3.4 Ruiken en proeven

Ruiken doe je met het reukzintuig in je neus. Met de lucht die je inademt, komen geurstoffen bij het reukzintuig. Het reukzintuig stuurt dan via de reukzenuw berichten naar je hersenen. Die geven aan welke geur het is.

 

Als je iets eet of drinkt, komen er smaakstoffen op je tong. Smaakstoffen prikkelen de smaakzintuigen. Die sturen dan berichten naar je hersenen.

Je hebt vijf soorten smaakzintuigen waarmee je smaken kan waarnemen. Die smaken zijn: zoet, zuur, zout, bitter en umami. Umami betekent hartig, bijvoorbeeld de smaak van oude kaas.

 

Als je eet, proeft je veel meer dan vijf smaken. Dat komt doordat je ook ruikt. Bij proeven voegen je hersenen de informatie van de smaakzintuigen en van het reukzintuig samen. Je proeft wat je eet.