Woordsoorten: het paarse pad.

Welkom

Lidwoorden

Dat de drie lidwoorden die het Nederlands kent de, het en een zijn en dat ze bij een zelfstandig naamwoord horen zal je waarschijnlijk wel weten.

Maar als je nu toch twijfelt over wat je weet van de lidwoorden, dan kun je even een kijkje nemen op het groene pad om jouw kennis op te frissen:

 

Naar het groene pad.

 

 

 

Wil je doorgaan en meer leren over lidwoorden, dan kun je naar de volgende pagina.

(On)bepaalde lidwoorden

'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden. Je vertelt er precies mee waar je het over hebt. Iemand die zegt: 'De oude fiets is roestig.' heeft het over een bepaalde fiets. Als je zegt: 'Een oude fiets is roestig.' dan is dat algemener en zeg je eigenlijk dat alle oude fietsen roestig zijn. 'Een' noemen we daarom het onbepaalde lidwoord: het is veel minder specifiek.

 

 

 

 

 

 

 

Zijn alle oude fietsen roestig?

Lidwoorden die geen lidwoorden zijn

De lidwoorden 'een' en 'het' zijn een beetje onbetrouwbaar, want in sommige zinnen zijn zij namelijk geen lidwoord!

'Een' is te ontmaskeren door de uitspraak die meer klinkt als één (zoals het getal). Bijvoorbeeld: 'Lust je nog een oliebol?' 'ja hoor, geef mij er nog maar een.'

'Het' is iets gemener. Als hij geen lidwoord is in de zin, klinkt hij gewoon hetzelfde. Bijvoorbeeld: 'Wat voor beest is dat?' 'Het is zeker geen vogel.' Natuurlijk kun je 'het' wel betrappen: 'het' is geen lidwoord als direct erna geen bijvoegelijk of zelfstandig naamwoord staat.

We noemen 'een' en 'het' in deze gevallen een voornaamwoord. Ze verwijzen naar een zelfstandig naamwoord dat op een andere plek staat.

Herhaling

Bekijk het filmpje hieronder, daarin wordt alles wat hiervoor over de lidwoorden is geschreven nog een keer kort verteld.

 

 

Als je het filmpje hebt gekeken, kun je de vragen over lidwoorden op de volgende pagina beantwoorden.

Alvast veel succes!

Test je kennis.

Toets: Lidwoorden.

Start

Zelfstandig naamwoorden

Zelfstandige naamwoorden zijn alle mensen, dingen, dieren, planten én (eigen)namen. Dus bijvoorbeeld: verkoper, vork, varken, viooltje, Victoria.

Als je nu denkt dat je nog wat meer over de basis moet leren van zelfstandig naamwoorden, dan kun op de knop drukken om een uitstapje te maken:

 

Naar het groene pad.

 

 

Anders kun je doorgaan naar de volgende pagina.

Soorten zelfstandige naamwoorden

Er zijn twee soorten zelfstandig naamwoorden. Tastbare, ook wel concrete genoemd en niet-tastbare of abstracte zelfstandige naamwoorden. De eerste soort kan je echt aanraken (zijn dus tastbaar), zoals boom, bal of bloed. De niet-tastbare kan je (dus) niet aanraken, denk hierbij aan honger, plezier of pijn.

 

Tastbare zelfstandig naamwoorden.

Tastbare zelfstandig naamwoorden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De abstracte zelfstandig naamwoorden kun je dus niet aanraken, maar ook is het heel lastig om ze af te beelden. Probeer maar eens een van de voorbeelden te tekenen. Je moet dan eigenlijk altijd een symbool gebruiken. 

Eigenschappen

Zelfstandig naamwoorden hebben een aantal eigenschappen:

  • Je kunt ze in het meervoud zetten. 
  • Je kunt er een verkleinwoord van maken.

En dit kan zelfs allebei tegelijkertijd met één woord, bijvoorbeeld: in een jeugdelftal zitten allemaal voetballertjes.

 

Maar er zijn ook zelfstandig naamwoorden deze eigenschappen nu juist niet hebben. Vaak gaat het dan om stoffen of bepaalde (beroeps)groepen. Voorbeelden:

  • Cement bestaat niet in meervoud of in het klein.
  • Een glas met watertjes komt ook niet voor.
  • Een groep verpleegkundigen noem je de verpleging, maar twee van die groepen zijn niet de verplegingen.

 

Als laatste zijn er nog voorwerpen of zaken die uniek zijn en daarom als zelfstandig naamwoord in een zin niet in het meervoud kunnen worden gebruikt. Bijvoorbeeld de planeet Mars is de enige en je kunt daarom niet spreken over twee Marsen.

 

Twee Marsen kan alleen, als het over die van chocolade gaat.

 

Let ook op, dat planeet Mars verkleinen vreemd is, er is namelijk geen andere Mars om hem mee te vergelijken. Een mini Mars van chocolade kan dan weer wel een Marsje worden genoemd.

 

Herhaling

Om alles wat je nu hebt gelezen over zelfstandig naamwoorden te herhalen kun je dit filmpje kijken.

 

Test je kennis.

Oefening:Toets zelfstandige naamwoorden.

Bijvoegelijke naamwoorden

Bijvoegelijke naamwoorden zeggen altijd iets over een zelfstandig naamwoord en geven zo meer betekenis aan een tekst.

Je kunt hier een uitstapje naar het groene pad maken als je twijfelt of je genoeg weet over bijvoegelijk naamwoorden.

 

Naar het groene pad.

 

 

 

Ken je de basis, dan kun je om meer te leren doorgaan naar de volgende pagina.

De spelling van bijvoeglijk naamwoorden.

De spelling van een bijvoegelijk naamwoord hang af van zijn plaats in de zin. Als het bijvoegelijk naamwoord vóór het zelfstandig naamwoord staat, dan krijgt het een extra 'e', kijk maar naar deze voorbeelden:

  • De snelle auto.
  • Het moderne kunstwerk.

Staat het bijvoegelijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord dan verandert er niets:

  • De auto is snel.
  • Het kunstwerk is modern.

 

Op deze hoofdregel bestaan (natuurlijk) wel weer uitzonderingen.

Als het bijvoegelijk naamwoord iets zegt over het materiaal of de stof waarvan iets is gemaakt, dan komt er 'en' achter of je moet 'van' erbij zetten. Een paar voorbeelden maken dit het best duidelijk:

  • Het stenen gebouw of het gebouw is van steen.
  • De katoenen broek of de broek is van katoen.

 

Maar... helaas is ook hierop weer een uitzondering. Zogenaamde moderne stoffen krijgen geen extra uitgang als ze voor het zelfstandig naamwoord staan. Twee voorbeelden:

  • De plastic regenjas.
  • Het aluminium tandwiel.

De regel dat 'van' ertussen moet als het bijvoegelijk naamwoord na het zelfstandig naamwoord wordt geschreven geldt wel:

  • De regenjas is van plastic.
  • Het tandwiel is van aluminium.

 

Een zithoek met een leren bank en een kunstof bank.

 

Van bijvoeglijk naar zelfstandig naamwoord.

Laurel en Hardy, een komisch 
filmduo, werden de Dikke en
de Dunne genoemd.
('Fatshaming' vonden ze in
1920 nog niet erg.)

Soms wordt een woord dat eigenlijk een bijvoegelijk naamwoord is een zelfstandig naamwoord. Dat gebeurt wanneer iets of iemand wordt aangeduid met een (opvallende) eigenschap.

Als je bijvoorbeeld een blauwe stift nodig hebt dan kun je vragen of iemand je 'de blauwe' wil geven. Blauwe is in dat geval een zelfstandig naamwoord geworden.

Andere voorbeelden:

  • Het Leger des Heils probeert veel daklozen te helpen.
  • Van alle planten vind ik rozen de mooiste.

Herhaling.

Test je kennis.

Toets: Bijvoeglijk naamwoorden.

Start

Werkwoorden

Werkwoorden staan in de zin om aan te geven wat er gebeurt of wat er door de personen in die zin wordt gedaan.

Als je meer uitleg wilt over werkwoorden kun je op de knop drukken om je kennis op te halen op het groene pad.

 

 

<| Naar het groene pad.

 

En anders kun je doorgaan met de uitleg over verschillende soorten werkwoorden op de volgende pagina's.

Verschillende soorten werkwoorden.

Er zijn drie soorten werkwoorden: hulpwerkwoorden, zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden. De eerste twee daarvan worden op dit pad uitgelegd.

Heel kort gezegd komt het hierop neer:

  1. Een zelfstandig werkwoord (zww) is het belangrijkste werkwoord in de zin.
  2. Een hulpwerkwoord (hww) 'helpt' het zelfstandige werkwoord; het vertelt nog preciezer wat er gebeurt.

 

Op de volgende pagina's ga je beide soorten verder ontdekken, maar eerst leggen we je nog uit waarom je dit allemaal moet weten.

Waarom is het nuttig om over werkwoorden te leren?

Het is goed om wat van de verschillende werkwoorden te weten.

  • Kennis van werkwoorden helpt je bij het juist spellen ervan.
  • Om goede zinnen te maken, is kennis van de soorten werkwoorden ook handig. ​​
    • De zin 'Ik was in Amsterdam en beroofd.' is niet goed. Het eerste 'was' is een zelfstandig werkwoord en het tweede 'was' (dat weggelaten is) is een hulpwerkwoord. Je mag dan niet samentrekken. Wel goed is: 'Ik was in Amsterdam en was beroofd.'.
  • Voor het beter en makkelijker leren van andere talen. In het Frans, bijvoorbeeld, worden veel minder hulpwerkwoorden gebruikt dan in het Nederlands. Om de Franse werkwoorden te snappen, is het handig om te weten wat hulpwerkwoorden zijn.
    • Voorbeelden: je parle = ik spreek, je parlais = ik zal spreken en je parlerais = ik zou spreken.

Zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

Een zelfstandig werkwoord (zww) kan als enige werkwoord, zelfstandig dus, in een zin staan.

  • De man eet een broodje.
  • De krokodil drijft in het meer.
  • De kat bijt.

Soms krijgt het zelfstandig werkwoord hulp van een ander werkwoord. Dat werkwoord noemen we een hulpwerkwoord (hww).

  • De man heeft een broodje gegeten. Het hulpwerkwoord maakt duidelijk dat de man klaar is met eten
  • De krokodil zal niet lang meer drijven. Hier vertelt het hulpwerkwoord iets over de toekomst.
  • De kat wordt gebeten. Het hulpwerkwoord vertelt dat de kat niet zelf bijt.

In de zinnen hierboven zijn de werkwoorden gegeten, leven en gebeten de zelfstandige werkwoorden. Dit zijn de belangrijkste werkwoorden in de zinnen en je kunt ze daarom niet weghalen.

Maar hulpwerkwoorden zijn natuurlijk niet onbelangrijk! Ze helpen het zelfstandige werkwoord en zorgen ervoor dat een zin extra betekenis krijgt.


Zelfstandig of hulpwerkwoord?

Hoe kun je uitvinden welke werkwoorden in een zin de zelfstandige zijn en welke de hulpwerkwoorden?

 

1. Als er één werkwoord in de zin staat is dat altijd een zelfstandig werkwoord.

 

2. Als er meer werkwoorden in een zin staan, kun je de hulpwerkwoorden weglaten.

Let op, om een goede zin te houden moet je meestal wel het zelfstandig werkwoord veranderen.

Als voorbeeld de zin: 'Marek heeft aan zijn opdracht gewerkt'.

Zonder 'gewerkt' houd je een onbegrijpelijke zin over:

  • Marek heeft aan zijn opdracht.

Laat je 'heeft' weg, dan kun je nog wel een goede zin maken:

  • Marek werkte aan zijn huiswerk.

Dus: heeft is het hulpwerkwoord en gewerkt het zelfstandig werkwoord.

 

3. Een zelfstandig werkwoord heeft inhoud.

Het is een woord met een betekenis die je (meestal) kunt uitbeelden.

  • Lena zal morgen de marathon gaan lopen.

In deze zin hebben de hulpwerkwoorden 'zal' en 'gaan' geen duidelijk uit te beelden betekenis. Je kun wel uitleggen dat ze betekenen dat Lena morgen iets van plan is, maar  het zelfstandig werkwoord 'lopen' is veel inhoudelijker en makkelijk uit te beelden.

 

Lopen kun je eenvoudig tekenen, maar hoe zit het met zal en gaan?

 

Test je kennis.

Oefening: Werkwoorden.

Start

Spoeduitgang

Kom je van het groene pad, en wil je snel weer terug? Dat kan hier...

Terug naar het groene pad.

 

 

Oefeningen en eindtoets

Oefenen met woordsoorten.

In de vorige stap heb je de theorie geleerd. Deze toets helpt je om nog een keer met de woordsoorten te oefenen.

Beantwoord alle vragen en aan het einde van de test krijg je te zien hoeveel punten je hebt gehaald. 

 

Toets

Start

  • Het arrangement Woordsoorten: het paarse pad. is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    YJ Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2021-02-12 16:05:40
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Woordsoorten
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    bijvoegelijk naamwoord, lidwoord, werkwoord, zelfstandig naamwoord

    Bronnen

    Bron Type
    https://youtu.be/5hHrChRY1f8
    https://youtu.be/5hHrChRY1f8
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Lidwoorden.

    Toets zelfstandige naamwoorden.

    Bijvoeglijk naamwoorden.

    Werkwoorden.

    toets/oefening

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.