niet accepteren, waar we anders over denken. Dan botst en schuurt het in de samenleving.
Opdracht 1.
Geef 6 voorbeelden van ongeschreven regels uit de Nederlandse samenleving.
Regels overtreden
Je hebt in de vorige opdracht een stel ongeschreven regels gelezen. Er zijn er een heleboel. Bijvoorbeeld:
In een bijna lege bus of treincoupé ga je niet naast iemand zitten.
Voor je een bus of trein instapt, laat je de mensen die er uit willen, voorgaan.
Opdracht 1.
Ga bij jezelf na welke overtredingen bij jou grote ergernis oproepen. Maak een top 3 van jouw grootste ergernissen veroorzaakt door mensen die zich niet aan de regels houden. Noem ergernis en regel.
ergernis: ... / regel: ...
ergernis: ... / regel: ...
ergernis: ... / regel: ...
Spreek je de mensen die deze regels overtreden hierop aan?
Wanneer doe je dat wel en waarom? Wanneer doe je dat niet en waarom niet?
Ga bij jezelf na welke regels je zelf wel eens overtreedt en welke ergernis dat op zou kunnen roepen bij anderen.
Niet voor iedereen gelijk
Over het algemeen is het zo dat mensen met een gemeenschappelijke achtergrond ongeveer dezelfde regels hanteren. Of in ieder geval die regels kennen en herkennen.
De verscheidenheid van mensen in de Nederlandse samenleving is de afgelopen vijftig jaar enorm toegenomen. In totaal telt Nederland 190 nationaliteiten. Mensen afkomstig uit alle windstreken van de wereld en allemaal met een eigen achtergrond. Dan is het niet zo gek dat we niet allemaal elkaars regels kennen.
Opdracht 1.
Probeer drie regels op te stellen of te vinden die voor iedereen in Nederland zouden moeten gelden. Let erop dat die regels moeten bijdragen aan beter burgerschap, meer sociale samenhang en meer betrokkenheid en participatie.
Stap 3
Aan het einde van deze opdracht kan ik:
een aantal maatregelen noemen om de leefbaarheid in aandachtswijken te verbeteren;
omschrijven wat het doel is van het opknappen van een straat of wijk;
minimaal twee initiatieven noemen om een straat of wijk op te knappen
Aandachtswijken
De gemeenten waarin de aandachtswijken liggen krijgen geld van de overheid om de problemen in die wijken aan te pakken. Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de plannen en het goed besteden van dat geld. Een gemeentebestuur bestaat uit de burgemeester en de wethouders. Elke wethouder heeft zijn of haar eigen takenpakket. En één van de wethouders gaat over ‘wonen’. Wat kan die wethouder allemaal met dat geld doen? We zetten een aantal plannen van aanpak op een rijtje.
Plan 1: Verbeteren woningaanbod
Een verloederde wijk waar de huizen achterstallig onderhoud hebben, kun je opknappen. Als huizen te slecht zijn om te renoveren, worden ze gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Beter onderhoud aan de huizen en het bouwen van duurdere nieuwe huizen blijkt gunstig te zijn voor de leefbaarheid en veiligheid van een wijk. Mensen voelen zich prettiger als de buurt er netjes uitziet en de huizen van een wijk goed onderhouden zijn.
Een deel van de huurwoningen worden vervangen door koopwoningen. Dat trekt mensen met hogere inkomens naar de buurt en ook daardoor gaat de leefbaarheid vooruit. Wijkbewoners wordt soms de mogelijkheid geboden om hun sociale huurwoning te kopen. Doordat ze dan eigenaar worden van hun woning voelen ze zich meer betrokken bij hun woning en hun buurt. Je zegt dan dat de sociale samenhang binnen de wijk toeneemt.
Woningcorporaties* spelen een belangrijke rol bij deze maatregelen. In de video legt iemand van de Rotterdamse woningcorporatie Vestia uit, wat ze doen in de wijk Berkpolder.
* Een woningcorporatie of woningbouwcorporatie is een organisatie die zou moeten zorgen voor goede betaalbare woningen. Ze houden zich bezig met bouwen, onderhouden, verhuren en verkopen van woonruimte.
Plan 2: Aandacht voor de openbare ruimte
De openbare ruimte in een wijk is van iedereen. De bewoners zijn er samen verantwoordelijk voor dat je je er prettig voelt. De gemeente kan dat gevoel op verschillende manieren bevorderen. Bijvoorbeeld door een park aan te leggen. Hoe meer groen in een wijk, hoe beter.
Ook het aanbieden van sport- en speelvoorzieningen kunnen bijdragen aan het welzijn van bewoners van een wijk. Zowel een park als een speelveldje biedt mensen de kans om meer te bewegen. Daarnaast vergroot je op die manier de ontmoetingskansen tussen mensen. Mensen leren elkaar kennen en dat heeft weer een positief effect op hoe ze de leefbaarheid en veiligheid van de wijk ervaren.
Plan 3: Inzetten van wijkcoaches
In een aandachtswijk in Enschede is een experiment gedaan met de inzet van wijkcoaches. Veel mensen in aandachtswijken hebben problemen op verschillende gebieden. Ze hebben bijvoorbeeld geen werk, problemen met hun gezondheid en hun financiën. Ze hebben contact met veel verschillende instanties en hulpverleners. Dat levert niet altijd goede resultaten op.
Een wijkcoach kan dienen als centraal aanspreekpunt voor zo’n bewoner en helpen bij het aanpakken van problemen. Hij biedt concrete, directe en nabije ondersteuning. Daarvoor krijgt hij ook de nodige bevoegdheden. Bewoners ervaren zo’n coach als dichtbij en benaderbaar. Van de bewoner wordt wel verwacht dat hij zelf ook kansen grijpt om vooruit te komen. Voor wat hoort wat.
Aan het eind van het experiment bleek dat veel bewoners op verschillende gebieden vooruit waren gekomen.
Plan 4: Biedt buitenlanders een reden om naar het gebied te komen
Als het mogelijk is om regionale voorzieningen te creëren in de wijk, is dat een goed idee. Je kunt daarbij denken aan een groot winkelcentrum, een bibliotheek, een sportcomplex of een kerk.
Breng positief nieuws actief naar buiten om de beeldvorming langzaam te beïnvloeden. Voor hippe modewinkeltjes moet je tegenwoordig in de Arnhemse wijk Klarendal zijn. Wat de bewoners er zelf van vinden, zie je in de video op hun site.
Uit onderzoek blijkt dat burgerwachten een positief effect hebben op de leefbaarheid van een buurt. Een burgerwacht bestaat uit een groep gewone burgers die in een bepaalde wijk over de openbare orde en veiligheid waakt. Uit onderzoek blijkt dat de criminaliteit in wijken met een burgerwacht meer afneemt dan in wijken zonder burgerwacht. In de video zie je een voorbeeld van een burgerwacht.
Plan 6: Ondersteun en stimuleer initiatieven van burgers en andere partijen
Een voorbeeld van zo’n initiatief is de verkoop van ‘klusflats’ in de Bijlmerflat Kleiburg.
De flats zijn daarna snel meer waard geworden.
Plan 7: Richt je op bewoners die positief zijn ingesteld
Positief ingestelde bewoners kunnen het verschil maken in een wijk. Als gemeente kan je hen verleiden om in de wijk te blijven wonen. Bijvoorbeeld door aantrekkelijke mogelijkheden te bieden. Daarbij kun je denken aan betere woningen voor minder geld dan concurrerende alternatieven.
Mensen die weg willen uit de wijk kun je als gemeente ook helpen. Dit kan door concrete bemiddeling of hulp. Of ervoor te zorgen dat ze voorrang krijgen bij het toewijzen van een andere woning. Je kunt bij wijze van spreken zelf de verhuiswagen voorrijden. Negatieve mensen zullen de wijk niet beter maken.
Opdracht 1.
A. Voor welke doelgroep bouwt woningcorporatie Vestia woningen in de Berkpolder?
B. Woningcorporatie Vestia heeft ook een sociaal programma, 'Tante Kwebbel'. Wat houdt dat programma in?
C. Wat is het voordeel van het inzetten van een wijkcoach?
D. Wat zijn 'klusflats'?
E. Mogen burgerwachten ook iemand arresteren?
Je eigen straat opknappen
Hoe kun je nou je eigen wijk opknappen samen met je buurtgenoten? Kijk hieronder in de Gereedschapskist. Je vindt er allerlei 'gereedschappen' en plannen die al eerder zijn gebruikt.
Opdracht 1.
Kies drie onderdelen uit die je het meest geschikt vindt voor het mooier maken van jouw wijk.
A. Waarom heb je deze onderdelen gekozen?
B. Schrijf een korte, heldere oproep aan de wijkbewoners van jouw wijk. Dat kan in de vorm van een briefje of flyer.
Je legt kort uit wat jouw voorstel is voor het plan van aanpak.
Je legt uit met welke activiteit jullie samen met de wijkbewoners de wijk willen verfraaien.
Je geeft aan op welke dag of dagen de actie plaatsvindt.
Je vraagt hulp bij het uitwerken van de actie en bij het organiseren.
Probeer je teksten kort en bondig te houden. Probeer wervende teksten te schrijven.
Je moet immers anderen in je wijk over zien te halen om met je samen te werken!
Vergeet niet te vermelden waar mensen terecht kunnen voor vragen of om zich aan te melden.
We bekijken tijdens de les de oproepen van elkaar en letten op:
Inhoud: Maakt het mensen die je boodschap lezen enthousiast?
Vorm: is de oproep prettig leesbaar zodat andere mensen de moeite nemen om het helemaal te lezen?
Taalfouten: bevat de oproep niet te veel taalfouten?
Welzijn
Onder welzijn wordt meestal verstaan de mate waarop in iemands behoeften is voldaan op materieel en immaterieel gebied (goederen, gezondheid, sociale contacten, enz.).
Index van de Menselijke Ontwikkeling (IMO)
Verenigde Naties gebruikt dit als index om welzijn te meten in landen, voornamelijk volksgezondheid, onderwijs en levensstandaard.
Lorenzcurve
De curve geeft het verband weer tussen het cumulatief percentage van de bevolkingsomvang, en het cumulatief percentage van de inkomens van diezelfde bevolking.
Bruto Nationaal Product (BNP)
Het Bruto Nationaal Product is de totale geldwaarde van alle goederen en diensten die door een land in een jaar worden geproduceerd.
Ontwikkelingslanden
Landen waar de levensomstandigheden voor een groot deel van de bevolking slecht zijn: veel mensen kunnen slecht in hun behoeften voorzien.
Terugkijker
Plaats in Seesaw een reflective journal met daarin antwoord op de volgende vragen:
Heeft je motivatiemotor gewerkt, waarom wel/niet?
Heb je gepresteerd op het niveau dat je voor ogen had?
Wat vond je moeilijk? Wat heb je toen gedaan?
Hoe is de show ontvangen, welke feedback heb je gekregen?
Het arrangement SE 3. Grenzen en identiteit is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.