Schoolbiologie Tara Verhagen

Schoolbiologie Tara Verhagen

Inleiding

Welkom bij mijn ELO!

Deze pagina's bevatten de opdrachten van de cursus schoolbiologie 2020-2021 van de Hogeschool Utrecht.

De opdrachten zijn aan het eind van elke pagina te downloaden.

 

1. Visie

1. Visie schoolbiologie

Visie Schoolbiologie

Als bevoegd biologiedocent heb ik de afgelopen jaren een eigen visie op het biologie onderwijs ontwikkeld. Vanuit pedagogisch, maar ook biologisch oogpunt vind ik het belangrijk dat we meer kijken naar de individu. Iedereen ziet de wereld op een andere manier, leert op een andere manier en iedereen zit nou eenmaal net iets anders in elkaar. Daarom is onderwijs op maat een goede ontwikkeling. De visie van het ontwikkelteam Mens&Natuur sluit hier goed bij aan wanner zij het over het volgende hebben: “Onderwijs zou het leerlingen mogelijk moeten maken om zich te blijven ontwikkelen op hun eigen niveau, zelfs als hij bepaalde vaardigheden en kennis al heeft verworven of hier juist veel moeite mee heeft.” (curriculum.nu, 2019). Op mijn werkplek ervaar ik dat deze visie duidelijk is opgenomen in de visie van de school. Zo is de hoeveelheid formatief evalueren bijvoorbeeld duidelijk  toegenomen de afgelopen jaren en is de zienswijze van curriculum.nu opgenomen in de schoolvisie. Hieruit blijkt dat de school streeft naar een veilige leeromgeving, waarbinnen leerlingen samenwerkend leren, experimenteren en zich autonoom ontwikkelen. “Voor iedere leerling bieden wij een onderwijsvorm die het beste bij hem of haar past, op een zo uitdagend mogelijk niveau en binnen een zo effectief mogelijk tijdsbestek” (Folkers, 2020).

Biologie is een breed vak met veel verschillende thema’s die een goede structuur vereisen. Daarnaast is het van belang dat de leerling vaardigheden ontwikkeld die hem helpen bij het leggen van al die verbanden, want het zijn er veel. Het ontwikkelen van vaardigheden (praktisch, onderzoeksvaardigheden) geldt overigens ook voor de andere bètavakken, waardoor het van belang is om de inhouden van deze vakken op elkaar af te stemmen. Er zijn veel mogelijkheden tot vakoverstijgende opdrachten omdat veel begrippen elkaar overlappen en er enige natuurkundige en scheikundige kennis nodig is om je de biologiekennis eigen te maken. Bij mij op school zien we deze samenwerking bijvoorbeeld terug in het project bioplastics, waar de leerlingen met behulp van scheikundige en biologische kennis zelf plastic ontwikkelen.

In het biologie onderwijs worden, waar mogelijk, onderwijsinhouden over mensen, de natuur en de wereld in samenhang aangeboden. Dit komt het ‘begrijpen’ door leerlingen ten goede en draagt bij aan vermindering van de overladenheid van het onderwijsprogramma (Ministerie OCW, 2006). Bij het vak biologie wordt duidelijk meer in en uitgezoomd tussen verschillende systemen, waardoor dit aandacht vereist in de manier waarop de stof wordt uitgelegd. Daarom is het belangrijk dat didactische methodes zoals COCO (Legierse, 2009) en de jojo-strategie (Geerts & van Kralingen, 2020) goed worden toegepast door de docenten en deze dus goed worden gedoceerd op de docentenopleiding. Daarnaast is het ook een aanvulling als de docent gebruik maakt van TVO (Hajer & Meestinga, 2015). Biologie is namelijk een behoorlijk talig vak met woorden die meerdere betekenissen hebben. Het woord polariteit kun je al op drie verschillende manieren interpreteren. Het is dus van belang dat de secties biologie en Nederlands ook gaan samenwerken als het op begripsvorming, leesvaardigheden en schrijfvaardigheden gaat. Het samenvatten, hoofdzaken van bijzaken onderscheiden, het maken van woordenlijsten en deze op de juiste manier leren zijn essentiële vaardigheden voor het vak biologie.   

Als eerstegraads biologie docent ben je in staat om kritisch te denken over zaken die op school of om je heen gebeuren, maar je dient ook kritisch naar jezelf te blijven kijken. Als eerstegrader is het belangrijk dat je up-to-date blijft en mediawijs bent. Een goede manier om bij te blijven is het in de gaten houden van biologische ontwikkelingen en congressen bij te wonen zoals de NIBI. Persoonlijk doe ik hier veel inspiratie op en is dit een uitstekende manier om te netwerken. De eerstegraads docent is er niet alleen om het vak biologie over te brengen, hij zal leerlingen ook specifieke vaardigheden moeten bijbrengen en moet zelf dus ook op de hoogte zijn van de cognitieve ontwikkelingen. Je leert leerlingen plannen, bereidt ze voor op de maatschappij door o.a. het vormen van een mening ruimte te geven en je voorziet de leerlingen van opbouwende kritiek waarmee zij aan de slag kunnen om zich nog beter voor te bereiden op het examen en het leven na de middelbare school.   

De belangrijkste rol van de docent, of het nou om eerstegraads of tweedegraads gaat, vind ik het bieden van een veilige plek. Zodra een leerling de school binnenstapt moet hij het gevoel hebben dat hij zich hier mag ontwikkelen, uiten, zijn passies mag onderzoeken en respectvol wordt behandeld zolang hij ook zelf dat gedrag laat zien. Als een leerling zich veilig en gezien voelt, zal hij zich meer kunnen focussen op zijn ontwikkeling. Creativiteit speelt hier ook een rol, die bij biologie en science goed tot zijn recht komt bij de practica. Door bijvoorbeeld een proef zelf op te stellen of na te denken over de hypothese zorg je dat de creativiteit van de leerling wordt geprikkeld. Een handige vaardigheid die in de toekomst van pas kan komen bij  bijvoorbeeld duurzame ontwikkelingen. Door te laten zien waar deze kennis en vaardigheden gebruikt worden in de hedendaagse maatschappij en wetenschap moet biologie relevanter en samenhangender worden (SLO vaksectie Natuur&Techniek, 2017).

Het is belangrijk om kinderen goed te blijven voorbereiden op de toekomst. Daarom blijft het landelijk curriculum voor het primair en voortgezet onderwijs ontwikkeld worden. Als docenten moeten we vooruit durven kijken en denken en onze leerlingen naar de toekomst toe kunnen begeleiden. Dit kunnen we doen door gebruik te maken van wat we al geleerd hebben en soms ook durven los te laten wat decennia lang was. Binnen deze mondiale maatschappij die ronduit complex in elkaar zit is dit een mooie uitdaging.   

Biologie-onderwijs krijgt een steeds belangrijkere rol op het gebied van maatschappelijke vraagstukken. Actuele vraagstukken als duurzaamheid, gezondheid en technologische ontwikkelingen  krijgen tegenwoordig meer aandacht (SLO vaksectie Natuur&Techniek, 2017), wat ik persoonlijk een heel goede ontwikkeling vindt. Het is namelijk erg belangrijk om vakken met elkaar te verbinden door middel van interdisciplinair onderwijs, verbanden te laten leggen en nog meer aan te sluiten bij hedendaags en toekomstgericht onderwijs. Door te leren in verschillende contexten, gebruik te maken van de leefomgeving en te werken vanuit verwondering creëer je daar de basis voor. Als docente biologie vind ik het daarom ontzettend van belang dat deze aspecten volop aanwezig zijn tijdens mijn lessen. Dit zie je bijvoorbeeld terug in mijn samenwerkingsverband met het vak economie, waarbij er vanuit het concept duurzaamheid wordt gekeken naar de circulaire economie.

Daarnaast vind ik het ook de taak van de (biologie)docent om op de hoogte te zijn van de ontwikkeling van het brein. Ik ben een voorstander van brain-based learning (Jensen 2008), waarbij je kijkt naar de manier waarop het brein zich door de jaren ontwikkeld en op welk levensjaar je bepaalde vaardigheden kan aanleren. Tuurlijk zijn fouten er ook om van te leren, maar voor een efficiëntere manier van leren is het mooi als het curriculum hier beter op wordt afgestemd.

Het begrijpen van een individu kan dan wel erg belangrijk zijn als docent, maar het opvoedkundige gedeelte is misschien nog wel belangrijker. Leerlingen moeten weten waar ze aan toe zijn en de afspraken die je met de leerlingen maakt moet je als docent consequent handhaven. Op die manier ontstaat er ook meer respect naar en voor elkaar. Ik vind het essentieel dat kinderen nooit aangesproken worden op wie ze zijn, maar op hun verkeerde gedrag die ze op dat moment laten zien. Op die manier leren ze dat ze goed zijn zoals ze zijn, maar dat bepaald handelen niet goed gekeurd wordt. Daarmee benoem ik gelijk dat het pedagogische deel van de rol als docent misschien wel het allerbelangrijkste is van het vak. Een goede docent heeft hart voor zijn vak en zijn leerlingen.

   

Literatuur:

Curriculum.nu (2019). Voorstellen ontwikkelteam Mens & Natuur. Geraadpleegd van: https://www.curriculum.nu/voorstellen/mens-natuur/

Folkers, M. (2020). Schoolbeleidsplan. Geraadpleegd van: https://www.usgym.nl/schoolgids-en-schoolbeleidsplan

Geerts, W. & Van Kralingen, R. (2020). Handboek voor leraren. Uitgeverij Coutinho.

Hajer, M. & Meestringa, T. (2015). Handboek taalgericht vakonderwijs. Uitgeverij Coutinho.

Jensen, E. (2008). Brain-based learning: A new paradig of teaching (2nd ed.). Thousand Oaks, CA: Corwin Press.

Legierse, A. (2009). Een enkeltje CoCo. Ervaringen van biologiedocenten op weg

naar concept-contextonderwijs. Enschede: SLO.

Ministerie OCW (2006). Kerndoelenboekje basisonderwijs. Deltahage, Den Haag.

SLO vaksectie Natuur & Techniek (2017). Natuurwetenschappelijke vakken vakspecifieke trendanalyse.

 

Open bestand Visie schoolbiologie Tara Verhagen

2. PTA

2.1 Algemeen

Algemene informatie plan van toetsing en afsluiting (PTA) 5e/6e leerjaar

Onderliggend PTA is een PTA dat geldt voor de meerderheid van de leerlingen.

In individuele gevallen kunnen leerlingen vrijstellingen krijgen en wordt er dus afgeweken van het onderliggend PTA. Bekeken wordt of betreffende leerling op een andere manier kan laten zien de stof te beheersen. Van belang hierbij is dat de eindtermen behandeld zijn.

Het kan gaan om:

1.       leerlingen die externe onderwijsprogramma’s volgen en op die manier inhoudelijk voldoen aan het examenprogramma.

2.       leerlingen die bijv. talencertificaten behalen en op die manier inhoudelijk voldoen aan het examenprogramma.

3.       leerlingen die om gezondheidsredenen niet kunnen voldoen aan de eisen gesteld in het PTA. In samenspraak met leerling, ouders, mentor, docent, examensecretaris wordt bekeken welke vrijstelling(en) noodzakelijk zijn.

De volgende pagina’s beschrijven per vak hoeveel schoolexamen toetsen er zijn, welke wegingsfactor bij een toets behoort, de duur van de toets en alle onderdelen van het examenprogramma die in het schoolexamen worden getoetst.

Er kan een wijziging in het PTA plaatsvinden. Alle leerlingen dienen in dat geval door de vakdocent geïnformeerd te worden. Bovendien wordt via magister een mail aan betreffende leerlingen gestuurd met de inhoud van de aanpassing.

 

Codering PTA

In het PTA komende de volgende codes voor:

T = toets (OV, MK, SV); P = ander soort toetsen zoals LV,PV, SPV, praktische opdrachten T 5.1.1: 5 staat voor leerjaar 5, de 1e een staat voor 1e kwintaal, de 2e een staat voor 1 toets.    

Soort toets:  

Luistertoets:  LV                Meerkeuzevragen:   MK

Open vragen: OV                Proefvertaling:         PV

Mondeling:    SPV              Schrijfvaardigheid:   SV

Bij elke code is te zien of deze herkansbaar is of niet.

 

Hulpmiddelen en vrijstellingen

In principe wordt bij het schoolexamen de regeling toegestane hulpmiddelen van het centraal examen 2019 gebruikt.

Vrijstelling centraal examen bij behalen internationaal erkend talencertificaat (zie ook schoolexamenreglement)

De staatssecretaris OCW heeft het USG aangewezen als deelnemer aan het experiment regelluwe scholen. Dit experiment heeft als doel te komen tot minder regelgeving in het voortgezet onderwijs. Wij hebben ons voor dit experiment aangemeld omdat wij van mening zijn dat nog meer vrijheid en ruimte voor docenten en leerlingen positief uitwerkt op de ontwikkeling van ons onderwijs.

Het USG heeft aangevraagd het behalen van internationaal erkende talencertificaten te mogen inzetten als vrijstelling voor het centraal examen.

Leerlingen die een Cambridge Proficiency Exam (C2 Engels), Goethe certificaat (C1 Duits) of een DELF certificaat (B2 Frans) behalen, hoeven geen centraal examen te doen voor deze vakken.

Voorwaarde is een minimale score voor deze certificaten. Voor het CPE moeten minimaal 200 punten, voor Goethe 60 en voor DELF 75 punten behaald worden. Dit levert een CE cijfer van 8.0 op.

  • Heeft een leerling een lagere score behaald dan moet het centraal examen gemaakt worden.
  • Een leerling kan besluiten geen centraal examen te doen en gebruik te maken van deze vrijstelling.
  • Een leerling kan besluiten wel centraal examen te doen. In dit geval telt het behaalde cijfer centraal examen (ook als er onverhoopt een lager cijfer wordt behaald).

Dit besluit geldt ook voor versnellers (leerlingen die in leerjaar 5 al centraal examen Engels, Duits of Frans hebben gedaan). Deze leerlingen kunnen aangeven of zij gebruik willen maken van de vrijstelling.

Mocht het experiment regelluwe scholen ophouden te bestaan of mocht om de een of andere reden er geen centraal examen zijn, dan geldt onderstaande regeling:

Leerlingen die een Cambridge Proficiency Exam, een Goethe certificaat of een DELF scolaire certificaat1 met de minimale score 2 hebben behaald, kunnen ervoor kiezen dat hun eindcijfer van het schoolexamen het gemiddelde is van het schoolexamencijfer en het omgerekende cijfer op grond van het certificaat.

2.2 Plan van toetsing en afsluiting

Het PTA gebaseerd op het Utrechts Stedelijk Gymnasium

2.3 Verantwoording PTA

Het examenprogramma op de vorige pagina voor het Utrechts Stedelijk Gymnasium bevat de eindtermen, verwijzingen naar leerstof en toetsing. Opvallend is dat het USG alleen schoolexamens heeft in het 5e en 6e leerjaar. Reden hiervoor is de afweging in verband met de werkdruk gedurende drie jaar en het doel om een bredere basis te leggen alvorens de stof wordt getoetst. Vanuit de visie van de school geeft dit de docenten ook meer vrijheid omdat zij in het vierde leerjaar niet gebonden zijn aan de exameneisen. Daarnaast zorgt het voor minder werkdruk bij de leerlingen. Meer hierover is te lezen bij de verantwoording toetsing. De eindtermen zijn gebaseerd op die van het SLO (SLO, 2020) en zijn terug te vinden in het overzicht domeinen op de volgende pagina. Op de laatste pagina is terug te vinden welke thema's en theorie er wordt gebruikt van de methode 10voorbiologie. 

 

Verantwoording per leerjaar:

Leerjaar 4

Vanaf jaar 4 wordt alle biologische stof weer herhaald en wordt er dieper op de stof ingegaan. Er wordt hierbij rekening gehouden dat de leerlingen een jaar geen biologie hebben gehad (behalve de versnellers, die in jaar 3 de stof van jaar 4 krijgen). Daarnaast wordt er rekening gehouden met het verschil in basiskennis tussen de leerlingen en eventuele misconcepten die eerdere jaren zijn ontstaan. Ook moet er vanaf jaar 4 worden getraind met het verbanden leggen tussen de verschillende thema’s en onderwerpen. De leerling moet leren inzien dat alles met elkaar verbonden is. Het gebruik van mindmaps wordt hier aangeraden.  

Kwintaal 1 staat in het teken van de cel met thema ‘inleiding in de biologie en cellen. Dit is de basis van het leven en om dat fundament goed te leggen, beginnen we daarom met dit thema. Ook leren de leerlingen meteen op micro en macroniveau te gaan denken. Ze worden meteen uitgedaagd om in en uit te zoomen en verbanden te leggen tussen bepaalde concepten.

Kwintaal 2 bevat het hoofdstuk voortplanting. Hier wordt dieper ingegaan op onder andere mitose en meiose, dna en gameten. Dit thema borduurt verder op de kennis over de cel en zal een basis leggen voor het thema genetica. 

Kwintaal 3 gaat over het thema genetica, een hoofdstuk waar we inzoomen op het celorganel de celkern en daar kijken naar het DNA. De informatie op microniveau komt tot uiting op macroniveau wanneer de leerlingen dit zichtbaar maken met behulp van fruitvliegjes. PO fruitvlieg en een toets.

Kwintaal 4 gaat over het zenuwstelsel. Dit is een kort kwintaal omdat er in deze periode veel activiteiten(themaweken, schoolstrijd e.d.) zijn op school waardoor enkele lessen uitvallen. Dit kwintaal heeft geen eindtoets, wel formatieve toetsjes tussendoor.

Kwintaal 5 bevat het thema gedragsbiologie. Er wordt met als einddoel een eigen onderzoek in Artis (PO), dieper ingegaan op het gedrag van diersoorten. Het onderzoek wordt gedaan in Artis, waarbij de leerling een dier observeert en hier een verslag over schrijft.

 

Leerjaar 5

Kwintaal 1: We beginnen in jaar 5 met de hormonale regulatie en gehele herhaling van het zenuwstelsel en zintuigen. PO hormonen.

Kwintaal 2: Hier wordt opnieuw gekeken naar de circulatie en ademhaling. Dit herkent de leerling uit klas 2, waar toen veel tijd aan is besteed middels 2 kwintalen. Waar in de onderbouw de samenwerking met LO een project is opgezet waar de leerling hun eigen circulatie en ademhaling onderzochten, krijgen zij dit thema nu in een context waar gekeken wordt naar de relatie met hart en long transplantaties.  

Kwintaal 3: Hier wordt dieper ingegaan op de voedingsstoffen, vertering en stofwisseling. Dit thema gaat dieper in op de stof die de leerling in klas 2 heeft gehad over vertering. Ook wordt er van celniveau naar orgaanniveau en vervolgens naar organismeniveau gejojo’d tijdens dit thema. Er wordt ingezoomd op het orgaan de nier, waar een PO (snijpracticum + theorievragen) over gegeven wordt. Verbanden met thema’s zoals de cel en circulatie worden gelegd.

Kwintaal 4/5: Dit kwintaal staat in het teken van planten waarbij er gekeken wordt naar de plantenweefsels met hun functies, de plantenanatomie en de biochemische processen in de plant(4). De minimale basis over o.a. fotosynthese en verbranding uit de onderbouw wordt met dit thema flink aangescherpt. Tijdens kwintaal 5 gaan we dieper in op fotosynthese en dissimilatie aan de hand van een PO. De leerlingen voeren een experiment uit en maken een poster van hun bevindingen. Ze gebruiken hier wetenschappelijke artikelen voor. De toets is aan het einde van kwintaal 5.

 

Leerjaar 6

Kwintaal 1: Aan het begin van jaar 6 starten we met ecologie en milieubiologie. Het gaat hier over ecosystemen, ecologische relaties en milieuproblemen met mogelijke oplossingen.

Kwintaal 2: Het thema moleculaire genetica zal hier worden behandeld. Verschillende onderwerpen zullen hier worden gekoppeld zoals de kennis over eiwitten, over cellen, deling en voortplanting. Deze onderwerpen worden deels herhaald en vervolgens wordt er dieper ingegaan op de genetica middels een eigen onderzoek (PO) met fruitvliegjes die zij wekenlang moeten monitoren.

Kwintaal 3: In deze periode worden de thema’s ordening, evolutie en de cel gekoppeld om de concepten populatiegenetica en biodiversiteit te behandelen. Dit sluit ook voor een deel aan op moleculaire genetica, waardoor dit elkaar goed opvolgt. In dit kwintaal worden veel verbanden tussen verschillende thema’s gelegd m.b.v. de PO evolutie. 

Kwintaal 4: Afweer. Deze periode wordt afgesloten met een open boektoets ter training voor het Centraal examen.

Kwintaal 5: Centraal Examen.

 

Algemeen

De schoolexamens worden alleen afgenomen in leerjaar 5 en 6. Hier is bewust voor gekozen omdat in jaar 5 en 6 veel van de stof uit klas 4 herhaald wordt. Ook geeft dit de docenten meer ruimte om meer verdieping te geven bij bepaalde onderwerpen. Zij zitten niet helemaal vast aan de schoolexamen eisen in jaar 4. Daarnaast wordt er in jaar 3 geen biologie gegeven, waardoor de biologische kennis in jaar 4 weer even flink moet worden opgehaald. Het is hier dus erg belangrijk om genoeg tijd te nemen om de voorkennis te activeren. In jaar 3 wordt overigens wel het vak Algemene Vorming gegeven, waarbij de leerlingen van externen o.a. seksuele voorlichting krijgen.

Tijdens de theorie leerlijn worden er toetsen gegeven die ook voor een groot deel herhaling toetsen. Zo wordt in een 3e kwintaal uit klas 4, 5 of 6 ook de stof uit kwintaal 1 en 2 meegenomen om te blijven herhalen.  

Practica leerlijn

Deze is terug te zien in het PTA als PO’s. De practica leerlijn loopt parallel aan de theorie, bestaande uit de PO’s (O/V/G) die uiteindelijk voldoende moeten zijn en projecten of presentaties.

Onderzoeksleerlijn

Tijdens de lessen krijgen de leerlingen opdrachten waar ze zelf kleine onderzoekjes moeten doen. Zo nu en dan moeten ze daar ook een natuurwetenschappelijk verslagje van maken, waardoor zij blijven oefenen met het formuleren van hypotheses, experimentopstellingen, resultaten, conclusies en discussies. Het is hierbij belangrijk dat ze ook goed leren reflecteren op wat ze hebben uitgevoerd. Verschillende PO’s zorgen ervoor dat zij deze vaardigheden ook werkelijk moeten toepassen voor een beoordeling (O/V/G). Hierbij moeten zij een minimale score behalen (V) waarmee zij het PO afronden. Wordt er lager gescoord, zal de leerling het PO opnieuw moeten doen totdat hij/zij wel aan de eisen voldoet. Het juist uitvoeren van de PO’s zal ook bijdragen aan de vaardigheden die de leerlingen nodig hebben om het PWS goed af te ronden.

Toetsen

Een gevolg van het niet afnemen van schoolexamens in de vierde klas is dat de examens in de vijfde en zesde klas zwaarder meetellen. Dit zal de werkdruk niet verhogen omdat de stof hetzelfde blijft.

De PO’s hebben de weging O/V/G waarbij er geen onvoldoende mag blijven staan. Tijdens het PO worden de leerlingen getoetst op werkhouding, inzet, kennis en labvaardigheden. De PO’s moeten minimaal met een V worden afgesloten, het kan dus voorkomen dat een PO herkanst moet worden. In het PTA staat bij herkansing een ‘nee’ omdat de leerlingen 2 herkansingen per jaar mogen inzetten verspreid over alle vakken. Omdat de vaardigheden die bij de PO’s horen zo belangrijk zijn, sluiten zij hem pas af bij een voldoende.

Als er gekeken wordt naar de weging in het PTA valt er op dat de percentages oplopen. De reden hiervoor is omdat er bij elke opvolgende toets een deel herhaling terugkomt uit de voorgaande kwintalen. De laatste toets uit de theorie leerlijn (T 6.3.1) telt 20% mee en bestaat dan ook uit de stof van dat kwintaal plus de vorige twee kwintalen en de stof uit leerjaar 5. Het doel van het op zo een opbouwende manier te toetsen inclusief veel herhaling, is dat de stof vaker langskomt en daarmee ook beter beklijft. Dit zal ten goede komen op het CE.

Practica worden als belangrijk onderdeel van het curriculum gezien volgens het SLO (SLO, 2019). Daarnaast spelen ze ook een belangrijke rol in de voorbereiding op de PO’s en het PWS. Daarom zijn de practica verplicht en moeten met een voldoende beoordeelde opdracht worden afgerond.

Leerjaar 6 bestaat uit 3 kwintalen met nieuwe leerstof. In kwintaal 4 wordt er een open boek toets afgenomen ter voorbereiding op het CE. Omdat het training betreft, heeft deze een lagere weging dan de toets daarvoor van 6%. In kwintaal 5 is het CE. Het SE besaat dus jaar 4 en 5. Het SE telt voor 50% mee samen met het CE voor het eindcijfer. Wat er getoetst wordt is terug te vinden in het overzicht domeinen. Voor een volledige inhoud van de domeinen wordt er verwezen naar de Syllabus voor biologie (Examenblad, 2020).

Open bestand 2. PTA Tara Verhagen.docx

2.4 Domeinen en methode

Overzicht domeinen:

Hoofdstukken en thema’s jaar 5 en 6:

Hoofdstukken en thema’s 10voorbiologie:

3. Misconcepten

3. Misconcepten

Abstracte begrippen in de bèta-vakken zijn vaak moeilijk voor leerlingen. Als ze er een verkeerd idee bij hebben, een misconcept, kunnen ze vastlopen in hun leerproces. Samen met mijn studiegenoot Rumeysa Uyar hebben we nagedacht over het volgende misconcept m.b.t. het thema diffusie en osmose:

'Osmose stopt op het moment dat er een evenwicht is ontstaan tussen de concentraties aan de weerszijde van het semi-permeabele membraan (Moor, z.d.).'

In onderstaande documenten zijn onze lesontwerp, practicumhandleiding en verantwoording/docentenhandleiding terug te lezen. Rumeysa heeft haar les gefilmt als bewijslast voor de uitvoering (terug te vinden op haar wiki).

Open bestand Practicum opdracht Osmose

Open bestand DA model Les Osmose

Open bestand Verantwoording/docentenhandleiding

Open bestand Presentatie misconcept

4. PWS

4. PWS begeleiding

Een van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk. Het profielwerkstuk is een open onderzoeksopdracht. Het onderzoek kan natuurwetenschappelijk of sociaal-wetenschappelijk van aard zijn. Een kritisch literatuuronderzoek mag. In sommige gevallen zal het onderzoek het karakter van een technisch of creatief ontwerp hebben. De studielast van het profielwerkstuk is minimaal 80 per persoon.

Om meer te weten te komen over het proces van het begeleiden van het profielwerkstuk, heb ik onderzoek gedaan op mijn werkplek. Ik heb verschillende collega's geinterviewd over dit proces en heb aan de hand van die bevindingen mijn mening verwerkt in het onderstaande verslag. 

Open bestand Het PWS

Beoordelingsrubric

Deze rubric is ingevuld aan de hand van de geüploade producten op deze site. De rubric wordt toegelicht in de film op de startpagina. 

Open bestand Beoordelingsmodel Tara Verhagen

  • Het arrangement Schoolbiologie Tara Verhagen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Tara Verhagen Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2020-11-06 22:27:29
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    2020-2021 (Master biologie HU) In dit arrangement zijn de volgende onderdelen terug te vinden: - Visie - PTA - Misconcepten - PWS
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld