De komende weken gaan we aan de slag met het enquêteverslag. In week 19, de week van 9 mei t/m 13 mei, lever je je enquêteverslag geprint bij je docent in.
Aan de zijkant van de webpagina zie je: introductie en week 9 t/m week 19.
Onder het kopje introductie zie je onder andere: de opdracht, de inhoud, enkele aandachtspunten en het beoordelingscriteria.
Onder elke week staat wat de opdracht per week is en hoe ver je inmiddels met je enquêteverslag zou moeten zijn.
Opdracht enquêteverslag
Doel:
Een gedegen onderzoeksvraag (en bijbehorende deelvragen) opstellen
Een hypothese op kunnen stellen (en daarop terugkomen in de conclusie)
Een enquêteformulier opstellen (blad of Google Forms)
Verschillende soorten enquêtevragen maken
Analyseren van resultaten uit de enquête en deze verwerken in woorden en grafieken
Conclusie schrijven a.d.h.v. de resultaten en verklaren van de uitkomsten
Proces benoemen en hierbij knelpunten aan kunnen geven
Werkwijze
Je gaat een onderzoek doen in tweetallen. Dit mag over van alles gaan: social media, huiswerkgedrag, gamen, cijfers. Wanneer je een onderwerp hebt gevonden, ga je daar een onderzoeksvraag (hoofdvraag) bij formuleren. Het is belangrijk dat je je onderzoek kadert, dat wil zeggen: je moet je onderzoek niet te groot maken.
Tips bij hoofdvraag opstellen
Je moet één vraag stellen, maak dus geen samengestelde vraag
Je vraag moet open zijn, zorg dus dat je begint met: wat…? of hoe…? Zo ga je op zoek naar een verklaring (hoe) of een beschrijving (wat) van de situatie. Begin nooit je vraag met waarom…? Zo krijg je geen specifieke en concrete hoofdvraag
Laat niet je mening doorschijnen, zorg dus voor geen suggestieve vraag
Zorg dat je hoofdvraag SMART is. Dus: specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdsgebonden. Kijk dit filmpje:
Vervolgens ga je bijpassende deelvragen (2 à 3) formuleren. Deze moeten minder complex zijn dan de hoofdvraag. Het beantwoordt namelijk een deel van de hoofdvraag. Alle deelvragen (en resultaten van de enquête) beantwoorden namelijk de hoofdvraag. Let hier weer op de tips van de hoofdvraag. Wat overige tips:
Tips bij deelvragen opstellen
Let op een bepaalde chronologische volgorde: eerst de eerste deelvraag kunnen beantwoorden, voordat je aan de tweede deelvraag kunt beginnen.
Is er verschil in mening tussen man/vrouw, oud/jong, hoog/laagopgeleid, allochtoon/autochtoon?
Als je een geschikte hoofdvraag hebt, weet je al aan wie je de enquête wilt gaan voorleggen. Lees de bijlage 2 (met voorbeelden) over hoe je het best een enquête in elkaar kunt zetten. Onthoud voor nu dat je enquête gebaseerd moet zijn op theorie. Ga dus ook op zoek naar (betrouwbare!) informatie over jullie onderwerp. Wat ook belangrijk is, is dat je geen open vragen stelt. Dit is namelijk erg lastig om te turven.
Opbouw enquêteverslag
Jullie verslag heeft natuurlijk een voorblad en een inhoudsopgave.
In de inleiding stellen jullie jezelf voor. Je noemt jullie onderzoeksvraag, de bijbehorende deelvragen én de hypothese (wat jullie verwachten). Daarnaast vermeld je hoeveel personen jullie geënquêteerd hebben, hoe die groep was samengesteld (en waarom deze samenstelling) en waar en wanneer de enquêtes zijn ingevuld.
De kern is het eigenlijke verslag. Je verwerkt de deelvragen, beschrijft de uitkomst en geeft mogelijke verklaringen van die uitkomst aan. Verwerk je resultaten van de enquête in grafieken én in woorden. Plaats ook kanttekeningen, wees kritisch op je meetinstrument: heeft iedereen de vraag goed begrepen, is het serieus ingevuld? Reserveer voor iedere deelvraag een aparte alinea. Let ook op de tussenkopjes die je boven de alinea’s plaatst.
In het slot kom je met de conclusie. Wat is dus het antwoord op je hoofdvraag? Kan je die uitkomst verklaren? Denk eraan dat je je baseert op de enquêtegegevens. Benoem ook het proces: hoe is jullie onderzoekcyclus verlopen? Waar liepen jullie tegenaan?
In de bijlagen verwerk je de bronnenlijst (APA), voeg je een taakverdeling en de gebruikte enquête toe.
Bijlage 1: Voorbeeld enquêteverslag: “Belgen steeds depressiever”
De voorbije jaren is het aantal mensen met emotionele en pyschische probemen opvallend gestegen. Dat blijkt uit de nationale Gezondheidsenquête, een grote bevraging in opdracht van de minister van Volksgezondheid. Emotionele problemen komen nu ook beduidend meer dan vroeger voor bij jongeren tot 24 jaar.
Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) ondervroeg vorig jaar bijna 11.000 inwoners van ons land over hun gezondheid. De resultaten van deze grootschalige enquête moeten politici helpen het gezondheidsbeleid bij te sturen.
In vergelijking met vorige enquêtes valt vooral de sterke stijging van psychische en emotionele problemen op. Een derde van de bevolking geeft psychische problemen aan: ze zijn gestresseerd, gespannen, verdrietig, gedeprimeerd of kunnen niet slapen vanwege de zorgen. Een op de tien mensen kampt met angststoornissen. Een op de vijf vrouwen gebruikt slaap- en kalmeringsmiddelen of antidepressiva.
10 procent van de bevolking van 15 jaar en ouder heeft angststoornissen, 15 procent vertoont tekenen van depressieve gevoelens en 30 procent meldt slaapproblemen. Al die aandoeningen zijn toegenomen sinds de vorige enquête in 2008, zo meldt het rapport.
Bij de groep jonge vrouwen (15-24 jaar) is de stijging van de emotionele problemen het sterkst (40 procent). Toch treffen psychische aandoeningen vooral mannen. Ze komen ook meer voor bij laag- dan bij hoogopgeleide mensen, en meer in de steden dan daarbuiten.
Met die stijgingen schiet ook het gebruik van antidepressiva opnieuw de hoogte in - overal, behalve in Brussel - na een beloftevolle daling bij de vorige enquête.
Er heerst een veel diepere crisis dan een louter economische. Je zal maar jong zijn in deze periode van algemene malaise.
"Verontrustend"
Ontslagnemend federaal minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx (PS) woonde de voorstelling van de resultaten bij. Ze noemde de toename van het aantal mensen met psychologische problemen verontrustend. "We moeten de inspanningen op dat terrein verderzetten", zei ze.
Stefaan Demarest, projectleider van de Gezondheidsenquête, is het met de minister eens. "Voor alle duidelijkheid: we pretenderen niet een stijging in het aantal psychiatrische aandoeningen te bewijzen. We hebben het over het welbevinden van de bevolking, en vooral bij jonge mensen zijn de cijfers heel verontrustend", klinkt het. Een mogelijke verklaring zoekt Demarest in de maatschappelijke en economische ontwikkeling van de voorbije jaren. "Jongeren zijn de eerste dupe van de crisis. Je zal maar jong zijn in deze periode van algemene malaise in de samenleving."
Chronische aandoeningen
Acht op de tien Belgen geven wel aan een goede gezondheid te hebben. Er is dus ook goed nieuws, maar toch blijkt een kwart van de bevolking te lijden aan een chronische aandoening. De sterkte stijgers onder die chronische aandoeningen zijn hoge bloeddruk, diabetes, artrose en schildklierlijden. Tegenover 1997 is het aantal diabeteslijders verdubbeld, een evolutie die deels te maken heeft met de vergrijzing. Ook de toename van artrose is deels te wijten aan de verouderende bevolking. Schildklierlijden komt in Brussel en Wallonië dubbel zoveel voor als zestien jaar geleden.
Zestien procent van de 65-plussers geeft an dat ze wegens beperkingen binnenshuis moeten blijven. Vijf procent van deze groep moet de ganse tijd doorbrengen in een zetel, bijna twee procent is bedlegerig.
Inhoud enquêteverslag
Voorblad
Inhoudsopgave
Inleiding
Voorstellen
Hypothese
Onderzoeksvraag
Deelvragen
Samenstelling onderzoeksgroep (waarom)
Enquêtes (waar en wanneer afgenomen
Kern
Per deelvraag resultaten van enquête verwerken in grafieken/woorden, leg verbanden tussen eerder onderzoek
Wees kritisch op je meetinstrument (enquête), plaats kanttekeningen
Mogelijke verklaringen voor resultaten
Slot
Conclusie; kom terug onderzoeksvraag
Verklaring uitkomst (pak terug op enquête)
Proces benoemen: knelpunten benoemen
Bijlagen
Bronnenlijst
Taakverdeling
Enquête
Aandachtspunten enquêteverslag
Het principe van vragenlijsten is dat je antwoorden van mensen kwantificeert. Je gaat tellen hoe vaak mensen iets zeggen. Daarna kun je het gemiddelde uitrekenen, de modus aangeven en zeggen hoeveel procent van een bepaalde populatie iets vindt of is. Bijvoorbeeld: zoveel procent van de vrouwen kijkt 5 uur per week televisie. Of zoveel procent van de jongens gamet tien uur per week. Het fijne aan een vragenlijst is ook dat je de antwoorden al voorgeschreven hebt, waardoor je alles makkelijk kunt optellen bij elkaar. Wanneer mensen zelf een antwoord kunnen geven, krijg je onvoorspelbare antwoorden die je moeilijk kunt kwantificeren.
Om een enquête goed af te nemen, moet er gelet worden op de volgende punten.
De antwoorden op een vraag moeten uitsluitend en volledig zijn!
Dat betekent dat alle antwoorden los van elkaar staan en niks met elkaar te maken hebben. En er moet geen antwoord vergeten zijn.
Voorbeeld sporten Hoeveel uur sport je per week?
Nooit
0 tot 1 uur per week
1 tot 2 uur per week
2 tot 3 uur per week
3 tot 4 uur per week
Meer dan 4 uur per week
In deze antwoorden zitten alle mogelijkheden en ze overlappen elkaar niet.
Ander voorbeeld: inkomen
Wat is uw inkomen per maand?
Minder dan 1000 euro per maand
0 tot 1000 euro per maand
1000 tot 2000 euro per maand
2000 tot 3000 euro per maand
Meer dan 3000 euro per maand
Wanneer je een likertschaal gebruikt (antwoorden op een schaal van 1 tot 7 of helemaal eens tot helemaal oneens) kan het zijn dat mensen geen mening hebben of neutraal zijn. Dit moeten zij kunnen aangeven.
Bijvoorbeeld:
Nederlands is een moeilijk vak
1 helemaal mee eens
2 mee eens
3 neutraal
4 oneens
5 helemaal mee oneens
6 Geen mening/weet niet
Optie 6 is hier een vluchtroute, want soms willen mensen liever geen antwoord geven.
Nog een voorbeeld van een vraag waar antwoorden elkaar uitsluiten:
Geef aan welke vakken je moeilijk vond op de middelbare school.
Aardrijkskunde
Geschiedenis
Scheikunde
Natuurkunde
Maatschappijleer
Algemene Natuur Wetenschappen
Nederlands
Frans
Duits
Engels
M&O
Economie
N&T
Wiskunde A
Wiskunde B
Wiskunde C
Wiskunde D
Etc.
Bij deze vraag heb je alle vakken staan, waardoor de respondenten niet een vak kunnen vergeten. Wanneer je het ze zelf laat invullen, kan het zijn dat ze een vak niet herinneren en loop je dus een antwoord mis.
Nog een belangrijk aandachtspunt is dat je bij het opstellen van de vragenlijst duidelijk aangeeft wat de respondent moet invullen. Kan hij meerdere antwoorden geven of mag hij er maar één kiezen? Moet hij zelf een aantal procent invullen (vb: hoeveel procent van de games die mijn kind speelt zijn actieve videogames?).
En als er een abstract begrip wordt aangekaart (bijvoorbeeld actieve videogames) moet voor de respondent duidelijk zijn wat hieronder verstaan wordt.
Inleiden vragenlijst: Voordat de respondent begint, is het wel zo sympathiek om de respondent te bedanken voor zijn deelname, te zeggen hoeveel tijd het kost om de enquête in te vullen en dat de respondent altijd kan stoppen wanneer hij dat wil.
Om meer respondenten te verkrijgen, kun je een beloning bedenken voor het invullen van de enquête. Een reep chocola, geld, of het opsturen van de resultaten.
Tot slot: vragenlijsten registreren alleen maar. Je kunt niet spreken van causaliteit. Als meer vrouwen dan mannen aangeven dat zij meer tv uren maken, dan betekent het niet dat het zijn van een vrouw leidt tot meer uren tv kijken.
Voorbeeld enquêteverslag
“Belgen steeds depressiever”
De voorbije jaren is het aantal mensen met emotionele en pyschische probemen opvallend gestegen. Dat blijkt uit de nationale Gezondheidsenquête, een grote bevraging in opdracht van de minister van Volksgezondheid. Emotionele problemen komen nu ook beduidend meer dan vroeger voor bij jongeren tot 24 jaar.
Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) ondervroeg vorig jaar bijna 11.000 inwoners van ons land over hun gezondheid. De resultaten van deze grootschalige enquête moeten politici helpen het gezondheidsbeleid bij te sturen.
In vergelijking met vorige enquêtes valt vooral de sterke stijging van psychische en emotionele problemen op. Een derde van de bevolking geeft psychische problemen aan: ze zijn gestresseerd, gespannen, verdrietig, gedeprimeerd of kunnen niet slapen vanwege de zorgen. Een op de tien mensen kampt met angststoornissen. Een op de vijf vrouwen gebruikt slaap- en kalmeringsmiddelen of antidepressiva.
10 procent van de bevolking van 15 jaar en ouder heeft angststoornissen, 15 procent vertoont tekenen van depressieve gevoelens en 30 procent meldt slaapproblemen. Al die aandoeningen zijn toegenomen sinds de vorige enquête in 2008, zo meldt het rapport.
Bij de groep jonge vrouwen (15-24 jaar) is de stijging van de emotionele problemen het sterkst (40 procent). Toch treffen psychische aandoeningen vooral mannen. Ze komen ook meer voor bij laag- dan bij hoogopgeleide mensen, en meer in de steden dan daarbuiten.
Met die stijgingen schiet ook het gebruik van antidepressiva opnieuw de hoogte in - overal, behalve in Brussel - na een beloftevolle daling bij de vorige enquête.
Er heerst een veel diepere crisis dan een louter economische. Je zal maar jong zijn in deze periode van algemene malaise.
"Verontrustend"
Ontslagnemend federaal minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx (PS) woonde de voorstelling van de resultaten bij. Ze noemde de toename van het aantal mensen met psychologische problemen verontrustend. "We moeten de inspanningen op dat terrein verderzetten", zei ze.
Stefaan Demarest, projectleider van de Gezondheidsenquête, is het met de minister eens. "Voor alle duidelijkheid: we pretenderen niet een stijging in het aantal psychiatrische aandoeningen te bewijzen. We hebben het over het welbevinden van de bevolking, en vooral bij jonge mensen zijn de cijfers heel verontrustend", klinkt het. Een mogelijke verklaring zoekt Demarest in de maatschappelijke en economische ontwikkeling van de voorbije jaren. "Jongeren zijn de eerste dupe van de crisis. Je zal maar jong zijn in deze periode van algemene malaise in de samenleving."
Chronische aandoeningen
Acht op de tien Belgen geven wel aan een goede gezondheid te hebben. Er is dus ook goed nieuws, maar toch blijkt een kwart van de bevolking te lijden aan een chronische aandoening. De sterkte stijgers onder die chronische aandoeningen zijn hoge bloeddruk, diabetes, artrose en schildklierlijden. Tegenover 1997 is het aantal diabeteslijders verdubbeld, een evolutie die deels te maken heeft met de vergrijzing. Ook de toename van artrose is deels te wijten aan de verouderende bevolking. Schildklierlijden komt in Brussel en Wallonië dubbel zoveel voor als zestien jaar geleden.
Zestien procent van de 65-plussers geeft an dat ze wegens beperkingen binnenshuis moeten blijven. Vijf procent van deze groep moet de ganse tijd doorbrengen in een zetel, bijna twee procent is bedlegerig.
Introductie: voor wie, welk onderwerp, wat doen met resultaten, duur, anonimiteit
Geen open vragen!
Beoordelingsschalen bij stellingen: 4-puntenschalen (zeer tevreden – tevreden, ontevreden, zeer ontevreden) – 5-puntenschalen (incl. neutraal), geen n.v.t. gebruiken!
Meerkeuzevragen
Algemene tips
Wie vult jouw enquête in? Wel enigszins privacygevoelig! (Geen namen)
Baseer je enquête op theorie
Neutrale, enkele, simpele vragen (niet teveel moeilijke woorden): geen mening in verwerkt (of sturend), vermijd dubbele ontkenning
Bouw het op: eerst algemeen, dan specifiek
Week 21
Lesdoelen:
Aan het einde van deze week heb je je enquête af.
Aan het einde van deze week heb je je enquête bij minimaal 10 personen afgenomen.
TIP! Zorg ervoor dat je enquête in ieder geval voor het einde van de week klaar is, zodat je deze eventueel nog kan aanpassen en verbeteren! Bewaar niet alles tot het laatste moment!
Enquête afnemen
Je test altijd éérst je enquête bij 1 of 2 personen – is alles duidelijk? Niet te lang?
Je kan je enquêteverslag op verschillende manieren afnemen:
Je kan met je enquête langs de deuren gaan: zorg ervoor dat je de enquête geprint hebt of zorg voor een QR-code (iets waardoor de mensen je enquête meteen kunnen invullen).
Je kan met je enquête door de school gaan om leerlingen te vragen: zorg ervoor dat je de enquête geprint hebt of zorg voor een QR-code (iets waardoor de leerlingen je enquête meteen kunnen invullen).
Je kan je enquête naar je ouders mailen en vragen of deze de enquête onder hun collega's en/of vrienden willen verspreiden: zorg ervoor dat je een begeleidend berichtje en de link naar je enquête meestuurt.
Je kan de enquête afnemen in een bepaald leerjaar: stuur de enquête naar je docent met een begeleidend berichtje en vraag of deze de enquête door wilt sturen naar het desbetreffende leerjaar.
Week 22
Lesdoelen:
Aan het einde van deze week heb je de inleiding en een deel van de kern van je enquêteverslag geschreven.
Wat moet er in je inleiding?
In de inleiding stellen jullie jezelf voor. Je noemt jullie onderzoeksvraag, de bijbehorende deelvragen én de hypothese (wat jullie verwachten). Daarnaast vermeld je hoeveel personen jullie geënquêteerd hebben, hoe die groep was samengesteld (en waarom deze samenstelling) en waar en wanneer de enquêtes zijn ingevuld.
Kort maar krachtig, moet onderstaande in je inleiding aan bod komen. Dit mag met tussenkopjes, zorg er voor dat het overzichtelijk is waar wat staat.
Inleiding
Voorstellen (wie zijn jullie, welke klas zitten jullie, waarom dit verslag, etc)
Hypothese (=verwachting/voorspelling)
Onderzoeksvraag
Deelvragen
Samenstelling onderzoeksgroep (waarom heb je voor deze groep gekozen?)
Enquêtes (waar, wanneer en hoe afgenomen?)
Week 23
Lesdoelen:
Aan het einde van deze week is je enquêteverslag af en klaar om ingeleverd te worden.
Controleer altijd voor het inleveren of je alle onderdelen hebt! Check hieronder nogmaals de beoordelingscriteria:
Het arrangement Enquêteverslag klas 3 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Sharelle Tromm
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2023-05-15 09:27:58
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.