Beeldspraak
Beeldspraak is een vorm van figuurlijk taalgebruik.
De ene soort beeldspraak berust op het maken van vergelijkingen en de andere soort noemt een opvallend kenmerk of eigenschap van iets, terwijl er iets anders bedoeld wordt.
Wie een vergelijking gebruikt, zet in zijn formulering iets uit de werkelijkheid dat hij wil beschrijven naast het beeld dat hij daarvoor bedacht heeft.
Beeldspraak die berust op vergelijking is o.a.:
- Vergelijkingen:
- Metafoor
- Personificatie
Beeldspraak zonder vergelijking (kenmerk of eigenschap) is o.a.:
- Metonymia
- Synesthesie
- Allegorie
Beeldspraak berust op vergelijking
Vergelijking
Je vergelijkt een object (waar het om gaat), met een beeld (datgene waarnaar de vergelijking verwijst).
Het beeld wordt ingeleid door bijvoorbeeld ‘als, zoals, net als’ of een vorm van het werkwoord ‘lijken’.
Voorbeelden:
- Hij heeft handen als kolenschoppen.
(het object 'handen' wordt vergeleken met kolenschoppen: figuurlijk om aan te duiden dat hij grote handen heeft).
- Lachen als een boer die kiespijn heeft.
- Je kamer lijkt wel een kloostercel.
Asyndetische vergelijking
Een asyndetische vergelijking is een vergelijking zonder verbindingswoord (als).
(Grieks: a = niet, syn = samen, de = binden)
Voorbeelden:
- De nieuwe school, een doolhof voor de brugklasser.
- De Himalaya: het dak van de wereld.
Homerische vergelijking
Een homerisch vergelijking is een vergelijking die wordt uitgewerkt met allerlei bijzonderheden.
De homerische vergelijking dankt haar naam aan Homerus, de dichter van de Ilias en de Odyssee, waarin dit type vergelijking veel voorkomt.
Voorbeeld:
Was zoo de zee? Neen, neen, een stad geleek
Ze, pleinen en straten in de kermisweek,
Boerinne' en boeren, en muziek en dans
In de herbergen en in lichten krans
Om elke markt de snuisterijenkramen.
Of als een koning komt en alle ramen
Zijn licht des avonds en uit ieder dak
Een witte vlag. Zoo was de zee, er stak
Een vlag van alle gevels, achter 't raam
Der golven brandden rijen lichten, saam
Liep heel het volk.
(Uit: Mei van Herman Gorter)
Metafoor
Een metafoor is ook een vergelijking, maar hier wordt alleen het beeld gegeven.
De werkelijkheid waarnaar verwezen wordt, blijft buiten beschouwing.
Voorbeelden:
- Na de wedstrijd moest de scheidsrechter de kemphanen uit elkaar trekken.
(de werkelijkheid, de ruziënde spelers, wordt hier niet vermeld, alleen het beeld)
- Dat schaap heeft zich laten beetnemen.
- Wat zit jij mistig te kijken.
Personificatie
Een levenloze zaak wordt als iets levends (menselijks) voorgesteld.
Voorbeelden:
- De wind floot door de takken.
(De wind kan niet fluiten, een mens wel. Het geluid komt over alsof iemand fluit.)
- Roken heeft mijn hart gestolen.
- Soms lacht de toekomst je toe.
Beeldspraak zonder vergelijking
Metonymia
Bij een metonymia geef je iets direct de naam van het beeld (geen vergelijking tussen beeld en werkelijkheid).
Het beeld benoemt in de meeste gevallen een eigenschap of kenmerk van de werkelijkheid.
Voorbeelden:
- Gisteren dronk hij een glaasje te veel.
(benoeming van een stuk serviesgoed in plaats van wat erin zit)
- Er zijn in Rome drie Rembrandts gestolen.
(benoeming van maker in plaats van het gemaakte werk)
- Hij schoot het leer in de touwen.
(benoeming van het materiaal in plaats van het voorwerp zelf)
Synesthesie
Synesthesie is een combinatie van indrukken van verschillende zintuigen.
Voorbeelden:
- Zij schrok van de schreeuwende kleuren.
(heeft betrekking op gehoor en gezicht)
- Wat heeft hij toch een warme stem.
(heeft betrekking op gehoor en gevoel)
- Bij haar afscheid sprak ze bittere woorden.
(heeft betrekking op smaak en gehoor)
Allegorie
Een allegorie is een metafoor of personificatie die door het gehele gedicht, verhaal of boek wordt volgehouden.
Voorbeeld van een allegorie (uitgewerkte personificatie):
Herfst (Harry Brander)
Herfst is een man
die veel gedronken heeft
die veel te veel gedronken heeft
uit glazen rood
waarin een tik viel
van de gele najaarszorg
Herfst is het klein delirium
van de dood
Andere bekende voorbeelden zijn: Elckerlijc en Van den vos Reynaarde.