Online woordsoortenles
 

Woordsoorten

Welkom

Welkom!

Welkom bij mijn wikiwijspagina over woordsoorten.
 
Mijn naam is mevrouw Van Kalmthout. Op deze pagina ga je acht woordsoorten oefenen: het lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord, telwoord, voorzetsel, persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord. Zodat je nooit meer hoeft te twijfelen of het nu een voorzetsel of een bijvoeglijk naamwoord is.
 
Je begint met het maken van een zelftest. Die vind je links bij het kopje 'test jezelf'. Het is een korte test waarmee je bepaalt wat je al weet van de woordsoorten. Je krijgt bij elke woordsoort te zien of je de makkelijke of de moeilijke oefeningen mag gaan maken.
 
Vervolgens kijk je het uitlegfilmpje of lees je de inhoud bij elke woordsoort en begin je met de oefeningen. Pas als je die allemaal voldoende hebt afgerond mag je verder naar de volgende woordsoort, totdat je ze allemaal weet. Je mag zelf weten bij welke woordsoort je begint, maar je moet ze wel allemaal maken.
 
Aan het einde kun je jezelf met een spelletje op Kahoot testen en vervolgens de officieële toets op Google Forms maken. Succes!

Wat kan ik na deze lessen?

Na het maken van deze online woordsoortenles kan je in een zin de acht woordsoorten; lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord, telwoord, voorzetsel, persoonlijk naamwoord en bezittelijk naamwoord benoemen.

Korte instructie van wat je moet doen

Instructie:          
                             
Wat: 
Je maakt de zelftest en daarna bij elke woordsoort de makkelijke of de moeilijke oefeningen. Op het einde maak je de officiële toets voor een cijfer.
Hoe:    Je werkt op je eigen tempo, maar wel stil en serieus.
Tijd: We hebben drie lesuren van vijftig minuten om alles af te maken.
Hulp: Probeer het eerst zelf en als je er niet uitkomt mag je hulp vragen aan mevrouw Van Kalmthout (kvankalmthout@hvsr.nl) of een klasgenoot.
Uitkomst: Na het maken van alle oefeningen maak je de eindtoets voor een cijfer.
Klaar: Maak de extra oefeningen of ga lekker een boek lezen.
   
         

Test jezelf (verplicht)

Test: Zelftest (schrijf de adviezen na de test op een blaadje om te weten welke oefening je moet doen!)

Start

Lidwoord (lw)

Uitleg lidwoorden

Het lidwoord
 
De afkorting van lidwoord is lw. De lidwoorden zijn: de, het, een. Deze woorden kun je voor het zelfstandig naamwoord zetten. Bijvoorbeeld: De docent, het bloemetje en een school.
 
Let op: er is een uitzondering. Bijvoorbeeld bij het regent. Regent is geen zelfstandig naamwoord.
In dit geval is het geen lidwoord, maar een persoonlijk voornaamwoord.
 
Succes met de oefeningen. Kijk nog even bij de scores van je zelftest om te bepalen of je de moeilijke of makkelijke oefeningen gaat doen. En als je nog meer over lidwoorden wil weten, mag je altijd nog de extra stof doornemen. Succes!

Makkelijke oefeningen

1) Maak een mindmap over lidwoorden
Kijk nog eens goed naar het filmpje of de tekst over het lidwoord en maak voor jezelf een mindmap met het woord 'lidwoord' in het midden en minimaal vier dingen waar je aan moet denken. Sla de mindmap op als PDF en mail hem naar kvankalmthout@hvsr.nl. Je mag de mindmap ook op papier maken en op school inleveren tijdens de les Nederlands.

2) Makkelijke lidwoorden
Maak de oefening, pas als je honderd procent goed hebt mag je naar de oefeningen bij het zelfstandig naamwoord gaan.

Moeilijke oefeningen

Waarom hebben we grammatica nodig?

Oefening: 1) Bekijk het filmpje hierboven en beantwoord de vraag: Waarom zijn lidwoorden nodig?

Start

2) Moeilijke lidwoorden
Maak de oefening, pas als je 100 % goed hebt mag je naar de volgende woordsoort: het zelfstandig naamwoord.

Extra

Verijkingsstof

De leven

Zelfstandig naamwoord (zn)

Uitleg zelfstandig naamwoord

Het zelfstandig naamwoord

De afkorting van zelfstandig naamwoord is zn. Zelfstandig naamwoorden zijn mensen, dieren, dingen, planten en namen.

Je kan ze herkennen door er een lidwoord voor te zetten. Let op: dit is niet zo bij namen!

Je mag nu verder met de makkelijke of de moeilijke oefeningen, succes!

 

 

 

Makkelijke oefening

Dit gedeelte volgt nog. Zie bijvoeglijk naamwoord voor gebruik van Padlet, Cambiumnet en www.jufmelis.nl.

Moeilijke oefening

Dit gedeelte volgt nog. Zie bijvoeglijk naamwoord voor gebruik van Padlet, Cambiumnet en www.jufmelis.nl.

Extra

Dit gedeelte volgt nog. Zie bijvoeglijk naamwoord voor gebruik van Padlet, Cambiumnet en www.jufmelis.nl.

Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Uitleg bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord
 
De afkorting van het bijvoeglijk naamwoord is bn.
 
Bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over het zelfstandig naamwoord. Het is een eigenschap, kenmerk of toestand van het zelfstandig naamwoord.
De rode auto > rode zegt iets over de auto
 
Het hoeft niet altijd voor het zelfstandig naamwoord te staan.
De auto is rood > rood zegt iets over auto dus het is nog steeds een bijvoeglijk naamwoord.
 
Je bent nu klaar om de oefeningen te maken. Spiek even of je de makkelijke of de moeilijke moest maken en dan wens ik je veel plezier!
 

Makkelijke oefening

1) Maak de oefening
Pas bij honderd procent mag je naar oefening 2. Anders moet je hem nog een keer opnieuw doen.

2) Vul in één zin in wat jij al weet over het bijvoeglijk naamwoord.
Het geeft niet als dat wat jij wil zeggen, er al staat.

3) Maak de oefening
Je mag pas verder naar de volgende woordsoort als je honderd procent haalt. Succes!

Moeilijke oefening

1) Bedenk bijvoeglijke naamwoorden bij het .... feestje

2) Maak de oefening.
Zorg dat je honderd procent haalt, pas dan mag je verder naar de volgende woordsoort.

3) Bijvoeglijke naamwoorden van werkwoorden
Maak de oefening totdat je alles goed hebt. Pas dan kan je door naar de volgende woordsoort.

Werkwoord (ww)

Uitleg werkwoord

Werkwoorden
 
De afkorting van het werkwoord is ww.
 
Werkwoorden zijn doe-woorden. In een zin kunnen meerdere werkwoorden zitten.
 
Let op: er bestaan ook splitsbare werkwoorden! Om te bepalen of het losse woord bij het werkwoord hoort moet je de infinitief gebruiken (het hele werkwoord, dus de wij-vorm). Als je die aan elkaar schrijft, weet je dat het ook een werkwoord is. 
Als je het niet aan elkaar schrijft is het woord een voorzetsel.
 
Als je de werkwoordspelling nog lastig vindt staat bij de extra opdrachten een filmpje met de uitleg van de werkwoordspelling. Maar maak eerst de makkelijke of moeilijke oefeningen. Succes!

Makkelijke oefening

Dit gedeelte volgt nog. Zie bijvoeglijk naamwoord voor gebruik van Padlet, Cambiumnet en www.jufmelis.nl.

Moeilijke oefening

Dit gedeelte volgt nog. Zie bijvoeglijk naamwoord voor gebruik van Padlet, Cambiumnet en www.jufmelis.nl.

Voorzetsel (vz)

Uitleg voorzetsel

Voorzetsels

De afkorting van voorzetsel is vz.

Voorzetsels geven een plaats en wanneer aan. Een trucje dat je kan gebruiken is het woord voor de tafel of het feestje zetten.

Er zijn heel veel voorzetsels. Kan jij ze bedenken? Op, naast, onder, tussen, voor, achter, door, binnen, buiten, gedurende, tijdens, sinds, tot, bij, naar.

Let op: als het voorzetsel bij een splitsbaar werkwoord hoort, moet je het benoemen als werkwoord! Dit kan je testen door de infinitief te gebruiken (het hele werkwoord). Schrijf je het voorzetsel vast aan het werkwoord, dan is het een splitsbaar werkwoord.

Nu ben je klaar om de makkelijke of moeilijke oefeningen over het voorzetsel te gaan maken. Succes!

Makkelijke oefening

Moeilijke oefening

Extra

Telwoord (tw)

Uitleg telwoord

Telwoorden
 
De afkorting van het telwoord is tw.
 
Telwoorden geven een volgorde of een aantal aan. Ze zijn onder te verdelen in hoofdtelwoorden en rangtelwoorden.
 
Hoofdtelwoorden geven een aantal of hoeveelheid weer: honderd, drie, veel.
Rangtelwoorden geven de rangvolgorde weer: laatste, eerste, zevenenveertigste.
 
Succes met de makkelijke of moeilijke oefeningen!

Makkelijke oefening

Moeilijke oefening

Extra

Persoonlijk voornaamwoord (pvw)

Uitleg persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord
 
De afkorting van het persoonlijk voornaamwoord is pvw.
 
Een persoonlijk voornaamwoord kan een zelfstandig naamwoord vervangen. Het geeft dus een persoon, een dier of een ding aan. Je kan het controleren door er een naam of twee namen voor in de plaats te zetten.
 
Fleur koopt een dikke winterjas. Ze heeft het koud.
Zn                                                      pvw
 
Frank en Joëlle doen boodschappen. Zij geven vanavond een feestje.
Zn               zn                                   pvw
 
De persoonlijk voornaamwoorden die we kennen zijn:
Ik, jij, je, u, hij, zij, ze, het, wij, we, jullie, zij, ze, mij, me, jou, hem, haar, ons, hun, hen
 
Je bent nu klaar om de oefeningen te gaan maken. Omdat dit nieuw is, begin je bij de makkelijke oefeningen. Succes!

Makkelijke oefening

Moeilijke oefening

Extra

Bezittelijk voornaamwoord (bvw)

Uitleg bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord
 
De afkorting van het bezittelijk voornaamwoord is bvw.
 
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Het geeft aan van wie het bezit is.
Deze jas is van Xander. Het is zijn jas.
Dit is mijn telefoon en dat is jouw telefoon.
 
Je kunt een bezittelijk voornaamwoord niet met een zelfstandig naamwoord vervangen, zoals bij een persoonlijk voornaamwoord. Ook staat er meestal een bezit achter.
 
De bezittelijk voornaamwoorden die we kennen zijn:
Mijn (m’n), jouw, je, uw, zijn (z’n), haar, ons, onze, jullie, je, hun
 
Je bent nu klaar om de oefeningen te gaan maken. Omdat dit nieuwe stof is begin je met de makkelijke oefeningen. Succes!

Makkelijke oefening

Moeilijke oefening

Extra

Test of jij klaar bent voor de toets via Kahoot!

Oefenen voor de toets met Kahoot
Ga de strijd aan met virituele spelers en oefen nog even voor je de toets gaat maken.

Eindtoets (voor een cijfer)

De officiële toets
Voor deze toets krijg je een cijfer, dit cijfer is 5% van je eindcijfer dus doe je best!

Mijn visie

Mijn visie
 
Leerdoelen en inhoud
Als leerdoel heb ik voor de leerling dat hij na het maken van deze online woordsoortenles in een zin de acht woordsoorten; lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord, telwoord, voorzetsel, persoonlijk naamwoord en bezittelijk naamwoord kan benoemen. Hierbij is mijn eigen leerdoel dat 80% van de leerlingen een voldoende haalt voor de toets. Ik heb gekozen om het onderwerp ‘woordsoorten’ te behandelen, omdat ik vaak leerlingen uit de derde en vierde klas heb die aan me komen vragen of ik de woordsoorten nog eens uit kan leggen. Het zou me dus erg veel tijd schelen als ik deze leerlingen kon verwijzen naar een website met persoonlijke filmpjes. Ook is het leren benoemen van de woordsoorten een belangrijk onderdeel van de tweedejaars lessen.
 
Opbouw
Ik heb ervoor gekozen om de leerlingen eerst een zelftest te laten doen, om zo hun voorkennis op te halen. Zo weten ze wat hun startniveau is en of ze de makkelijke oefeningen moeten maken of de moeilijke. Het wetenschappelijk nut van leerstijlen is niet bewezen (Kirschner en Van Merriënboer, 2013). Toch heb ik de theorie over meervoudige intelligente van Gardner gebruikt bij het kiezen van de werkvormen (Geerts en Dijk, 2018). Voor de leerlingen die verbaal-linguïstisch ingesteld zijn heb ik als uitleg een instructiefilmpje gemaakt met het programma Powtoon. Voor de naturalistische leerlingen heb ik de stof geordend per woordsoort. Bij zowel de makkelijke als de moeilijke opdracht moeten leerlingen een mindmap maken van de woordsoort. Dit is voor de leerlingen die logisch-mathematisch zijn ingesteld. En voor de leerlingen die intrapersoonlijk zijn ingesteld heb ik bij de moeilijke opdrachten een filosofische opdracht bijgevoegd met de vraag waarom die woordsoort bestaat. Deze werkvormen sluiten ook aan bij de taxonomie van Bloom (Berben en Van Teeseling, 2014). De begintoets is op onthouden gericht. Ook de oefeningen op www.jufmelis.nl zijn op niveau 1. De mindmap maken is al meer op niveau 2: begrijpen gericht, omdat ze de woordsoort in hun eigen woorden weergeven. Het filosofisch nadenken over het waarom van een woordsoort behoort tot het niveau 4: analyseren. Na het doorlopen van alle oefeningen kunnen leerlingen op een ontspannen manier zichzelf testen met de online tool Kahoot. Om vervolgens hun summatieve eindtoets te maken via Google Forms. De laatste (bonus)vraag van de toets in Google Forms behoort tot niveau 6: creëren. Ik vraag de leerling om een zin te maken met alle woordsoorten erin.
 
Het leerproces
Ik heb de lessen uitdagend en betekenisvol gemaakt voor alle leerlingen door te differentiëren op basis van de gegevens van de instaptoets. Hierdoor hou ik rekening met de niveauverschillen tussen de verschillende leerlingen en krijgen de leerlingen inzicht in hun eigen leren (Geerts en Dijk, 2018). Ook heb ik de lessen gebaseerd op de motivatietheorie van Ryan en Deci (Geerts en Van Kralingen, 2017). Ik geef de leerlingen autonomie door ze een zelftest te laten doen, zo weten ze wat ze moeten kennen. Ook geef ik ze de keuze om voor de moeilijke of makkelijke oefeningen te gaan. En bij het kopje extra kunnen ze zelf nog filmpjes die dieper op het onderwerp in gaan bekijken. De filmpjes die ik heb gemaakt zijn gebaseerd op de relatie die ik met de leerlingen heb. Zo gebruik ik een aantal namen van leerlingen in mijn klas en stop ik er wat grapjes over mezelf in. Op het onderdeel competentie speel ik in door bij de zelftest niet te zeggen ‘fout!’, maar je kan dit nog niet en daarom mag je de makkelijke opdrachten doen.
Ik heb deze wikipagina voor mijn leerlingen ontworpen, omdat ik door middel van observatie en eerdere toetsing weet waar ze staan in hun leerproces. Ik mis bij de wikipagina nog een beetje de mogelijkheid om ook de directe resultaten van de zelftoets in te kunnen zien, maar misschien ligt dit aan mijn geringe ICT kennis.
 
Technisch
Ik zag erg op tegen het maken van een instructiefilmpje en een website, maar ik vind Powtoon een heel fijn programma waarmee je heel makkelijk persoonlijke filmpjes kan maken. Ook de Wikiwijswebsite werkt goed. Ik had alleen graag nog wat meer mogelijkheden tot vormgeving gehad. Het voordeel van instructiefilmpjes is dat leerlingen het terug kunnen kijken of op pauze kunnen zetten. Hierdoor kunnen ze veel beter op hun eigen niveau werken. Het differentiëren in mijn klassikale lessen gaat nog niet verder dan verlengde instructie geven en extra opdrachten voor degenen die klaar zijn, maar met het gebruik van ICT kon ik echt twee verschillende routes per woordsoort uitzetten. Hierdoor werd differentiatie veel makkelijker. Ook de manier van toetsen werd minder arbeidsintensief, omdat Google Forms al een groot deel van de antwoorden automatisch nakijkt. Dit laatste vind ik een heel groot voordeel.
 
Mijn visie
Zelf werk ik veelal vanuit de motivatietheorie van Ryan en Deci (Geerts en Van Kralingen, 2017). Op de onderdelen competentie en autonomie zie ik veel voordelen in het gebruiken van ICT tijdens de lessen. Het werkt erg motiverend als de leerling inzichtelijk heeft wat hij al kan en wat hij nog moet leren. Ook het bieden van keuzes en de leerling zelf verantwoordelijk maken voor zijn leerproces werkt goed. Wel ben ik bang dat de relatie met mijn leerlingen eronder gaat lijden. Ik geef zelf vier uur in de week les met het digitale programma Numo. Hier leren leerlingen online spelenderwijs Nederlands. Ik merk alleen dat de stof snel wordt vergeten, omdat het niet persoonlijk is gebracht. Ook met alle ontwikkelingen rondom Covid19 en het geven van online lessen heb ik gemerkt hoe belangrijk het persoonlijke aspect is. Vooral met vmbo-leerlingen. Het scheelt zoveel als je even iets extra uitlegt aan een leerling of net een persoonlijk voorbeeldje geeft dat hij wel begrijpt. Of gewoon even laat weten dat je een leerling ziet. Dus ik ben voor het inzetten van digitale tools tijdens de lessen, maar met behoud van persoonlijk contact en uitleg. Ik ben hierom geen voorstander van volledig digitale leerarrangementen.
 
 
Bronnen:
 
Berben, M. & Teeseling van, M. (2014). Differentiëren is te leren. Omgaan met verschillen in het
          voortgezet onderwijs. Amersfoort: CPS Onderwijsontwikkeling en advies, 9789065081629.
 
Geerts, W. & Dijk, M. (2018). Doeltreffende didactiek. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
 
Geerts, W. & van Kralingen, R. (2017). Handboek voor leraren. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
 
Kirschner, P. & Van Merriënboer, J. (2013). De Onzin van Leerstijlen. Vantwaalftotachttien.
 

Evaluatie

Evaluatie

 

De leerdoel van deze cursus was om (digitale) leerarrangementen gedifferentieerd naar de doelgroep te ontwerpen en dit te verantwoorden op basis van een samenhangend didactisch concept van leer- en onderwijsstrategieën. Dit leerdoel heb ik behaald, want ik heb een gedifferentieerd, digitaal leerarrangement gemaakt en dit in het stukje visie verwantwoord aan de hand van verschillende leer- en onderwijsstrategieën.

 

Door deze lessen en het maken van een eigen Wikiwijspagina ben ik erachter gekomen dat het ontwerpen van een digitaal leerarrangement veel werk is, maar ook veel oplevert. Ik heb allerlei digitale tools uitgeprobeerd en mijn top drie bestaat uit: Kahoot, Powtoon en Google Forms. Deze tools kunnen de lessen veel interessanter en effectiever maken. Ik maakte eigenlijk altijd al persoonlijke Kahoots waarmee de leerlingen en ikzelf kunnen controleren hoeveel ze hebben onthouden van de stof, dus dat blijf ik doen. Wat betreft Google Forms bespaart het veel tijd met nakijken, dus ik ga proberen met de ICT-er op school te overleggen of ik daar de officiële toetsen in kan maken. Ik ben blij met de vaardigheden die ik tijdens deze lessen heb ontwikkeld op het gebied van instructiefilmpjes maken. Ik had niet verwacht dat Powtoon zo’n makkelijk programma zou zijn. Op het gebied van differentiëren zijn instructiefilmpjes heel bruikbaar, ook met het oog op de toekomst en de huidige situatie met Covid19. Ik heb in mijn negen filmpjes geprobeerd om de twaalf principes voor het ontwerpen van multimediaal materiaal te gebruiken (Mayer, 2009).

 

Op het gebied van differentiëren heb ik nog veel te leren. Ik had graag nog meer informatie en voorbeelden gehad over differentiëren op basis van instructiebehoefte en hoe je dit op de klassikale lessen toepast. Ik ga dit weekend een groepsplan van mijn mentorklas maken en proberen met behulp van de theorie mijn leerlingen in drie subgroepen te verdelen.

 

Op het gebied van ICT zitten mijn leerdoelen meer op het gebied van gedifferentieerde (digitale) oefeningen ontwerpen. Ik heb in de klassen die ik lesgeef een aantal hele snelle leerlingen die nu vaak alleen maar extra werk krijgen als ze al klaar zijn. Ik wil graag verdiepende oefeningen aan ze geven, waar ze met plezier aan werken zodat het een beloning wordt.