Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2

Theorie

2.1 Pinpas of portemonnee?

In de economie kennen we twee vormen van geld namelijk:

  • Chartaal geld => Geld in vorm van munten en bankbiljetten, dit is geld dat je kan vasthouden (denk aan C van Cash)
  • Giraal geld => Geld dat je op je bankrekening hebt. Dit geld kan je niet aanraken maar je kan er wel mee betalen.

Het geld dat je op je bankrekening hebt noemen we je saldo. Je saldo bereken je met de volgende formule: Nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Als je een product gaat kopen ruil je jouw geld voor het goed of dienst dat je wilt. Als je geld gebruikt bij het ruilen noemen we dit indirecte ruil. Je kan ook ruilen zonder geld. Je ruilt twee goederen en/of diensten gelijk voor elkaar. Zoals bijv pokemon kaarten voor elkaar ruilen. Deze manier van ruilen noemen we directe ruil

Als je aan indirecte ruil doet kan je dit ook doen door middel van elektronisch betalen. Met elektronisch betalen betaal je via internet of met je telefoon. 

2.2 Waarom zou je sparen?

Sparen betekent dat je je geld niet nu uitgeeft maar bewaart voor later. Je kunt verschillende redenen hebben om dit te doen:

  • Je spaart voor een doel => Je wilt over een tijdje iets kopen waar je nu nog geen geld voor hebt.
  • Je spaart uit voorzorg => Je verwacht dat je binnenkort veel geld moet betalen voor iets alleen je weet nog niet wanneer dit gaat gebeuren dus je spaart alvast geld. Bijv. Je hebt een oude scooter dus je verwacht dat die binnenkort gerepareerd moet worden alleen je weet niet precies wanneer.
  • Je spaart voor de rente => Van de bank krijg je rente als je geld op je spaarreking hebt staan.

 

Rente is een vergoeding dat je van de bank krijgt omdat ze jouw geld kunnen gebruiken. Omdat de bank jouw wilt bedanken dat ze jouw geld mogen gebruiken geven ze jouw rente. De hoogte van de rente verschilt per spaarrekening.

Rekenen met rente doe je met de volgende formule:

Rentebedrag per jaar = percentage : 100 x spaarbedrag

 

Geld heeft verschillende functies deze funcites worden geldfuncties genoemd:

  • Geld als ruilmiddel => Je ruilt je geld voor iets in (iets kopen)
  • Geld als spaarmiddel => Je bewaart je geld om later iets te kopen 
  • Geld als rekenmiddel => Je berekend wat de waarde van iets kan zijn 

2.3 Waarom zou je lenen?

Als je geld nodig hebt kan het soms handig zijn om te lenen. Lenen betekent dat je geld gebruikt dat van iemand anders is. De belangrijkste redenen om te lenen zijn:

  • Je wilt nu al iets duurs hebben en gebruiken. Je wilt niet wachten en leent daaorm geld om het meteen te kopen.
  • Je hebt onverwacht dringend geld nodig. Bijvoorbeeld omdat je de reperatie van het beeldscherm van je telefoon moet betalen.

Voordat je geld gaat lenen is het wel erg belangrijk om te bedenken of je het later wel allemaal kan terugbetalen!

 

Als je geld geleend hebt moet je dat terug betalen. Een lening bij de bank betaal je terug met een vast bedrag per maand. Dat is het maandtermijn. De maandtermijn bestaat uit twee delen:

  • Het deel voor het terugbetalen van het geleende geld. Dat het aflossen.
  • Een extra bedrag voor rente. Dat rente bij een lening is een vergoeding aan de bank omdat je hun geld mag gebruiken.

 

Voor een lening betaal je rente. Je wilt uitrekenen hoeveel procent de rente is van het geleende bedrag. Dat percentage bereken je als volgt:

Percentage = aantal of bedrag : totaal X 100

2.4 Verzekeren, hoezo?

Stel je voor, je hebt net een hele mooie nieuwe fiets gekocht. Je bent onwijs zuinig op deze nieuwe fiets omdat een nieuwe kopen erg veel geld kost. Alleen op een dag wordt je fiets helaas toch gestolen. Je baalt enorm omdat je een nieuwe fiets moet kopen en dit kost veel geld. Maar als je verzekerd was kreeg je het geld dat de fiets waard was terug. Een verzekering zorgt er dus voor dat als je schade hebt je het geld van die schade vergoed krijgt door de verzekering. Je kan ook kiezen om geen verzekering te nemen. Dit hangt af van het risico dat je wilt lopen. De meeste verzekering zijn vrijwillig (bijv reisverzekering of fietsverzekering) maar sommige verzekeringen zijn verplicht (bijv. zorgverzekering of WA-verzekering).

 

Als je bij een verzekeringsbedrijf een verzekering afsluit ben jij de verzekerde en het bedrijf de verzekeraar. Als bewijs dat je de verzekering hebt afgesloten ontvang je een polis. Daarin staat wat je verzekerd hebt en hoe hoog de premie is. De premie is het bedrag dat je voor de verzekering moet betalen. Bij de polis hoort een bijlage met uitleg over de verzekering. Dat zijn de polisvoorwaarden. Hierin staat heel precies waar je wel of geen recht op hebt. 

 

Als je verzekerd bent en je hebt een keer schade ontvang je een schadevergoeding. Soms moet je een deel van de schade zelf betalen. Dat heet de eigen risico. Voor een verzekering met een eigen risico betaal je minder premie. Dat komt doordat de verzekeraar in zo'n geval ook minder schadevergoeding hoeft te betalen. 

Oefenopdrachten

Filmpjes die je kunnen helpen

Chartaal en giraal geld

Directe en indirecte ruil

Sparen en spaarmotieven

Rekenen met rente

Geldfuncties

Lenen

Verzekering