Luchtwegen vormen de verbindingsweg tussen de buitenlucht en het longweefsel. Ze zijn bekleed met slijmvlies. Via de luchtwegen kan zuurstof naar het longweefsel getransporteerd worden en kooldioxide uit de longen. Tot de luchtwegen behoren neus- en mondholte, keelholte, strottehoofd, luchtpijp en bronchiën welke zich zeer sterk vertakken en uiteindelijk eindigen in de longblaasjes.
De cellen in je lichaam hebben voor de verbranding van voedingsstoffen zuurstof nodig.
De zuurstof krijg je binnen door in te ademen. De lucht die je inademt, gaat via de neusholte, keelholte en luchtpijp naar je longen. De afvalstof koolstofdioxide die bij de verbranding ontstaat, adem je uit.
Bron afbeelding: IRun2BFitirunbefit.weebly.com
Neusholte
Lucht die door de neus wordt ingeademd stroomt minder snel dan lucht die door de mond gaat. Vuiltjes in de lucht blijven kleven aan de neusharen en slijmlaag in de neusholte.
Keelholte (pharynx)
Achter in de mond vind je de keelholte. In de keelholte bevindt zich ook het strottenhoofd: de ingang naar de slokdarm en de luchtpijp. In het strottenhoofd liggen de stembanden.
Strottenklepje (eppiglotis)
Het strottenklepje sluit luchtpijp af tijdens het slikken. Dat voorkomt dat er voedsel in de luchtpijp komt.
Luchtpijp (trachea)
De luchtpijp is een stevige buis die bestaat uit halve open kraakbeenringen.
Bronchiën (vertakkingen van de luchtpijp)
De luchtpijp vertakt in de twee hoofdbronchie (enkelvoud = hoofdbronchus). Die zorgen dat de lucht naar de longblaasjes vervoerd kan worden. De bronchiën vertakking zich, en worden steeds kleiner. De kleinste vertakking heet bronchiole (meervoud = bronchioli). Deze wijkt qua bouw ook af van rest van de bronchiën.
Longblaasjes (aveoli)
De bronchiën vertakken zich in de longen steeds verder en steeds kleiner. Aan de uiteinden van de allerkleinste takjes (bronchioli) zitten de longblaasjes. Het zijn een soort zakjes waar gaswisseling plaatsvindt.
Bron: Functionele Anatomie van de Mens, Ludo Gregoire, 1990, Handboek sportmassage basisboek, Willem Snellenberg, 2003