Module 8 H 1 en 2: Anatomie en fysiologie ademhalingsstelsel
Module 8 H 1 en 2: Anatomie en fysiologie ademhalingsstelsel
1. Inleiding ademhalingsstelsel
In deze wikiwijs leer je over de bouw (anatomie), werking en functie (fysiologie) van het ademhalingsstelsel en leer je hoe de gaswisseling en de regulatie van de ademhaling tot stand komt.
Deze e-learning dient als voorbereiding op de diagnostische kennistoets aan het einde van dit blok.
1.1 Handleiding
De wikiwijs is opgebouwd uit verschillende hoofdstukken. In elk hoofdstuk wordt in tekst of video de stof uitgelegd. Na elke hoofdstuk komt een opdracht. De opdrachten kunnen bestaan uit:
Open vragen
Meerkeuze vragen
Sleepvragen
Digitale vragen (interactieve video (edpuzzel), nearpod, quizlet, kruiswoordpuzzel)
Het maken van de opdrachten draagt ertoe bij dat je de stof beter begrijpt of begrepen hebt.
De wikiwijs wordt afgesloten door het maken van een oefentoets.
1.2 Leerdoelen
De student heeft na het maken van deze e-learing
Je kunt benoemen welke organen deel uitmaken van het ademhalingsstelsel.
Je kunt beschrijven hoe in de neusholte de ingeademde lucht gezuiverd, verwarmd, bevochtigd en gekeurd wordt.
Je kunt de bouw en werking van de keelholte, het strottenhoofd en de luchtpijp beschrijven.
Je kunt de bouw en werking van de bronchiën en de longen beschrijven.
Je kunt beschrijven hoe de bloedvoorziening van de longen zelf plaatsvindt.
Je kunt toelichten hoe de ligging en werking van de longvliezen zijn.
Je kunt uitleggen hoe ademhalingsbewegingen tot stand komen.
Je kunt uitleggen hoe de ademhalingsbewegingen worden gereguleerd.
Je kunt toelichten welke longfunctiewaarden de belangrijkste informatie over de longfunctie geven.
Je kunt uitleggen wat de longfunctie is.
Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling in de weefsels plaatsvindt.
Je kunt beschrijven hoe de gaswisseling in de longen plaatsvindt.
1.3 Introductie ademhalingsstelsel
Bekijk het onderstaande filmpje en start met leren over het ademhalingsstelsel
1.3.1 Opdracht quizlet
In het filmpje heb je latijnse benamingen gehoord die behoren tot het ademhalingsstelsel. Om de lesstof beter te begrijpen kun je door het maken van onderstaande opdracht leren over de betekenissen van deze. Door deze opdracht worden je hersenen geactiveerd.
Als je op de onderstaande link klikt kom je in de quizlet terecht.
Kies in de linkerkolom leren en start met leren!
Door op het kruisje bovenaan de site te klikken, verlaat je quizlet en kom je terug in de e-learing.
Luchtwegen vormen de verbindingsweg tussen de buitenlucht en het longweefsel. Ze zijn bekleed met slijmvlies. Via de luchtwegen kan zuurstof naar het longweefsel getransporteerd worden en kooldioxide uit de longen. Tot de luchtwegen behoren neus- en mondholte, keelholte, strottehoofd, luchtpijp en bronchiën welke zich zeer sterk vertakken en uiteindelijk eindigen in de longblaasjes.
De cellen in je lichaam hebben voor de verbranding van voedingsstoffen zuurstof nodig.
De zuurstof krijg je binnen door in te ademen. De lucht die je inademt, gaat via de neusholte, keelholte en luchtpijp naar je longen. De afvalstof koolstofdioxide die bij de verbranding ontstaat, adem je uit.
Bron afbeelding: IRun2BFitirunbefit.weebly.com
Neusholte
Lucht die door de neus wordt ingeademd stroomt minder snel dan lucht die door de mond gaat. Vuiltjes in de lucht blijven kleven aan de neusharen en slijmlaag in de neusholte.
Keelholte (pharynx)
Achter in de mond vind je de keelholte. In de keelholte bevindt zich ook het strottenhoofd: de ingang naar de slokdarm en de luchtpijp. In het strottenhoofd liggen de stembanden. Strottenklepje (eppiglotis)
Het strottenklepje sluit luchtpijp af tijdens het slikken. Dat voorkomt dat er voedsel in de luchtpijp komt. Luchtpijp (trachea)
De luchtpijp is een stevige buis die bestaat uit halve open kraakbeenringen. Bronchiën (vertakkingen van de luchtpijp)
De luchtpijp vertakt in de twee hoofdbronchie (enkelvoud = hoofdbronchus). Die zorgen dat de lucht naar de longblaasjes vervoerd kan worden. De bronchiën vertakking zich, en worden steeds kleiner. De kleinste vertakking heet bronchiole (meervoud = bronchioli). Deze wijkt qua bouw ook af van rest van de bronchiën. Longblaasjes (aveoli)
De bronchiën vertakken zich in de longen steeds verder en steeds kleiner. Aan de uiteinden van de allerkleinste takjes (bronchioli) zitten de longblaasjes. Het zijn een soort zakjes waar gaswisseling plaatsvindt.
Bron: Functionele Anatomie van de Mens, Ludo Gregoire, 1990, Handboek sportmassage basisboek, Willem Snellenberg, 2003
2.1.1 Opdracht edpuzzle
Dit is een interactieve video. Als je op de link klikt start de video. In deze video zijn vragen verwerkt. Als de video stopt, geef dan een antwoord op een vraag die aan de rechterkant van het beeld verschijnt.
De neus zorgt ervoor dat de lucht die we inademen, geschikt gemaakt wordt voor de longen. De lucht in de longen is warm (37 oC), schoon en vochtig (100 % luchtvochtigheid). De lucht die we inademen kan koud, vies en droog zijn.
Ongeschikt voor “menselijke consumptie”.
Inademing door de neus heeft een aantal voordelen ten opzichte van inademing door de mondholte. De lucht wordt gezuiverd. De aanwezige trilharen met daarop slijm vangen veel van deze verontreiniging op. De lucht wordt verwarmd. Het oppervlakkig gelegen capillairnetwek in de neusholte draagt de warmte van het bloed over aan de inademingslucht. De lucht wordt bevochtigd. Het slijmvlies staat voortdurend vocht af aan de inademingslucht. De lucht wordt gekeurd. Het reukepitheel boven in de neusholten geeft informatie over de kwaliteit van de inademingslucht. (ruiken) Daar valt ook onder dat je ruikt of iets goed is of niet, denk aan rot eten of een gaslucht.
Kijk je naar wat de neus met de ingeademde lucht doet, dan zie je allereerst dat de lucht door (1) twee neusgaten naar binnen komt. De lucht gaat dan de twee neusholtes in. Elke neusholte is opgevuld met (2, 3, 4) een drietal neusschelpen.
Bron afbeelding: Buteyko Instituut
Die neusschelpen zijn bekleed met een dik slijmvlies. Dit slijmvlies zorgt er voor dat de langsstromende lucht verzadigd wordt met vocht (je neus maakt 1 liter slijm per dag!).
Bovendien is het slijmvlies goed doorbloed, en lopen de bloedvaten net onder de oppervlakte (dat is ook de reden dat je gemakkelijk een bloedneus kan krijgen). Bloed is lekker warm, en zo wordt de lucht die langs stroomt opgewarmd.
Ook zorgen de plooien van de neusschelpen voor een turbulentie in de luchtstroom zodat de kleinere stofdeeltjes en bacillen die ingeademd worden neerslaan in het slijm dat geproduceerd wordt. En dat slijm bevat stofjes die bacillen kunnen doden.
Er wordt voortdurend nieuw slijm gemaakt (1 liter per dag dus), dat vervolgens langzaam afgevoerd wordt richting de keel. Slik je het door, dan gaat het slijm naar de maag. Maagsap is erg zuur. Met een pH van ongeveer 2 doodt het bijna alles.
Adem je door je mond, dan kan de droge, vieze, koude lucht die je inademt zo maar je longen bereiken. Dat is niet goed.
Bron: Functionele Anatomie van de mens 1990 Bron: https://buteyko-instituut.nl/Meer-over-ademen/begrippenlijst/neus/
3.2 De mondholte
De mondholte ondersteunt de in- en uitademing (bij een verstopte neus of bij hijgen) zorgt voor klankvorming bij spreken, zingen en fluiten. Klankvorming treedt op tijdens de uitademing.
Inademing door de mondholte heeft als nadeel dat de lucht minder bewerkt kan worden vergeleken met neusademhaling.
Uitademing door de mondholte geeft de mogelijkheid tot klankvorming. De uitgeademde lucht stroomt langs de stembanden, deze gaan trillen waardoor geluid gevormd wordt.
Bron tekst en afbeelding: Functionele Anatomie van de Mens, Ludo Gregoire, 1990, Handboek sportmassage basisboek, Willem Snellenberg, 2003
3.3 Opdrachten neus en mondholte
Beantwoord vraag 1, 2 en 3 van deze opdracht
4. Keelholte (farynx)
4.1 De Keelholte
De keelholte (farynx) ligt achter de neusholte en de mondholte en behoort tot het ademhalingsstelstel en het spijspveteringsstel. Ter hoogte van de mond-keelholte is de kruising c.q. splitsing van de voedelweg en de lucht weg. Op de grens van de mond-en keelholte ligt het strottenklepje (epiglottis). In rust en tijdens de ademhaling staat het strottenklepje (epiglottis) omhoog, de slokdarm is dicht door de elasticiteit van het slokdarmweefel. De epiglottis wordt afgesloten als je slikt, zodat er geen voedsel in de luchtpijp kan komen. Lucht gaat het strottehoofd binnen. Voedsel gaat naar de slokdarm in. Verder mondt in de keelholte links en rechts de buis van Eustachius uit. Die staat in verbinding met het middenoor. Bij verkoudheid kan de buis dicht gaan zitten.
Bron afbeelding: www.kno.nl
Bron: Functionele Anatomie van de Mens, Ludo Gregoire, 1990, Handboek sportmassage basisboek, Willem Snellenberg, 2003
4.1.1 Opdracht
5. Strottenhoofd (larynx)
5.1 Het strottenhoofd
Het strottenhoofd (larynx) ligt voor de slokdarm en is met een bindweefselplaat met het erboven liggende tongbeen bevestigd. Het strottenhoofd is een stevige koker, opgebouwd uit kraakbeen en dwarsgestreepte spieren. Het komt erop neer dat het strottenhoofd, of de strot, zich in de laryngofarynx bevindt. Dit zit onderaan in de keel. Op dit punt wordt je luchtweg gescheiden van je voedselweg. De delen van het strottenhoofd zijn:
schildkraakbeen, waarvan de bovenrand naar voren uitsteekt (adamsappel)
strotklepje (epiglottis), een kraakbeenplaat dat boven het schildkraakbeen uitsteekt en bij het slikken de luchtpijp afsluit;
de stembanden
Tijdens het slikken duwt de tongbasis de epiglottis over de larynx-opening. Zo wordt voorkomen dat er voedsel in de luchtpijp komt.
De ruimte tussen de stembanden is de stemspleet. Stemvorming komt tot stand door de stemspleet te vernauwen, waardoor uitgeademde lucht de stembanden in trilling brengt. De toonhoogte wordt bepaald door spanning, lengte, elasticiteit en massa van de stembanden.
Bron: Functionele Anatomie van de Mens, Ludo Gregoire, 1990
5.1.1 Opdrachten
Beantwoord onderstaande open vragen
6. Luchtpijp (trachea) hoofdbronchiën en longblaasjes (aveoli)
6.1 De luchtpijp (trachea)
De trachea sluit aan op de het ringkraakbeen van het strottehoofd. Hij loopt voor de slokdarm vanuit het halsgebied recht naar beneden tussen de beide longen in borstholte (thorax). In de wanden van de trachea en hoofdbronchiën zitten hoefijzervormige kraakbeenstukken die het openhouden. De wand van de trachea bestaat uit glas spierweefsel dat bedekt is met slijmvlies. Ook kan in de luchtpijp door prikkeling een hoestreflex worden opgewekt.
De trachea splits zich in een linker- en rechterhoofdbronchus. Dit zijn de hoofdbronchiën die de lucht naar de linker- en rechterlong voeren. De achterwand van de trachea en de hoofdbronchiën bevatten geen kraakbeen. De kraakbeen-hoefijzers hebben daar hun opening.
Bron afbeelding: powerpoint Renate
Het slijmvlies in de trachea en de hoofdbronchien heeft een zelfde functie als het neus-slijmvlies. Door de beweging van de trilharen wordt het slijmlaagje waarin vuil gevangen is, bewogen in de richting van het strottehoofd en de keelholte. Het slijm wordt vervolgens doorgeslikt. Ziektekiemen worden door het maagzuur onschadelijk gemaakt. Slijm met ziekteverwekkers kan ook door middel van hoesten naar boven komen.
De twee hoofdbronchiën vertakken zich verder. De rechterhoofdbronchus splitst in drie grote bronchiën de linker in twee takken.
Deze grote bronchiën vertakken steeds verder tot uiteindelijk de bronchiolen, de allerfijnste vertakkingen met een doorsnede van 1 mm.
De bronchiolen monden uit in longtrechtertjes. Elk longtrechtertje heeft tientallen trosvormige uitstulpingen, de longblaasjes (alveoli). Een longblaasje heeft een hele dunne wand van 1-cellaag en er omheen ligt een haarvatennetwerk (capillairnetwerk).
In de ongeveer 900 miljoen longblaasjes (= het longweefsel) vindt gaswisseling plaats.
Bron: Functionele Anatomie van de Mens, Ludo Gregoire, 1990
6.1.1 Opdracht
Door het maken van deze opdracht leer je over de opbouw van trachea tot aan de alveoli.
7. Longen (pleura)
7.1 De longen
De longen zijn als het ware twee elastische zakken met ongeveer 400 miljoen alveoli waar de gaswisseling plaatsvindt. De linkerlong bestaat uit twee kwabben en de rechter heeft er drie. Om de alveoli heen bevindt zich een uitgebreidt netwerk van capillairen (haarvaten).
Bron afbeelding: www.bicumcg.nl
Om de longen bevinden zich 2 vliezen (pleurabladen) die met elkaar verbonden zijn. Het buitenste vlies (borstvlies) is bevestigd aan de binnenkant van je borstholte en aan het diafragma (middenrif). Het binnenste vlies (longvlies) is vergroeid met het longweefsel. Tussen de beide vliezen heerst een vacuüm en zit een dun laagje vocht. Dat zorgt ervoor dat de longvliezen (pleurabladen) ten opzichte van elkaar kunnen bewegen tijdens de ademhaling.
7.1.1 Opdracht nearpod
Door het maken van deze opdracht leer je een gedeelte over de opbouw van de longen, alveoli en vliezen.
Let op: afbeeldingen en teksten staan door elkaar, waardoor verschillende combinaties mogelijk zijn bv. tekst,afbeelding, tekst,tekst en afbeelding,afbeelding
Ademhalen heeft als functie het uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide. We ademen gemiddeld 12 x per minuut in en uit.
Het middenrif (diafragma) is een koepelvormige spier die tussen de buikholte en de borstholte ligt.
Als het middenrif (diafragma) zich samentrekt, plat de koepel af en worden de longen naar beneden getrokken. De borstholte wordt vergroot en er ontstaat onderdruk waardoor de lucht naar binnen stroomt. De buikorganen worden naar beneden geduwd. Bij een diepere inademing wordt de borstkas door de ribben en de tussenribspieren ook wijder en wat opgetrokken.
Omdat de longen via de vliezen aan de hele borstkas en aan het middenrif vastzitten, volgen zij de bewegingen waarbij volumeveranderingen optreden. De longen liggen in een uitgerekte toestand in de borstkas.
Bron:Handboek sportmassage basisboek, Willem Snellenberg, 2003
8.1.1 Opdracht edpuzzle
Bekijk onderstaande interactieve video over de ademhaling en beantwoord de vragen als de video stopt. De vragen staan aan de rechterkant van de video.
Buikademhalingis de ademhaling door middel van het diafragma. Als het diafragma samentrekt, plat deze spier zich af, waardoor de borstholte wordt vergroot. De buikinhoud wordt naar beneden geduwd, waardoor de buik wat opbolt. Dit is de ademhaling wanneer we ontspannen zijn, bijvoorbeeld wanneer je rustig in een klas zit.
Borstademhalingis de ademhalingsbeweging via de ribben en het optrekken van de hele borstkas door de hulpademhalingsspieren. Deze ademhaling gebruiken we wanneer we in actie zijn, bijvoorbeeld trap lopen of sporten. Bij een verkeerde ademhalingstechniek overheerst de borstademhaling. Dit kost veel energie in rust.
Bron:Handboek sportmassage basisboek, Willem Snellenberg, 2003
8.2.1 Opdracht
8.3 Inademing en uitademing
Bij de inademing (inspiratie) wordt het middenrif (diafragma) afgeplat. Hierdoor wordt het volume van de borstholte vergroot. Borst- en longvlies worden meegetrokken en in de longen ontstaat een begatieve druk en lucht stroomt de luchtwegen in.
Wanneer je actiever bent gebruik je naast het afplatten van je middenrif, de buitenste tussenribspieren die de ribben omhoog trekken.
Bij extra diep inademen trekken hulpademhalingsspieren in de hals en de schoudergordel de ribben verder omhoog.
Bij de uitademing (expiratie) ontspannen de spieren die bij de inademing zijn aangespannen. Het middenrif veert terug en de ribben vallen naar beneden (geholpen door de zwaartekracht). Door de volumeverkleining wordt lucht uit de longen geperst en stroomt deze uit de luchtwegen. Uitademing wordt ondersteund door de elasticiteit van de longblaasjes.
Geforceerde uitademing (fluiten, blazen, zingen, hijgen) komt tot stand door aanspannen van buikspieren (middenrif komt verder omhoog) en van de binnenste tussenribspieren (extra daling van de ribben).
Het ademautomatisme is een reflexmatig proces dat ademfrequentie en diepte van de ademhalingen bepaalt. Het ademhalingscentrum in je hersenstam reguleert de reflex. Het koolstofdioxide gehalte in het bloed prikkelt het ademcentrum.
Inademen (inspiratie) is altijd een actief proces, aangezien een spier samentrekt (middenrif = diafragma en evt tussenribspieren). Uitademen (expiratie) is in ontspannen toestand een passief proces, maar actief tijdens actie. Dan span je namelijk buikspieren en tussenribspieren en evt hulpademhalingspieren aan.
Onderbrekingen van het ademritme gebeurt door zuchten, gapen, slikken, niezen, hikken, braken en persen.
Bron: website.thiememeulenhoff.nl
9. Herhaling anatomie ademhalingstelsel
De kracht van herhalen!!
Bekijk het onderstaande filmpje over de anatomie als herhaling van de doorgenomen stof.
Let op als eerste zie je een stukje reclame. Sla deze over en kijk naar de anatomie van de ademhaling.
Het ademhalingscentrum in de hersenstam reguleert de ademhaling.
Ademen is een semi-autonoom proces. Dat autonoom betekent dat de ademhaling zichzelf regelt: we hoeven er niet op te letten. En het is semi-autonoom omdat we de ademhaling daarnaast ook bewust kunnen beïnvloeden (we kunnen bewust diep en snel gaan ademen, of de ademhaling een tijdje stoppen).
De ademhaling wordt gereguleerd door het ademhalingscentrum in de hersenstam.
De werking van het ademcentrum is redelijk complex, maar dit is wat er ongeveer gebeurt:
1. Het ademhalingscentrum houdt de zuurgraad, de concentratie zuurstof (O2) en de concentratie koolzuurgas (CO2) van het bloed nauwlettend in de gaten. Daarvoor maakt het gebruik van sensoren (chemoreceptoren) die het langsstromende bloed meten. Een belangrijke sensor zit in de halsslagader die bloed naar het hoofd toebrengt.
2. Op basis van deze informatie regelt het centrum de ademhaling. De concentratie CO2 is daarbij het belangrijkste omdat deze voortdurend wisselt, veel sneller dan de zuurgraad van het bloed of de concentratie concentratie O2 in het bloed.
Het ademhalingscentrum probeert de hoeveelheid CO2 in het bloed constant houden. Het heeft als het ware een bepaalde concentratie CO2 als norm gekozen en probeert het werkelijke CO2-niveau in het bloed zo dicht mogelijk bij deze norm te houden.
Dat wordt in de tekening weergegeven. De rode lijn is die norm: dat is waar het ademhalingscentrum naar streeft. De groene lijn is de werkelijk hoeveelheid CO2 in het bloed (die zal vaak iets van de norm afwijken).
Van het ademhalingscentrum lopen zenuwen naar de ademhalingsspieren (zoals het middenrif). Het ademhalingscentrum kan: (1) het ademhalingstempo veranderen (als we sporten gaan we bijvoorbeeld vanzelf sneller ademen), of (2) de diepte van de ademhaling veranderen (vaak gaan we bij sporten ook dieper ademen).
Door meer of minder te ademen wordt de ademhaling voortdurend aangepast bij wat we doen en wordt de hoeveelheid CO2 in het bloed zo constant mogelijk gehouden.
Daarmee lijkt het ademhalingscentrum nog het meeste op een thermostaat in je woonkamer.Stel je zet die op 20o Celsius. Daalt de temperatuur in je woonkamer naar 19,9o C dan geeft de thermostaat een seintje naar de CV-ketel. Die slaat aan en de temperatuur in de woonkamer loopt weer op. Wordt het 20,1o C dan geeft de thermostaat een seintje naar de CV-ketel dat het mooi is zo, en slaat de ketel weer uit.
Er is een verschil tussen gaswisseling en ademhaling. Ademhaling is het verversen van de lucht in de longen met behulp van een groot aantal spiergroepen. Gaswisseling is het proces in de capillairen waarbij de gassen als koolstofdioxide en zuurstof onderling worden uitgewisseld in het bloed. In de longen geeft bloed dat terugkomt van de organen koolstofdioxide af en neemt het zuurstof op. In de weefsels gebeurt dit ook nog een keer, maar dan precies omgekeerd. Het bloed neemt koolstofdioxide op uit de weefsels en geeft zuurstof af aan de weefsels.
Bron afbeelding: www.biologielessen.nl
Zuurstof transport vindt plaats door de rode bloedcellen. De rode bloedcellen bezitten voor dit zuurstoftransport een speciaal eiwit genaamd hemoglobine. Hemoglobine bestaat eigenlijk uit vier samenwerkende eiwitten. Centraal in deze vier eiwitten ligt de heemgroep. Deze heemgroep bezit weer een ijzeratoom waaraan zuurstof zich kan binden. Hemoglobine dat zuurstof heeft gebonden noemen we oxyhemoglobine. Hemoglobine zonder gebonden zuurstof noemen we deoxyhemoglobine.
Bij ademhaling neemt het hemoglobine van de rode bloedcellen zuurstof op in de longen en geeft het hemoglobine en het bloedplasma koolstofdioxide af aan de longen. De opgenomen zuurstof wordt getransporteerd naar de mitochondriën van de cellen. Met behulp van deze zuurstof wordt in een proces dat we verbranding noemen glucose afgebroken tot CO2, H2O en energie. De vrijgekomen energie bestaat uit ATP en warmte.
Bron: website biologielessen.nl
Het is goed in herinnering te brengen dat de ademhaling een dubbele taak heeft. Naast de aanvoer van zuurstof via de longen naar het bloed, zorgt diezelfde zuurstof voor de verbranding van voedingsstoffen in de cellen, waarbij energie wordt vrijgemaakt. De afbraakproducten en CO2 worden weer afgevoerd via het bloed en afgegeven aan de longen.
Bron:Handboek sportmassage basisboek, Willem Snellenberg, 2003
11.1.1 Opdracht
Bekijk het onderstaande filmpje over de uitleg van gasuitwisseling. Maak hierna onderstaande vraag.
Het arrangement Module 8 H 1 en 2: Anatomie en fysiologie ademhalingsstelsel is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Ingrid den Boer
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2020-11-09 12:42:25
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
In het kader van de module MZA maak ik deze e learning, die gaat over de fysiologie van het ademhalingsstelsel. Voor het creëren van de e-learning heb ik de kennisbasis gezondheidszorg en welzijn gebruikt. Onder domein 5 gezondheid en ziekte vindt je het onderwerp ademhaling. In deze e-learning komt het volgende aan bod. De bouw, werking en functie van het ademhalingsstelsel (diafragma, longvlies, borstvlies,pleuraholte). De buikademhaling, borstademhaling, gaswisseling en de regulatie van de ademhaling. Door het maken van onder andere deze e-learning wordt je voorbereid op de landelijke kennis toets.
Module 8 H 1 en 2: Anatomie en fysiologie ademhalingsstelsel
nl
Ingrid den Boer
2020-11-09 12:42:25
In het kader van de module MZA maak ik deze e learning, die gaat over de fysiologie van het ademhalingsstelsel. Voor het creëren van de e-learning heb ik de kennisbasis gezondheidszorg en welzijn gebruikt. Onder domein 5 gezondheid en ziekte vindt je het onderwerp ademhaling. In deze e-learning komt het volgende aan bod. De bouw, werking en functie van het ademhalingsstelsel (diafragma, longvlies, borstvlies,pleuraholte). De buikademhaling, borstademhaling, gaswisseling en de regulatie van de ademhaling. Door het maken van onder andere deze e-learning wordt je voorbereid op de landelijke kennis toets.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Ademhalingsstelsel
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.