Biologie

Biologie

Start hoofdstuk 2

Welkom op de Wikiwijs: Bewegen.

Op deze Wikiwijs worden een aantal paragrafen in het boek kort samengevat. Verder zijn er een aantal oefeningen die je kunt uitvoeren.

Doelstelling:

  • Na de theorie en oefeningen ken ik de vier functies van het skelet
  • Na de theorie en oefeningen ken ik drie soorten gewrichten en de functies ervan
  • Na de theorie en oefeningen ken ik vier soorten verbindingen in het skelet

Theorie hoofdstuk 2

2.1 Botten

Je skelet heeft vier taken.

Stevigheid geven: zonder botten zou je lichaam in elkaar zakken.

Vorm geven: botten van je schedel geven vorm aan het hoofd.

Bescherming geven: kwetsbare organen worden beschermd, zoals: de hersenen, ribben, ogen etc.

Beweging mogelijk maken: aan botten zitten spieren vast. Dankzij de botten met spieren kun je bewegen. 

 

De meeste botten zijn hard, zij bestaan uit bot. Een ander woord voor bot is been. In been of bot zit veel kalk en een klein beetje lijmstof. De kalk zorgt ervoor dat het bot hard en stevig is. De lijmstof zorgt dat het bot een beetje buigzaam is. 

2.2 Botten bewegen

Je hebt vier soorten verbindingen in je skelet.

Vergroeiing: bij een vergroeiing zijn botten aan elkaar vergroeid. Bij een vergroeiing kun je, je botten niet bewegen. Het heiligbeen is een voorbeeld van een vergroeiing.

Naadverbinding: gekartelde randjes in je schedel worden naadverbindingen genoemd (zie bron 2 in je leerboek blz 36). 

Kraakbeen: sommige botten zitten vast met kraakbeen aan elkaar, zoals ribben aan het borstbeen. Doordat kraakbeen buigzaam is, kunnen je ribben een beetje bewegen bij het ademhalen. 

Gewricht: een gewricht is de meest beweeglijke verbinding tussen botten. Je armen en benen bewegen door spieren en gewrichten.
Een gewricht is een verbinding tussen twee botten waarbij beweging mogelijk is. 

Je hebt drie soorten gewrichten.

  • Het kogelgewricht: is het meest beweeglijke gewricht. Het kogelgewricht zit in je schouder. Als je smasht bij volleyballen of bij het tennissen, draait je kogelgewricht bijna helemaal rond.
  • Scharniergewricht: het is een verbinding tussen ellepijp en opperarmbeen. De ellepijp kan in één richting heen en weer bewegen.
  • Rolgewricht: rolgewricht is een verbinding tussen spaakbeen en ellepijp. Het spaakbeen rolt om de ellepijp. 

2.3 Spieren

Spieren bestaan uit cellen. Cellen in spieren noem spiervezels. Een groepje spiervezels vormt samen een spierbundel. Om elke spierbundel zit een vlies. De vliezen van alle bundels in een spier zijn aan het uiteinde van de spier samengegroeid tot een of meer pezen. Pezen zijn stevig en niet elastisch. De spieren zitten met pezen vast aan botten.

Hoe buig en strek je je arm?
Arm buigen: als de armbuigspier samentrekt, wordt hij korter en dikker. Hierdoor trekt de pees van de armbuigspier aan je spaakbeen en buigt je onderarm naar je bovenarm toe.

Arm strekken: Als je armstrekspier samentrekt, strek je je gebogen arm weer. De armbuigspier ontspant zich en wodt dan uitgerekt.

Om een beweging uit te voeren gebruik je dus altijd buigspieren en strekspieren.

2.4 Blessures

Hoe krijg je blessures? 
Als je op een verkeerde manier zit, staat of tilt, kun je last krijgen van je rug. Wanneer je bijvoorbeeld in de gymles een bal verkeerd opvangt, kun je een blessure krijgen. Een blessure is een beschadiging aan een bot, spier of een gewricht. 

 

Welke gewrichtblessures zijn er?
Ontwrichting: een gewrichtsknobbel schiet uit de gewrichtskom.
Verzwikking: te ver uitrekken van de gewrichtsbanden en gewrichtskapsel.

 

Welke spierblessures zijn er?
Spierpijn: in de werkende spier ontstaan er afvalstoffen. Als de afvalstoffen in de spier achterblijven, krijg je spierpijn.
Spierkneuzing: door een val of botsing gaan de spiervezels en de bloedcellen in de spier kapot. Ook de bloedcellen in de huis gaan kapot. Zo krijg je een bloeduitstorting, oftewel een blauwe plek. 
Spierkramp: plotselinge samentrekking van de spieren.
Spierscheuring: een scheurtje in de spier, waarbij de spiervezels en bloedcellen stuk gaan. 

Sway

Verrijkingsstof

Extra uitleg hoofdstuk 2

De leerligen die 50 % en lager hebben gescoord ​voor de oefentoets, zijn verplicht om de kennisclip te bekijken. Een kennisclip is een video van 5 à 10 minuten waarin je extra uitleg krijgt over hoofdstuk 2. De leerlingen die hoger dan 50% hebben gescoord voor de oefentoets mogen de kennisclip ook bekijken, maar het is niet verplicht.

Veel plezier!

Test je zelf 1

Als je de theorie goed hebt doorgenomen, kun je nu een test je zelf opdracht maken. De test bestaat uit 15 vragen.

Succes!

Klik om te oefenen

Werkt het niet? Ga dan naar www.quizizz.com/join.com

Voer de code in: 43829748

Test je zelf 2

Als je de theorie goed hebt doorgenomen, kun je nu een test je zelf opdracht maken. De test bestaat uit 12 vragen.

Succes!

Begrippenlijst hoofdstuk 2

Start hoofdstuk 3

Welkom op de Wikiwijs: Waarnemen.

Op deze Wikiwijs worden een aantal paragrafen in het boek kort samengevat. Verder zijn er een aantal oefeningen die je kunt uitvoeren.

Doelstelling:

  • Na de theorie en oefeningen ken ik de de vier zintuigen in de huid
  • Na de theorie en oefeningen ken ik minimaal vijf onderdelen van het oog
  • Na de theorie en oefeningen ken ik deweg van geluidstrillingen

Theorie hoofdstuk 3

3.1 Zintuigen en prikkels

Een prikkel is informatie uit je omgeving. Je zintuigen vangen die prikkels op.
Voorbeeld: als je thee drinkt, voel je aan het kopje hoe heet de thee is. Door de geur weet je welke smaak thee er in je kopje zit. De temperatuur van het kopje en de geur van de thee zijn prikkels.

  • Met je oren vang je geluid op. Geluid is de prikkel voor het gehoorzintuig in elke oor;
  • Met je ogen vang je licht op. Licht is de prikkel voor het lichtzintuig in elke oog;
  • Met je neus vang je geuren op. Geuren zijn prikkels voor het reukzintuig in je neus;
  • Met je tong proef je de smaak van je voedsel. Smaakstoffen zijn de prikkels voor de smaakzintuigen op je tong.

In je huid liggen verschillende soorten zintuigen, zoals:

  • Warmtezintuigen, zijn gevoelig voor de prikkel 'hoge temperatuur';
  • Tastzintuigen, zijn gevoelig voor de prikkel 'hoe voelt het voorwerp aan';
  • Koudezintuigen, zijn gevoelig voor de prikkel 'lagere temperaturen'.
  • Pijnzintuigen, zijn gevoelig voor de prikkel 'pijn'.

 

Berichten van zintuigen en de hersenen worden via de zenuwen verstuurd. De zenuwen zijn soort dunne draden tussen de zintuigen en de hersenen. Ze liggen door je hele lichaam verspreid. De zenuwen lopen in je rug via het ruggenmerg naar de hersenen. Het ruggenmerg zit goed beschermd in je wervelkolom. Je zenuwen, hersenen en ruggenmerg vormen samen je zenuwstelsel.

3.2 Zien

In de afbeelding zie je hoe het oog er van binnen uitziet. Van buiten naar binnen kom je drie lagen tegen.

1. Harde oogvlies = de buitenste laag van de oogbol. Het harde oogvlies is wit, dat zie je aan de voorkant als je oogwit. Deze laag beschermt alles wat binnen in het oog ligt.

 

2. Vaatvlies = de middelste laag van de oogbol. In het vaatvlies zitten bloedvaatjes. Via het bloed krijgt je oog alle stoffen die het nodig heeft.

 

3. Netvlies = de binnenste laag van de oogbol. Het netvlies is het lichtzintuig. In het netvlies zitten de lichtgevoelige zintuigcellen.

 

3.3 Horen

Je hoort geluiden doordat je oren de trillende lucht opvangen. Hoe dat precies gaat, kan je hieronder lezen.

 

  • De oorschelp vangt trillingen op. De trillende lucht komt in de gehoorgang.
  • Aan het einde van de gehoorgang ligt het trommelvlies. Het lijkt op een vel dat over een trommel is gespannen. De trillende lucht laat het trommelvlies trillen.
  • Oorsmeerkliertjes in de gehoorgang maken oorsmeer. Door het oorsmeer blijft het trommelvlies soepel en trilt het gemakkelijk. Het oorsmeer beshermt het binnenste van het oor ook tegen uitdroging en vuil.
  • In de trommelholte achter het trommelvlies liggen drie botjes: hamer, aanbeeld en stijgbeugel. Dit zijn de gehoorbeentjes. Als het trommelvlies trilt, gaan ook de gehoorbeentjes trillen.
  • De gehoorbeentjes geven de trillingen door aan het slakkenhuis. In het slakkenhuis liggen duizenden zintuigcellen met haartjes. De haartjes gaan meebewegen met de trillingen. 

 

3.4 Ruiken en proeven

Ruiken doe je met het reukzintuig in je neus. Met de lucht die je inademt, komen geurstoffen bij het reukzintuig. Het reukzintuig stuurt dan via de reukzenuw berichten naar je hersenen. Die geven aan welke geur het is.

 

Als je iets eet of drinkt, komen er smaakstoffen op je tong. Smaakstoffen prikkelen de smaakzintuigen. Die sturen dan berichten naar je hersenen.

Je hebt vijf soorten smaakzintuigen waarmee je smaken kan waarnemen. Die smaken zijn: zoet, zuur, zout, bitter en umami. Umami betekent hartig, bijvoorbeeld de smaak van oude kaas.

 

Als je eet, proeft je veel meer dan vijf smaken. Dat komt doordat je ook ruikt. Bij proeven voegen je hersenen de informatie van de smaakzintuigen en van het reukzintuig samen. Je proeft wat je eet.

 

Sway

Verrijkingsstof

Extra uitleg hoofdstuk 3

De leerligen die 50 % en lager hebben gescoord ​voor de oefentoets, zijn verplicht om de kennisclip te bekijken. Een kennisclip is een video van 5 à 10 minuten waarin je extra uitleg krijgt over hoofdstuk 3. De leerlingen die hoger dan 50% hebben gescoord voor de oefentoets mogen de kennisclip ook bekijken. Je mag de kennisclip ook bekijken als de uitleg niet helemaal duidelijk was, omdat het scherm van jouw laptop tijdens de online lessen vast liep, maar het is niet verplicht.

Veel plezier!

 

Kennisclip paragraaf 3.2

 

Kennisclip paragraaf 3.3

 

Kennisclip paragraaf 3.4

Test jezelf 1

Als je de theorie goed hebt doorgenomen, kun je nu een test je zelf opdracht maken. De test bestaat uit 10 vragen.

Klik om te spelen

Lukt het niet? Ga dan naar: www.quizizz.com/join (voer de code in: 11127284)

Succes!

Test je zelf 2

Als je de theorie goed hebt doorgenomen, kun je nu een test je zelf opdracht maken. De test bestaat uit 22 vragen.

Klik om te spelen

Lukt het niet? Ga dan naar: www.quizizz.com/join (voer de code in: 44419572)

Succes!

Begrippenlijst hoofdstuk 3

  • Het arrangement Biologie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    B Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2021-01-31 14:13:35
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.